Plan: | Zuidwateringstraat 12 Ritthem |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | omgevingsvergunning |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0718.OMRI01-VG01 |
Al gedurende een groot aantal jaren, zet de Dorpsraad Ritthem zich actief in voor verbetering van de het woon- en leefklimaat in het dorp Ritthem. Eén van de blijvende vragen van de Dorpsraad is de toevoeging van woningen in het dorp, voor met name senioren en jongeren. Dit is één van de middelen om het inwonertal, en daarmee de leefbaarheid, in positieve zin te beïnvloeden. In een onderzoek naar mogelijke woningbouwlocaties in Ritthem is, naast andere locaties, de schoollocatie aan de Zuidwateringstraat aan de orde gekomen. De dorpsraad wenst deze locatie te herbestemmen. In 2012 sloot deze school namelijk haar deuren.
Initiatiefnemer heeft het voornemen om op de locatie van de voormalige Christelijke basisschool Rietheim een twee-onder-een-kapwoning en een rij van vier sociale huurwoningen te realiseren. Dit plan past niet binnen het geldende bestemmingsplan 'Ritthem'. De locatie heeft namelijk nog de bestemming 'Maatschappelijk.
De gemeente Vlissingen heeft aangegeven medewerking te willen verlenen via een uitgebreide omgevingsvergunning. In artikel 2.1, eerste lid, onder c van de Wabo is de mogelijkheid opgenomen tot het verlenen van een omgevingsvergunning voor het (buitenplans) afwijken van het bestemmingsplan. In artikel 2.12, eerste lid, onderdeel a onder 3 is bepaald dat een dergelijke omgevingsvergunning kan worden verleend, indien de activiteit niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. Een aanvraag omgevingsvergunning voor het buitenplans afwijken moet voorzien zijn van een ruimtelijke onderbouwing.
Het plangebied bestaat uit het kadastrale perceel VSG00, sectie O, nummer 809 (zie afbeelding 1). De oppervlakte van dit perceel is 1.350 m² en heeft een omtrek van 148 meter.
Afbeelding 1 | Luchtfoto met plangrens (bron: PDOK, bewerking Juust)
Het doel van deze ruimtelijke onderbouwing is de toekomstige nieuwbouw toe te staan. Deze ruimtelijke onderbouwing wordt als bijlage bij de omgevingsvergunning bijgevoegd. Dit document toetst de realisatie van de voorgenomen ontwikkeling aan de geldende regelgeving. Daarnaast wordt beschreven wat het effect van de voorgenomen ontwikkeling is op de kwaliteit van de leefomgeving.
Deze ruimtelijke onderbouwing bestaat, naast dit inleidend hoofstuk, uit vier hoofdstukken. In hoofdstuk twee wordt het initiatief nader toegelicht. Hoofdstuk drie beschrijft het geldende beleidskader en ik hoofdstuk vier worden de verschillende milieuaspecten beoordeeld. Tot slot wordt in hoofdstuk vijf ingegaan op de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid.
Het plangebied bestaat uit een verpauperd schoolgebouw van ongeveer 535 m² met een schoolpein (zie afbeelding 2). Het schoolgebouw heeft een plat dak en is rondom bestraat. Aan de rand van het plangebied zijn enkele houtopstanden aanwezig, namelijk enkele hoge coniferenen zwarte elzen.
Afbeelding 2 | Huidige situatie plangebied (bron: Regelink Ecologie & Landschap)
Het plangebied wordt aan de noordzijde, oostzijde en zuidzijde begrensd door bebouwing, en aan de westzijde door agrarische gronden. Het plangebied is ontsloten met een verbindingsweg aan de Zuidwateringstraat.
In de toekomstige situatie wordt het huidige schoolgebouw gesloopt en komen er woningen voor terug. Het gaat om een twee-onder-een-kapwoning en 4 sociale huurwoningen (zie afbeelding 3 en 4). De woningen zijn levensloopbestendig waarbij een slaapkamer en de sanitaire voorzieningen op de begane grond zijn gesitueerd. De woningen krijgen een goothoogte ongeveer 3 meter en een bouwhoogte van ruim 8,5 meter.
Afbeelding 3 | Toekomstige situatie plangebied (bron: Sjaak Goud Architect)
Afbeelding 4 | Toekomstige voorgevel twee-onder-een-kapwoning (bron: Sjaak Goud Architect )
Er worden in totaal 12 parkeerplaatsen gerealiseerd, waarvan 4 direct bij de twee-onder-een-kapwoning en 8 in de openbare ruimte. De gronden van de bestaande inhammen wordt aangeboden aan bewoners van Zuidwateringstraat 10 en 14.
Ter plaatse van het plangebied geldt het bestemmingsplan 'Ritthem' van de gemeente Vlissingen. Dit bestemmingsplan is op 9 juni 2011 door de gemeenteraad vastgesteld. De gronden zijn in dit bestemmingsplan bestemd voor 'Maatschappelijk' (zie afbeelding 5). Het bouwen van nieuwbouwwoningen is niet toegestaan.
Afbeelding 5 | Uitsnede geldend bestemmingsplan (bron: ruimtelijkeplannen.nl, bewerking: Juust)
De voor ‘Maatschappelijk’ aangewezen gronden zijn bestemd voor maatschappelijke voorzieningen en instellingen en bij de bestemming behorende erven, tuinen, groen-, verkeer- en parkeervoorzieningen. Er geldt hier een maximum bebouwingspercentage van 50% en een maximum bouwhoogte van 4 meter. Daarnaast geldt de dubbelbestemming 'Waarde-Archeologie 3'. De voor ‘Waarde – Archeologie 3’ aangewezen gronden zijn mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden.
Direct ten oosten van het plangebied is de gebiedsaanuiding 'veiligheidszone - munitie c' opgenomen. Deze aanduiding geeft aan dat geen gebouwen zijn toegestaan met een vlies- of gordijngevelconstructie en geen gebouwen met zeer grote glasoppervlakten.
Structuurvisie Infrastructuur & Ruimte
Op 13 maart 2012 is de Structuurvisie Infrastructuur & Ruimte vastgesteld (SVIR). Het Rijk streeft naar een concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig Nederland. Hiernaar wordt gestreefd middels een krachtige aanpak die gaat voor een excellent internationaal vestigingsklimaat, ruimte geeft aan regionaal maatwerk, de gebruiker voorop zet, investeringen scherp prioriteert en ruimtelijke ontwikkelingen en infrastructuur met elkaar verbindt.
Belangrijk thema in deze structuurvisie is de ladder voor duurzame verstedelijking. De ladder voor duurzame verstedelijking is ingericht voor een zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten waardoor de ruimte in stedelijke gebieden optimaal benut wordt. De ladder is verankerd in het Besluit ruimtelijke ordening en luidt als volgt:
De toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, bevat een beschrijving van de behoefte aan die ontwikkeling, en, indien het bestemmingsplan die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, een motivering waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.
In welke gevallen er sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling is niet concreet vastgelegd. De jurisprudentie geeft op het gebied van woningbouw wel een constante lijn aan. Bouwplannen met minder dan 11 woningen zijn geen stedelijke ontwikkeling. In dit geval is er sprake van de ontwikkeling van 6 woningen en daarmee is het dus niet aan te merken als een stedelijke ontwikkeling. Een toetsing aan de ladder kan derhalve achterwege blijven. Wel moet worden aangetoond dat er sprake is van een goede ruimtelijke onderbouwing. Onder provinciaal beleid wordt hier nader op ingegaan.
Voor het overige zijn geen regels opgenomen die specifiek op deze situatie van toepassing zijn. Het project is lokaal en kleinschalig. Het rijksbeleid verzet zich niet tegen de ontwikkeling.
Nationale Omgevingsvisie
Gemeenten, provincies en het Rijk worden verplicht om een omgevingsvisie op te stellen vanuit de nieuwe Omgevingswet. Vooruitlopend op de invoering van de Omgevingswet heeft het Rijk de Nationale Omgevingsvisie (NOVI) opgesteld. De visie is in september 2020 gepubliceerd. De NOVI kent ondermeer de volgende vier prioriteiten:
Het beleid uit de NOVI bevat geen specifieke zaken die betrekking hebben op de ontwikkeling die dit bestemmingsplan mogelijk maakt.
Omgevingsplan Zeeland 2018
Op 21 september 2018 heeft het college van Gedeputeerde Staten het Omgevingsplan 2018 vastgesteld. Het Omgevingsplan geeft de provinciale visie en provinciale belangen op Zeeland weer, waar de Provincie Zeeland een (groot) belang aan hecht. Alle hoofdlijnen voor de fysieke leefomgeving zijn opgenomen. Zowel op het gebied van ruimtelijke ontwikkeling, maar ook economie, mobiliteit, natuur, cultuur, water en milieu. Binnen bestaand bebouwd gebied heeft de gemeente grote vrijheid bij de regie van ruimtelijke ontwikkelingen.
De provincie Zeeland wenst de Zeeuwse burger en zijn of haar woonwensen centraal te stellen. Het is van provinciaal belang dat de regionale woningmarkten in Zeeland goed functioneren, het woonbeleid is hierop afgestemd. Gestreefd wordt naar een woningvoorraad die qua omvang, locatie en type is afgestemd op de woonwensen van de Zeeuwse huishoudens. De woningvoorraad van Zeeland is vergeleken met andere provincies ouder en van mindere kwaliteit. Door de sociaal-demografische ontwikkelingen neemt de behoefte aan woningen nabij voorzieningen in steden en centrumkernen toe. Bij woningbouw staan de ruimtelijke doelen van bundeling en zorgvuldig ruimtegebruik hoog op de agenda. Het is van provinciaal belang dat Zeeuwse steden de sociaaleconomische motor blijven van de provincie. Woningbouwprojecten hebben een gemeentegrensoverschrijdend impact. Er moet daarom op regionaal niveau gekozen worden voor de woningbouwplannen die qua omvang, locatie en type aansluiten bij de woonwensen van de Zeeuwse burger. De keuzes zijn in regionale woningmarktafspraken voor Walcheren. De regionale woningmarktafspraken zijn bedoeld om regionaal woningbouwbeleid vast te stellen en dienen als onderbouwing van de Ladder voor duurzame verstedelijking. Dit project past binnen de ruimtelijke doelstellingen zoals opgenomen in het provinciaal beleid en binnen de regionale woningmarktafspraken (zie 3.3 Regionaal beleid).
Omgevingsverordening Zeeland 2018
De Omgevingsverordening Zeeland 2018 gaat net als het Omgevingsplan ook over de fysieke leefomgeving van de provincie. Bij de beoordeling van ruimtelijke plannen is vooral hoofdstuk 2 welke gaat over het ruimtelijk domein van belang. Er zijn in de omgevingsverordening geen specifieke regels opgenomen die dit plan raken.
Provinciaal beleid staat de vaststelling van het plan niet in de weg.
Actualisatie Walcherse woningmarktafspraken 2016-2025
Op 18 december 2018 is de 'Actualisatie Walcherse woningmarktafspraken 2016-2025' vastgesteld door de afzonderlijke colleges van de gemeenten Vlissingen, Veere en Middelburg. De gemeenten worden hierbij concreet geconfronteerd met:
In de komende 10 jaar is de verwachting dat de woningvoorraad met circa 7% moet groeien om aan de behoefte te kunnen voldoen. Dit is meer dan waar eerder rekening mee is gehouden. De huidige plancapaciteit van de drie Walcherse gemeenten is 5%. Zo kan de woningmarktvraag worden ingevuld, maar blijft er ook ruimte voor flexibiliteit om in te spelen op veranderingen in de woningmarkt. Om invulling te geven aan de geprognotiseerde behoefte voor reguliere woningen is een onderscheid gemaakt tussen de netto nieuwbouwbehoefte, herstructurering en deeltijdwoningen. Ten behoeve van de woningbouwopgave zijn ruim 3.500 van de te bouwen woningen opgenomen in nader gedefinieerde nieuwbouwprojecten. In deze projectenlijst wordt onderscheid gemaakte tussen plannen die planologisch geregeld zijn door middel van bijvoorbeeld een onherroepelijk bestemmingsplan (de zogenaamde 'harde plancapaciteit'), en plannen die dat niet zijn (de 'zachte plancapaciteit'). Om projecten gefaseerd op de markt te kunnen brengen, is in de woningmarktafspraken een voorlopige planning opgenomen voor het planologisch 'hard' maken van de plannen.
Een van de antwoorden van de Walcherse gemeenten op deze opgaven is het stimuleren van herbestemming en herontwikkeling van vrijkomend vastgoed. In toenemende mate komen er binnen de gemeenten locaties beschikbaar doordat de oorspronkelijke invulling niet meer gewenst is. Dit soort locaties bieden kansen voor bijzondere woonvormen en kwaliteitsverbetering voor de omliggende woonomgeving.
Het voorliggend plan is een herontwikkelingsopgave waarbij kwaliteitsverbetering plaatsvindt waarbij ingespeeld wordt op een concrete behoefte, zie hieronder. Bovendien zijn in het recente verleden al diverse onderzoeken uitgevoerd naar woningbouwlocaties in Ritthem, maar dit heeft echter niet tot het gewenste resultaat geleid. In een notitie (juli 2014) zijn verschillende locaties onderzocht op de mogelijkheid en wenselijkheid voor woningbouw. De schoollocatie had toen al de voorkeur om als eerste te herontwikkelen.
Kwalitatief Woningmarktonderzoek Zeeland (KWOZ) - 2020
Uit het in opdracht van de Provincie Zeeland uitgevoerde 'Kwalitatief Woningmarkt0nderzoek Zeeland (KWOZ)' en het bijbehorende 'Locatieonderzoek Walcheren' (STEC Groep, 2020) blijkt dat de woningmarkt niet per definitie vertaald wordt in de beoogde ontwikkelplannen. Het KWOZ constateert dat er in toenemende mate behoefte is naar nultredenwoningen (levensloopbestendig) en woningen in de (midden)huursector.
Het gewenste plan past binnen de korte termijnbehoefte zoals hierboven is aangegeven. Het kleinschalig bouwplan past binnen de uitgangspunten uit het regionale beleid.
Structuurvisie 'Vlissingen stad aan zee - een zee aan ruimte'
Op 17 december 2009 heeft de gemeenteraad van Vlissingen de structuurvisie 'Vlissingen stad aan zee- een zee aan ruimte' vastgesteld. Op 30 mei 2013 heeft de raad een actualisatie van deze visie vastgesteld. De gemeente heeft de ambitie Vlissingen gereed te maken voor de toekomst. De gemeente wil in deze structuurvisie verschillende ontwikkelingen koppelen aan de ruimtelijke opgave. Voor de inwoners en bedrijven en organisaties die (willen) opereren in de gemeente, wordt daarmee helderheid verschaft over het ruimtelijk beleid en is het richtinggevende kader voor het bestuurlijk handelen geschetst.
De gemeente Vlissingen kiest in zijn woonbeleid voor kwaliteit boven kwantiteit. De focus van het beleid ligt op de bestaande woningvoorraad en de woonomgeving. Het vooruitzicht van bevolkingskrimp en de verouderde woningvoorraad wordt door de gemeente Vlissingen ingezet als kans om kwaliteit toe te voegen aan de bestaande woningvoorraad en woonomgeving. De gemeente zet in op integrale wijkaanpak om zoveel mogelijk Vlissingers, Souburgers en Ritthemers een wooncarrière te kunnen laten maken. Het aanbieden van voldoende en kwalitatief goede huisvesting voor diverse doelgroepen hoort daar vanzelfsprekend bij.
Concreet wordt dit mogelijk gemaakt door onder andere herstructurering in combinatie met verdunning en vergroening in te zetten voor kwaliteitsverbetering van de bestaande woningvoorraad en de woonomgeving.
Woonvisie 'Vlissingen stad aan zee - een zee aan woonkwaliteit'
Het doel van de woonvisie, eveneens vastgesteld op 17 december 2009 en geactualiseerd op 30 mei 2013, is het formuleren van het beleidskader voor de toekomstige ontwikkelingen op het gebied van wonen. De visie is het toetsingskader voor initiatieven van derden en leidraad voor het handelen van de gemeente Vlissingen.
In de woonvisie is een aantal doelstellingen geformuleerd:
Een toekomstbestendig woonperspectief voor de gemeente en de buurten vraagt om een ontwikkelstrategie van selectief bijbouwen en gericht opknappen. Vrijkomende binnenstedelijke locaties worden weloverwogen opgevuld met woningen, waarbij per locatie wordt bekeken waar de buurt het meeste baat bij heeft. Dit kan bijvoorbeeld resulteren in een verbreding van het woningaanbod in de buurt, in een andere bestemming van bestaande bebouwing of in een park met speelvoorzieningen.
De plannen voor de aankomende 10 jaar zijn voor 90% reeds kwantitatief benoemd in vastgesteld beleid. De programma’s en planningen hebben echter tot op zekere hoogte ruimte om bijgestuurd te worden naar een definitieve invulling. Binnen de lopende programma’s kan de gemeente verder aansluiten bij de ambities naar meer woningdifferentiatie en aanvullende woonmilieus door onder andere kkleine binnenstedelijke projecten: variërend in aantal, geven invulling aan particuliere initiatieven tot kwaliteitsverbetering en bedienen verschillende doelgroepen.
Nieuwbouw moet zogezegd aanvullend zijn op de bestaande woningtypen en woonmilieus. Met het realiseren van een tweetal nultredenwoningen en vier social huurwoningen wordt ingespeeld op kwalitatieve differentiatie in de woningvoorraad. Daarnaast draagt het ook bij aan de leefbaarheid in Ritthem door de sloop van het vervallen gebouw. De kleinschalige woningbouwontwikkeling past binnen de de uitgangspunten uit het gemeentelijk beleid.
Er bestaat een duidelijke relatie tussen milieubeleid en ruimtelijke ordening. De laatste decennia groeien deze beleidsvelden dan ook naar elkaar toe. De milieukwaliteit vormt een belangrijke afweging bij de ontwikkelingsmogelijkheden van ruimtelijke functies. Bij de besluitvorming over het al dan niet toelaten van een bepaalde ruimtelijke ontwikkeling wordt dan ook onderzocht welke milieuaspecten daarbij een rol (kunnen) spelen. Het is van belang om milieubelastende functies (zoals bepaalde bedrijfsactiviteiten) ruimtelijk te scheiden ten opzichte van milieugevoelige functies zoals woningen. Andersom moet in de ruimtelijke ordening nadrukkelijk rekening gehouden worden met de gevolgen van ruimtelijke ingrepen voor het milieu. Milieubelastende situaties moeten voorkomen worden.
Archeologie
In Europees verband is het zogenaamde 'Verdrag van Malta' tot stand gekomen. Uitgangspunt van dit
verdrag is het archeologisch erfgoed zo veel mogelijk te behouden. Waar dit niet mogelijk is, dient het
bodemarchief met zorg ontsloten te worden. In juli 2016 is de Erfgoedwet in werking getreden. Deze wet
vervangt diverse wetten en regels voor behoud en beheer van cultureel erfgoed in Nederland. In de
Erfgoedwet staat wat cultureel erfgoed is, hoe Nederland omgaat met roerend cultureel erfgoed, wie
welke verantwoordelijkheden heeft en hoe Nederland daar toezicht op houdt.
Voor het plangebied geldt de archeologische dubbelbestemming 'Waarde-archeologie - 3'. Hiervoor geldt dat er geen archeologisch onderzoek nodig is wanneer de bodemingrepen een kleinere oppervlakte beslaan dan 500 m2 en niet dieper reiken dan 40 centimeter.
Het plangebied is ongeveer 1.350 m², waarvan 535 m² voormalig schoolgebouw. Aan de Walcherse Archeologische Dienst is op 16 november 2020 advies uitgebracht: In vergelijking met de huidige situatie bestrijkt de geplande nieuwbouw het bestaande en bebouwde gedeelte van het plangebied. De archeologische verwachting betreft hier resten in de top van de kreekrug. De verwachting is dat voor de bouw van de huidige bebouwing de grond al verstoord is. Alleen aan de noordzijde reikt het nieuwbouwplan buiten de contouren van de huidige bebouwing. Het gaat om een oppervlak van ongeveer 150 m², waar een vrijstelling geldt tot 500 m². Hierdoor is geen archeologisch onderzoek benodigd.
Cultuurhistorie
Met de Erfgoedwet beschermt de overheid het cultureel erfgoed in Nederland. De Erfgoedwet heeft zes
wetten en regelingen op het gebied van cultureel erfgoed vervangen waaronder de Monumentenwet
1988. Op basis van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is het wettelijk verplicht om in de toelichting van
een bestemmingsplan een beschrijving op te nemen van de wijze waarop met in het gebied aanwezige
cultuurhistorische waarden of monumenten rekening is gehouden.
Cultuurhistorisch waardevolle objecten in de directe omgeving van het plangebied, waarmee in het plan rekening moet of kan worden gehouden, zijn aanwezig. Aan de Zandweg 13, op een afstand van 50 meter vanaf het plangebied, is een rijksmonument gelegen (zie afbeelding 6). Het gaat om een boerderij met woongedeelte onder hoog, met pannen gedekt schilddak uit de eerste helft van de 19e eeuw. De bescherming omvat alleen het woonhuis. Aan de Zandweg 11 is ook een rijksmonument gelegen. Het gaat om een militair bedrijfsgebouw (onderdeel van betonnen verdedigingswerken). Deze ligt op ongeveer 25 meter tot aan het plangebied. Aan de Zuidwateringstraat 10 staat een MIP-object (dienstwoning).
Afbeelding 6 | Uitsnede Geoloket: Cultuurhistorie (bron: Provincie Zeeland)
Het herontwikkelen van het plangebied tot woningbouw is een kwaliteitsimpuls voor de buurt. Daarmee heeft het een positieve impact op de nabijgelegen rijksmonumenten en andere waardevolle cultuurhistorische gebouwen. De cultuurhistorische kenmerken worden met de gewenste ontwikkeling niet aangetast. De aspecten archeologie en cultuurhistorie vormen geen belemmering voor de realisatie van het gewenste plan.
Een goede ruimtelijke ordening voorziet in het voorkomen van voorzienbare hinder en gevaar door milieubelastende activiteiten. Sommige activiteiten die planologisch mogelijk worden gemaakt, veroorzaken milieubelasting voor de omgeving. Andere (gevoelige) functies moeten juist beschermd worden tegen milieubelastende activiteiten. Door bij nieuwe ontwikkelingen voldoende afstand in acht te nemen tussen milieubelastende activiteiten (zoals bedrijven) en gevoelige functies (zoals woningen) worden hinder en gevaar voorkomen en wordt het bedrijven mogelijk gemaakt zich binnen aanvaardbare voorwaarden te vestigen. Het doel van milieuzonering is om te komen tot een optimale kwaliteit van de leefomgeving.
Aangrenzend aan de noordkant van het plangebied is, aan de Zandweg 5, een bedrijfsbestemming gelegen waar opslag en detailhandel mogelijk is. Hier is momenteel de dierenspeciaalzaak Van Lunteren gevestigd. Het gebied is aan te merken als 'rustig woongebied'. Ten aanzien van opslagruimten geldt een richtafstand van 30 meter. Dergelijke milieucategorie 2 bedrijven zijn inpasbaar in een woonomgeving.
De huidige opslagloods ligt op ongeveer 18 meter afstand van de nieuw te bouwen woningen. Aan de richtafstand wordt niet voldaan. Afwijken van de richtafstand kan met een goede motivatie. Bovendien is milieuzonering niet bedoeld voor het beoordelen van bestaande situaties waarbij gevestigde milieubelastende activiteiten en milieugevoelige functies op minder dan de richtafstand van elkaar staan. In de huidige situatie ligt een maatschappelijke bestemming op het plangebied die het mogelijk maakt om een milieugevoelige functie op te richten, zoals een school. Het gaat om een historisch gegroeide situatie waar verschillende burgerwoningen, op kortere afstand van het bedrijf, zijn gelegen. Bovendien zijn de bedrijfsmatige activiteiten aan de Zandweg 5 inpandig en wordt de zuidkant gebruikt voor onder andere stalling van fietsen en voor het personeel.
Het aspect bedrijven- en milieuzonering staat de ontwikkeling van de gewenste nieuwbouw daarmee niet in de weg.
Om het risico uit te sluiten, dat mensen gezondheidsproblemen krijgen als gevolg van een langdurig verblijf op verontreinigde grond, dient aangetoond te worden dat de bodemkwaliteit geschikt is voor de beoogde functie. De ruimtelijke onderbouwing bevat een motivering over de bodemkwaliteit in relatie tot de beoogde functie 'Wonen'. De bodemkwaliteit moet geschikt zijn voor de gewenste functie.
Op 18 mei 2018 is door Mitec Advies B.V. een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd (zie Bijlage 1). Op basis van historisch onderzoek, de zintuiglijke beoordeling van de grond- en grondwatermonsters en de resultaten van het chemisch-analytisch onderzoek kan geconcludeerd worden dat er geen risico is voor de volksgezondheid en het milieu aanwezig zijn met betrekking tot de huidige en voorgenomen activiteiten op de onderzoekslocatie.
De verkregen resultaten geven geen aanleiding tot het uitvoeren van een nader bodemonderzoek. De verkregen resultaten van het onderzoek vormen geen belemmering voor de nieuwbouw van 6 woningen met tuin. Dit onderzoek kan niet gebruikt worden voor grond, welke afkomstig is van de onderzoekslocatie en elders gaat worden toegepast. Hiervoor dienen de toepassingseisen van het Besluit bodemkwaliteit in acht genomen te worden. Dit onderzoek kan wel gebruikt worden voor grond, welke afkomstig is van de onderzoekslocatie en wordt afgevoerd naar een erkend verwerker.
De doelstelling van het externe veiligheidsbeleid is het realiseren van een veilige woon- en leefomgeving door het beheersen van risico's van activiteiten met gevaarlijke stoffen (zoals het gebruik, de opslag, de productie als het transport). Het beleid is erop gericht te voorkomen dat er dichtbij gevoelige bestemmingen activiteiten met gevaarlijke stoffen plaatsvinden. Bij nieuwe (ruimtelijke) ontwikkelingen dient rekening te worden gehouden met risicobronnen in de omgeving.
Op ruim 500 meter afstand van het plangebied is een risicovolle inrichting gelegen met een bovengrondse propaantank (zie afbeeling 7). Het gaat om Akkerbouwbedrijf Wisse. Daarnaast is op ruim 550 meter afstand is een gasleiding van de Gasunie gelegen. Het plangebied ligt niet binnen de risicocontouren van beide risicobronnen.
Het plangebied ligt wel binnen het invloedsgebied van 6,94 km van Van Citters Beheer (voorheen Thermphos International B.V.). Het plangebied ligt op ruim 4 kilometer afstand van dit bedrijf. Door deze grote afstand van het plangebied, draagt de onderhavige ontwikkeling niet of nauwelijks bij aan een toename van het groepsrisico. De genoemde inrichting vormt geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling. Dit geldt ook voor de Kerncentrale Borssele. Het plangebied ligt, op een afstand van ruim 6,5 kilometer van de kerncentrale en daarmee, binnen de maatregelenzone 'jodiumprofylaxe'. De maatregel jodiumprofylaxe (het innemen van jodiumtabletten) is één van de maatregelen die in de voorbereiding op- en bij de bestrijding van de effecten van een kernongeval kan worden overwogen.
Afbeelding 7 | Uitsnede Risicokaart (bron: risicokaart.nl)
Het plangebied ligt in het invloedsgebied van de vaarroute over de Westerschelde (zie afbeelding 8). Het plangebied ligt op ongeveer 1,5 km afstand ten noorden van de vaarroute over de Westerschelde en op een afstand van ongeveer 1 km van de PR plafond van de Westerschelde.
Plaatsgebonden risico
In 2003-2004 is door middel van een kwantitatieve risico analyse (QRA) een herberekening van de potentiële risico's van het scheepstransport van gevaarlijke scheepsladingen op de Westerschelde uitgevoerd (Actualisatie Risicoanalyse (Wester)Schelde; Det Norske Veritas, juni 2011). Uit deze QRA blijkt dat het plaatsgebonden risicocontour door de Westerschelde in geen enkel geval over het land is geprojecteerd. Het plaatsgebonden risico vormt zowel in de huidige situatie als in de toekomstige situatie geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling.
Afbeelding 8 | Globale ligging invloedsgebied Westerschelde (bron: TNO, rapport 2007-A-R0562/B, eenmalige afweging groepsrisico Westerschelde)
Beperkte verantwoording van het groepsrisico (GR)
De GR-contour is verschillend voor vervoer over water, weg en spoor. Bij transport over water is er geen GR-contour. Het groepsrisico (GR) is de kans per jaar per km transportroute dat een groep van 10 of meer personen in de omgeving van een transportroute in één keer dodelijk slachtoffer wordt van een ongeval met het vervoer van gevaarlijke stoffen op die transportroute. Het GR is niet genormeerd. Hiervoor geldt enkel een oriëntatiewaarde waarbinnen een afweging gemaakt moet worden over de aanvaardbaarheid van de risico's. Het GR wordt enkel bepaald voor het invloedsgebied van een risicobron. Het invloedsgebied is het gebied waarin personen worden meegeteld voor de berekening van het GR.
De Regeling Basisnet merkt de transportroute over de Westerschelde aan als een zogenaamde rode vaarweg. In de regeling wordt uitgegaan van vastgestelde risicocontouren die vrijwel overeenkomen met de vaarweg zelf.
Het groepsrisico dient berekend te worden voor de realisatie van nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen binnen een afstand van 200 meter van een route die is aangewezen in het Bevt. Daarbij geldt dat het groepsrisico berekend en (uitgebreid) verantwoord moet worden indien:
Het plangebied ligt verder dan 200 meter afstand van de route. Een uitgebreide verantwoording is daarom niet noodzakelijk.
Een (beperkte) verantwoordingsplicht voor de hoogte van het groepsrisico is wel aan de orde indien een (plan)gebied zich bevindt binnen het invloedsgebied van een risicobron. Uit het geldende bestemmingsplan 'Ritthem' is gebleken dat, het invloedsgebied van de Westerschelde zich uitstrekt tot over de oevers en zelf tot over de kern Ritthem. De inschattingen van het extern risico van transport van gevaarlijke stoffen (dit zijn: toxische en brandbare stoffen) over de Westerschelde wijzen uit dat zowel in de referentieperiode 2004-2008 en de prognosejaren 2015 en 2030 het groepsrisicocurve de oriënterende waarde niet overschrijdt.
Het groepsrisico zal niet met meer dan 10% toenemen. In de huidige situatie is ter plaatse een maatschappelijke functie toelaatbaar. Dit was voorheen in de vorm van een basisschool. De personendichtheid is met een basisschool of een soortgelijke maatschappelijke functie hoger dan de aantal woningen die worden gerealiseerd.
Bestrijdbaarheid en zelfredzaamheid
De omvang van mogelijke incidenten kan beter beheersbaar worden gemaakt voor hulpverleningsdiensten door maatregelen te treffen met betrekking tot bestrijdbaarheid, bereikbaarheid en zelfredzaamheid. De bestrijdbaarheid is afhankelijk van de inzetbaarheid van hulpverleningsdiensten in hoeverre zij in staat zijn hun taken goed uit te kunnen voeren om daarmee verdere escalatie van een incident te voorkomen. Hierbij kan gedacht worden aan het voldoende/ adequaat aanwezig zijn van aanvalswegen en bluswatervoorzieningen, maar ook de brandweerzorgnorm wordt hier onder geschaard. Ten aanzien van de aspecten bereikbaarheid en bluswatervoorziening hanteert de regionale brandweer de richtlijnen zoals beschreven in de NVBR publicatie “Handleiding bluswatervoorziening en bereikbaarheid”. Uit deze handreiking volgt het advies dat het plangebied goed bereikbaar moet zijn voor de hulpverleningsdiensten via twee van elkaar onafhankelijke aanvalswegen, waardoor in geval van werkzaamheden of calamiteiten het plangebied bereikbaar is.
Het plangebied is ontsloten aan de Zuidwateringstraat. Via de noordkant loopt de Zuidwateringstraat vanaf N661 via de Rammekesweg en de Dorpsweg naar het plangebied. Daarnaast is vanaf het zuiden, evengoed via de Zuidwateringstraat, het plangebied via meerdere wegen te bereiken. De mogelijkheden voor hulpverleningsdiensten zijn beperkt bij een toxische wolk en zijn met name gericht op detectie en alarmering van bewoners “ramen, deuren en ventilatie openingen sluiten”. De bewoners worden geïnformeerd op het handelen bij een toxische wolk vanaf de Westerschelde middels de infographic van de Veiligheidsregio (zie Bijlage 2). Daarnaast wordt verwacht dat de bewoners van deze reguliere woningen mobiel genoeg zijn om te kunnen vluchten of schuilen en daardoor zelfredzaam zijn. Het groepsrisico vormt geen belemmering voor het mogelijk maken van het plan.
Verder zijn in het plangebied of in de directe omgeving geen risicovolle inrichtingen aanwezig. Daarnaast zijn er in de omgeving geen transportroutes gevaarlijke stoffen (weg en spoor) aanwezig. Het aspect externe veiligheid vormt geen belemmering voor het plan.
Geluid kan hinderlijk en schadelijk voor de gezondheid zijn. Zo kunnen hoge geluidsniveaus het gehoor beschadigen. Maar ook verstoring van de slaap kan op de lange duur slecht zijn voor de gezondheid. In Nederland zijn afspraken gemaakt over wat acceptabele geluidsniveaus zijn en wat niet (de geluidsnormen). Bij ruimtelijke plannen kan akoestisch onderzoek nodig zijn om geluidhinder bij geluidgevoelige objecten (scholen, woningen, etc.) te voorkomen. De Wet geluidhinder (Wgh) bevat geluidnormen en richtlijnen over de toelaatbaarheid van geluidniveaus als gevolg van rail- en wegverkeerslawaai, industrielawaai en luchtvaartlawaai. Een akoestisch onderzoek moet worden uitgevoerd als een nieuwe ruimtelijke ontwikkeling een geluidgevoelig object mogelijk maakt binnen een geluidzone van een bestaande geluidbron of indien het plan een nieuwe geluidbron mogelijk maakt.
Woningen zijn geluidsgevoelige functies in het kader van de Wet geluidhinder. Het plangebied is gelegen binnen een 30 km/uur zone. Wegen met een snelheidsregime van 30 km/uur zijn uitgesloten van akoestisch onderzoek volgens de Wet geluidhinder. In het kader van een goede ruimtelijke ordening moet wel een aanvaardbaar akoestische klimaat worden bereikt.
Het plangebied ligt achter de woningen aan de Zuidwateringstraat 10 en 14 op een afstand van ongeveer 35 meter tot aan de Zuidwateringstraat. Hierdoor is er sprake van tweedelijnsbebouwing en grotendeels afscherming van wegverkeerslawaai van de Zuidwateringstraat. Daarnaast is het plangebied gelegen op ongeveer 60 meter van de straat Louwerse's Wegeling. Er kan vanuit worden gegaan dat er sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. Het aspect geluid vormt geen belemmering om het gewenste plan mogelijk te maken.
In het bestemmingsplan worden uitsluitend kabels en leidingen (gas, water, elektra, rioolpersleidingen) opgenomen die ruimtelijke relevantie hebben, of van belang zijn in het kader van externe veiligheid, beheer of gezondheidsrisico. Voor deze kabels en leidingen geldt een waarborgzone omdat deze wellicht een risico met zich meebrengen. Het gaat hier met name om een verhoogd risico als ze bij werkzaamheden worden geraakt.
In of in de nabijheid van het plangebied liggen geen planologisch relevante kabels en/of leidingen.
In het kader van een goede ruimtelijke ordening dient rekening te worden gehouden met luchtkwaliteit. Als het een ruimtelijk project of (te vergunnen) activiteit betreft, waarvan de bijdrage aan de luchtverontreiniging klein is, is geen toetsing aan de grenswaarden luchtkwaliteit nodig. Beoordeeld moet worden of de ontwikkeling 'Niet In Betekende Mate' (NIBM) bijdraagt aan de concentraties van diverse verontreinigende stoffen, waaronder stikstofdioxide (NO2) en fijn stof (PM10) in de buitenlucht.
Als een project tot een toename voor NO2 en PM10 leidt die lager is dan de NIBM grens van 1,2 µg/m3 hoeft het project niet getoetst te worden aan de grenswaarden. Vanzelfsprekend moet er wel sprake zijn van een goede ruimtelijke ordening. In de regeling NIBM is aangegeven, dat een woningbouwlocatie met maximaal 1.500 woningen en één ontsluitingsweg is aan te merken als een ontwikkeling die NIBM bijdraagt aan de verslechtering van de luchtkwaliteit.
In dit geval is er sprake van een woningbouwlocatie met maximaal 6 woningen. Volgens de regeling is er in dat geval dus geen sprake van een ontwikkeling die in betekenende mate bijdraagt aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Desondanks is de te verwachten verkeersgeneratie in de NIBM-tool ingevoerd, zie onderstaande afbeelding.
Afbeelding 9 | NIBM-tool (bron: Ministerie IenW)
Uitgaande van een extra verkeersgeneratie van 38 motorvoertuigen per etmaal (zie paragraaf 4.11), draagt het plan niet in betekende mate bij aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. De concentratiebijdrage ligt ruim onder de NIBM-grens van 1,2 µg/m3. Het aspect luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor de realisatie van het gewenste plan.
De Wet natuurbescherming zorgt voor bescherming van gebieden, diersoorten, plantensoorten en bossen. De beschermde flora en fauna mag niet worden verstoord, verjaagd of worden gedood. Voorafgaand aan een ontwikkeling moet worden onderzocht of er beschermde dieren- of plantensoorten in het plangebied leven.
Nieuwe ontwikkelingen kunnen effecten hebben op beschermde gebieden en beschermde soorten (dieren en planten). Er zijn sloopactiviteiten voorzien. Het kan zijn dat daardoor beschermde soorten worden verstoord. Door Regelink Ecologie & Landschap is op 23 januari 2019 een ecologische quickscan uitgevoerd (zie bijlage Bijlage 3).
Gebiedsbescherming
Het plangebied ligt niet in een Natura 2000-gebied en niet in het Natuurnetwerk Nederland (NNN) of overige provinciaal beschermde gebieden, waardoor bij voorbaat kan worden uitgesloten dat sprake is van een direct negatief effect op beschermde natuurgebieden. Het plangebied ligt op minder dan 1 km afstand van het NNN 'Natuurreservaat Rammekenshoek'. Aangezien de voorgenomen ontwikkeling daarnaast kleinschalig is en op enige afstand van beschermde natuurgebieden plaatsvindt worden tevens geen negatieve effecten als gevolg van externe werking (middels visuele verstoring en verstoring door geluid, trilling en licht) verwacht.
Het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied is het gebied 'Westerschelde en Saeftinghe' en ligt op een afstand van ongeveer 1 km. Naar aanleiding van de uitspraak van de Raad van State van 29 mei 2019 over de Programmatische Aanpak Stikstof (PAS) en de nieuwe AERIUS Calculator (2020) moet en kan voor dit plan de uitstoot van stikstof en de neerslag daarvan op Natura 2000-gebieden worden berekend.
Voor zowel de realisatiefase (sloop- en bouw) als de gebruiksfase is een AERIUS-berekening uitgevoerd (zie Bijlage 5). De uitkomst is dat er geen rekenresultaten hoger dan 0,00 mol/ha/j zijn. Het project heeft daarmee geen negatief effect op de instandhoudingsdoelstellingen van de Natura 2000-gebieden. Er is geen vergunning op grond van de Wet natuurbescherming nodig, er geldt ook geen 'aanhaakplicht' in het kader van het verlenen van een omgevingsvergunning.
Soortenbescherming
Uit de eologische quickscan blijkt dat geen jaarrond beschermde nesten van vogelsoorten met vaste rust- en/of verblijfplaatsen te verwachten zijn. Voor te verwachten soorten uit categorie 5 zijn in de directe nabijheid van het plangebied voldoende alternatieve nestmogelijkheden voor handen. Uit de resultaten blijkt dat de aanwezigheid van soorten uit de groep 'overige zoogdieren' kan worden uitgesloten. Daarnaast blijkt dat enkele soorten vleermuizen binnen het plangebied kunnen voorkomen. Enkele gebouwbewonende vleermuissoorten hebben mogelijk hun vaste rust- en/of verblijfplaats in de gebouwen. Hiervoor is nader onderzoek uitgevoerd (zie Bijlage 4).
In het paarseizoen van 2018 en het kraamseizoen van 2019 werd het plangebied aan de Zuidweteringstraat 62 te Ritthem geïnventariseerd op functies van het plangebied voor vleermuizen. De inventarisatie werd uitgevoerd volgens het Vleermuisprotocol 2017 zoals vastgesteld door Gegevensautoriteit Natuur. Gedurende het onderzoek werden in en in de nabijheid van het plangebied drie soorten vleermuizen aangetroffen:
Het plangebied fungeert als foerageergebied voor gewone en ruige dwergvleermuis. Het plangebied is niet essentieel op grond van de korte verblijfsduur van de foeragerende vleermuizen en de matige kwaliteit als foerageergebied ten opzichte van groene zones in de omgeving.Gedurende het onderzoek werden geen vliegroutes waargenomen. Het is waarschijnlijk dat in het plangebied geen essentiële vliegroutes aanwezig zijn. In het kraamseizoen werd een zomerverblijfplaats waargenomen. In het plangebied zijn geen paarverblijfplaatsen aanwezig. Er zijn geen aanwijzingen voor winterverblijfplaats voor grotere aantallen dieren.
Voordat de werkzaamheden uitgevoerd kunnen worden, dient een mitigatieplan opgesteld te worden. In dit plan staat beschreven op welke manier de negatieve effecten worden verzacht dan wel worden voorkomen. Er dient een ontheffing van de Wet natuurbescherming te worden aangevraagd, het mitigatieplan dient als onderbouwing bij de ontheffingsaanvraag. Het opstellen en uitvoeren van een mitigatieplan voor de gewone dwergvleermuis wordt opgesteld. De maatregelen die noodzakelijk zijn worden toegepast voordat de sloop van het gebouw plaatsvindt.
Een van de maatregelen voortkomend uit het mitigatieplan is om in de periode tussen sloop en voltooiing van de nieuwbouw, in de directe omgeving van het plangebied voor uiterlijk eind februari 2021 4 meerlaagse vleermuiskasten op te hangen voor de gewone dwergvleermuis. Daarnaast zal bij de realisatie van de nieuwbouw het pand aan alle gevels op minimaal vier plaatsen voorzien van open stootvoegen van minimaal 14 mm breedte. Deze stootvoegen bieden vleermuizen toegang tot de luchtspouw.
Het aspect natuur vormt daardoor geen belemmering voor de gewenste ontwikkeling.
In de Tweede Wereldoorlog is in Zeeland veel gevochten. Doordat tijdens de gevechten niet alle munitie is ontploft zijn er tot op de dag van vandaag blindgangers in de bodem te vinden. De Provincie Zeeland heeft een kaart ontwikkeld waarop te zien is waar gevochten is en waar een grote kans is om blindgangers in de bodem aan te treffen. Als er op verdachte locaties werkzaamheden gepland staan, moet men eerst op zoek naar de mogelijke explosieven.
Als gevolg van de vele oorlogshandelingen tijdens de Tweede Wereldoorlog, kunnen niet gesprongen conventionele explosieven (CE) zijn achtergebleven in de bodem van de gemeente Vlissingen. Na de Tweede Wereldoorlog zijn er echter vele grondroerende werkzaamheden uitgevoerd binnen de gemeente. Op 3 oktober 2013 heeft de gemeenteraad hiertoe beleid vastgesteld. In dit beleid en op de bijbehorende kaart is vastgelegd in welke deelgebieden wel of geen nader onderzoek naar conventionele explosieven uitgevoerd moet worden voorafgaand aan grondroerende werkzaamheden.
Op basis van de gemeentelijke beleidskaart ligt het plangebied in de zone 'Vóór-oorlogs bebouwd onderzoeksgebied' (zie afbeelding 10). In deze oranje gebieden hebben oorlogshandelingen plaatsgevonden.
Afbeelding 10 | Uitsnede Beleidskaart CE (bron: Gemeente Vlissingen)
In dit gebied betekent dat bij grondverzet groter dan 100 m³ en bij heiwerkzaamheden moet worden bekeken welke maatregelen er moeten worden getroffen. In dit geval is de verwachting dat voor de bouw van de huidige bebouwing de grond al is verstoord (zie paragraaf 4.2 en 4.4). Het risico op het aantreffen van niet gesprongen conventionele explosieven bij de grondwerkzaamheden zijn dus minimaal. Vooraf onderzoek uitvoeren is daarom niet nodig. Vanwege de te verwachten graafwerkzaamheden/grondroeringen is het toch belangrijk om hier zorgvuldig mee om te gaan. Hierbij geldt het gemeentelijke protocol ''Toevalstreffers CE uit de WOII” bij het aantreffen van een verdacht object.
Het aspect NGE vormt geen belemmering om de gewenste ontwikkeling mogelijk te maken. Wel dient bij de uitvoering van het plan het gemeentelijk protocol in acht te worden genomen.
Een goede ontsluiting en voldoende parkeerfaciliteiten zijn belangrijk voor een goed functionerende ontwikkeling. In deze paragraaf wordt aandacht besteed aan de gevolgen van het plan op de verkeerssituatie in de omgeving, de verkeersgeneratie, de ontsluiting en de wijze waarop voldoende parkeergelegenheid in het plan is gewaarborgd.
Op 19 april 2012 heeft de gemeenteraad het Gemeentelijk Verkeer- en Vervoersplan 2012-2020 (GVVP) vastgesteld. Het doel van dit plan is het vastleggen van het verkeers- en vervoersbeleid voor de gemeente Vlissingen voor de periode tot 2020 met inachtneming van de ruimtelijke, demografische en verkeerskundige ontwikkelingen alsmede met het rijks-, provinciale- en regionale beleid. Voor de regio Walcheren is goede bereikbaarheid van groot belang. Het gaat daarbij om de bereikbaarheid voor forensen, inwoners, toeristen en dagjesmensen in de regio.
Parkeren
De ambitie van de gemeente Vlissingen is dat het parkeren een optimale ondersteuning levert aan alle activiteiten (gericht op bewoners, ondernemers/ werknemers en sociaal, recreatief, toeristisch en economisch bezoek) die binnen de gemeente Vlissingen plaatsvinden.
Om de parkeerbehoefte bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen te bepalen wordt gebruikt gemaakt van parkeernormen afkomstig uit de Nota Parkeernormering Vlissingen 2018-2022 (Stilstaan bij Ruimtelijke Ontwikkelingen). Het plangebied ligt binnen een gebied met de stedelijkheidsgraad 'weinig stedelijk' en valt binnen de stedelijke zone 'rest bebouwde kom'. Een bouwplan dient in beginsel op eigen terrein aan de parkeerplaatsverplichting te voldoen. Voor de functie ‘wonen’ is een andere indeling aangehouden dan de richtlijnen vanuit het CROW. Voor de implementatie in de bestemmingsplannen is een indeling naar ‘omvang van de woning’ en ‘typologie van de woning’ volgens het gemeentelijk beleid beter toepasbaar dan een indeling uitgaande van de prijsklasse van de woning.
Grondgebonden | Parkeernorm | Aantal woningen | Totaal aantal parkeerplaatsen |
2/1 kap <100 m2 go | 1,8 | 2 | 3,6 |
Rijwoning <100 m2 go | 1,8 | 4 | 7,2 |
Aantal | 10,8 |
Tabel 1 | Gemeentelijke parkeernomen (bron: Gemeente Vlissingen)
Uit bovenstaande tabel blijkt dat er een parkeerbehoefte is van afgerond 11 (10,8) parkeerplaatsen. Er worden in totaal 12 parkeerplaatsen gerealiseerd, waarvan 4 direct bij de twee-onder-een-kapwoning en 6 parkeerplaatsen daartegenover. Daarnaast worden 2 langsparkeerplaatsen gerealiseerd parallel aan de rijbaan (zie 2.1.2 Toekomstige situatie). De gronden van de bestaande inhammen wordt aangeboden aan bewoners van Zuidwateringstraat 10 en 14. Hierdoor wordt voldaan de parkeerbehoefte.
Verkeersgeneratie
De Nota Parkeernormering Vlissingen 2018-2022 heeft geen normen voor de verkeersgeneratie. Hierdoor wordt gebruik gemaakt van de CROW-publicatie 381 'Toekomstbestendig parkeren'. De gemiddelde verkeersgeneratie voor een twee-onder-een-kapwoning is 7,8 motorvoertuigbewegingen per etmaal. De gemiddelde verkeersgeneratie voor een huurwoning is 5,6 motorvoertuigbewegingen per etmaal. Dit betekent een totaal van gemiddeld 38 (15,6 + 22,4) motorvoertuigbewegingen per etmaal. Dit aantal is voor een erftoegangsweg als de Zuidwateringstraat verwaarloosbaar. Bovendien is de verkeersgeneratie van de voormalige basisschool niet in mindering gebracht.
Het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) stelt een watertoets in ruimtelijke plannen verplicht. Beschreven moet worden op welke wijze in het plangebied met water en watergerelateerde aspecten wordt omgegaan. Voorkomen moet worden dat ontwikkelingen in het ruimtegebruik ongewenste effecten hebben op de waterhuishouding. Een goede afstemming tussen beiden is derhalve noodzakelijk om problemen, zoals bijvoorbeeld wateroverlast, slechte waterkwaliteit, verdroging, etc., te voorkomen.
In het plan wordt een nieuw bouwwerk gerealiseerd. Het extra verhard oppervlak ten opzichte van de mogelijkheden binnen het huidige bestemmingsplan neemt niet toe.
Thema en water(beheer)doelstelling | Uitwerking |
Veiligheid waterkeringen
Waarborgen van het veiligheidsniveau en rekening houden met de daarvoor benodigde ruimte. |
Het plangebied ligt niet in en in de nabijheid van een waterkering. |
Voorkomen overlast door oppervlaktewater
Het plan biedt voldoende ruimte voor het vasthouden, bergen en afvoeren van water. Waarborgen van voldoende bouwpeil om overstroming vanuit oppervlaktewater in maatgevende situaties te voorkomen. Rekening houden met de gevolgen van klimaatverandering en de kans op extreme weersituaties. |
![]() In de toekomstige situatie neemt het dakoppervlak en de oppervlate aan dichte bodemverharding af. Dit komt vooral door de bijbehorende tuinen. Watercompensatie is niet noodzakelijk. Het plan biedt ruimte voor het afvoeren van water. |
Voorkomen overlast door hemel- en afvalwater
Waarborgen optimale werking van de zuiveringen/ RWZI's en van de (gemeentelijke) rioleringen. Afkoppelen van (schone) verharde oppervlakken in verband met de reductie van hydraulische belasting van de RWZI, het transportsysteem en het beperken van overstorten. |
Het huishoudelijk afvalwater wordt gescheiden van het hemelwater afgevoerd via het bestaande gemeentelijke rioolstelsel en aangeboden voor zuivering. |
Grondwaterkwantiteit en verdroging
Voorkomen en tegengaan van grondwateroverlast en -tekort. Rekening houdend met de gevolgen van klimaatverandering. Beschermen van infiltratiegebieden en –mogelijkheden. |
De ontwikkeling voorziet niet in het onttrekken van grondwater. De ontwikkeling veroorzaakt evenmin mogelijke grondwateroverlast. |
Grondwaterkwaliteit
Behoud of realisatie van een goede grondwaterkwaliteit. Denk aan grondwaterbeschermingsgebieden. |
Zowel tijdens de bouwfase als de gebruiksfase worden geen uitlogende materialen gebruikt. Er zijn (daardoor) geen nadelige gevolgen voor de waterkwaliteit te verwachten. |
Oppervlaktewaterkwaliteit
Behoud of realisatie van goede oppervlaktewaterkwaliteit. Vergroten van de veerkracht van het watersysteem. Toepassing van de trits schoonhouden, scheiden, zuiveren. |
Met dit plan wijzigt de oppervlaktewaterkwaliteit niet. In de nabijheid is ook geen oppervlaktewater gelegen. |
Volksgezondheid
Minimaliseren risico watergerelateerde ziekten en plagen. Voorkomen van verdrinkingsgevaar/-risico's via o.a. de daarvoor benodigde ruimte. |
Niet van toepassing. |
Bodemdaling
Voorkomen van maatregelen die (extra) maaiveldsdalingen in zettinggevoelige gebieden kunnen veroorzaken. |
Er is geen sprake van bodemdaling. |
Natte natuur
Ontwikkeling/bescherming van een rijke gevarieerde en natuurlijk karakteristieke aquatische natuur. |
Er is geen sprake van natte natuur. |
Onderhoud oppervlaktewater
Oppervlaktewater moet adequaat onderhouden worden. Rekening houden met obstakelvrije onderhoudsstroken vrij van bebouwing en opgaande (hout)beplanting. |
In het plangebied en in de nabijheid is geen oppervlaktewater gelegen. |
Anderer belangen waterbeheer | |
Relatie met eigendom waterbeheerder
Ruimtelijke ontwikkelingen mogen de werking van objecten (terreinen, milieuzonering) van de waterbeheerder niet belemmeren. |
Er zijn geen relevante andere eigendommen van het Waterschap Scheldestromen in de nabijheid van het plangebied. |
Wegen in beheer bij het waterschap
(alleen invullen voor zover van toepassing) |
Niet van toepassing |
In onderdeel D van de bijlage van het Besluit m.e.r. zijn diverse activiteiten opgenomen waarvoor een m.e.r.-beoordelingsplicht geldt. Hierbij moet beoordeeld worden of er sprake is van (mogelijke) belangrijke nadelige milieugevolgen. Als deze niet uitgesloten kunnen worden geldt een m.e.r.-plicht.
Bij woningbouw kan er sprake zijn van een stedelijk ontwikkelingsproject, zoals aangegeven in onder deel D 11.2, kolom 1: 'De aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject met inbegrip van de bouw van winkelcentra of parkeerterreinen.' Wat een stedelijk ontwikkelingsproject is, is niet exact vastgelegd. Op basis van jurisprudentie is duidelijk dat gekeken moet worden naar onder andere de schaalgrootte, de aard en omvang van het project, de ligging en opzet van het plan.
In dit geval gaat het om een herontwikkelingsopgave zonder nieuw beslag op de ruimte. Verder voorziet het plan in woningbouw dat passend is binnen deze woonomgeving. Ook de minimale verkeersaantrekkende werking van dit aantal woningen leiden er niet toe dat dit project moet worden aangemerkt als een stedelijk ontwikkelingsproject. Het opstellen van een vormvrije m.e.r.-beoordeling is derhalve niet aan de orde. Er is geen sprake van milieueffecten van enige omvang (zie voorgaande paragrafen).
De milieu- en andere sectorale aspecten ten aanzien van het onderhavige plan zijn onderzocht en hierboven toegelicht. Deze aspecten vormen geen belemmering voor de ontwikkeling. Planologische medewerking aan het initiatief ligt dan ook in de rede.
Voor bouwplannen zoals die zijn aangewezen in artikel 6.2.1 van het Besluit ruimtelijke ordening is het uitgangspunt dat de gemeenteraad een exploitatieplan vaststelt. Van de verplichting een exploitatieplan vast te stellen kan onder andere worden afgeweken als het verhaal van kosten van de grondexploitatie anderszins is verzekerd, bijvoorbeeld door een anterieure overeenkomst of doordat de verplicht te verhalen kosten zijn verdisconteerd in de grondprijs.
Dit plan voorziet in de bouw van 6 woningen. Dit betreft een bouwplan, zoals dat hierboven is benoemd. De gemeente Vlissingen sluit met de initiatiefnemer een (anterieure) overeenkomst waarin onder andere het kostenverhaal is geregeld. De kosten die gemaakt worden bij de uitvoering van de ontwikkeling zijn voor rekening van de initiatiefnemer. Ook eventuele planschade wordt op de initiatiefnemer verhaald. De ontwikkeling heeft voor de gemeente geen negatieve financiële gevolgen. Voor het verkrijgen van een omgevingsvergunning zullen de gebruikelijke leges in rekening worden gebracht.
Vooroverleg
Vooroverleg zoals bedoeld in artikel 3.1.1. van het Besluit ruimtelijke ordening is voor dit plan van toepassing. In het kader van dit bestuurlijke vooroverleg is het plan in ieder geval toegezonden aan de provincie, het waterschap en de veiligheidsregio.
Participatie
Initiatiefnemer heeft, samen met de gemeente, op 7 januari 2020 met de dorpsraad van Ritthem gesproken. De Dorpsraad staat positief tegenover de gewenste ontwikkeling. Verder is het bouwplan besproken met de direct omwonenden. Ook zij zijn positief over de ontwikkeling. Voor de overige bewoners uit Ritthem wordt een nieuwsbrief opgesteld en verspreid.
Ter inzage legging ontwerpbesluit omgevingsvergunning
Het ontwerpbesluit omgevingsvergunning wordt, tezamen met de aanvraag en de daarbij behorende stukken, zes weken ter inzage gelegd. Gedurende deze termijn kunnen zienswijzen worden ingediend.
Het ontwerpbesluit heeft van 25 november 2021 tot en met 5 januari 2022 ter inzage gelegen. Er zijn 2 zienswijzen ingediend (zie Bijlage 6).