Plan: | Vlissingen bestemmingsplan Buitengebied |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0718.bpbuitengebied-vg99 |
Door de Commissie Waterbeheer 21e eeuw is het instrument van de watertoets geïntroduceerd. De watertoets is inmiddels verankerd op alle ruimtelijke planniveaus, die Nederland kent. De watertoets is een beoordeling van de invloed, die ontwikkelingen of beheer van een plangebied hebben op het watersysteem in dat gebied. Het is noodzakelijk de gevolgen van de beoogde ontwikkelingen voor de waterhuishoudkunde en het watersysteem na te gaan. Met dat doel is ook het Waterplan 2004-2008 opgesteld.
De waterparagraaf is in het kader van het overleg ex artikel 3.1.1 van het Bro voorgelegd aan het Waterschap Zeeuwse Eilanden en Rijkswaterstaat. Namens alle rijksdiensten heeft de VROM-Inspectie op het conceptontwerpbestemmingsplan gereageerd. De reacties van het Waterschap en de Inspectie hebben geleid tot een aantal aanpassingen van de waterparagraaf.
Bij nieuwe ontwikkelingen zal vanaf het begin van de planvorming met zowel het Waterschap als Rijkswaterstaat worden overlegd en zal een waterhuishoudkundig aanvaardbare situatie worden gecreëerd.
De provinciale waterkansenkaarten zeggen het volgende over de ondergrond van het plangebied:
In Vlissingen wordt geen infiltratie toegepast vanwege de sterk wisselende samenstelling van de ondergrond.
Voor de beoordeling van de vraag of er noodzaak bestaat om extra berging aan te leggen, is het van belang, dat in de huidige situatie het plangebied (grotendeels) uit onverharde gronden bestaat. Het voorliggende bestemmingsplan is consoliderend van aard en biedt in beginsel geen ruimte voor nieuwe ontwikkelingen waardoor het verhard oppervlak wordt vergoot. Om die reden bestaat er geen noodzaak om extra waterberging aan te leggen. Daarbij komt dat het aanwezige oppervlaktewater (Kanaal door Walcheren, Westerschelde) het te lozen water zonder problemen kan opnemen.
Het Kanaal door Walcheren heeft een transportfunctie, zowel voor de scheepvaart als voor het afvoeren van overtollig water. Het fungeert tevens als boezemwater. Het overtollige water wordt in normale situaties via de sluizen geloosd op de Westerschelde en in noodsituaties ook op het Veerse Meer.
Het waterschap heeft in het kader van het Nationaal Bestuursakkoord Water, in 2005 het regionale watersysteem getoetst aan de werknormen voor wateroverlast. De werknorm voor bebouwd gebied is 1:100, dat wil zeggen, dat er geen wateroverlast mag optreden bij een regenbui, die statistisch gezien één keer in de 100 jaar voorkomt. De toetsing geeft globaal aan op welke locaties sprake is van een hoger risico voor wateroverlast. Gebleken is, dat in de huidige situatie binnen het plangebied, vooral de lager gelegen poelgronden gevoelig zijn voor wateroverlast. Het Waterschap brengt met de gebiedsgerichte aanpak het regionale watersysteem op orde. Daarbij gaat het niet alleen om het realiseren van de wateropgave ui WB21 maar ook om het verbeteren van de waterkwaliteit op basis van de Kaderrichtlijn Water. De start van de gebiedsgerichte aanpak voor Walcheren is gepland eind 2009 / begin 2010 en de afronding in 2013. De gebiedsgerichte aanpak kan ruimtelijke consequenties hebben, bijvoorbeeld in de vorm van de aanleg van extra waterberging.
Ingevolge de Keur Waterschap Zeeuwse Eilanden dienen ten opzichte van door het waterschap beheerde waterlopen maximaal 7 meter brede obstakelvrije stroken / beplantings- en bebouwingsvrije onderhoudstroken (schouwstroken) in acht te worden genomen. Alle primaire, secundaire en tertiaire waterlopen met bijbehorende kunstwerken zijn in beheer en in onderhoud bij het waterschap. In het bestemmingsplan zijn de primaire waterlopen bestemd tot water. De onderhoudsstroken zijn niet in het plan geregeld. Daarin voorziet de Keur Waterbeheer.
Primaire waterkeringen
De waterkering langs de Westerschelde is aangewezen als primaire waterkering. Deze omvat een kernzone en een beschermingszone, waarmee bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen rekening dient te worden gehouden. De kernzone wordt in het bestemmingsplan voorzien van ofwel de enkelvoudige bestemming Waterkering dan wel de bestemming Waterstaat - Waterkering, hetgeen betekent dat ter plaatse geen bouw- of graafwerkzaamheden zijn toegestaan, tenzij met ontheffing van de beheer i.c. het waterschap.
Regionale waterkeringen
Binnen het plangebied komen enkele regionale waterkeringen voor. Deze omvatten eveneens een kernzone en een beschermingszone, waarmee bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen rekening dient te worden gehouden. De kernzone wordt in het bestemmingsplan voorzien van de dubbelbestemming Waterstaat - Waterkering, hetgeen betekent, dat ter plaatse geen bouw- of graafwerkzaamheden zijn toegestaan, tenzij met ontheffing van de beheer i.c. het waterschap.
Het oppervlaktewater in het plangebied staat deels in verbinding met het Kanaal door Walcheren. Het betreft de sloten en watergangen gelegen aan de Jacoba van Beierenweg en nabij Vrijburg. Dit betreft ruim oppervlaktewater met een redelijke waterkwaliteit.
De overige sloten en watergangen in het plangebied (gelegen rondom de kern Ritthem en de bebouwingsconcentratie van Groot-Abeele) wateren via de Zuidersluis Watergang en de spuikom af op de Westerschelde.
De bebouwde delen van het plangebied zijn aangesloten op het bestaande vuilwaterriool (voornamelijk gemengd riool). In het plangebied zijn geen grootschalige ontwikkelingen gepland die van invloed kunnen zijn op de bestaande rioolcapaciteit. Wel dient voor de geplande woningbouwontwikkeling in Groot-Abeele te worden nagegaan of de te verwachten hoeveelheid afvalwater overeenkomt met het uitgangspunt uit het Basisrioleringsplan (BRP).
In het kader van duurzaam waterbeheer is het van belang dat bij ruimtelijke ontwikkelingen rekening wordt gehouden met de waterhuishoudkundige consequenties. Daarom dient in het kader van de in het bestemmingsplan buitengebied opgenomen ontwikkelingsmogelijkheden, indien relevant, een watertoets te worden uitgevoerd. Het verhard oppervlak kan bij sommige ontwikkelingen immers aanzienlijk toenemen en daarmee nemen de hoeveelheden water die versneld door het afwateringsstelsel moeten worden afgevoerd ook toe. Overeenkomstig de voorwaarden van het waterschap zal voor situaties waarbij de oppervlakte verharding met meer dan 1.000 m² toeneemt worden beoordeeld of toename van de waterberging nodig is. Daarnaast dient bij de realisatie van nieuwe verharde oppervlakken te worden nagegaan of aanvullende voorzieningen nodig zijn om te voorkomen dat het afstromende hemelwater het oppervlaktewater verontreinigt. Voor het afgekoppelde hemelwater hanteert het waterschap de volgende voorkeursvolgorde:
Bij het afkoppelen van verhard oppervlakte dient de afkoppelbeslisboom van het waterschap in acht te worden genomen.
Samenvattend is de watertoets, in formele zin, als volgt doorgewerkt in het bestemmingsplan: