direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Voorstraat 53, Asperen
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0733.BpAspVoorstraat53-VA01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding en doelstelling

De eigenaar van het perceel Voorstraat 53 te Asperen heeft plannen om deze locatie te herontwikkelen. Ten behoeve van de voorgenomen herontwikkeling wordt de bestaande bebouwing op het perceel gesloopt. In het verleden heeft de eigenaar al via een artikel 19 procedure een plan ontwikkeld voor de bouw van drie nieuwe woningen op deze locatie. In verband met veranderende woningbehoefte en een gewijzigde economische situatie wil de eigenaar op de locatie nu vijf nieuwe woningen realiseren. Omdat het nieuwe bouwplan voor de bouw van vijf woningen niet past binnen het geldende bestemmingsplan en ook afwijkt van de op 10 juni 2008 verleende vrijstelling van het bestemmingsplan met behulp van artikel 19 WRO (oud), dient een nieuw bestemmingsplan opgesteld te worden.

Voorliggend bestemmingsplan voorziet hierin. Het bestemmingsplan voldoet daarnaast aan de meest recente wet- en regelgeving, zoals de Wet ruimtelijke ordening en de Wabo (Wet algemene bepalingen omgevingsrecht). Bovendien past het bestemmingsplan binnen de geldende amvb's, zoals het Besluit ruimtelijke ordening en het Besluit omgevingsrecht.

1.2 Begrenzing plangebied

Het plangebied bestaande uit het perceel Voorstraat 53 ligt in het oostelijke deel van dorp Asperen. De Voorstraat is van oorsprong de hoofdstraat van de kern Asperen. Het perceel Voorstraat 53 ligt ingesloten tussen twee straten: de Voorstraat en de Minstraat. De percelen grenzend aan het plangebied bestaan eveneens uit woonbebouwing.

afbeelding "i_NL.IMRO.0733.BpAspVoorstraat53-VA01_0001.jpg"

afbeelding - globale ligging plangebied

1.3 De bij het plan behorende stukken

Het bestemmingsplan Voorstraat 53, Asperen bestaat uit de volgende stukken:

  • verbeelding, schaal 1:2.000 (tek. no.NL.IMRO.0733.BpAspVoorstraat53-VA01);
  • toelichting;
  • regels.

De verbeelding en de planregels vormen samen het juridisch bindende gedeelte van het bestemmingsplan en kunnen enkel in samenhang met elkaar 'gelezen' worden. Op de verbeelding zijn de bestemmingen van de in het plangebied begrepen gronden en opstallen aangegeven. Aan deze bestemmingen zijn regels en bepalingen gekoppeld teneinde de uitgangspunten van het plan zeker te stellen.

De toelichting heeft geen rechtskracht maar vormt niettemin een belangrijk onderdeel van het bestemmingsplan. De toelichting geeft aan wat de beweegredenen en achtergronden zijn die aan het bestemmingsplan ten grondslag liggen en doet verslag van het onderzoek dat aan het bestemmingsplan vooraf is gegaan. Tot slot is de toelichting van wezenlijk belang voor een juiste interpretatie en toepassing van het bestemmingsplan.

1.4 Geldende bestemmingsplan

Voor het plangebied geldt momenteel het bestemmingsplan kern Asperen, aangevuld met de vrijstelling van het bestemmingsplan als bedoeld in artikel 19, lid 2 (oude) WRO. Het bestemmingsplan is op 31 mei 2007 vastgesteld door de gemeenteraad en op 28 augustus 2007 door de provincie goedgekeurd. In dit bestemmingsplan heeft het plangebied de bestemming Wonen-3 gekregen. Binnen deze bestemming is het niet mogelijk om vijf woningen te realiseren.

De vrijstelling conform artikel 19, lid 2 (oude) WRO is verleend op 10 juni 2008 en betreft een vrijstelling voor een bouwplan voor drie aaneengesloten woningen. De vrijstelling maakt de realisatie van vijf woningen dan ook niet mogelijk.

afbeelding "i_NL.IMRO.0733.BpAspVoorstraat53-VA01_0002.jpg"

afbeelding - uitsnede bestemmingsplan Kern Asperen

Om het voorgenomen bouwplan te kunnen ontwikkelen dient het planologisch regime aangepast te worden. Het voorliggende bestemmingsplan moet de realisatie van de vijf woningen mogelijk maken.

1.5 Leeswijzer

In deze toelichting komen achtereenvolgens de volgende aspecten aan de orde:

  • In hoofdstuk 2 wordt de bestaande en toekomstige invulling van het plangebied beschreven;
  • In hoofdstuk 3 volgt vervolgens een beschrijving van het beleidskader dat van toepassing is op het plan;
  • In hoofdstuk 4 worden de relevante milieu- en omgevingsaspecten behandeld;
  • In hoofdstuk 5 wordt ingegaan op de juridische aspecten van het bestemmingsplan;
  • In hoofdstuk 6 komt de economische uitvoerbaarheid aan bod;
  • In hoofdstuk 7 tenslotte worden de resultaten uit overleg en inspraak behandeld.

Hoofdstuk 2 Beschrijving bestaande situatie

In dit hoofdstuk wordt kort ingegaan op de historie van de kern Asperen. Daarnaast wordt de huidige situatie van het plangebied beschreven.

2.1 Historie Asperen

Het plangebied dat bestaat uit het perceel Voorstraat 53 ligt in de oude kern Asperen. De eerste schriftelijke melding van Asperen stamt uit het jaar 893. Het karakteristieke beeld wordt bepaald door de middeleeuwse ommuring, de waterpoort en de kerktoren. In de kern zijn ook het oude stratenpatroon goed bewaard gebleven.
In de vijftiger jaren is de stad naar het westen toe uitgebreid in een duidelijk van de historische stad afgescheiden planmatige woonbuurt. De goede sociale verbondenheid en het actieve verenigingsleven binnen Asperen brengen de nodige levendigheid.

Het landelijk gebied rondom Asperen maakt deel uit van de Hollandse Waterlinie. Enkele forten die herinneren aan deze historische linie zijn fort Diefdijk en fort Nieuwesteeg.

2.2 Huidige situatie Voorstraat 53

Het plangebied bestaat uit het perceel Voorstraat 53 te Asperen. Zoals reeds vermeld vormde de Voorstraat vroeger de hoofdstraat van de kern. De Voorstraat kent een aaneengesloten bebouwing met een wisselende architectuur uit alle tijden maar met een kenmerkend historische uitstraling. Langs de Voorstraat komen verschillende functies voor. Het gaat hier om lichte bedrijvigheid, maatschappelijke voorzieningen en commerciële en dienstverlenende functies. De huidige bebouwing op het perceel Voorstraat 53 is met de voorzijde georiënteerd op de Voorstraat. Aan de achterzijde van het perceel ligt de Minstraat. De Minstraat is minder formeel en kent van oorsprong meer 'stads'boerderijen. Via de Minstraat is de garage op het achterterrein te bereiken. De toegang tot de garage wordt gecreëerd door de bijbehorende oprit.

afbeelding "i_NL.IMRO.0733.BpAspVoorstraat53-VA01_0003.jpg"

afbeelding - huidige situatie zijde Voorstraat

De huidige bebouwing op het perceel staat al diverse jaren leeg en is dan ook in een dusdanig slechte bouwkundige staat, dat slopen de enige optie is. In het verleden werd de bebouwing gebruikt al woonhuis met café/snackbar. Ondanks de historie van de Voorstraat is de bebouwing op het perceel niet aangewezen als monument en herbergt het daarnaast ook geen andere cultuurhistorische waarden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0733.BpAspVoorstraat53-VA01_0004.jpg"

afbeelding - huidige situatie zijde Minstraat

2.3 Toekomstige situatie plangebied

Voor de realisatie van de vijf nieuwe woningen wordt de bestaande bebouwing gesloopt. De nieuwe woningen bestaan uit een aaneengesloten geheel en voegen zich in de straatwand van de Voorstraat. De historische uitstraling van de aaneengesloten gevelwand aan deze zijde van de Voorstraat wordt op deze manier in stand gehouden. Met betrekking tot de architectuur van de nieuwe woningen wordt aangesloten bij de schaal en maatvoering van de aanwezige panden in de omgeving van het plangebied. Ook in materialisering wordt aansluiting gezocht bij de aanwezige materialen zoals baksteen, houten kozijnen en gebakken dakpannen. Het bouwplan voor de locatie is voorgelegd aan de welstandscommissie. De commissie heeft het plan positief beoordeeld.

afbeelding "i_NL.IMRO.0733.BpAspVoorstraat53-VA01_0005.jpg"

afbeelding - voorgevel toekomstige woningen

De woningen worden met de voorzijde op de Voorstraat georiënteerd. De voorgevels van de woningen grenzen direct aan het openbaar gebied. Het parkeren voor de woningen wordt op verschillende manieren geregeld. Aan de voorzijde van de nieuwe woningen zijn in de openbare ruimte van de Voorstraat drie (langs-)parkeerplaatsen aanwezig. Naast de drie parkeerplaatsen aan de voorzijde van de woningen zijn elders in het openbaar gebied, in de directe omgeving van de projectlocatie, nog eens twee parkeerplaatsen aangelegd. Concreet gaat het om de openbare parkeerruimte naast de rijbaan op de hoek van de Voorstraat met de Brugstraat in 2011 herbestraat. De afstand van deze openbare parkeerruimte tot de nieuw te realiseren woningen bedraagt circa 70 meter.

afbeelding "i_NL.IMRO.0733.BpAspVoorstraat53-VA01_0006.jpg"

afbeelding - ligging parkeervoorzieningen in openbaar gebied ten opzichte van plangebied

In plaats van de ongestructureerde (ruit-) bestrating zijn met verschillende kleuren straatstenen 11 parkeerplaatsen aangelegd. Door deze verandering en verduidelijking is de parkeersituatie zodanig verbeterd, dat kan worden gesteld dat ter plaatse de parkeercapaciteit is toegenomen met minstens 2 parkeerplaatsen ten opzichte van de ongestructureerde parkeersituatie van voor 2011. Bovendien zal in een later stadium door de gemeente Lingewaal waar mogelijk in de oude kern van Asperen extra parkeerruimte worden gecreëerd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0733.BpAspVoorstraat53-VA01_0007.jpg"

afbeelding - situatie openbare parkeerruimte 2011 (bovenste) en huidige situatie openbare parkeerruimte (onderste)

Naast de parkeervoorzieningen in het openbaar gebied, worden op het achterterrein bij de woningen, ook parkeervoorzieningen aangelegd. Het achterterrein dat te bereiken is via de Minstraat, krijgt de beschikking over een oprit waar de bewoners hun auto kunnen parkeren. In totaal biedt het achterterrein ruimte aan drie parkeerplaatsen. De opstelstrook achter de woningen wordt bij de ontwikkeling integraal aangelegd. De bedoeling is om de huidige inritten te verwijderen en de nieuwe inritten te voorzien van grasstenen. Zo krijgt deze strook over de hele breedte een groene uitstraling. Belangrijk bij de ontwikkeling van het gebied is dat de structuur van de leilinden langs de Minstraat niet wordt aangetast.

afbeelding "i_NL.IMRO.0733.BpAspVoorstraat53-VA01_0008.jpg"

afbeelding - mogelijke inrichting Voorstraat 53 in de toekomst

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Algemeen

Dit bestemmingsplan heeft een dusdanig klein karakter dat het nationale beleid aangaande de ruimtelijke ordening niet direct van toepassing en te vertalen is in dit bestemmingsplan. Het is daarnaast zo dat de uitgangspunten uit beleidstukken van het rijk veelal verwerkt worden in provinciale en gemeentelijke beleidstukken. Dit geldt ook voor de gemeente Lingewaal. In dit hoofdstuk wordt dan ook ingegaan op de relevante provinciale en gemeentelijke beleidstukken voor dit bestemmingsplan.

3.2 Provinciaal beleid

3.2.1 Structuurvisie Gelderland 2005

Het Streekplan Gelderland 2005 is door Provinciale Staten van Gelderland vastgesteld op 29 juni 2005. Een streekplan geeft de beleidskaders aan voor de ruimtelijke ontwikkelingen in de komende 10 jaar. Met de inwerkingtreding van de Wet ruimtelijke ordening per 1 juli 2008 heeft het Streekplan Gelderland 2005 de status van een structuurvisie gekregen. In 2011 is de Ruimtelijke verordening van kracht geworden. De inhoud van het streekplan blijft voor de provincie de basis voor haar eigen optreden in de ruimtelijke ordening.
Het streekplan is er op gericht de verschillende functies in regionaal verband een zodanige plek te geven dat de ruimtelijke kwaliteiten worden versterkt en er zuinig en zorgvuldig met de ruimte wordt omgegaan.

De hoofddoelstelling van het Gelders ruimtelijk beleid voor de periode 2005-2015 is om de ruimtebehoefte zorgvuldig in regionaal verband te accommoderen en te bevorderen op een zodanige manier dat publieke (rijk, provincie, gemeenten, waterschappen) en private partijen de benodigde ruimte vinden. Dit op een wijze die meervoudig ruimtegebruik stimuleert, duurzaam is en de regionale verscheidenheid versterkt, en die gebruik maakt van de aanwezige identiteiten en ruimtelijke kenmerken.

Hierbij hanteert de provincie de volgende subdoelen als uitwerking van de hoofddoelstelling:

  • sterke stedelijke netwerken en regionale centra bevorderen;
  • versterken van de economische kracht en de concurrentiepositie van Gelderland;
  • bevorderen van een duurzame toeristische-recreatieve sector in Gelderland met een bovengemiddelde groei;
  • de vitaliteit van het landelijk gebied en de leefbaarheid van daarin aanwezige kernen versterken;
  • de waardevolle landschappen verbeteren en de Ecologische Hoofdstructuur realiseren;
  • de watersystemen veilig en duurzaam afstemmen op de veranderende water aan- en afvoer en de benodigde waterkwaliteit;
  • een gezonde en veilige milieu(basis)kwaliteit bewerkstelligen;
  • met ruimtelijk beleid bijdragen aan de verbetering van de bereikbaarheid van en in de provincie;
  • bijdragen aan een evenwichtige regionaal gedifferentieerde ruimtelijke ontwikkeling, door de cultuurhistorische identiteiten en ruimtelijke kenmerken als inspiratiebron te hanteren in de ruimtelijke planning.

Bebouwd gebied
Volgens de beleidskaart ruimtelijke structuur van het Streekplan Gelderland 2005 is het plangebied aangemerkt als 'bebouwd gebied'. Ten aanzien van bebouwd gebied is bepaald dat eventuele stedelijke ontwikkelingen in eerste instantie hierbinnen plaatsvinden. Het accent van de provinciale beleidsambities ligt op de vernieuwing en het beheer en onderhoud van bestaand bebouwd gebied. Hiervoor zijn nodig:

  • een verhoging van de kwaliteit van de leefomgeving en openbare ruimte door fysieke aanpassingen,
  • het oplossen en voorkomen van milieuproblemen en –knelpunten door een duurzame planontwikkeling.

Voor de vernieuwing van het bestaand bebouwd gebied wil de provincie dat in de streekplanperiode:

  • de samenwerkende gemeenten hun ambitie voor herstructurering en intensivering (inbreiding) van bestaand bebouwd gebied vastleggen,
  • optimalisering van het gebruik van het bestaand bebouwd gebied.

Bij transformaties (functieverandering van plekken) in bestaand bebouwd gebied gelden de volgende aanknopingspunten:

  • bij gunstige openbaar vervoer-locaties: passende publieksfuncties;
  • bij gunstige weglocaties: gemengde of specifieke (werk)functies (met goede wegontsluiting) hinderlijke/verouderde werkfuncties in de woonomgeving transformeren naar woonfuncties.

Doorwerking in het bestemmingsplan
Met het voorliggende bestemmingsplan wordt de mogelijkheid geboden om een binnenstedelijke locatie opnieuw in te richten. Bij de herinrichting staat een goed leefklimaat en leefomgeving centraal. Daarnaast wordt bij de ontwikkeling zoveel mogelijk aansluiting gezocht bij de bestaande omgeving door onder andere materiaalgebruik en situering.

3.2.2 Ruimtelijke Verordening Gelderland

Onder de Wro heeft de provincie geen bemoeienis meer met lokale belangen. Gemeenten worden vrij gelaten de lokale aspecten naar eigen inzicht te regelen. In het verleden diende ieder bestemmingsplan door Gedeputeerde Staten te worden goedgekeurd. Onder de Wro is het instrument van de goedkeuring komen te vervallen en heeft deze plaats gemaakt voor algemene regels (ruimtelijke verordening). Gemeenten dienen deze algemene regels weliswaar in hun bestemmingsplannen te verwerken, maar behouden enige vrijheid in de wijze waarop zij dit doen. Deze algemene regels betreffen alleen onderwerpen met een duidelijk provinciaal c.q. nationaal belang.

Gedeputeerde staten van provincie Gelderland hebben op 3 november 2009 het ontwerp van de Ruimtelijke Verordening Gelderland vastgesteld. De volgende onderwerpen zijn hierin opgenomen:

  • verstedelijking;
  • wonen;
  • detailhandel;
  • recreatiewoningen en -parken;
  • glastuinbouw;
  • waterwingebied;
  • grondwaterbeschermingsgebied;
  • oppervlaktewater voor drinkwatervoorziening;
  • Ecologische Hoofdstructuur (EHS);
  • waardevol open gebied;
  • Nationale landschappen.

Doorwerking in het bestemmingsplan
Het plangebied ligt conform de kaart behorende bij de Ruimtelijke Verordening Gelderland in bestaand stedelijk gebied. Binnen stedelijk gebied is nieuwe bebouwing toegestaan. Het voorgenomen bestemmingsplan is derhalve niet in strijd met de uitgangspunten uit de Ruimtelijke Verordening Gelderland

3.2.3 Waterplan Gelderland 2009-2015

Het Waterplan Gelderland is de opvolger van het derde Waterhuishoudingsplan (WHP3). Het beleid uit WHP3 wordt grotendeels voortgezet. Het Waterplan Gelderland is tegelijk opgesteld met de water(beheer)plannen van het Rijk en de waterschappen. In onderlinge samenwerking zijn de plannen zo goed mogelijk op elkaar afgestemd.

In het plan staan de doelen voor het waterbeheer, de maatregelen die daarvoor nodig zijn en wie ze gaat uitvoeren. Voor oppervlaktewaterkwaliteit, hoogwaterbescherming, regionale wateroverlast, watertekort en waterbodems gelden provinciebrede doelen.

Voor de realisatie van bepaalde waterdoelen zijn ruimtelijke maatregelen nodig. Hiervoor krijgt het Waterplan Gelderland op basis van de nieuwe Waterwet de status van structuurvisie. In het Waterplan Gelderland is beschreven welke instrumenten uit de Wet ruimtelijke ordening de provincie wil inzetten.

Doorwerking in het bestemmingsplan
Voor dit bestemmingsplan is een waterparagraaf opgenomen in paragraaf 4.8. Hierin is opgenomen welke waterhuishoudkundige thema's relevant zijn voor het plangebied en op welke manier daarmee wordt om gegaan.

3.3 Gemeentelijk/lokaal beleid

3.3.1 Structuurvisie Plus 2030

Bij de totstandkoming van het Manifest van Lingewaal is scenariogericht gedacht over de gemeente Lingewaal in de periode tot 2030. Het document is op 28 januari 2010 door de gemeenteraad vastgesteld en heeft de vorm van een StructuurvisiePlus gekregen. Het document bevat dan ook meerder concrete beleidsvoornemens. De structuurvisie beschrijft het volledige spectrum aan onderwerpen binnen de gemeente.

Om de structuurvisie zo concreet mogelijk te verwoorden is per kern een aantal thema's opgenomen. Voor Asperen gaat het om de volgende thema's:

  • 1. verkeer;
  • 2. jongerenproblematiek;
  • 3. voorzieningen;
  • 4. accommodatie voetbalvereniging;
  • 5. ruimtelijke kwaliteit binnenstad.

Voor het plangebied zijn met name de thema's "Verkeer" en "Ruimtelijke kwaliteit binnenstad" van toepassing.

  • Verkeer
    De Voorstraat vormt een drukke doorgaande route. De straat is hier echter niet op ingericht en leidt dan ook tot ongewenste situaties met name tijdens drukke momenten op de dag. Door het nemen van inrichtingsmaatregelen en het bieden van parkeervoorzieningen binnen en buiten de oude stad moet het probleem worden opgelost.
  • Ruimtelijke kwaliteit binnenstad
    Ondanks dat Asperen een bijzondere historische stad is wordt dit onvoldoende beleefd en uitgestraald. Dit komt omdat de stad een bepaalde mate van compactheid en samenhang ontbreekt. Door het beleven van historisch Asperen te verbeteren dient onder andere de ruimtelijke inrichting verbeterd te worden.

Doorwerking in het bestemmingsplan
Met het bestemmingsplan wordt de realisatie van vijf nieuwe woningen mogelijk gemaakt. Bij het ontwerp van de woningen wordt aangesloten bij de historie van de Voorstraat en vindt architectonisch afstemming plaats met de omgeving. Voor de woningen worden zowel op eigen terrein als in het openbaar gebied (langs de Vorstraat) parkeervoorzieningen aangelegd.

3.3.2 Welstandsnota gemeente Lingewaal

In de welstandsnota van Lingewaal staat beschreven aan welke eisen het uiterlijk van een bouwwerk moet voldoen. Bij de behandeling van bouwaanvragen speelt deze nota dus een belangrijke rol. De welstandsnota is een duidelijk en objectief toetsingskader voor de welstandscommissie. En voor de inwoners van Lingewaal biedt de nota meer inzicht in deze toetsing door de commissie en – minstens zo belangrijk - meer zekerheid vooraf over de haalbaarheid van bouwplannen. Naast algemene en gebiedsgerichte criteria zijn in de welstandsnota voorwaarden opgenomen voor veel voorkomende, kleine bouwplannen.

De kern Asperen is in de welstandsnota verdeeld in deelgebieden. Voor elke gebied zijn gebiedsgerichte criteria opgesteld. Er wordt onderscheid gemaakt in:

  • Historische dorpskern Asperen;
  • Gemengd woongebied
  • Lingedijk
  • Recreatie- en sportterreinen.

Doorwerking in het bestemmingsplan
Het plangebied behoort conform de Welstandsnota tot de historische dorpskern Asperen. Het voorgenomen bouwplan voor de locatie Voorstraat 53 is reeds voorgelegd aan de welstandscommissie. De welstandscommissie heeft een positief advies over het voorgenomen plan gegeven.

3.3.3 Visie Voorstraat

In het kader van het scheppen van een ruimtelijk-functioneel kader voor de Voorstraat heeft de gemeente Lingewaal op 27 januari 2011 de Visie Voorstraat Asperen vastgesteld. Aanleiding voor de visie zijn initiatieven voor de herontwikkeling van drie locaties in de Voorstraat. De voorgenomen herontwikkeling van de Voorstraat 53, waar dit bestemmingsplan betrekking op heeft, behoort niet tot één van deze drie herontwikkelingslocaties in de Voorstraat. De uitgangspunten die voor de drie te herontwikkelen locaties langs de Voorstraat van toepassing zijn, zijn in zekere zin ook richtinggevend voor de herontwikkeling van Voorstraat 53.

Ingezet wordt op een verbetering van de ruimtelijke kwaliteit door:

  • 1. de inrichting van de Voorstraat te enten op de verblijfsfunctie van het gebied, waarbij behoud van het wegprofiel en indeling van het openbaar gebied cruciaal zijn;
  • 2. nieuwbouw meer af te stemmen op de historische kwaliteiten van de stad en behoud cultuurhistorisch waardevolle stedenbouwkundige en architectonische kwaliteiten;
  • 3. hinderlijke functies te verplaatsen en functies aan te trekken die de levendigheid vergroten en bij voorkeur zijn gericht op toerisme, zoals winkels en horeca.

Concrete uitgangspunten bij herontwikkeling in de Voorstraat zijn gericht op aansluiting bij het huidige bebouwingsbeeld. Het gaat hier om de volgende uitgangspunten:

  • smalle beukmaat bebouwing;
  • grote bebouwingsdiversiteit bebouwing aan Voorstraat;
  • genuanceerde verschillen in hoogteopbouw;
  • duidelijk aanwezige kap;
  • hoog detailniveau;
  • agrarische bouwstijl voor de bebouwing achter hoofdbebouwing Voorstraat.

Doorwerking in het bestemmingsplan
Met het bestemmingsplan wordt de realisatie van vijf nieuwe woningen mogelijk gemaakt. Bij het ontwerp van de woningen wordt aangesloten bij de historie van de Voorstraat en vindt architectonisch afstemming plaats met de omgeving. Het plan is in het kader van een zorgvuldige inpassing ook voorgelegd aan de welstandscommissie. De commissie heeft een positief advies gegeven.

Hoofdstuk 4 Planologische en milieutechnische randvoorwaarden

4.1 Archeologie en cultuurhistorie

4.1.1 Algemeen

De modernisering van de monumentenzorg (MoMo) heeft erin geresulteerd dat per 1 januari 2012 het Besluit ruimtelijke ordening is aangepast. Met de invoering van de MoMo zijn er drie grote veranderingen opgetreden. Het gaat hier om de volgende drie wijzigingen:

  • Cultuurhistorische belangen meewegen in de ruimtelijke ordening.
  • Herbestemmen van monumenten die hun functie verliezen.
  • Krachtige en eenvoudigere regels.

Het is nu dan ook verplicht om in bestemmingsplannen aandacht te geven aan cultuurhistorie en de effecten van het initiatief op cultuurhistorische waarden die in het plangebied voorkomen. Daar waar nodig dient de bescherming van deze waarden ook te worden vastgelegd in de regels en verbeelding bij het bestemmingsplan.

Het onderscheid tussen archeologie en cultuurhistorie is als volgt te beschrijven:

  • Bij archeologie gaat het om resten van vroegere culturen in de bodem. Soms zijn de resten zichtbaar, denk aan kasteelterrein en schootsvelden uit de Nieuwe Hollandse Waterlinie, maar vaak zijn deze ook onzichtbaar.
  • Cultuurhistorie kan gaan om historische objecten zoals boerderijen, bruggen, kerken of grenspalen of historisch geografisch erfgoed zoals (het ontstaan van) zichtbare sporen in het landschap.
4.1.2 Archeologie

Sinds 1 september 2007 is de Wet op de Archeologische Monumentenzorg (Wamz) van toepassing. Dit is een herziening van de Monumentenwet 1988. Met deze herziening zijn de belangrijkste bevoegdheden aangaande de archeologie bij de gemeente neergelegd. De gemeenteraad is op grond van de Monumentenwet verplicht bij de vaststelling van bestemmingsplannen rekening te houden met de in de grond aanwezige of te verwachten archeologische waarden.

In verband met deze verplichting heeft de gemeente Lingewaal door RAAP Archeologisch Adviesbureau een beleidsnota archeologie met een archeologische beleidsadvieskaart (nr. 1688, d.d. 15 oktober 2008) op laten stellen. De beleids- en verwachtingskaart zijn in het voorjaar van 2012 aangepast en op 8 maart 2012 door de gemeenteraad vastgesteld.
De herziene kaarten bieden inzicht in de bestaande archeologische toestand van zowel het landelijke als het bebouwde gebied van de gemeente Lingewaal. Dit inzicht is noodzakelijk voor een weloverwogen omgang met archeologie in de beleidsuitvoering. Onderstaand is een deel van de archeologische waarden- en verwachtingskaart voor de gemeente opgenomen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0733.BpAspVoorstraat53-VA01_0009.jpg"

afbeelding - uitsnede archeologische beleidsadvieskaart

Het plangebied ligt conform de beleidsadvieskaart in een archeologisch waardevol gebied 'historische dorpskern'. Binnen deze zone wordt gestreefd naar behoud in huidige staat. Bij bodemingrepen dieper dan 30 cm -mv is een archeologisch bureauonderzoek met eventueel karterend veldonderzoek verplicht.
Gelet op het voorgenomen plan is het aannemelijk dat er bodemingrepen plaatsvinden dieper dan 30 cm - mv. Omdat het plangebied momenteel nog volledig is bebouwd is de initiatiefnemer bereid om na de sloop van de bebouwing het gebied beschikbaar te stellen voor archeologisch vooronderzoek. Het benodigde archeologische onderzoek dient als inventariserend veldonderzoek door middel van karterende boringen vormgegeven te worden. Bij de sloop dient overigens ook rekening gehouden te worden met de aanwezigheid van ondergrondse (funderings-)resten.

In verband met de ligging in een archeologisch waardevol gebied is het plangebied op de verbeelding voorzien van een aparte dubbelbestemming. Gekoppeld aan deze dubbelbestemming is in de regels een beschermende regeling opgenomen. Het beleidsadvies voor de historische dorpskern is gekoppeld aan de dubbelbestemming en heeft hiermee een doorwerking gekregen in het bestemmingsplan.

4.1.3 Cultuurhistorie

Door de wijziging in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro, artikel 3.1.6) per 1 januari 2012 dienen cultuurhistorische waarden te worden meegewogen bij het vaststellen van bestemmingsplannen. Dat betekent dat gemeenten een analyse moeten verrichten van de cultuurhistorische waarden in een bestemmingsplangebied. Aan deze verplichting wordt voldaan door het opstellen van de cultuurhistorische waardenkaart, welke is vastgesteld door de raad op 8 maart 2012.

Op de cultuurhistorische waardenkaart van de gemeente Lingewaal is het plangebied aangeduid als onderdeel van het middeleeuwse stadje Asperen. Het plangebied heeft geen speciale betekenis als bijzonder gebouw of voormalige boerderij.
Het plangebied maakt echter wel deel uit van de vroegere belangrijkste straat van het historische dijkdorp. De Voorstraat vormde vroeger namelijk dijk in verband met de ligging nabij de Linge. Daarnaast was het de verbindingsweg met het stadhuis en bevond de kerk zich aan de Voorstraat. Tot slot werden delen van de Voorstraat gebruikt voor de markt.

Hoewel het plangebied deel uitmaakt van het historisch waardevolle dijkdorp Asperen wordt in het gemeentelijk beleid niet specifiek ingezet op de bescherming van de cultuurhistorisch waardevolle elementen. Het aspect cultuurhistorie vormt dan ook geen belemmering voor de ontwikkeling van het voorgenomen plan.

4.2 Bodem

Op grond van het Besluit ruimtelijke ordening dient een bodemanalyse te worden verricht met het oog op de beoordeling van de realiseerbaarheid van bepaalde bestemmingen of bestemmingwijzigingen.

Voorliggend bestemmingsplan heeft betrekking op de ontwikkeling van vijf woningen. Om de geschiktheid van de bodem voor woningbouw aan te tonen is door Inventerra in april 2007 een onderzoek uitgevoerd (zie Bijlage 1).

Het onderzoek van Inventerra is uitgevoerd naar aanleiding van een eerder uitgevoerd onderzoek in 2002. Uit het onderzoek van Inventerra blijkt dat de bodem op de locatie bestaat uit een laag met matig fijn zand 0,5 m -mv gevolgd door matig fijn kleiig zand tot 1,0 m-mv. In de geplaatste boringen is een zwakke tot sterke bijmenging met baksteen(resten) waargenomen. Ter plaatse van enkele boringen zijn daarnaast ook zwakke tot matige loodverontreinigingen aangetroffen. De loodverontreinigingen worden toegeschreven aan de bijmenging met bakstenen in de bodem. Vanuit historisch oogpunt is er geen reden om aan te nemen dat de verontreiniging ontstaan is door bodembedreigende activiteiten.
Tijdens het onderzoek zijn geen asbestverdachte materialen in de bodem waargenomen.

Omdat het onderzoek al in 2007 heeft plaatsgevonden hebben de gebruikers van het perceel Voorstraat 53 in 2010 een verklaring opgesteld (zie Bijlage 2) waarin staat aangegeven dat er in de drie tussenliggende jaren, geen activiteiten hebben plaatsgevonden die de bodemgesteldheid hebben beïnvloed.

Op basis van het bodemonderzoek en de bijbehorende verklaring kan geconcludeerd worden dat het aspect bodem geen belemmering vormt voor de ontwikkeling van het voorgenomen plan.

4.3 Externe veiligheid

Bij externe veiligheid gaat het om de gevaren die de directe omgeving loopt in het geval er iets mis mocht gaan tijdens de productie, het behandelen of het vervoer van gevaarlijke stoffen. De daaraan verbonden risico's moeten aanvaardbaar blijven. Binnen het onderwerp externe veiligheid worden twee normstellingen gehanteerd:

  • het Plaatsgebonden Risico (PR) stelt beperkingen aan de maatschappelijke ontwrichting als gevolg van calamiteiten met gevaarlijke stoffen. Kwetsbare bebouwing is niet toegestaan binnen de zogenaamde 10-6 contour van het PR;
  • het Groepsrisico (GR) richt zich vooral op de te realiseren basisveiligheid voor burgers.

In het kader van de externe veiligheid worden in hoofdzaak drie mogelijke risicobronnen onderscheiden:

  • 1. Inrichtingen, waarin opslag en/of verwerking van gevaarlijke stoffen plaatsvindt.
  • 2. Transportroutes, waarover gevaarlijke stoffen worden vervoerd.
  • 3. Buisleidingen, waardoor gevaarlijke stoffen worden vervoerd.

Voor elke risicobron is een apart wettelijk kader opgesteld waarin beschreven staat hoe met de risico's moet worden omgegaan. Het betreft hier de volgende wettelijke kaders:

  • Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi).
  • Circulaire “Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen” (cRNVGS).
  • Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb).

Om de risico’s ter plaatse van het plangebied te achterhalen is de provinciale risicokaart geraadpleegd. Het plangebied ligt niet nabij inrichtingen, transportroutes of buisleidingen waardoor sprake is van externe veiligheidsrisico's. Het aspect externe veiligheid vormt derhalve geen belemmering voor de ontwikkeling van het voorgenomen plan.

4.4 Flora en fauna

In Nederland wordt de natuur beschermd op basis van gebiedsbescherming en soortenbescherming.

4.4.1 Gebiedsbescherming

Het plangebied ligt binnenstedelijk en is van een dusdanig geringe omvang dat negatieve gevolgen voor het Natura 2000-gebied Lingegebied & Diefdijk-Zuid, het Beschermde Natuurmonument Oeverland Linge, het Nationaal Landschap Groene Hart en de EHS niet worden verwacht.

4.4.2 Soortenbescherming

De Flora- en Faunawet beschermt een groot aantal in het wild levende planten- en diersoorten, ook buiten beschermde natuurgebieden. De wet verbiedt bepaalde handelingen die kunnen leiden tot schade aan (populaties of individuen van) beschermde soorten (algemene verbodsbepalingen).

Wanneer het bestemmingsplan handelingen mogelijk maakt die beschermde planten en dieren kunnen bedreigen, is het verplicht om vooraf te toetsen of deze plannen kunnen leiden tot overtreding van algemene verbodsbepalingen. Wanneer dit het geval dreigt te zijn, moet onderzocht worden of er maatregelen genomen kunnen worden om dit te voorkomen, indien dit niet mogelijk is dienen de gevolgen voor beschermde soorten zoveel mogelijk beperkt te worden.

Voorliggend bestemmingsplan maakt de realisatie van vijf nieuwe woningen mogelijk op het perceel Voorstraat 53. Het perceel Voorstraat 53 is momenteel volledig bebouwd of verhard en herbergt naar alle waarschijnlijkheid geen beschermde soorten. Bij het verwijderen van de bestaande bebouwing wordt rekening gehouden met het broedseizoen.

Zorgplicht en verbodsbepalingen
In de Flora- en faunawet is een zorgplicht opgenomen die voor alle dieren en planten geldt. De zorgplicht houdt in dat menselijk handelen geen nadelige gevolgen mag hebben voor dieren en planten. Naast de zorgplicht bevat de wet ook een aantal verbodsbepalingen die zorgen dat in het wild levende soorten zoveel mogelijk met rust worden gelaten.

Met inachtneming van de zorgplicht vormt het aspect flora en fauna naar verwachting geen belemmering voor de ontwikkeling van het voorgenomen plan.

4.5 Geluid

Op grond van de Wet geluidhinder (Wgh) dient bij ruimtelijke plannen gekeken te worden naar de aspecten van geluid. Op basis van de Wgh zijn er drie geluidsbronnen waarmee bij de vaststelling van bestemmingsplannen rekening gehouden dient te worden: wegverkeer, railverkeer en industrie. In het kader van voorliggend plan is uitsluitend het wegverkeerslawaai relevant.

Wanneer bij een plan sprake is van de realisatie van nieuwe geluidgevoelige objecten (zoals woningen) verplicht de Wgh ertoe om rekening te houden met de geluidzone van wegen. Op grond van artikel 74 van de Wgh heeft iedere weg een geluidzone, met uitzondering van:

  • wegen die liggen binnen een tot woonerf bestemd gebied;
  • wegen waarop een wettelijke snelheid geldt van ten hoogste 30 km/uur.

Voorliggend bestemmingsplan maakt de realisatie van vijf nieuwe woningen mogelijk langs de Voorstraat. De Voorstraat betreft een weg met een maximale snelheid van ten hoogste 30 km/uur. Op basis van de Wgh heeft een dergelijke weg geen geluidzone. In het kader van dit bestemmingsplan hoeft derhalve geen akoestisch onderzoek uitgevoerd te worden naar de geluidsbelasting als gevolg van de Voorstraat. In verband met de voorgeschreven binnenwaarde van 33 dB conform het Bouwbesluit dient bij de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen aangetoond te worden dat voldaan wordt aan het Bouwbesluit. Immers dient voor de woningen een goed woon- en leefklimaat te worden gegarandeerd.

Vooralsnog is de verwachting dat het aspect geluid geen belemmering vormt voor de ontwikkeling van het voorgenomen plan.

4.6 Luchtkwaliteit

In het kader van de Wet luchtkwaliteit is het van belang om bij een ruimtelijk plan te kijken welke invloed het plan heeft op de luchtkwaliteit. In deze wet is van bepaalde projecten getalsmatig vastgelegd dat ze "niet in betekenende mate" (NIBM) bijdragen aan de luchtverontreiniging. In de Regeling NIBM is een lijst met van projecten (inrichtingen, kantoor- en woningbouwlocaties) opgenomen die niet in betekenende mate bijdragen aan de luchtverontreiniging. Deze projecten kunnen zonder toetsing aan de grenswaarden voor het aspect luchtkwaliteit uitgevoerd worden. Voor woningbouw geldt dat voor maximaal 1.500 woningen (in geval van één ontsluitingsweg) of 3.000 woningen (in geval van twee ontsluitingswegen met een gelijkmatige verkeersverdeling) geen beoordeling op luchtkwaliteit meer hoeft plaats te vinden.

Aangezien het voorgenomen plan de realisatie van vijf woningen betreft, voldoet het plan aan de NIBM-grens en draagt dus niet in betekenende mate bij aan de luchtverontreiniging. Nadere toetsing van het plan aan de Wet Luchtkwaliteit is daarom niet noodzakelijk. Het aspect luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor de ontwikkeling van het voorgenomen plan.

4.7 Milieuhinder bedrijvigheid

In verband met de ontwikkeling van de vijf nieuwe woningen is het van belang om inzichtelijk te maken of het woon- en leefklimaat niet worden gehinderd door bedrijvigheid in de omgeving. Anderzijds is het ook van belang dat de nieuwe woningen niet leiden tot beperkingen op de bedrijfsvoering van de reeds aanwezige bedrijven.

Om inzichtelijk te maken of in de omgeving van het plangebied bedrijvigheid aanwezig is, dat van invloed is op de voorgenomen ontwikkeling, wordt uitgegaan van de publicatie Bedrijven en Milieuzonering 2009 van de Vereniging Nederlands Gemeenten (VNG). Hierbij gaat het om de in deze publicatie opgenomen categorisering van bedrijfstypen en de daarbij behorende richtafstanden ten opzichte van woonbebouwing.

Aan de overzijde van de Voorstraat is het strijkbedrijf Strijcon bv gevestigd. Conform de publicatie Bedrijven en Milieuzonering 2009 behoort dit bedrijf tot categorie 3.1 (sbi-code: 96011). Voor dergelijke bedrijven geldt een richtafstand van 50 meter. Het plangebied ligt, net als andere omliggende woningen, binnen de richtafstand van 50 meter. Dit wil niet per definitie betekenen dat ter plaatse milieuhinder aanwezig is. Vooralsnog wordt er van uitgegaan dat op grond van direct werkende normen uit de verschillende AMvB’s waaronder de bedrijven vallen dan wel op grond van de milieuvergunning van de bedrijven, maatregelen zijn getroffen waarmee de milieuhinder is teruggebracht tot een aanvaardbaar niveau.

Anderzijds wordt het bedrijf Strijcon bv niet gehinderd door de vijf nieuwe woningen op het perceel Voorstraat 53. Direct grenzend aan het bedrijfsperceel van Strijcon bv liggen namelijk al de woonpercelen Voorstraat 36, 47 en 49. Bij de bedrijfsvoering dient Strijcon derhalve al rekening te houden met de aanwezigheid van deze woningen.

De verwachting is dat de aanwezigheid van het strijkbedrijf Strijcon niet leidt tot een belemmering voor de ontwikkeling van het voorgenomen plan.

4.8 Waterparagraaf

Sinds 2001 is het verplicht een Watertoets bij ruimtelijke ontwikkelingen uit te voeren, wat als gevolg heeft dat in alle ruimtelijke plannen - en dus ook het bestemmingsplan - een zogeheten waterparagraaf moet zijn opgenomen.

De watertoets is een instrument dat er voor zorgt dat bij alle ruimtelijke plannen (landelijk én stedelijk gebied) aandacht is voor de kwaliteit en kwantiteit van water. De watertoets is verplicht voor alle overheden die waterhuishoudkundig relevante ruimtelijke plannen en besluiten hebben. Maar ook als bijvoorbeeld een particulier of ondernemer een vrijstelling van het bestemmingsplan nodig heeft, komt de watertoets aan de orde. In het kader van de Watertoets wordt contact opgenomen met de waterbeheerder. Dit is de overheid die verantwoordelijk is voor het waterbeheer in het plangebied. Meestal is dat het waterschap, soms Rijkswaterstaat of de provincie, in dit geval Waterschap Rivierenland.

Huidige situatie
De grond in het plangebied is opgebouwd uit een eerste laag van matig fijn zand, daarna volgen nog lagen met zandige klei en veen.
Het plangebied is in de huidige situatie bijna volledig bebouwd. De bebouwing is aangesloten op het huidige gemengde riool waar ook het hemelwater op wordt afgekoppeld. In het gebied komen geen watergangen voor.
Het plangebied maakt geen onderdeel uit van een grondwaterbeschermings- of drinkwaterwingebied. Vanwege de ligging nabij de Linge maken de Voorstraat en de aangrenzende percelen, waaronder het plangebied, wel onderdeel uit van een regionale waterkering.

Toekomstige situatie
In de toekomstige situatie wordt het plangebied voorzien van nieuwe bebouwing. Het gebruik van het erf en de buitenruimten wijzigt niet. Het bebouwd oppervlak blijft in vergelijking met de huidige situatie ongeveer gelijk. Mocht er sprake zijn van een toename van het verhard oppervlak dan zal dit minder zijn dan 500 m² en is conform het gemeentelijk beleid watercompensatie niet aan de orde.

Voor het gebied zijn plannen om in de toekomst een gescheiden rioolstelsel voor vuil- en hemelwater aan te leggen. Om hier met dit plan alvast op in te spelen wordt de hemelwaterafvoer tot aan de erfgrens gescheiden van de vuilwaterafvoer aangeboden. Vooralsnog betekent dit echter dat het hemelwater wordt afgevoerd via het huidig gemengde riool in de Voorstraat.

In verband met de ligging van het plangebied in de regionale waterkering is over de positie van de woningen in het verleden overleg gevoerd met het waterschap. In het kader van de plannen voor de realisatie van drie woningen is destijds een Keurontheffing verleend. Formeel is deze Keurontheffing inmiddels verlopen. De uitgangspunten uit deze ontheffing kunnen, op basis van advies van Waterschap Rivierenland, echter nog wel worden gehanteerd. Dit betekent dat de bebouwing 5,6 meter uit het hart van de weg op de waterkering (dit komt overeen met de gevellijn van de bebouwing ernaast) gerealiseerd moet worden. Daarnaast moet de fundering op minimaal +3,25 m NAP liggen.
Omdat de waterkering als dijklichaam niet goed herkenbaar is in het landschap, worden er geen nadere eisen gesteld aan de afwerking. Als gevolg van de ligging in de regionale waterkering wordt voor het plangebied de dubbelbestemming waterkering opgenomen. Deze dubbelbestemming beschermt de werking van dijk.

Bij de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen zal getoetst worden aan de randvoorwaarden zoals deze op basis van de Keur van toepassing zijn.

Vooroverleg
In het kader van het wettelijk verplichte vooroverleg wordt de waterparagraaf voorgelegd aan Waterschap Rivierenland.

4.9 Verkeer en parkeren

Bij de ontwikkeling van het voorgenomen plan is het van belang dat voor de nieuwe woningen voldoende parkeerplaatsen worden aangelegd, zodat geen parkeerproblemen voor de omgeving ontstaan. Voor de aan te leggen parkeervoorzieningen wordt uitgegaan van de geldende gemeentelijke parkeernormen uit de Parkeerbeleidsregels 2010. Op basis van de geldende parkeernormen wordt voor woningen (prijs-categorie midden) uitgegaan van 1,5 parkeerplaatsen per woning. In totaal dienen voor de vijf woningen 7,5 parkeerplaatsen te worden aangelegd. Afgerond naar boven betekent dit een aantal van 8 parkeerplaatsen.

De parkeerplaatsen voor de vijf woningen worden gedeeltelijk in het openbaar gebied en deels op eigen terrein gerealiseerd. De parkeerplaatsen op eigen terrein bevinden zich op het achterterrein van de woningen. In totaal worden hier 3 parkeerplaatsen aangelegd. Het achterterrein is bereikbaar via de Minstraat.
Naast de 3 parkeerplaatsen op het achterterrein worden direct aan de voorzijde van de woningen, langs de Voorstraat, 3 parkeerplaatsen in het openbaar gebied aangelegd. Tevens is bij de herinrichting van de openbare parkeerruimte op de hoek van de Voorstraat met de Brugstraat in 2011 het aantal parkeerplaatsen toegenomen. Het aantal parkeerplaatsen is hier ten opzichte van de ongestructureerde situatie van voor 2011 met minstens 2 parkeerplaatsen toegenomen. De afstand van deze openbare parkeerruimte tot de nieuw te realiseren woningen is dusdanig klein dat deze openbare parkeerplaatsen geschikt zijn voor het gebruik van de bewoners van de nieuw te realiseren woningen aan de Voorstraat 53.

In totaal worden 6 parkeerplaatsen direct aangelegd op de aangrenzende gronden van het plangebied (drie op het achterterrein en drie direct aan de voorzijde). Tevens is de parkeercapaciteit in de directe omgeving van het plangebied met minstens twee parkeerplaatsen toegenomen (openbare parkeerruimte op de hoek van de Voorstraat met de Brugstraat). Met het creëren van 8 nieuwe parkeerplaatsen wordt voldaan aan de gemeentelijke parkeernormen.

Bovendien is de initiatiefnemer met de gemeente overeengekomen dat voor de aanleg van twee extra parkeerplaatsen in het openbaar gebied een financiële bijdrage aan de gemeente Lingewaal wordt betaald. Met deze bijdrage kan de gemeente twee parkeerplaatsen aanleggen in de openbare ruimte in de (directe) omgeving van het plangebied. Het totaal aantal parkeerplaatsen dat hiermee beschikbaar komt voor de vijf nieuw te realiseren woningen komt daarmee uit op 10.

In paragraaf 2.3 wordt eveneens ingegaan op de toekomstige parkeersituatie.

4.10 Duurzaam bouwen

Met betrekking tot de toepassing van duurzame en milieuvriendelijke materialen en beperking van het energiegebruik kan worden opgemerkt dat daar op uitvoeringsniveau aandacht aan zal worden besteed. Bij de werkzaamheden zal waar mogelijk duurzaam bouwen in de afweging moeten worden betrokken.

Hoofdstuk 5 Juridische aspecten

5.1 Algemene juridische opzet

Voorliggend bestemmingsplan regelt het gebruik van de gronden en de toegestane bebouwing binnen het plangebied. Indien voor het plangebied plannen worden opgesteld die strijdig zijn met het bestemmingsplan en ruimtelijk gezien ongewenst zijn kan de gemeente handhaven.

Voor de voorgenomen bouw van de vijfwoningen in het plangebied dient een omgevingsvergunning aangevraagd te worden waar bij het bestemmingsplan het toetsingskader vormt. Bouwaanvragen kunnen uitsluitend worden gehonoreerd indien voldaan wordt aan het bepaalde in de regels van dit bestemmingsplan.

Het juridisch bindende gedeelte van dit bestemmingsplan bestaat uit de verbeelding en de regels. Verbeelding en regels dienen in samenhang met elkaar te worden gelezen, waarbij de op de verbeelding genoemde bestemmingen en de op de verbeelding opgenomen aanduidingen (zoals bijvoorbeeld de bouwvlakken en bouwhoogten) zijn terug te vinden en nader zijn uitgewerkt in de regels.

De regels van dit bestemmingsplan bestaan uit de volgende hoofdstukken:

  • Hoofdstuk 1 bevat de begrippen (artikel 1) en een bepaling over de wijze van meten (artikel 2); artikel 1 wordt opsommingsgewijs in alfabetische volgorde gegeven en dienen als referentiekader voor de overige regels.
  • Hoofdstuk 2 bevat de bestemmingen. Deze artikelen zijn opgebouwd conform de standaard vergelijkbare bestemmingsplan en hebben zodoende een vaste opbouw (zie paragraaf 5.3).
  • Hoofdstuk 3 bevat de algemene regels die van algemeen belang zijn voor het plan en van toepassing zijn op alle bestemmingen genoemd in hoofdstuk 2;
  • Hoofdstuk 4 bevat de overgangs- en slotregels.

In het vervolg van dit hoofdstuk wordt eerste een beschrijving gegeven van de wijze van bestemmen, waarna de regels van dit bestemmingsplan worden besproken.

Wijze van bestemmen
Het bestemmingsplan heeft tot doel om voor het perceel Voorstraat 53 de ontwikkeling van vijf woningen mogelijk te maken. Het bestemmingsplan biedt een bepaalde mate van flexibiliteit waardoor wijzigingen in het bouwplan niet direct tot gevolg hebben dat een nieuw bestemmingsplan opgesteld moet worden.

5.2 Regels

In deze paragraaf volgt een beschrijving van de opbouw van de bestemmingen alsmede een artikelsgewijze toelichting van de regels, zoals opgenomen in dit bestemmingsplan.

Opbouw van de bestemmingen
In de regels is per bestemming een min of meer vaste opbouw gehanteerd. Ieder artikel waarin een bestemming is geregeld, begint met het noemen van het artikelnummer aangevuld met de naam van de bestemming. De bestemmingsnaam geeft in het kort aan waar dit onderdeel van het plan voornamelijk betrekking op heeft.

Het volgende onderdeel in de bestemming is de 'bestemmingsomschrijving'. Hierin wordt weergegeven voor welke doeleinden de betreffende gronden bedoeld zijn. Het is dus een verdere uitwerking van de bestemmingsnaam.

Bij een aantal bestemmingen is daarnaast een nadere detaillering van de bestemmingsomschrijving opgenomen, waarin een verdere uitleg over de bestemmingsomschrijving wordt gegeven.

Vervolgens staan onder 'bouwregels' de regels voor het bouwen. In dit lid is aangegeven welke bouwwerken bij recht mogen worden opgericht en welke situerings- en maatvoeringseisen hiervoor gelden. Voor de situering en maatvoering van gebouwen zijn er regels opgenomen met betrekking tot onder meer:

  • Bouwhoogte
    De maximale bouwhoogte voor gebouwen staat aangegeven op de verbeelding, hiernaar wordt in de regels dan ook verwezen.
  • Situering gebouwen
    Teneinde de situatie eenduidig te kunnen reguleren, is de bebouwing 'gezoneerd'. Voor de regulering van functies zijn bouwvlakken op de verbeelding aangeduid. Enkel binnen het bouwvlak zijn gebouwen toegestaan.
    Deze zonering biedt de belangrijkste vorm van rechtszekerheid tussen de eigenaren van bouwpercelen onderling.

5.3 Artikelsgewijze toelichting

Hieronder volgt een toelichting van de regels per artikel.

5.3.1 Hoofdstuk 1: Inleidende regels

Begrippen
In artikel 1 is een aantal begrippen nader gedefinieerd teneinde onduidelijkheid te voorkomen. Deze begrippen zijn noodzakelijk voor een goed begrip van de regels. Bij de meeste begrippen is aansluiting gezocht bij de in de gemeente gebruikelijke definities.

Wijze van meten
In artikel 2 wordt aangegeven op welke wijze gemeten moet worden bij het beoordelen of de maatvoering in overeenstemming is met de regels. Zo wordt in de wijze van meten uitgelegd hoe men de bouwhoogte, het oppervlak en de inhoud van een bouwwerk moet meten.

5.3.2 Hoofdstuk 2: Bestemmingsregels

Wonen
Binnen de bestemming "Wonen" zijn de woningen ingetekend met een bouwvlak. Binnen het bouwvlak is met een aanduiding aangegeven hoeveel woningen binnen het bouwvlak zijn toegestaan. Daarnaast geeft de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)' aan welke maximale maten zijn toegestaan voor de goot- en bouwhoogte van de woningen.

Buiten het bouwvlak is erfbebouwing toegestaan. De maximale oppervlakte en goothoogte hiervan is opgenomen in de regels. Tot slot bevat de woonregeling bepalingen voor de bouwhoogte van bouwwerken die geen gebouw zijn, zoals erf- en perceelsafscheidingen.

Binnen de woonbestemmingen zijn naast het wonen zelf ook aan huis verbonden beroepen en aan huis verbonden bedrijven rechtstreeks toelaatbaar als wordt voldaan aan de opgenomen voorwaarden.

Waarde - Archeologisch waardevolle gebieden 1
Met de archeologische dubbelbestemming worden de mogelijke archeologische waarden zoals die zich in de bodem kunnen bevinden beschermd. De bescherming is vormgegeven door het opnemen van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van bepaalde werkzaamheden in de bodem. Een aanvraag behorende bij een dergelijke omgevingsvergunning dient vergezeld te zijn van een archeologisch onderzoek. Voor de archeologische dubbelbestemming gelden specifieke onderzoeksvoorwaarden.

Waterstaat - Waterkering
Het plangebied maakt deel uit van een regionale waterkering. De Voorstraat vormde vroeger de dijk van de rivier de Linge. De dijkfunctie is nu nog steeds van toepassing en wordt met deze dubbelbestemming aangeduid en beschermd.

De dubbelbestemming houdt in dat alles dat is bepaald in de ondergeschikte bestemmingen slechts toelaatbaar is indien verenigbaar is met het belang van de dubbelbestemming (i.c. de waterkering). Hiertoe dient de beheerder van de waterkering te worden gehoord. Deze beheerder is het Waterschap Rivierenland in het geval van regionale waterkeringen.

5.3.3 Hoofdstuk 3: Algemene regels

Dit hoofdstuk bevat regels die van toepassing zijn op alle bestemmingen in dit bestemmingsplan.

Antidubbeltelregel
Met de antidubbeltelregel wordt geregeld dat grond die reeds eerder bij een verleende (bouw)vergunning is meegenomen niet nog eens bij de verlening van een nieuwe vergunning of het doen van een mededeling mag worden meegenomen.

Algemene bouwregels
Het bestemmingsplan schrijft in de bestemmingen voor wat de goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte en inhoud of afstand van bouwwerken mag zijn. Met dit artikel wordt de bestaande situatie die legaal tot stand is gebracht, maar die afwijkt van de bouwregels zoals die nu in het plan zijn opgenomen, toegestaan. Hiermee wordt voorkomen dat deze legale bouwwerken onder het overgangsrecht vallen.

Algemene gebruiksregels
In artikel 2.1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht is het gebruiksverbod opgenomen. Met de algemene gebruiksregels wordt aangesloten bij dit artikel door aan te geven wat als strijdig gebruik wordt aangemerkt in het kader van dit bestemmingsplan.

Gebruik mag uitsluitend plaatsvinden in overeenstemming met de bestemming. In beginsel is de bestemmingsomschrijving van de betreffende bestemming bepalend.

In verband met het schrappen van het bordeelverbod is expliciet opgenomen wat onder strijdig gebruik in ieder geval wordt verstaan. In het kader van dit bestemmingsplan het (laten) gebruiken van gebouwen ten behoeve van een seksinrichting. Voor de meeste bestemmingen is dit al duidelijk maar om discussie te voorkomen is dit in de algemene regels nogmaals als strijdig gebruik opgenomen.

Algemene afwijkingsregels
Aan burgemeester en wethouders wordt hier de bevoegdheid gegeven om af te wijken van de bestemmingsregels. Voorts is van belang dat het bestaan van de bevoegdheid niet mag leiden tot een automatisme in het afwijken: conform de Algemene wet bestuursrecht moeten burgemeester en wethouders de rechtstreeks bij het besluit betrokken belangen afwegen. Overigens is de bevoegdheid beperkt in die zin dat geen omgevingsvergunning voor afwijken mag worden verleend indien onevenredige afbreuk wordt gedaan aan een aantal met name genoemde belangen.

Algemene wijzigingsregels
Er is een algemene wijzigingsbevoegdheid opgenomen ten behoeve van het verwijderen of aangeven van nadere aanduidingen en grenzen van bestemmings- en bouwvlakken.

5.3.4 Hoofdstuk 4: Overgangs- en slotregels

Overgangsrecht
In dit artikel is een regeling opgenomen voor bestaande bouwwerken en bestaand gebruik welke niet in overeenstemming zijn met het bepaalde in dit bestemmingsplan. Deze bouwwerken vallen en dit gebruik valt, mits er geen sprake is van strijd met het voorheen geldende bestemmingsplan, onder het overgangsrecht. Dit betekent dat hoewel deze bouwwerken en dit gebruik niet positief is bestemd, zij toch mogen worden voortgezet onder dit bestemmingsplan.

Voor deze bepaling is aangesloten bij het Besluit ruimtelijke ordening, waarin het standaard overgangsrecht voor bestemmingsplannen is voorgeschreven.

Slotregel
De slotregel bevat de titel van het bestemmingsplan.

Hoofdstuk 6 Economische uitvoerbaarheid

6.1 Economische uitvoerbaarheid

Bij het opstellen van een nieuw bestemmingsplan dient op grond van artikel 3.1.6 lid 1 sub f van het Besluit ruimtelijke ordening onderzoek plaats te vinden naar de economische uitvoerbaarheid van het plan.

6.1.1 Overeenkomst

De gemeente Lingewaal en de initiatiefnemer hebben een anterieure overeenkomst gesloten met betrekking tot de financiele afhandeling van het plan. In de overeenkomst zijn afspraken gemaakt aangaande de realisering van de woningen, aanleg van openbare voorzieningen en de kosten voor het opstellen van het bestemmingsplan. De financiële risico's van het voorgenomen plan liggen derhalve bij de initiatiefnemer en niet bij de gemeente.

De economische uitvoerbaarheid van het voorgenomen plan is derhalve verzekerd, een exploitatieplan is dan ook niet noodzakelijk.

Hoofdstuk 7 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

7.1 Inspraak

Het voorontwerpbestemmingsplan heeft vanaf 9 mei 2013 gedurende zes weken tot en met 19 juni 2013 voor een ieder ter inzage gelegd in het gemeentehuis te Asperen.

Gedurende deze termijn is door middel van een e-mail van 12 mei 2013 aan onze gemeente één inspraakreactie ingediend. Deze uit twee onderdelen bestaande inspraakreactie (A. en B.) en de beantwoording hiervan, is hieronder weergegeven.

Inspraakreactie A.

Appellanten constateren dat uit een vergelijking met de bouwvergunning, afgegeven op 10 juni 2008, voor de bouw van drie woning op het perceel Voorstraat 53 te Asperen, is gebleken dat de volgende beperkende voorwaarden ten aanzien van het parkeren op eigen terrein en de handhavingsmaatregelen om ongewenst parkeergedrag tegen te gaan, in het nieuwe onderhavige plan ontbreken:

  • 1. slechts de toekomstige bewoners van de onderhavige nieuwe panden die beschikken over een motorvoertuig, kunnen een ontheffing krijgen van het inrijdverbod voor de Minstraat, af te geven op kenteken. Met deze ontheffing kunnen zij dan voor maximaal één motorvoertuig per woonadres via de Minstraat en de te realiseren nieuwe inrit (uitgevoerd in semiverharding) hun parkeerplaats op eigen terrein aan de achterzijde van hun woning bereiken om hierop te parkeren.
  • 2. de gemeentelijke stadswachtorganisatie en de politie zullen waar nodig (op ons verzoek) controlerend en handhavend optreden tegen illegaal inrijd- en parkeergedrag in de Minstraat.

Appellanten stellen daarom voor om de volgende punten toe te voegen aan de tekst van het voorliggende bestemmingsplan "Voorstraat 53, Asperen". Op deze wijze worden de gemaakte afspraken uit 2007 tussen de appellanten en de gemeente bevestigd en opnieuw vastgelegd.

  • 1. Slechts de toekomstige bewoners van de onderhavige nieuwe panden die beschikken over een motorvoertuig kunnen een ontheffing krijgen van het inrijdverbod voor de Minstraat, af te geven op kenteken. Met deze ontheffing kunnen zij dan voor maximaal een motorvoertuig per woonadres via de Minstraat en de te realiseren nieuwe inrit (uitgevoerd in semiverharding) hun parkeerplaats op eigen terrein aan de achterzijde van hun woning bereiken om hierop te kunnen parkeren . Parkeren in de Minstraat binnen de openbare ruimte wordt volgens de voormelde ontheffing niet toegestaan.
  • 2. De gemeentelijke stadswachtorganisatie en de politie zullen waar nodig (op ons verzoek) controlerend en handhavend optreden tegen tegenwettelijk (illegaal) inrijd- en parkeergedrag op de Minstraat.
  • 3. De geplande inrit wordt overeenkomstig de ingediende zienswijze enigszins verschoven richting de Brugstraat zodat mogelijke overlast voor aanwonenden zoveel mogelijk wordt voorkomen (bijvoorbeeld in verband met mogelijke overlast als gevolg van inschijnende koplampen).
  • 4. de inrit wordt conform de overgelegde situatietekening smal uitgevoerd zodat slechts stapvoets kan worden gereden en hierop niet wordt geparkeerd.
  • 5. voor het onderhavige bouwplan is een vrijstelling gevraagd van het geldende bestemmingsplan. De verkeersparagraaf die verband houdt met de het vrijstellingsverzoek kan formeel uitsluitend betrekking hebben op het bouwplan en de gevolgen hiervan voor de omgeving. De integrale verkeersproblematiek voor de gehele Voorstraat en Minstraat dient in een ander kader te worden behandeld.
  • 6. Als eigenaar/beheerder van de openbare ruimte van de Minstraat zal de gemeente toezicht houden en zo nodig handhavend optreden zodat geen vuilnis- en papierbakken hierbinnen worden geplaatst.
  • 7. planschade kan worden geclaimd bij ons college van burgemeester en wethouders conform het bepaalde in artikel 49 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (W.R.O .)


Beantwoording gemeente:

De verkeersparagraaf die verband houdt met dit bestemmingsplan, kan formeel uitsluitend betrekking hebben op het bouwproject en de gevolgen hiervan voor de omgeving. De integrale verkeers-problematiek voor de gehele Voorstraat en Minstraat dient in een ander kader te worden behandeld.

Wat betreft de geconstateerde inrijd- en parkeerproblematiek in de Minstraat wordt aangegeven dat hiervoor desnoods regulerende maatregelen nodig zijn. Dit kan formeel met een verkeersbesluit worden geregeld. De praktijk zal uitwijzen of dit noodzakelijk is. Voor wat betreft de mogelijke overlast van het plaatsen van vuilnis- en papierbakken in de openbare ruimte, is de Algemene plaatselijke verordening (APV) van toepassing. Dit is naast de verkeersproblematiek geen zaak voor het bestemmingsplan. Aan het verzoek van de appellanten kan daarom formeel niet worden voldaan.

Inspraakreactie B.

Op onderstaande tekening van de parkeerontsluiting zien appellanten tot hun verbazing dat niet alleen in het verlengde van de bestaande taxushaag een nieuw te planten heg is ingetekend, maar ook haaks hierop. Deze "dwarshagen" belemmeren volgens appellanten niet alleen het groenonderhoud (de grasmaaier zal hier wekelijks hinder van ondervinden), maar appellanten vinden dat ze ook strijdig zijn met de door de welstandscommissie gewenste vrije zichtlijnen in de Minstraat. Zoals in de vergadering van de regionale commissie van augustus 2006 aan de heer Bijl (van firma Ax en Van Zee) is meegedeeld, dient de vrije zichtlijn door de groenstrook niet onderbroken te worden. In plaats van het open karakter van de groenstrook zoveel mogelijk te benadrukken, geeft naar de mening van appellanten een dergelijke "omhaging" ven een deel van de groenstrook het inrijdgedeelte, juist een aparte gesloten status. Bewoners zullen in de ogen van appellanten snel geneigd zijn dit als verlengstuk van hun tuin te gaan zien (plaatsen van droogmolens en vuilcontainers, opslag en parkeren). Ook zal het volgens appellanten voor de bewoner van het middelste pand onmogelijk worden om weer achteruit "uit" te parkeren.

afbeelding "i_NL.IMRO.0733.BpAspVoorstraat53-VA01_0010.jpg"

Beantwoording gemeente:

De "dwarshagen" zoals aangehaald door de appellanten, zijn bedoeld ter afbakening van het gedeelte van de groenstrook waar de semiverharding (bijvoorbeeld grasbetonstenen) wordt (worden) aan-gelegd. Het is de bedoeling dat deze haagjes slechts maximaal 30 centimeter hoog worden waardoor het vrije doorzicht van de groenstrook niet / nauwelijks wordt aangetast. Het onderhoud van de groenstrook wordt door de aanplant van deze "dwarshagen" wordt niet noemenswaardig bemoeilijkt.

Door de geringe hoogte van de "dwarshagen" is de kans klein dat aanwonenden de groenstrook gaan beschouwen als een verlengstuk van hun tuin. Indien dat toch mocht gebeuren, zal hiertegen van gemeentewege zo nodig handhavend worden opgetreden.

Conclusie:

De inspraakreactie wordt ongegrond verklaard. De inspraakreactie leidt niet tot aanpassing van het bestemmingsplan.

7.2 Overleg conform artikel 3.1.1. Bro

In het kader van het wettelijke verplichte overleg op grond van artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening is het voorontwerp bestemmingsplan voorgelegd aan de gebruikelijke partners, waaronder de provincie Gelderland, het Waterschap en overige organisaties. Er zijn geen reacties van de vooroverlegpartners ontvangen.

7.3 Zienswijzen

Na vooroverleg en inspraak heeft het plan de bestemmingsplanprocedure als bedoeld in artikel 3.8 en verder van de Wet ruimtelijke ordening doorlopen. In dit kader heeft het ontwerpbestemmingsplan "Voorstraat 53" te Asperen, in de periode vanaf 14 november 2013 tot en met 30 december 2013 voor eenieder ter inzage gelegen. Tijdens deze periode konden schriftelijke en/of mondelinge zienswijzen worden ingediend. Er is één zienswijze ingediend op 20 november 2013. De zienswijze en de beantwoording daarvan zijn hieronder weergegeven.

Zienswijze:

Appellanten geven aan dat de Minstraat verboden is voor gemotoriseerd verkeer. Ondanks deze constatering, staat in de paragrafen 2.3 en 4.9 van de toelichting van het ontwerpbestemmingsplan het volgende:

Paragraaf 2.3 Toekomstige situatie plangebied:

"Naast de parkeervoorzieningen in het openbaar gebied, worden op het achterterrein bij de woningen, ook parkeervoorzieningen aangelegd. Het achterterrein dat te bereiken is via de Minstraat, krijgt de beschikking over een oprit waar de bewoners hun auto kunnen parkeren. In totaal biedt het achterterrein ruimte aan drie parkeerplaatsen. De opstelstrook achter de woningen wordt bij de ontwikkeling integraal aangelegd. De bedoeling is om de huidige inritten te verwijderen en de nieuwe inritten te voorzien van grasstenen. Zo krijgt deze strook over de hele breedte een groene uitstraling. Belangrijk bij de ontwikkeling van het gebied is dat de structuur van de leilinden langs de Minstraat niet wordt aangetast."

Paragraaf 4.9 Verkeer en parkeren:

"De parkeerplaatsen voor de vijf woningen worden gedeeltelijk in het openbaar gebied en deels op eigen terrein gerealiseerd. De parkeerplaatsen op eigen terrein bevinden zich op het achterterrein van de woningen. In totaal worden hier 3 parkeerplaatsen aangelegd. Het achterterrein is bereikbaar via de Minstraat."

Dit kan volgens appellanten gemakkelijk worden geïnterpreteerd als "het inrijverbod van de Minstraat geldt niet voor aanwonenden" en "bewoners van de te realiseren huizen mogen op de inrit naar hun achterterrein parkeren, ofwel op het te verharden deel van de groenstrook".

Mochten in de toekomst andere eigenaren van panden in de Voorstraat of Minstraat herontwikke-lingsplannen hebben, dan zullen ze volgens appellanten ongetwijfeld deze passages gebruiken om voor hun project parkeerontsluiting mogelijk te maken. Deze mogelijkheid willen appellanten uitsluiten. Ze vinden het belangrijk dat de Minstraat waarin zij wonen, een autovrije straat is (en als zodanig dan ook formeel verboden is voor gemotoriseerd verkeer) en dat dient zo te blijven.

Appellanten verzoeken daarom om de tekst van het ontwerpbestemmingsplan zodanig aan te passen dat het helder is dat bij wijze van uitzondering uitsluitend de bewoners van drie van de vijf te ontwikkelen woningen met een parkeerplaats op eigen grond, gebruik mogen maken van de Minstraat om hun parkeerplaats te bereiken en te verlaten. (Zie bijgevoegde plattegrondtekening).

De formulering dient ervoor te zorgen dat deze uitzondering precedentwerking voorkomt.


Beantwoording gemeente:

De verkeersparagraaf die verband houdt met dit bestemmingsplan, kan uitsluitend betrekking hebben op het bouwproject en de ruimtelijke gevolgen hiervan voor de omgeving. Volgens het huidige bestemmingsplan voor drie woningen, is voorzien in drie parkeerplaatsen op het achterterrein aan de zijde van de Minstraat. In het voorliggende nieuwe bestemmingsplan voor vijf woningen blijven deze drie parkeerplaatsen gehandhaafd. Er komen dus in de Minstraat geen parkeerplaatsen bij ondanks de verruiming van drie naar vijf woningen. Deze parkeerplaatsen kunnen volgens de toelichting van dit bestemmingsplan worden bereikt via de Minstraat.

afbeelding "i_NL.IMRO.0733.BpAspVoorstraat53-VA01_0011.png"

Plattegrondtekening parkeersituatie Voorstraat 53 te Asperen

Voor de Minstraat geldt een formeel inrijverbod volgens de verkeersregelgeving. De integrale verkeersproblematiek (inclusief mogelijke handhaving van het inrijdverbod voor de gehele Minstraat) wordt in dit kader geregeld en blijft daarom hierbij verder buiten beschouwing.

Aan het verzoek van appellanten kan daarom niet worden voldaan.