Plan: | Vlissingen bestemmingsplan Buitengebied |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0718.bpbuitengebied-vg99 |
De planregels zijn, overeenkomstig de SVBP 2008, onderverdeeld in vier hoofdstukken. Hoofdstuk 1 (inleidende regels), bevat regels, die van belang zijn voor de toepassing en interpretatie van de regels (begrippen, wijze van meten). In hoofdstuk 2 (bestemmingsregels), zijn per bestemming een bestemmingsomschrijving, bouwregels, nadere eisen, ontheffing van de bouwregels, specifieke gebruiksregels, ontheffing van de gebruiksregels, aanlegvergunning, sloopvergunning en wijzigingsbevoegdheden opgenomen; voor enkele onderdelen slechts, indien noodzakelijk geacht in het belang van een goede ruimtelijke ordening. In hoofdstuk 3 zijn de algemene regels opgenomen (antidubbeltelregel, algemene bouwregels, algemene gebruiksregels, algemene aanduidingsregels, algemene ontheffingsregels, algemene wijzigingsregels, algemene procedureregels en overige regels). Hoofdstuk 4 (overgangs- en slotregels) bevat het overgangsrecht ten aanzien van bouwen en gebruik, overeenkomstig de verplicht gestelde redactie in het nieuwe Besluit ruimtelijke ordening, zoals dat op 1 juli 2008 in werking is getreden, en de slotregel.
De bestemmingsomschrijving is de centrale regel van elke bestemming. Daarin worden limitatief de functies genoemd, die binnen de bestemming zijn toegestaan. Kleinschalige nutsvoorzieningen zijn binnen alle bestemmingsomschrijvingen opgenomen. In een aantal gevallen geldt voor gronden tevens een dubbelbestemming, indien twee of meer onafhankelijk van elkaar voorkomende bestemmingen, doeleinden (functies) en/of bouw- en gebruiksbepalingen voorkomen, waarbij er sprake is van een rangorde tussen die doeleinden. Een aanduiding in de regels verwijst naar een specifieke bestemming of een bepaald (specifiek) gebruik voor gronden. Daarnaast zijn gebiedaanduidingen opgenomen voor de geluidzones industrielawaai, de veiligheidszones tengevolge van het munitiedepot en zones, waarvoor een wijzigingsbevoegdheid geldt. Deze geven een nader toetsingskader vanuit die specifieke aspecten.
De bouwregels, en de ontheffingen daarop, bepalen de maximale maten (oppervlakte, hoogte), waaraan de bouwwerken moeten voldoen. De gebruiksregels, en de ontheffingen daarop, geven nadere regels omtrent gebruiksvormen. De algemene gebruiksregel is niet meer opgenomen, omdat deze rechtstreeks op grond de Wet ruimtelijke ordening geldt per 1 juli 2008. Een wijzigingsbevoegdheid geeft burgemeester en wethouders de bevoegdheid de bestemming te wijzigen binnen de aangegeven grenzen. Eventuele aanlegbepalingen strekken ter bescherming van een aangegeven specifieke bestemming of aanduiding, waarbij voor werkzaamheden, niet zijnde bouwwerken, een vergunning wordt vereist. Voor cultuurhistorisch waardevolle gebouwen en objecten is sloop aan een vergunning verbonden. Bij de overige regels is een strafregel opgenomen, die toeziet op overtreding van het aanleg- of sloopverbod.
De inleidende regels omvatten de begripsbepalingen en de bepalingen omtrent de wijze van meten. De begripsbepalingen geven definities over de in de regels gehanteerde begrippen met betrekking tot bouwen en functies. Vrijwel alle definities worden, soms met een enkele nuance, algemeen in Nederland gehanteerd. De wijze van meten geeft uitsluitsel over de wijze, waarop afstanden, hoogtes, oppervlakte etc. moeten worden gemeten.
1. Agrarisch met waarden
Functieaanduidingen
Niet-grondgebonden agrarische bedrijven (te weten het glastuinbouwbedrijf aan de Dorpsstraat en de intensieve kwekerij aan de Welzingseweg) en een aantal niet-agrarische nevenactiviteiten zijn voorzien van een specifieke functieaanduiding.
Bouwvlakken
In beginsel moet alle bebouwing voor agrarische bedrijven binnen de op de verbeelding aangegeven bouwvlakken worden opgericht. Binnen de bouwvlakken mogen gebouwen worden opgericht ten behoeve van het grondgebonden agrarisch bedrijf. Aan alle bestaande agrarische bedrijven is in dit bestemmingsplan een bouwvlak toegekend welke is afgestemd op de huidige (feitelijke) situatie en op de planologische mogelijkheden die het vigerende bestemmingsplan biedt. Daarbij gelden geen bebouwingspercentages, het gehele bebouwingsvlak mag worden bebouwd.
Bepaalde bebouwing is ook buiten een bouwvlak toegestaan. Dit is in de tabel in de bouwregels, zoals opgenomen in het bestemmingsartikel, specifiek aangegeven. Het gaat daarbij bijvoorbeeld om sleufsilo's en kuilvoerplaten en een veldschuur. Per agrarisch bedrijf is het bestaande aantal bedrijfswoningen vastgelegd. De maximuminhoudsmaat voor agrarische bedrijfswoningen bedraagt primair 750 m³.
In verband met verkeersveiligheid en algemene ruimtelijke / stedenbouwkundige uitgangspunten mag binnen een bouwvlak niet gebouwd worden binnen 20 meter van wegen. Door middel van een ontheffingsbevoegdheid, kan hiervan worden afgeweken (na advies van de wegbeheerder).
In de specifieke gebruiksregels is de aanplant van fruitbomen, als gevolg van de spuitzone, niet toegestaan binnen 50 meter rond woningen van derden en terreinen bestemd voor verblijfsrecreatie (waaronder terreinen voor kleinschalig kamperen).
Flexibiliteitsregels
Binnen deze bestemming is een aantal flexibiliteitsregels opgenomen, door middel waarvan specifieke bouw- en gebruiksmogelijkheden kunnen worden geboden. Daarbij wordt onderscheid worden gemaakt in ontheffingen voor bouwen en gebruik en in wijzigingsbevoegdheden.
Het plan bevat de volgende ontheffingsmogelijkheden voor het bouwen:
Met betrekking tot het gebruik zijn de volgende ontheffingsmogelijkheden opgenomen:
Voortvloeiend uit andere aspecten van de ruimtelijke ordening wordt aan een aantal ontheffingsmogelijkheden eisen gesteld ten aanzien van de noodzaak voor het agrarisch bedrijf, de landschappelijke inpassing, de ruimtelijke kwaliteitswinst en / of voorwaarden met betrekking tot het waterschap. In een privaatrechtelijke overeenkomst worden over aanleg, beheer en onderhoud nadere afspraken vastgelegd.
Wat betreft de ontheffing van het weidegangcriterium is het volgende van belang. Voor het onderscheid tussen grondgebonden en intensieve veehouderij is het weidegangcriterium cruciaal. Door dit criterium wordt verzekerd, dat een grondgebonden veehouderijbedrijf afhankelijk is van de agrarische gronden die het bedrijf omringen. Een melkveehouderijbedrijf met zomerstalvoedering zou als gevolg van deze regel ook als niet-grondgebonden moeten worden aangemerkt. Als het vee op dergelijke bedrijven echter wordt gevoerd met gras van de aan het bouwvlak grenzende gronden, is dat echter niet terecht. Voor dergelijke situaties kan ontheffing worden verleend, zodat de betreffende bedrijven toch als grondgebonden kunnen worden behandeld.
Verder zijn de volgende wijzigingsbevoegdheden opgenomen:
De laatste wijzigingsbevoegdheid heeft geen betrekking op agrarische bedrijfsontwikkeling, maar op uitbreiding van bestemmingsvlakken van niet-agrarische bedrijven. Deze uitbreiding vindt plaats op agrarische gronden.
2. Bedrijf
De in het plangebied voorkomende niet-agrarische bedrijven, zijn, middels een aanduiding voor de specifieke bedrijfsvoering, bestemd voor bedrijf. De bestaande bebouwing is daarbij gelegaliseerd. Bestaande bedrijfswoningen zijn toegestaan, eveneens middels een specifieke aanduiding.
3. Groen
Het in het plan voorkomende structurele groen heeft de bestemming groen verkregen. Binnen deze bestemming is een beperkt aantal bebouwingsmogelijkheden opgenomen. Tevens is recreatief medegebruik toelaatbaar gesteld.
4. Maatschappelijk
De uitbreiding van de begraafplaats in Ritthem is met een specifieke aanduiding geregeld.
5. Natuur
Het gebied van de Rammekenshoek is bestemd voor natuur. Het daarbinnen gelegen Fort Rammekens is specifiek bestemd voor bezoekerscentrum. Uitsluitend kleinschalige bebouwing ten behoeve van de bestemming is toegestaan. Tevens zijn de natuurgebieden in de Westerschelde en Voordelta bestemd tot natuur overeenkomstig de aangewezen Natura 2000-gebieden, hetgeen in de doeleindenomschrijving tot uitdrukking is gebracht.
6. Recreatie
Binnen de bestemming recreatie zijn, middels een aanduiding, verblijfsrecreatie en volkstuinen toegelaten. Binnen deze bestemming zijn kampeermiddelen, beperkte bebouwing ten behoeve van gemeenschappelijke voorzieningen en, per volkstuin, een dagverblijf toegestaan.
7. Tuin
Enkele particuliere tuinen zijn bestemd tot tuin met de aanduiding “landschapswaarden”. Uitsluitend de bouw van ten hoogste één dagverblijf met een beperkte oppervlakte is toegestaan. Voor twee situaties met een groter gebouw is een specifieke regeling door middel van een bouwaanduiding opgenomen.
8. Verkeer
De wegen en, middels een aanduiding, de spoorweg in het plangebied zijn bestemd tot verkeer. Binnen deze bestemming zijn alle mogelijke verkeersfuncties toegelaten. Qua bebouwing zijn de normale verkeersvoorzieningen toegelaten.
9. Water
De waterlopen en de spuiboezem hebben de bestemming water verkregen. De waterbergings- en waterhuishoudingfunctie zijn de belangrijkste doeleinden. Tevens is recreatief medegebruik toegelaten.
10. Water-Deltawater
De wateren behorende tot het estuarium van de Westerschelde en de Voordelta hebben deze bestemming gekregen. Naast de waterstaatkundige functie, wordt binnen deze bestemming ook bescherming geboden voor de voorkomende natuurwaarden, overeenkomstig de aangewezen Natura 2000-gebieden, hetgeen in de doeleindenomschrijving tot uitdrukking is gebracht. Binnen de bestemming is een specifieke aanduiding opgenomen voor de vaarroute van en naar Antwerpen.
11. Waterkering
In het geval een functie, die van primair belang is en waarvan dat belang normaliter met een dubbelbestemming wordt veiliggesteld, als enige functie voorkomt, kan van een dubbelbestemming worden afgezien en kan worden volstaan met een bestemming, waarin uitsluitend deze specifieke functie tot uitdrukking komt. Dit is het geval voor de zeedijk langs de Westerschelde, de Trekdijk en de Koedijk. Om die reden is deze bestemming geïntroduceerd.
12. Wonen
De bestaande burgerwoningen in het plangebied zijn tot wonen bestemd, waarbinnen een bouwvlak is aangegeven voor de hoofdgebouwen. De regulier van toepassing zijnde bouwregels, behorend bij de bestemming wonen, in de Gemeente Vlissingen zijn van toepassing.
13. Leiding (dubbelbestemming)
De in het plangebied gelegen gas- en hoogspanningsleidingen zijn voorzien van deze dubbelbestemming. Gebouwd mag uitsluitend worden met instemming van de beheerder van de desbetreffende leiding.
14. Waarde (dubbelbestemming)
De gebieden met hoge en middelhoge verwachtingswaarde op archeologische vondsten (het grootste deel van het buitengebied) zijn mede bestemd voor Waarde-Archeologie-1. Voor deze gebieden is archeologisch onderzoek nodig voor grondwerkzaamheden, met een grotere diepte dan 0,4 meter en een grotere oppervlakte dan 500 m².
Alle archeologische waardevolle terreinen en gebieden waarvoor het meest beschermende regime geldt, zijn vervolgens bestemd voor Waarde-Archeologie-2. Deze dubbelbestemming heeft betrekking op de bekende en geselecteerde vindplaatsen en de monumenten die op de Archeologisch Monumentenkaart (AMK) zijn aangeduid. Voor deze gebieden is archeologisch onderzoek nodig voor grondwerkzaamheden, met een grotere diepte dan 0,4 meter en een grotere oppervlakte dan 30 m².
Kern van de regeling is dat bouwen ten behoeve van andere bestemmingen, het uitvoeren van andere werkzaamheden (geen bouwen) die de grond kunnen roeren en het uitvoeren van sloopwerkzaamheden zonder archeologische toets rechtstreeks is toegestaan, indien een bepaalde oppervlakte (30 m² of 500 m²) niet wordt overschreden of de grond niet dieper wordt geroerd dan 40 cm beneden het maaiveld. Vervanging of verandering van bestaande bebouwing is uit archeologische oogpunt eveneens rechtstreeks toegestaan, indien gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering en de oppervlakte niet wordt uitgebreid.
Indien niet aan deze voorwaarden wordt voldaan, dan is voor genoemde werkzaamheden archeologisch onderzoek nodig. Dit onderzoek dient in opdracht van de initiatiefnemer te worden uitgevoerd. Om schade aan de archeologische resten in de bodem te voorkomen, kunnen aan de bouwvergunning, aanlegvergunning en sloopvergunning regels worden verbonden. In voorkomend geval kan begeleiding van de bouw-, aanleg- of sloopactiviteiten door de archeologische deskundige worden geëist.
15. Waterstaat (dubbelbestemming)
De kernzones van de regionale, en in een enkel geval de primaire, waterkering hebben de bestemming waterstaat gekregen. Ter plaatse is veelal sprake van meerdere functies (zoals agrarisch (mede)gebruik of een verkeersfunctie), de waterkerende functie is primair. Ter plaatse is bouwen uitsluitend toegestaan na advies van de beheerder, i.c. het Waterschap Zeeuwse Eilanden. Daarnaast is tevens een ontheffing van het waterschap vereist op grond van de Keur waterbeheer.
In dit hoofdstuk zijn onderstaande regels opgenomen:
Het overgangsrecht voor bouwen en gebruik is opgenomen overeenkomstig de tekst, zoals het per 1 juli 2008 in werking getreden Besluit ruimtelijke ordening voorschrijft. De slotregel geeft de naam van het plan aan.