Artikel 12 Natuur
12.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Natuur' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
a. het behoud en ontwikkeling van landschappelijke en natuurwaarden, met dien verstande dat daaronder is begrepen:
-
1. de instandhouding van de landschappelijke - en natuurwaarden behorend tot de volgende landschapstyperingen:
- de Zuider Lingedijk en Diefdijk-Zuid met de oeverlanden van de rivier de Linge en de daarbij behorende landschapselementen, begroeiingen en soorten, waaronder begrepen grienden, kleine elzenbroekbosjes, moerasruigten, grotezeggenmoerassen en diverse typen water- en verlandingsvegetatie en nat bloemrijk schraalland;
- de uiterwaarden van de Waal met moerassen en nat grasland, afgewisseld met afgetichelde graslanden, grienden en kleinere wateren, zoals doorbraakwielen, klei- en zandputten, sloten en poelen;
- weidevogelgebieden Het Leuvensche veld, de Rietkampen en Broekgraaf met vochtige graslandgebieden;
- botanisch waardevol grasland het Hooge veld met natte percelen en bloemrijk schraalland;
-
2. de instandhoudingsdoelstellingen van het Natura 2000-gebied 'Zuider Lingedijk' en 'Diefdijk-Zuid';
-
b. behoud, herstel en ontwikkeling van kleinschalige natuur- en landschapselementen;
-
c. ter plaatse van de aanduiding 'openheid', het behoud en herstel van de openheid van de vochtige graslandgebieden ter bescherming van het waardevolle leefgebied voor weidevogels;
-
d. bescherming en instandhouding van de eendenkooien met bosjes, oude knotessen en knotwilgen ter plaatse van de aanduiding 'eendenkooi';
-
e. bosbouw en houtproductie ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van natuur - houtproductie';
-
f. kleinschalige oeverrecreatie ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van natuur - blokhut';
-
g. één caravan, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van natuur - caravan';
-
h. een speelbos, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van natuur - speelbos';
-
i. instandhouding van watergangen, sloten en andere waterpartijen;
-
j. de functies als bedoeld in lid 20.1 voorzover de gronden zijn gelegen binnen 10 m van de bestemming 'Water';
met daaraan ondergeschikt:
-
k. agrarisch medegebruik;
-
l. extensieve dagrecreatie en de daarbij behorende voorzieningen en educatief medegebruik;
-
m. waterhuishoudkundige voorzieningen;
-
n. waterlopen en waterpartijen;
-
o. infrastructurele voorzieningen;
-
p. voorzieningen van openbaar nut of andere voorzieningen voor water, elektriciteit, energie e.d.
12.2 Bouwregels
12.2.1 Gebouwen
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
-
a. op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd, tenzij de gronden zijn gelegen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van natuur - blokhut' en ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - woonark';
-
b. ter plaatse van de aanduidingen 'specifieke vorm van natuur - blokhut' en 'specifieke vorm van wonen - woonark' is uitsluitend de bestaande bebouwing op de bestaande locatie en met de bestaande oppervlakte, goothoogte en bouwhoogte toegestaan.
12.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:
-
a. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag maximaal 2,5 m bedragen;
-
b. de bouwhoogte van palen en masten mag maximaal 8 m bedragen.
12.3 Afwijken van de bouwregels
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in:
-
a. lid 12.2 ten behoeve van het bouwen van een gebouw voor het beheer en inrichting van de natuurgebieden, met dien verstande dat:
-
1. de oppervlakte van het gebouw niet meer bedraagt dan 70 m2;
-
2. de goothoogte van het gebouw niet meer bedraagt dan 4 m;
-
3. de omgevingsvergunning slechts kan worden verleend indien de noodzaak voor het oprichten van het gebouw uit het oogpunt van beheer en onderhoud wordt aangetoond;
-
4. er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de aanwezige landschapswaarden dan wel hieraan door het nemen van maatregelen voldoende tegemoet kan worden gekomen.
-
b. lid 12.2 ten behoeve van het realiseren van schuilgelegenheden voor fietsers en wandelaars tot 30 m2, met dien verstande dat de natuurwaarden door de overschrijding niet onevenredig worden aangetast;
-
c. lid 12.2 ten behoeve van het realiseren van observatieposten en uitkijktorens, met dien verstande dat:
-
1. de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 20 m;
-
2. de natuurwaarden door het realiseren van observatieposten en uitkijktorens niet onevenredig wordt aangetast;
-
d. lid 12.2 ten behoeve van het realiseren van hogere bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met dien verstande dat:
-
1. de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 6 m;
-
2. de natuurwaarden door het realiseren van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde niet onevenredig wordt aangetast.
12.4 Specifieke gebruiksregels
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken, wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:
-
a. het plaatsen of geplaatst houden van onderkomens;
-
b. het opslaan van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
-
c. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond.
12.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden
-
a. Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Natuur', niet zijnde de gronden ter plaatse van de aanduiding 'openheid', en zonder of in afwijking van een vergunning van het bevoegd gezag (omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
-
1. het verlagen, vergraven, ophogen of egaliseren van de bodem;
-
2. het diepploegen, diepwoelen of het uitvoeren van andere ingrepen in de bodem, waaronder ook begrepen de aanleg van leidingen, allen dieper dan 0,60 m onder maaiveld, waarbij de kruidlaag volledig wordt omgeploegd, alsmede de aanleg van drainage ongeacht de diepte tenzij het gaat om vervanging van bestaande drainage;
-
3. het graven, dempen, dan wel verdiepen, vergroten of anderszins herprofileren van waterlopen, watergangen, greppels, kolken en overige natuurlijke oppervlaktewateren, alsmede het anderszins verlagen van de waterstand;
-
4. het aanleggen, verbreden en verharden van wegen, paden en parkeergelegenheden, alsmede het aanbrengen van oppervlakteverhardingen groter dan 100 m²;
-
5. het verwijderen van onverharde wegen of paden;
-
6. het aanbrengen van onder- en bovengrondse leidingen, constructies, installaties en apparatuur.
-
b. Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Natuur', ter plaatse van de aanduiding 'openheid', en zonder of in afwijking van een vergunning van het bevoegd gezag (omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
-
1. het verlagen, vergraven, ophogen of egaliseren van de bodem;
-
2. het diepploegen, diepwoelen of het uitvoeren van andere ingrepen in de bodem, waaronder ook begrepen de aanleg van leidingen, allen dieper dan 0,60 m onder maaiveld, waarbij de kruidlaag volledig wordt omgeploegd, alsmede de aanleg van drainage ongeacht de diepte tenzij het gaat om vervanging van bestaande drainage;
-
3. het bebossen of anderszins beplanten van gronden met houtopstanden, waaronder begrepen het kweken en telen van bomen, struiken en heesters in verband met tuinbouw of als (agrarische) houtteelt;
-
4. het aanleggen van landschapselementen;
-
c. Het verbod als bedoeld in sub a en b is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:
-
1. betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer;
-
2. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan;
-
3. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.
-
d. Een omgevingsvergunning als bedoeld in sub a en b mag alleen worden verleend indien:
-
1. door de uitvoering van de werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, geen blijvend onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de waarden en/of functies die het plan beoogt te beschermen, tenzij hieraan door het stellen van voorwaarden voldoende tegemoet kan worden gekomen;
-
2. de watersystemen en de waterkwaliteit alsmede de instanhoudingsdoelstellingen van de Natura 2000-gebieden niet worden aangetast.