Type plan: bestemmingsplan
Naam van het plan: Scheldekwartier-Noord, Scheldewijk
Status: vastgesteld
Plan identificatie: NL.IMRO.0718.BPSN09-VG01
1 Inleidende regels
 
Artikel 1 Begrippen
 
plan
het bestemmingsplan Scheldekwartier-Noord, Scheldewijk met identificatienummer NL.IMRO.0718.BPSN09-VG01 van de Gemeente Vlissingen.
 
bestemmingsplan
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.
 
aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels,
regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
 
aanduidingsgrens
de grens van een aanduiding, indien het een vlak betreft.
 
achtergevel
de gevel aan de achterzijde van een gebouw.
 
archeologisch onderzoek
onderzoek, verricht door of namens een dienst of instelling, die over een opgravingsvergunning beschikt.
 
archeologische waarden
de aan een gebied toegekende waarden dan wel de aan een gebied toegekende hoge of middelhoge
verwachtingswaarde ten aanzien van de in dat gebied voorkomende overblijfselen uit oude tijden.
 
bebouwing
een of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
 
beperkt kwetsbaar object
een object, waarvoor ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een richtwaarde voor het
risico c.q. een risico-afstand is bepaald, waarmee rekening moet worden gehouden, zoals:
  1.    
    1. verspreid liggende woningen van derden met een dichtheid van maximaal twee woningen per hectare, en
    2. bedrijfswoningen van derden;
  2. kantoorgebouwen, voorzover zij niet onder het begrip ‘kwetsbaar object’, onder c vallen;
  3. hotels en restaurants voor zover zij niet onder het begrip ‘kwetsbaar object, onder c, vallen;
  4. winkels, voor zover zij niet onder het begrip ‘kwetsbaar object’, onder c, vallen;
  5. sporthallen, zwembaden en speeltuinen;
  6. sport- en kampeerterreinen bestemd voor recreatieve doeleinden, voor zover zij niet onder het begrip ‘kwetsbaar object’, onder d, vallen;
  7. bedrijfsgebouwen, voor zover zij niet onder het begrip ‘kwetsbaar object’, onder d, vallen;
  8. objecten, die met de onder a t/m e en g genoemde gelijkgesteld kunnen worden uit hoofde van de gemiddelde tijd per dag gedurende welke personen daar verblijven, het aantal personen dat daarin doorgaans aanwezig is en de mogelijkheden voor zelfredzaamheid bij een ongeval, voorzover die objecten geen kwetsbare objecten zijn, en;
  9. objecten met een hoge infrastructurele waarde, zoals een telefoon- of elektriciteitscentrale of een gebouw met vluchtleidingsapparatuur, voorzover die objecten wegens de aard van de gevaarlijke stoffen, die bij een ongeval kan vrijkomen, bescherming verdienen tegen de gevolgen van dat ongeval.
bestaande maten
afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen, die op het tijdstip van inwerkingtreding van het
plan tot stand zijn gekomen of tot stand kan komen met inachtneming van het bepaalde bij of
krachtens de Woningwet of de Wet Algemene bepalingen omgevingsrecht.
 
bestaand (bebouwing en gebruik)
  1. bebouwing, zoals aanwezig op het tijdstip van de terinzagelegging van het vastgesteld-bestemmingsplan dan wel, zoals die mag worden gebouwd krachtens een op of voor dat tijdstip aangevraagde vergunning;
  2. het gebruik van grond en opstallen, zoals aanwezig op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan.
bestemmingsgrens
de grens van een bestemmingsvlak.
 
bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
 
bevoegd gezag
het bevoegde bestuursorgaan als bedoeld in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.
 
bijbehorend bouwwerk
uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend
hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en met de aarde verbonden bouwwerk
met een dak.
 
bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van
een bouwwerk.
 
bouwgrens
de grens van een bouwvlak.
 
bouwlaag
een doorlopend gedeelte van een gebouw, dat door op gelijke hoogte, of bij benadering gelijke
hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de eerste bouwlaag (begane grond) en met uitsluiting van kelder, onderbouw/souterrain, kap of dakopbouw.
 
bouwperceel
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende
bebouwing is toegelaten.
 
bouwperceelsgrens
een grens van een bouwperceel.
 
bouwvlak
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde
gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.
 
bouwwerk
een bouwkundige constructie van enige omvang, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.
 
cultuurhistorische waarde
de aan een object, gebouw, terrein, gebied of structuur toegekende waarde in verband met
ouderdom en gaafheid, gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan door het gebruik dat de mens in
de loop van de geschiedenis heeft gemaakt van dat bouwwerk of dat gebied.
 
Delftse stoep
een strook grond, gelegen tussen het openbare trottoir en de voorgevel van woningen, die gebruikt mag worden als geveltuintje (met bijv. vrijstaande banken en/of losstaande bloembakken/-potten) maar waarbinnen geen bouwwerken, behoudens paaltjes, hekjes, trappartijen en leuningen naar de voordeur, mogen worden gerealiseerd.
 
deskundige
een door het bevoegd gezag aan te wijzen onafhankelijke deskundige of commissie van deskundigen
inzake een specifiek aspect van de ruimtelijke ordening.
 
evenementen
grootschalige, periodieke en/of meerdaagse gebeurtenissen, gericht op een groot publiek met
betrekking tot kunst, sport, muziek, maatschappij, ontspanning en/of cultuur.
 
externe veiligheid
kans om buiten een inrichting te overlijden als rechtstreeks gevolg van een ongewenst voorval binnen
die inrichting, waarbij een gevaarlijke stof betrokken is.
 
gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden
omsloten ruimte vormt.
 
gecumuleerde geluidsbelasting
de geluidsbelasting van alle beschouwde wegen samen, zonder correctie conform artikel 110g Wgh, waarvan een overzicht is weergegeven in tabel B2.1 van de bijlage behorend bij het akoestisch onderzoek
 
geluidgevoelige objecten
woningen en andere geluidgevoelige gebouwen en geluidgevoelige terreinen, zoals bedoeld in artikel
1 van de Wet geluidhinder.
 
geluidhinderlijke inrichtingen
bedrijven, zoals bedoeld in artikel 2.4 van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer, die
in belangrijke mate geluidhinder kan veroorzaken.
 
grenswaarde
grens, zoals bedoeld in de Wet milieubeheer en zoals uitgewerkt in het Besluit externe veiligheid
inrichtingen ten aanzien van het niveau van het plaatsgebonden risico.
 
grens zone industrielawaai
de grens van de zone, zoals bedoeld in de Wet geluidhinder.
 
groepsrisico
cumulatieve kansen per jaar, dat ten minste 10, 100 of 1.000 personen overlijden als rechtstreeks
gevolg van hun aanwezigheid in het invloedsgebied van een inrichting en een ongewoon voorval
binnen die inrichting, waarbij een gevaarlijke stof, gevaarlijke afvalstof of bedrijfsmiddel is betrokken.
 
hogere grenswaarde
een maximale waarde voor de geluidbelasting, die hoger is dan de voorkeursgrenswaarde en die in
een concreet geval kan worden vastgesteld op grond van de Wet geluidhinder, het Besluit
grenswaarden binnen zones rond industrieterreinen, het Besluit grenswaarden binnen zones langs
wegen en/of het Besluit geluidhinder spoorwegen.
 
hoofdgebouw
een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de
geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het
perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming, het belangrijkst is.
 
invloedsgebied
gebied, waarin, op grond van de Regeling externe veiligheid inrichtingen, personen worden meegeteld voor de berekening van het groepsrisico.
 
kap
de volledige, of nagenoeg volledige, afdekking van een gebouw in een gebogen vorm dan wel met
een dakhelling van ten minste 30 en ten hoogste 75 graden.
 
kunstobject
voortbrengselen van alle gangbare kunstvormen zoals de beeldende, schilder- en/of tekenkunsten.
 
kwetsbaar object
een object, waarvoor ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) een grenswaarde voor het risico c.q. een risico-afstand tot een risicovolle inrichting is bepaald, die in acht genomen moet worden, zoals:
  1. woningen, niet zijnde woningen als bedoeld bij het begrip ‘beperkt kwetsbaar object’, onder a;
  2. gebouwen, bestemd voor het verblijf, al dan niet gedurende een gedeelte van de dag, van minderjarigen, zieken of gehandicapten, zoals:
    1. ziekenhuizen, bejaardentehuizen en verpleeghuizen;
    2. scholen, of
    3. gebouwen of gedeelten daarvan, bestemd voor dagopvang van minderjarigen;
  3. gebouwen, waarin doorgaans grote aantallen personen gedurende een groot gedeelte van de dag aanwezig zijn, zoals:
    1. kantoorgebouwen en hotels met een bruto vloeroppervlak van meer dan 1500 m² per object of;
    2. complexen waarin meer dan 5 winkels zijn gevestigd en waarvan het gezamenlijk bruto vloeroppervlak meer dan 1000 m² bedraagt en winkels met een totaal bruto vloeroppervlak van meer dan 2000 m² per winkel, voor zover in die complexen of in die winkels een supermarkt, hypermarkt of warenhuis is gevestigd, en;
  4. kampeer- en andere recreatieterreinen bestemd voor het verblijf van meer dan 50 personen gedurende meerdere aaneengesloten dagen.
monumentencommissie
de gemeentelijke monumentencommissie als bedoeld in de Monumentenwet 1988.
 
natuurwaarde
de aan een gebied toegekende waarde in verband met de aanwezige flora en fauna.
 
nutsvoorzieningen
voorzieningen ten behoeve van openbaar nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, geldautomaten, bergbezinkbassins, geluidwerende voorzieningen, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling, verkeersregelinstallaties, -geleiders en -borden, parkeermeters, lichtmasten, abri's,  oplaadvoorzieningen voor electrisch aangedreven voertuigen en apparatuur voor telecommunicatie.
 
onderbouw
een gedeelte van een gebouw, dat wordt afgedekt door een vloer, waarvan de bovenkant op minder dan 1.50 meter boven de aan de onderbouw aansluitende grond is gelegen, geen gebruiksfunctie heeft en dat niet als bouwlaag wordt aangemerkt.
 
ondergronds bouwwerk
een (gedeelte van) een bouwwerk, dat gelegen is op een diepte van meer dan twee meter beneden
peil.
 
overig bouwwerk
een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de
aarde is verbonden.
 
overkapping
een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met maximaal één gesloten wand.
  
pand
de kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid, die
direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is.
 
peil
  1. de bovenkant van de afgewerkte begane grondvloer;
  2. voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte terrein ter plaatse bij voltooiing van de bouw.
plaatsgebonden risico
risico op een plaats buiten een inrichting, uitgedrukt als de kans per jaar dat een persoon, die
onafgebroken en onbeschermd op die plaats zou verblijven, overlijdt als rechtstreeks gevolg van een
ongewoon voorval binnen die inrichting, waarbij een gevaarlijke stof, gevaarlijke afvalstof of
bestrijdingsmiddel betrokken is.
 
plaatsgebonden risicocontour 10-6/jaar
de risicocontour 10-6/jaar, ingevolge de artikelen 6, 7 en 8 van het Besluit externe veiligheid
inrichtingen, die aangeeft waar er een bepaalde effectkans van één op een miljoen is op een incident
met één of meer dodelijke slachtoffers.
 
QRA
een Quantitative Risk Analysis (kwantitatieve risicoanalyse) voor activiteiten met gevaarlijke stoffen.
 
richtwaarde
richtwaarde, zoals bedoeld in artikel 5.1 van de Wet milieubeheer, en zoals uitgewerkt in het Besluit
externe veiligheid inrichtingen, ten aanzien van het niveau van het plaatsgebonden risico.
 
risicovolle inrichting
  1. een inrichting bij welke ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een grenswaarde of richtwaarde voor het risico c.q. een risico-afstand moet worden aangehouden bij het in het bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten;
  2. een AMvB-inrichting, waarvoor krachtens de Wet milieubeheer afstanden gelden met het oog op de externe veiligheid, met uitzondering van gasdrukmeet- en regelstations.
straatmeubilair
objecten en voorwerpen in de openbare ruimte, zoals bloembakken, speeltoestellen, zitbanken, verlichting, kunstobjecten, prullenbakken, reclameborden, fonteinen, terrasvoorzieningen en -afscheidingen, informatievoorzieningen, verkeersborden en bewegwijzering.
 
veiligheidszone
de op de verbeelding aangegeven zone, die wordt gevormd door de plaatsgebonden risicocontour
10-6/jaar.
 
voorgevel
de naar de weg of naar het openbaar gebied gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een
gebouw betreft met meer dan één naar de weg of het openbaar gebied gekeerde gevel, de gevel, die
door zijn aard, functie, constructie dan wel gelet op de uitstraling ervan als belangrijkste gevel kan
worden aangemerkt.
 
voorkeursgrenswaarde
de maximale waarde voor de geluidsbelasting, zoals deze rechtstreeks kan worden afgeleid uit de Wet geluidhinder c.q. het Besluit grenswaarden binnen zones rond industrieterreinen, het Besluit
grenswaarden binnen zones langs wegen en/of het Besluit geluidhinder spoorwegen.
 
wet/wettelijke regelingen
indien in dit plan, de begrippen in de regels daaronder begrepen, wordt verwezen naar een wet, een
wettelijke regeling (Algemene Maatregel van Bestuur of ministeriële regeling), een keur of een
verordening dienen deze te worden gelezen, zoals deze luiden op het tijdstip van vaststelling van het
bestemmingsplan.
Artikel 2 Wijze van meten
 
Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
 
afstand
de afstand tussen bouwwerken onderling alsmede de afstand van bouwwerken tot de perceelsgrens worden daar gemeten, waar deze afstanden het kleinst zijn.
 
bouwdiepte
vanaf het peil tot aan het laagste punt van het bouwwerk met uitzondering van de fundering of ondergeschikte bouwonderdelen van het bouwwerk.
 
bouwhoogte van een antenne-installatie
tussen de voet van de antennedrager en het hoogste punt van de antenne-installatie; indien de antennedrager aan de gevel van een bouwwerk wordt bevestigd, wordt gemeten tussen het punt, waarop de antenne met antennedrager het dakvlak kruist en het hoogste punt van de antennedrager.
 
bouwhoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
 
breedte, lengte of diepte van een bouwwerk
tussen de bovengrondse buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren.
 
dakhelling
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.
 
goothoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructieonderdeel.
 
hoogte van een bouwlaag
de afstand tussen de scheidende vloerdelen gemeten van de bovenkant afgewerkte vloer tot bovenkant afgewerkte vloer.
 
inhoud van een bouwwerk
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
 
oppervlakte van een bouwwerk
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
2 Bestemmingsregels
 
Artikel 3 Bedrijf
 
3.1 Bestemmingsomschrijving
 
De voor ‘Bedrijf’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. ter plaatse van de aanduiding 'nutsvoorziening (nv)': uitsluitend voor een nutsvoorziening;
3.2 Bouwregels
 
3.2.1 Gebouwen
Voor gebouwen gelden de volgende regels:
  1. gebouwen worden binnen het bouwvlak gebouwd;
  2. de bouwhoogte van gebouwen bedraagt ten hoogste de met de aanduiding 'maximale bouwhoogte (m)' aangegeven bouwhoogte;
  3. het totale oppervlak van gebouwen en bijbehorende bouwwerken bedraagt ten hoogste het met de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage' aangegeven percentage van het bouwperceel; indien geen percentage is aangegeven, geldt een bebouwingspercentage van 100% van het bouwvlak.
3.3 Nadere eisen
 
3.3.1 Nadere eisen omgevingsvergunning
Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten
behoeve van:
  1. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  2. een goede woonsituatie;
  3. de verkeersveiligheid;
  4. de sociale veiligheid;
  5. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bebouwing.
Artikel 4 Verkeer
 
4.1 Bestemmingsomschrijving
 
De voor ‘Verkeer’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. wegen met ten hoogste twee rijstroken, voet- en rijwielpaden, pleinen en verblijfsgebieden;
  2. ter plaatse van de functieaanduiding 'brug'; tevens een brug;
  3. andere bij de bestemming behorende voorzieningen, zoals parkeervoorzieningen, kades, groenvoorzieningen, nutsvoorzieningen, straatmeubilair, trappen en hellingbanen, kunstwerken, water en overige waterhuishoudkundige voorzieningen.
4.2 Bouwregels
 
4.2.1 Toelaatbare bebouwing
Op de voor Verkeer bestemde gronden mogen worden gebouwd:
  1. niet voor bewoning bestemde kleine gebouwen voor openbaar nut en verkeer en vervoer en bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten dienste van de bestemming, met dien verstande dat bruggen uitsluitend toegestaan zijn ter plaatse van de aanduiding 'brug';
  2. de gezamenlijke oppervlakte van gebouwen als bedoeld onder a bedraagt niet meer dan 100 m2;
  3. de bouwhoogte van nutsvoorzieningen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van erf- en terreinafscheidingen, bedraagt ten hoogste 4,5 meter;
  4. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt ten hoogste 1,5 meter.
Artikel 5 Verkeer - Verblijfsgebied
 
4.1 Bestemmingsomschrijving
 
De voor ‘Verkeer –Verblijfsgebied’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. wegen met ten hoogste 2 rijstroken, pleinen, voet- en rijwielpaden met hoofdzakelijk een verblijfsfunctie;
  2. (ondergrondse) parkeervoorzieningen;
  3. ter plaatse van de aanduiding ‘fietsenstalling’: tevens een (ondergrondse) fietsenstalling met bergruimte;
  4. ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van maatschappelijk –speelplein’: tevens een speelplein;
  5. bermen, beplanting, groenvoorzieningen, waterpartijen, waterlopen en andere waterhuishoudkundige voorzieningen;
  6. andere, bij de bestemming behorende voorzieningen, zoals straatmeubilair en kunstwerken;
  7. aan de bestemming ondergeschikte nutsvoorzieningen, waaronder voorzieningen ten behoeve van een warmtenet.
4.2 Bouwregels
 
4.2.1 Toelaatbare bebouwing
Op de voor ‘Verkeer - Verblijfsgebied’ bestemde gronden mogen worden gebouwd:
  1. niet voor bewoning bestemde kleine gebouwen voor openbaar nut en verkeer en vervoer en bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten dienste van de bestemming;
  2. een fietsenstalling met bergruimte met een bouwhoogte van ten hoogste 3,5 meter en een oppervlakte van ten hoogste het op de verbeelding aangegeven aanduidingsvlak;
  3. de gezamenlijke oppervlakte van gebouwen als bedoeld onder a bedraagt niet meer dan 150m2;
  4. de bouwhoogte van nutsvoorzieningen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van erf- en terreinafscheidingen, bedraagt ten hoogste 4,5 meter;
  5. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt ten hoogste 1,5 meter.
Artikel 6 Water
 
5.1 Bestemmingsomschrijving
 
De voor ‘Water’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. waterhuishouding, waterkeringen en waterberging;
  2. waterpartijen, -lopen en -wegen en kades;
  3. bij de bestemming behorende voorzieningen, zoals duikers, bruggen, sluizen, remming- en geleidewerken, afmeervoorzieningen en verwijzingsborden;
  4. andere, bij de bestemming, behorende voorzieningen, zoals trappen en hellingbanen, straatmeubilair;
  5. aan de bestemming ondergeschikte nutsvoorzieningen.
5.2 Bouwregels
 
5.2.1 Toelaatbare bebouwing
Op de voor ‘Water’ bestemde gronden mogen worden gebouwd:
  1. niet voor bewoning bestemde kleine gebouwen voor waterhuishouding en waterkering, openbaar nut en bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten dienste van de bestemming, waaronder wacht- en opstelplaatsen voor (plezier)vaartuigen en (meer)palen;
  2. de oppervlakte van gebouwen als bedoeld onder a bedraagt niet meer dan 50m2;
  3. de bouwhoogte van nutsvoorzieningen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van erf- en terreinafscheidingen, bedraagt ten hoogste 4,5 meter;
  4. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt ten hoogste 2 meter.
5.3 Specifieke gebruiksregels
 
Met betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken gelden de volgende regels:
  1. het gebruiken of laten gebruiken van wacht- en opstelplaatsen of (meer)palen voor het afmeren van (plezier)vaartuigen, anders dan in afwachting van een opening van de brug, is niet toegestaan.
Artikel 7 Wonen
 
6.1 Bestemmingsomschrijving
 
De voor ‘Wonen aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. wonen, al dan niet in combinatie met een aan huis verbonden beroep of bedrijf;
  2. bij de bestemming behorende erven, tuinen, groenvoorzieningen, parkeervoorzieningen, maatregelen ten behoeve van het voorkomen van windhinder, water en andere bij het wonen behorende voorzieningen;
  3. aan de bestemming ondergeschikte nutsvoorzieningen.
6.2 Bouwregels
 
6.2.1 Hoofdgebouwen
Voor hoofdgebouwen gelden de volgende regels:
  1. een hoofdgebouw moet binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  2. voor grondgebonden woningen geldt dat per bouwperceel ten hoogste een hoofdgebouw mag worden gebouwd;
  3. het aantal bouwlagen bedraagt niet meer dan aangegeven op de verbeelding; indien geen maximum aantal op de verbeelding is aangegeven, is drie het maximum toegelaten aantal bouwlagen;
  4. een of meer bouwlagen mogen worden vervangen door een kap;
  5. het hoofdgebouw mag maximaal 12 meter diep zijn, met dien verstande dat de afstand van het hoofdgebouw tot de achterste perceelsgrens minimaal 5 meter bedraagt;
  6. in afwijking van het bepaalde onder e, mag ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding –dakterras’ de diepte van het hoofdgebouw meer bedragen dan 12 meter en mag gebouwd worden tot op de achterste perceelsgrens.
  7. het peil van het hoofdgebouw ligt niet hoger dan 1 meter boven de kruin van de weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
  8. het hoofdgebouw mag worden gebouwd op een onderbouw om het hoogteverschil tussen het peil en de kruin van de weg ter plaatse van de hoofdtoegang te compenseren;
  9. het aantal woningen bedraagt ten hoogste 235;
  10. de voorgevel van het hoofdgebouw wordt voor tenminste 70% in de voorgevellijn gebouwd;
  11. indien een overbouwde onderdoorgang wordt gerealiseerd, heeft deze een breedte van ten minste 3,5 meter en mag geen bebouwing worden opgericht tot een hoogte van tenminste 4,20 meter.
  12. ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding-dakterras’ mogen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden opgericht ter afscherming van het dakterras;
  13. in afwijking van het bepaalde in sublid 6.2.3 bedraagt de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding-dakterras’ maximaal 1,5 meter;
  14. bouwen van gebouwen is toegestaan nadat uit onderzoek is gebleken dat, al dan niet na het treffen van maatregelen, sprake is van tenminste een matig windklimaat voor:
    1. slenteren in een entreegebied van gebouwen, winkelstraten en dergelijke;
    2. doorlopen in openbare buitenruimte, trottoirs en dergelijke; als bedoeld in NEN 8100;
  15. het onder m bedoelde onderzoek als bedoeld in NEN 8100 wordt uitgevoerd voor gebouwen vanaf 30 meter ten opzichte van het maaiveld; voor gebouwen hoger dan 15 meter, maar lager dan 30 meter ten opzichte van het maaiveld kan op een andere wijze, waaronder een oordeel van een deskundige, blijken dat sprake is van een goed windklimaat;
  16. maatregelen ten behoeve van het bereiken van tenminste een matig windklimaat als bedoeld in NEN 8100 zijn toegestaan, ongeacht het hiervoor en in lid 6.2.2 en lid 6.2.3 bepaalde.
6.2.2 Bijbehorende bouwwerken
Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:
  1. bijbehorende bouwwerken mogen uitsluitend achter de voorgevel van het hoofdgebouw dan wel in of achter het verlengde daarvan worden gebouwd;
  2. de bouwhoogte van een aan het hoofdgebouw aangebouwd bijbehorend bouwwerk, dienende ter vergroting van het woongenot, mag, indien afgedekt met een plat dak, niet meer bedragen dan de hoogte van de begane grond van het hoofdgebouw;
  3. de goot- en bouwhoogte van een van het hoofdgebouw vrijstaand bijbehorend bouwwerk mag, indien afgedekt met een kap, ten hoogste 3 respectievelijk 5 meter bedragen;
  4. de bouwhoogte van een van het hoofdgebouw vrijstaand bijbehorend bouwwerk mag, indien afgedekt met een plat dak, ten hoogste 3 meter bedragen.
6.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:
  1. de bouwhoogte van nutsvoorzieningen bedraagt ten hoogste 4,5 meter;
  2. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen en carports/overkappingen zijnde, met uitzondering van Delftse stoepen en erf- en terreinafscheidingen, bedraagt ten hoogste 3 meter;
  3. ter plaatse van een Delftse stoep bedraagt de bouwhoogte ten hoogste 1,25 meter ten opzichte van het peil;
  4. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt ten hoogste 2 meter, in of achter de voorgevel van het hoofdgebouw.
6.2.4 Bebouwingspercentage
Het bebouwingspercentage voor het hoofdgebouw en de bijbehorende bouwwerken bedraagt per
bouwperceel maximaal 75%, tenzij op de verbeelding anders is aangegeven.
 
6.3 Afwijken van de bouwregels
 
6.3.1 Vergroten diepte hoofdgebouw
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 6.2.1 onder e met
inachtneming van de volgende regels:
  1. het hoofdgebouw mag maximaal 16 meter diep zijn, als sprake is van gestapelde bouw;
  2. de afstand van het hoofdgebouw tot de achterste perceelgrens bedraagt tenminste 5 meter;
  3. de gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van aangrenzende gronden of bouwwerken worden niet onevenredig aangetast.
6.3.2 Vergroten bebouwingspercentage
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 6.2.4 met
inachtneming van de volgende regels:
  1. indien de toelaatbare te bebouwen oppervlakte op het bouwperceel door zijn vorm of ligging met zich meebrengt dat minder dan 30m2 aan bijbehorende bouwwerken kan worden gerealiseerd, is een bebouwingspercentage van 85% tot een maximum van 30 m2 toegestaan;
  2. de gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van aangrenzende gronden of bouwwerken worden niet onevenredig aangetast.
6.4 Nadere eisen
 
6.4.1 Nadere eisen omgevingsvergunning
Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten
behoeve van:
  1. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  2. een goede woonsituatie;
  3. de verkeersveiligheid;
  4. de sociale veiligheid;
  5. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bebouwing.
6.5 Specifieke gebruiksregels
 
6.5.1 Specifiek gebruik
Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:
  1. het gebruik als een aan huis verbonden beroeps- en bedrijfsactiviteit is toegestaan met inachtneming van het bepaalde in artikel 8 van deze regels;
  2. het gebruik van bijbehorende bouwwerken als zelfstandige woning is niet toegestaan;
  3. het gebruik van gronden of bouwwerken, zoals bedoeld in artikel 6, is uitsluitend toegestaan indien op eigen terrein voldoende parkeergelegenheid wordt aangelegd en in stand gehouden overeenkomstig de kencijfers parkeren van de vastgestelde Nota Parkeernormering Vlissingen, dan wel het paraplubestemmingsplan Parkeernormering.
6.5.2 Afwijken van de specifieke gebruiksregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 6.5.1, lid c en
toestaan dat:
  1. parkeergelegenheid niet (volledig) op eigen terrein bij de ontwikkeling wordt gerealiseerd, mits dit geen onevenredige afbreuk doet aan de parkeersituatie ter plaatse en wordt voldaan aan de kencijfers parkeren van de vastgestelde Nota Parkeernormering Vlissingen, dan wel het paraplubestemmingsplan Parkeernormering;
  2. met maximaal 10% wordt afgeweken van de toe te passen parkeernorm in gevallen waarin de toepassing van de parkeernormering conform de kencijfers parkeren van de vastgestelde Nota Parkeernormering Vlissingen, dan wel het paraplubestemmingsplan Parkeernormering, naar hun oordeel in individuele gevallen tot niet bedoelde en onaanvaardbare normen leidt;
  3. in afwijking van het bepaalde onder b kan met maximaal 20% wordt afgeweken van de toe te passen parkeernorm in gevallen waarin sprake is van sociale woningbouw en toepassing van de parkeernormering conform de kencijfers parkeren van de vastgestelde Nota Parkeernormering Vlissingen, dan wel het paraplubestemmingsplan Parkeernormering in verband met de maatschappelijke en economische aard van de te realiseren woningen, naar hun oordeel in individuele gevallen tot niet bedoelde en onaanvaardbare normen leidt.
6.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van
werkzaamheden
 
6.6.1 Verbod
Het is verboden, zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen
bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
  1. het uitvoeren van grondbewerkingen op een grotere diepte dan 100 cm beneden het maaiveld, waartoe in ieder geval worden gerekend het afgraven, aanleggen, vergraven of verruimen van sloten, vijvers en andere waterpartijen;
  2. het beplanten met bomen en andere diepwortelende beplanting, of;
  3. het rooien van bomen, waarbij de stobben worden verwijderd.
6.6.2 Uitzonderingen op het aanlegverbod
Het verbod van lid 6.6.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:
  1. reeds op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan in uitvoering zijn;
  2. het bouw- en woonrijp maken;
  3. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarvoor ingevolge deze regels een omgevingsvergunning is verleend.
Artikel 8 Waterstaat
 
7.1 Bestemmingsomschrijving
 
De voor ‘Waterstaat’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende
bestemming(en), primair bestemd voor:
  1. het waterstaatswerk en beschermingszone A van een regionale waterkering;
  2. andere bij de bestemming behorende waterstaatkundige voorzieningen dan genoemd onder a. met een waterstaatkundige functie;
7.2 Bouwregels
 
7.2.1 Bebouwing
Voor het bouwen gelden de volgende regels:
  1. uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming en nutsvoorzieningen mogen worden gebouwd, met dien verstande, dat de bouwhoogte ten hoogste 4,5 meter en de oppervlakte van de bouwwerken en nutsvoorzieningen gezamenlijk ten hoogste 100 m2 bedraagt;
  2. ten behoeve van de andere voor deze gronden geldende bestemming(en) en dubbelbestemming(en) mag, met inachtneming van de bij deze bestemming(en) en dubbelbestemming(en) geldende (bouw)regels, uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.
7.3 Afwijken van de bouwregels
 
7.3.1 Afwijkingsbevoegheid
Het bevoegd gezag kan, mits geen onevenredige aantasting van het ruimtelijk en stedenbouwkundig
beeld plaatsvindt, afwijking verlenen van:
  1. het bepaalde in sublid 7.2.1, onder a, tot ten hoogste 10 meter en een oppervlakte van 100 m2 per bestemmingsvlak;
  2. het bepaalde in sublid 7.2.1, onder b, ten behoeve van de andere voor deze gronden geldende bestemming(en) en het belang van waterkering of de waterloop of waterweg niet onevenredig wordt geschaad en voorafgaand aan het besluit tot afwijking advies wordt ingewonnen bij de beheerder van de waterkering, de waterloop of de waterweg.
3 Algemene regels
Artikel 9 Algemene gebruiksregels
 
9.1 Aan huis verbonden beroepen en bedrijven
 
Met betrekking tot aan huis verbonden beroepen en bedrijven gelden de volgende regels:
  1. de uitoefening van een aan huis verbonden beroep of bedrijf mag uitsluitend plaatsvinden door de eigenaar/bewoner of de huurder/bewoner en mag geen grotere oppervlakte beslaan dan 30% van de gezamenlijke bewoonbare vloeroppervlakte van het hoofdgebouw en van de niet vrijstaande bijbehorende bouwwerken tot een maximum van 50 m2 en er mag geen detailhandel en internetverkoop plaatsvinden;
  2. het uitoefenen van een aan huis verbonden beroep of bedrijf in vrijstaande bijbehorende bouwwerken is niet toegestaan.
Artikel 10 Anti dubbeltelregel
 
Grond, die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan, waaraan uitvoering
is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten
beschouwing.
Artikel 11 Algemene bouwregels
 
11.1 Bestaande maten
 
11.1.1 Bestaande afstanden en andere maten
Afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen, die op het tijdstip van inwerkingtreding van het
plan tot stand zijn gekomen, of tot stand kunnen komen, met inachtneming van het bepaalde bij of
krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.
 
11.1.2 Toegelaten bouwwerken met afwijkende maten
  1. Voor een bouwwerk, dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen en dat in het plan ingevolge de bestemming is toegelaten, maar waarvan de bestaande maten afwijken van de maatvoeringsregels in de bouwregels van de desbetreffende bestemming, gelden die afwijkende maten als regels voor de maatvoering, met dien verstande dat:
    1. de bestaande maten, die meer bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen als ten hoogste toelaatbaar worden aangehouden;
    2. de bestaande maten, die minder bedragen dan in hoofdstuk 2 voorgeschreven, mogen als ten minste toelaatbaar worden aangehouden.
  2. In geval van herbouw is lid 1, onder a en b, uitsluitend van toepassing, indien de herbouw op dezelfde plaats plaatsvindt;
  3. Op een bouwwerk als hiervoor bedoeld, is het overgangsrecht bouwwerken niet van toepassing.
11.2 Overschrijding bouwgrenzen
 
De bouwgrenzen mogen, in afwijking van deze regels, worden overschreden door tot gebouwen
behorende stoepen, stoeptreden, trappen(huizen), galerijen, hellingbanen, funderingen, erkers,
balkons, entreeportalen, veranda’s alsmede andere ondergeschikte bouwdelen van gebouwen, mits de
overschrijding niet meer dan 1,5 meter bedraagt.
 
11.3 Overschrijding bestemmingsgrenzen
 
De bestemmingsgrenzen mogen, in afwijking van deze regels, worden overschreden door tot
gebouwen behorende balkons, mits de overschrijding niet meer dan 2 meter bedraagt en een vrije
hoogte van tenminste 4,20 meter gewaarborgd wordt.
Artikel 12 Algemene aanduidingsregels
 
12.1 Geluidzone - industrie
 
12.1.1 Beperkingen
In aanvulling op het bepaalde in deze regels geldt voor de gronden binnen de op de verbeelding
aangegeven gebiedsaanduiding 'Geluidzone - industrie', dat het bouwen van nieuwe gebouwen met
een geluidsgevoelige bestemming uitsluitend is toegestaan, indien is gebleken, dat de geluidsbelasting
vanwege het industrieterrein op de gevels van de gebouwen met deze geluidsgevoelige
bestemmingen niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde of een verkregen
hogere grenswaarde.
Artikel 13 Algemene afwijkingsregels
 
13.1 Afwijkingsbevoegdheid
 
13.1.1 Geringe afwijkingen
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de regels voor:
  1. het afwijken van de in deze bestemmingsregels voorgeschreven breedte- en dieptematen, oppervlakten, afmetingen en bebouwing percentages en/of de uitkomsten daarvan, met uitzondering van de hoogteregels, tot ten hoogste 10%;
  2. het afwijken tot ten hoogste 10 meter in de plaats, richting of afmetingen van bestemmings-, bouw- of aanduidingsgrenzen ten behoeve van:
    1. een aanpassing van het trace of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling;
    2. een ruimtelijk of technisch beter verantwoorde situering van bouwwerken;
    3. een aanpassing van de bij uitmeting van een terrein blijkende werkelijke toestand.
Artikel 14 Algemene wijzigingsregels
 
14.1 Wijzigingsbevoegdheid
 
Het bevoegd gezag kan, overeenkomstig het bepaalde in de Wet ruimtelijke ordening, het plan
wijzigen met in achtneming van de volgende regels:
  1. het aantal woningen als bedoeld in artikel 6.2.1. onder g mag worden verlaagd;
  2. de beoogde woningenbouwontwikkeling in het plangebied moet volledig zijn afgerond;
  3. het plan wordt niet eerder gewijzigd dan drie jaar na het gereed komen van de beoogde woningbouwontwikkelingen in het plangebied.
Artikel 15 Overige regels
 
15.1 Werking wettelijke regelingen
 
De wettelijke regelingen, waarnaar in de regels wordt verwezen, gelden, zoals deze luiden op het
moment van vaststelling van het plan.
4 Overgangs- en slotregels
Artikel 16 Overgangsrecht
 
16.1 Overgangsrecht bouwwerken
 
Voor bouwwerken luidt het overgangsrecht als volgt:
  1. een bouwwerk, dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag, waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  2. het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
  3. het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
16.2 Overgangsrecht gebruik
 
Voor het gebruik luidt het overgangsrecht als volgt:
  1. het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  2. het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  3. indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  4. het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 17 Slotregel
 
Deze regels kunnen worden aangehaald onder de naam “Regels van het bestemmingsplan Scheldekwartier, Scheldewijk-Noord van de Gemeente Vlissingen”.