direct naar inhoud van 1.1 Aanleiding en doel bestemmingsplan
Plan: Vlissingen bestemmingsplan Buitengebied
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0718.bpbuitengebied-vg99

1.1 Aanleiding en doel bestemmingsplan

Het bestemmingsplan Buitengebied is vastgesteld op 27 februari 1997, goedgekeurd door Gedeputeerde Staten op 12 augustus 1997 en is reeds gedeeltelijk herzien bij de 3e herziening op 19 december 2002, goedgekeurd door Gedeputeerde Staten op 11 maart 2003. De Wet op de Ruimtelijke Ordening (WRO) verplichtte tot het verwerken van die goedkeuringsbesluiten. Artikel 33 van de WRO schreef voor, dat bestemmingsplannen eenmaal in de 10 jaar moesten worden herzien. Aan deze bepaling was echter geen wettelijke sanctie verbonden. Na de vaststelling heeft zich voorts een aantal incidentele ontwikkelingen voorgedaan die een juridisch-planologische regeling behoeven.

Op 1 juli 2008 is de nieuwe Wet ruimtelijke ordening (Wro) inwerking getreden. De Wro en het bijbehorende overgangsrecht verplicht gemeenten om bestaande bestemmingsplannen binnen 5 jaar te herzien. In tegenstelling tot de WRO verbindt de Wro aan het niet voldoen van deze verplichting een sanctie. Daarnaast schrijft de Wro voor dat bestemmingsplannen digitaal raadpleegbaar moeten zijn. Het gemeentebestuur van Vlissingen heeft, op basis van de bepalingen die betrekking hebben op de actualisering van bestemmingsplannen in de nieuwe Wro, een werkprogramma opgesteld voor de periode 2008-2013. De herziening van het bestemmingsplan Buitengebied is daarin opgenomen voor het jaar 2008.

Het door Provinciale Staten op 30 juni 2006 vastgestelde Omgevingsplan Zeeland 2006-2012 leidt eveneens tot aanpassing van de bestemmingsregelingen voor het landelijk gebied evenals het vervallen van de Wet op de Openluchtrecreatie ten aanzien van het kleinschalig kamperen. Ook de Natuurbeschermingswet 1998 en het Besluit externe veiligheid inrichtingen dwingen tot het verantwoording afleggen op de daarin geregelde aspecten.

Bovendien is het gewenst het buitendijkse gebied van de Gemeente Vlissingen eveneens planologisch te regelen. Voor dit gebied geldt nu al jarenlang een voorbereidingsbesluit ter bescherming van de daar aanwezige belangen en waarden. Het bestemmingsplan Rammekensschor (vastgesteld op 28 maart 1991 en goedgekeurd op 6 augustus 1993) zal bovendien in zijn geheel worden opgenomen in dit bestemmingsplan.

Andere plannen die gedeeltelijk in deze herziening worden betrokken zijn:

  • een gedeelte van bestemmingsplan Ritthem, 3e algehele herziening (vastgesteld 24 april 1997, goedgekeurd 12 augustus 1997), in verband met de uitbreiding van de begraafplaats te Ritthem.
  • een klein gedeelte van het bestemmingsplan Groot-Lammerenburg (vastgesteld 19 december 2002, goedgekeurd 1 april 2003). Het betreft percelen aan de noordzijde van de Vrijburgstraat, vanaf het perceel Vrijburgstraat 46 en de gronden ten westen daarvan.
  • een deel van het bestemmingsplan Industrieterrein Vlissingen-Oost (vastgesteld 30 september 1993, goedgekeurd 26 april 1994). Het gaat om het perceel gelegen tussen de Schorepolderweg, Rammekensweg en de Ritthemsestraat.

De nieuwe Wet ruimtelijke ordening verplicht de gemeenten, naast de verplichting tot het tijdig actualiseren van bestemmingsplannen (normstelling), tevens tot het vaststellen van een of meer structuurvisies, waarin het ruimtelijk beleid op hoofdlijnen gestalte moet krijgen. De gemeente heeft de ambitie om in de komende jaren aan die verplichting te voldoen, waarbij ook voor het landelijk gebied aan de oostzijde van het Kanaal door Walcheren, waarop dit bestemmingsplan mede betrekking heeft, bezien zal worden of structurele aanpassingen nodig of gewenst zijn. Daarbij moet bijvoorbeeld gedacht worden aan natuurontwikkeling (indien omvangrijker dan nu in het provinciale beleid voorzien), uitbreiding van bedrijventerreinen en de mogelijke realisatie van grootschalige(r) maatschappelijke of recreatieve voorzieningen. De nu in ontwikkeling zijnde structuurvisie is getoetst aan dit bestemmingsplan en zodanig aangepast, dat de in de structuurvisie op te nemen kleinschalige(r) voorzieningen passen in het bestemmingsplan. Nieuwe toekomstige, grootschalige(r) ontwikkelingen, zullen dus met afzonderlijke planologische procedures tot stand worden gebracht. Tot dat moment is het huidige gebruik als uitgangspunt genomen voor de regeling in het onderhavige bestemmingsplan.

De begrenzing van het plangebied is weergegeven in figuur 1.