Type plan: bestemmingsplan
Naam van het plan: Scheldekwartier, Ketelmakerij
Status: vastgesteld
Plan identificatie: NL.IMRO.0718.BPSN06-VG01
1 Inleidende regels
 
Artikel 1 Begrippen
 
plan
het bestemmingsplan Scheldekwartier, Ketelmakerij met identificatienummer NL.IMRO.0718.BPSN06-
VG01 van de Gemeente Vlissingen.
 
bestemmingsplan
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.
 
aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels,
regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
 
aanduidingsgrens
de grens van een aanduiding, indien het een vlak betreft.
 
aan huis verbonden beroep
een vrij beroep op medisch/therapeutisch gebied of het beroepsmatig verlenen van diensten op
zakelijk, administratief, architectonisch, vastgesteld-technisch, kunstzinnig, maatschappelijk, juridisch of
daarmee gelijk te stellen gebied, die door de beperkte omvang en de aan het wonen ondergeschikte
ruimtelijke uitstraling in een woning en de bijbehorende bouwwerken kunnen worden uitgeoefend en
waarbij de woning haar woonfunctie behoudt.
 
aan huis verbonden bedrijf
een bedrijf of het beroeps- of bedrijfsmatig verlenen van diensten gericht op consumentenverzorging,
lichaamsverzorging, bed & breakfast c.q. het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid, geheel of in
hoofdzaak door middel van handwerk, die door de beperkte omvang en de aan het wonen
ondergeschikte ruimtelijke uitstraling in een woning en de bijbehorende bouwwerken kunnen worden
uitgeoefend en waarbij de woning haar woonfunctie behoudt.
 
achtererfgebied
erf achter de lijn die het hoofdgebouw doorkruist op 1 meter achter de voorkant en van daaruit
evenwijdig loopt met het aangrenzend openbaar toegankelijk gebied, zonder het hoofdgebouw
opnieuw te doorkruisen of in het erf achter het hoofdgebouw te komen.
 
afhankelijke woonruimte
een bijbehorend bouwwerk, dat qua ligging een ruimtelijke eenheid vormt met de woning en waarin
een gedeelte van de huishouding uit een oogpunt van mantelzorg gehuisvest is.
 
archeologisch onderzoek
onderzoek, verricht door of namens een dienst of instelling, die over een opgravingsvergunning
beschikt.
 
archeologische waarden
de aan een gebied toegekende waarden dan wel de aan een gebied toegekende hoge of middelhoge
verwachtingswaarde ten aanzien van de in dat gebied voorkomende overblijfselen uit oude tijden.
 
bebouwing
een of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
 
beperkt kwetsbaar object
een object, waarvoor ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een richtwaarde voor het
risico c.q. een risico-afstand is bepaald, waarmee rekening moet worden gehouden, zoals:
    1. verspreid liggende woningen van derden met een dichtheid van maximaal twee woningen per hectare, en
    2. bedrijfswoningen van derden;
  1. kantoorgebouwen, voorzover zij niet onder het begrip ‘kwetsbaar object’, onder c vallen;
  2. hotels en restaurants voor zover zij niet onder het begrip ‘kwetsbaar object, onder c, vallen;
  3. winkels, voor zover zij niet onder het begrip ‘kwetsbaar object’, onder c, vallen;
  4. sporthallen, zwembaden en speeltuinen;
  5. sport- en kampeerterreinen bestemd voor recreatieve doeleinden, voor zover zij niet onder het begrip ‘kwetsbaar object’, onder d, vallen;
  6. bedrijfsgebouwen, voor zover zij niet onder het begrip ‘kwetsbaar object’, onder d, vallen;
  7. objecten, die met de onder a t/m e en g genoemde gelijkgesteld kunnen worden uit hoofde van de gemiddelde tijd per dag gedurende welke personen daar verblijven, het aantal personen dat daarin doorgaans aanwezig is en de mogelijkheden voor zelfredzaamheid bij een ongeval, voorzover die objecten geen kwetsbare objecten zijn, en;
  8. objecten met een hoge infrastructurele waarde, zoals een telefoon- of elektriciteitscentrale of een gebouw met vluchtleidingsapparatuur, voorzover die objecten wegens de aard van de gevaarlijke stoffen, die bij een ongeval kan vrijkomen, bescherming verdienen tegen de gevolgen van dat ongeval.
bestaande maten
afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen, die op het tijdstip van inwerkingtreding van het
plan tot stand zijn gekomen of tot stand kan komen met inachtneming van het bepaalde bij of
krachtens de Woningwet of de Wet Algemene bepalingen omgevingsrecht.
 
bestaand (bebouwing en gebruik)
  1. bebouwing, zoals aanwezig op het tijdstip van de terinzagelegging van hetvastgesteldbestemmingsplan dan wel, zoals die mag worden gebouwd krachtens een op of voor dat tijdstip aangevraagde vergunning;
  2. het gebruik van grond en opstallen, zoals aanwezig op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan.
bestemmingsgrens
de grens van een bestemmingsvlak.
 
bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
 
bevoegd gezag
het bevoegde bestuursorgaan als bedoeld in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.
 
bijbehorend bouwwerk
uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend
hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en met de aarde verbonden bouwwerk
met een dak.
 
bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van
een bouwwerk.
 
bouwgrens
de grens van een bouwvlak.
 
bouwlaag
een doorlopend gedeelte van een gebouw, dat door op gelijke hoogte, of bij benadering gelijke
hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de eerste bouwlaag (begane
grond) en met uitsluiting van kelder, onderbouw/souterrain, kap of dakopbouw met een hoogte van
minimaal 2,40 meter.
 
bouwperceel
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende
bebouwing is toegelaten.
 
bouwperceelsgrens
een grens van een bouwperceel.
 
bouwvlak
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde
gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.
 
bouwwerk
een bouwkundige constructie van enige omvang, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.
 
cultuur en ontspanning
voorzieningen en instellingen, al dan niet bedrijfsmatig, gericht op kunst, cultuur, beschaving,
ontspanning en vermaak, niet daaronder begrepen seksinrichtingen.
 
cultuurhistorische waarde
de aan een object, gebouw, terrein, gebied of structuur toegekende waarde in verband met
ouderdom en gaafheid, gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan door het gebruik dat de mens in
de loop van de geschiedenis heeft gemaakt van dat bouwwerk of dat gebied.
 
dakopbouw
een gedeelte van gebouw, gesitueerd op de bovenste bouwlaag van een gebouw met een oppervlakte
van ten hoogste 60% van de oppervlakte van de bovenste bouwlaag en een afstand van minimaal 1
meter tot de voorgevel.
 
deskundige
een door het bevoegd gezag aan te wijzen onafhankelijke deskundige of commissie van deskundigen
inzake een specifiek aspect van de ruimtelijke ordening.
 
detailhandel
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen
en/of leveren van goederen aan personen, die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of
aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.
 
dienstverlening
het bedrijfsmatig aanbieden en verlenen van diensten, nader te onderscheiden in:
  1. zakelijke dienstverlening: het, in hoofdzaak, verrichten van administratieve, financiële en daarmee gelijk te stellen werkzaamheden al dan niet met een daaraan ondergeschikte baliefunctie;
  2. publieksgerichte dienstverlening: het, in hoofdzaak, verrichten van baliewerkzaamheden of verlenen van andere diensten, gericht op het publiek, daaronder begrepen belwinkels en internetcafés.
erf
al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en
dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, en, voor zover een
bestemmingsplan of een beheersverordening van toepassing is, deze die inrichting niet verbieden.
 
evenementen
grootschalige, periodieke en/of meerdaagse gebeurtenissen, gericht op een groot publiek met
betrekking tot kunst, sport, muziek, maatschappij, ontspanning en/of cultuur.
 
externe veiligheid
kans om buiten een inrichting te overlijden als rechtstreeks gevolg van een ongewenst voorval binnen
die inrichting, waarbij een gevaarlijke stof betrokken is.
 
gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden
omsloten ruimte vormt.
 
geluidgevoelige objecten
woningen en andere geluidgevoelige gebouwen en geluidgevoelige terreinen, zoals bedoeld in artikel
1 van de Wet geluidhinder.
 
geluidhinderlijke inrichtingen
bedrijven, zoals bedoeld in artikel 2.4 van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer, die
in belangrijke mate geluidhinder kan veroorzaken.
 
geschakelde woning
een woning, waarvan, op het moment van inwerkingtreding van het plan, het hoofdgebouw door
middels van aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen geschakeld is met tenminste één
hoofdgebouw op een aangrenzend bouwperceel.
 
gestapelde woning
een woning in een gebouw, dat, op het moment van inwerkingtreding van het plan, twee of meer
geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat.
 
grenswaarde
grens, zoals bedoeld in de Wet milieubeheer en zoals uitgewerkt in het Besluit externe veiligheid
inrichtingen ten aanzien van het niveau van het plaatsgebonden risico.
 
grens zone industrielawaai
de grens van de zone, zoals bedoeld in de Wet geluidhinder.
 
groepsrisico
cumulatieve kansen per jaar, dat ten minste 10, 100 of 1.000 personen overlijden als rechtstreeks
gevolg van hun aanwezigheid in het invloedsgebied van een inrichting en een ongewoon voorval
binnen die inrichting, waarbij een gevaarlijke stof, gevaarlijke afvalstof of bedrijfsmiddel is betrokken.
 
hogere grenswaarde
een maximale waarde voor de geluidbelasting, die hoger is dan de voorkeursgrenswaarde en die in
een concreet geval kan worden vastgesteld op grond van de Wet geluidhinder, het Besluit
grenswaarden binnen zones rond industrieterreinen, het Besluit grenswaarden binnen zones langs
wegen en/of het Besluit geluidhinder spoorwegen.
 
hoofdgebouw
een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de
geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het
perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming, het belangrijkst is.
 
internetverkoop
de, uitsluitend via internet plaatsvindende, bedrijfsmatige verkoop van goederen, waarbij ter plaatse
van de locatie van het webadres geen toonruimte/showroom aanwezig is, geen verkoop en betaling
van goederen plaatsvindt en uitsluitend een opslag-, afhaal-, en/of verzendruimte aanwezig is.
 
invloedsgebied
gebied, waarin, op grond van de Regeling externe veiligheid inrichtingen, personen worden meegeteld
voor de berekening van het groepsrisico.
 
kap
de volledige, of nagenoeg volledige, afdekking van een gebouw in een gebogen vorm dan wel met
een dakhelling van ten minste 30 en ten hoogste 75 graden.
 
kunstobject
voortbrengselen van alle gangbare kunstvormen zoals de beeldende, schilder- en/of tekenkunsten.
 
kwetsbaar object
een object, waarvoor ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) een grenswaarde
voor het risico c.q. een risico-afstand tot een risicovolle inrichting is bepaald, die in acht genomen
moet worden, zoals:
  1. woningen, niet zijnde woningen als bedoeld bij het begrip ‘beperkt kwetsbaar object’, onder a;
  2. gebouwen, bestemd voor het verblijf, al dan niet gedurende een gedeelte van de dag, van minderjarigen, zieken of gehandicapten, zoals:
    1. ziekenhuizen, bejaardentehuizen en verpleeghuizen;
    2. scholen, of
    3. gebouwen of gedeelten daarvan, bestemd voor dagopvang van minderjarigen;
  3. gebouwen, waarin doorgaans grote aantallen personen gedurende een groot gedeelte van de dag aanwezig zijn, zoals:
    1. kantoorgebouwen en hotels met een bruto vloeroppervlak van meer dan 1500 m² per object of;
    2. complexen waarin meer dan 5 winkels zijn gevestigd en waarvan het gezamenlijk bruto vloeroppervlak meer dan 1000 m² bedraagt en winkels met een totaal bruto vloeroppervlak van meer dan 2000 m² per winkel, voor zover in die complexen of in die winkels een supermarkt, hypermarkt of warenhuis is gevestigd, en;
  4. kampeer- en andere recreatieterreinen bestemd voor het verblijf van meer dan 50 personen gedurende meerdere aaneengesloten dagen.
maatvoering
een geometrisch bepaald vlak of een figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de
regels, regels worden gesteld ten aanzien van de maatvoering van gebruik en/of bebouwing van deze
gronden.
 
mantelzorg
intensieve zorg of ondersteuning, die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt geboden
aan een hulpbehoevende, ten behoeve van zelfredzaamheid of participatie, rechtstreeks voortvloeiend
uit een tussen personen bestaande sociale relatie, die de gebruikelijke hulp van huisgenoten voor
elkaar overstijgt, en waarvan de behoefte met een verklaring van een huisarts, wijkverpleegkundige
of andere door de gemeente aangewezen sociaal-medisch adviseur kan worden aangetoond.
 
monumentencommissie
de gemeentelijke monumentencommissie als bedoeld in de Monumentenwet 1988.
 
natuurwaarde
de aan een gebied toegekende waarde in verband met de aanwezige flora en fauna.
 
nutsvoorzieningen
voorzieningen ten behoeve van openbaar nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations,
schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, geldautomaten,
bergbezinkbassins, geluidwerende voorzieningen, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse)
afvalinzameling, verkeersregelinstallaties, -geleiders en -borden, parkeermeters, lichtmasten, abri's,
oplaadvoorzieningen voor electrisch aangedreven voertuigen en apparatuur voor telecommunicatie.
 
ondergronds bouwwerk
een (gedeelte van) een bouwwerk, dat gelegen is op een diepte van meer dan twee meter beneden
peil.
 
overig bouwwerk
een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de
aarde is verbonden.
 
overkapping
een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met maximaal één gesloten wand.
 
pand
de kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid, die
direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is.
 
peil
  1. de kruin van de weg ter plaatse van de hoofdtoegang van het gebouw, indien de afstand tussen het gebouw en de kant van de weg minder dan 5 meter bedraagt;
  2. bij ligging in het water: het gemiddelde zomerpeil van het aangrenzende water;
  3. in andere gevallen en voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte terrein ter plaatse bij voltooiing van de bouw.
plaatsgebonden risico
risico op een plaats buiten een inrichting, uitgedrukt als de kans per jaar dat een persoon, die
onafgebroken en onbeschermd op die plaats zou verblijven, overlijdt als rechtstreeks gevolg van een
ongewoon voorval binnen die inrichting, waarbij een gevaarlijke stof, gevaarlijke afvalstof of
bestrijdingsmiddel betrokken is.
 
plaatsgebonden risicocontour 10-6/jaar
de risicocontour 10-6/jaar, ingevolge de artikelen 6, 7 en 8 van het Besluit externe veiligheid
inrichtingen, die aangeeft waar er een bepaalde effectkans van één op een miljoen is op een incident
met één of meer dodelijke slachtoffers.
 
pleziervaartuig
elk vaartuig, met uitzondering van een zeilplank, dat uitsluitend of hoofdzakelijk wordt gebruikt voor
enige vorm van pleziervaart, watersport of andere recreatie op het water.
 
QRA
een Quantitative Risk Analysis (kwantitatieve risicoanalyse) voor activiteiten met gevaarlijke stoffen.
 
richtwaarde
richtwaarde, zoals bedoeld in artikel 5.1 van de Wet milieubeheer, en zoals uitgewerkt in het Besluit
externe veiligheid inrichtingen, ten aanzien van het niveau van het plaatsgebonden risico.
 
risicovolle inrichting
  1. een inrichting bij welke ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een grenswaarde of richtwaarde voor het risico c.q. een risico-afstand moet worden aangehouden bij het in het bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten;
  2. een AMvB-inrichting, waarvoor krachtens de Wet milieubeheer afstanden gelden met het oog op de externe veiligheid, met uitzondering van gasdrukmeet- en regelstations.
seksinrichting
een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte, waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij
bedrijfsmatig is, seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotisch-pornografische
aard plaatsvinden of gelegenheid wordt geboden voor prostitutie dan wel voor detailhandel in seksen/
of pornoartikelen.
 
straatmeubilair
objecten en voorwerpen in de openbare ruimte, geen nutsvoorziening zijnde, zoals bloembakken,
speeltoestellen, zitbanken, verlichting, kunstobjecten, prullenbakken en ondergrondse afvalcontainers,
reclameborden, fonteinen, terrasvoorzieningen en -afscheidingen, informatievoorzieningen,
verkeersborden en bewegwijzering.
 
veiligheidszone
de op de verbeelding aangegeven zone, die wordt gevormd door de plaatsgebonden risicocontour 10-6/jaar.
 
voorgevel
de naar de weg of naar het openbaar gebied gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een
gebouw betreft van meer dan één naar de weg of het openbaar gebied gekeerde gevel, de gevel, die
door zijn aard, functie, constructie dan wel gelet op de uitstraling ervan als belangrijkste gevel kan
worden aangemerkt.
 
voorkeursgrenswaarde
de maximale waarde voor de geluidsbelasting, zoals deze rechtstreeks kan worden afgeleid uit de Wet
geluidhinder c.q. het Besluit grenswaarden binnen zones rond industrieterreinen, het Besluit
grenswaarden binnen zones langs wegen en/of het Besluit geluidhinder spoorwegen.
 
wet/wettelijke regelingen
indien in dit plan, de begrippen in de regels daaronder begrepen, wordt verwezen naar een wet, een
wettelijke regeling (Algemene Maatregel van Bestuur of ministeriële regeling), een keur of een
verordening dienen deze te worden gelezen, zoals deze luiden op het tijdstip van vaststelling van het
bestemmingsplan.
 
wonen
de zelfstandige huisvesting of onder geringe, ambulante of vrijblijvende begeleiding en/of
zorgverlening plaatsvindende, huisvesting van personen.
 
woonvaartuig
een woonschip met een casco dat herkenbaar is als een van origine varend schip, dat hoofdzakelijk
wordt gebruikt als of is bestemd tot woonverblijf, waaronder begrepen een dekschuit met een gehele
of gedeeltelijke opbouw.
Artikel 2 Wijze van meten
 
Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
 
afstand
de afstand tussen bouwwerken onderling alsmede de afstand van bouwwerken tot de perceelsgrens
worden daar gemeten, waar deze afstanden het kleinst zijn.
 
bouwdiepte
vanaf het peil tot aan het laagste punt van het bouwwerk met uitzondering van de fundering of
ondergeschikte bouwonderdelen van het bouwwerk.
 
de bouwhoogte van een antenne-installatie
tussen de voet van de antennedrager en het hoogste punt van de antenne-installatie; indien de
antennedrager aan de gevel van een bouwwerk wordt bevestigd, wordt gemeten tussen het punt,
waarop de antenne met antennedrager het dakvlak kruist en het hoogste punt van de antennedrager.
 
de bouwhoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde,
met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes,
gevelopstanden, technische installaties en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
 
breedte, lengte of diepte van een bouwwerk
tussen de bovengrondse buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren.
 
de dakhelling
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.
 
de goothoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk
te stellen constructieonderdeel.
 
de inhoud van een bouwwerk
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de
scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
 
oppervlakte van een bouwwerk
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts
geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het
bouwwerk.
2 Bestemmingsregels
 
Artikel 3 Verkeer - Verblijfsgebied
 
3.1 Bestemmingsomschrijving
 
De voor ‘Verkeer –Verblijfsgebied’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. wegen met ten hoogste 2 rijstroken, pleinen, voet- en rijwielpaden met hoofdzakelijk een verblijfsfunctie;
  2. evenementen;
  3. kades;
  4. parkeervoorzieningen;
  5. waterhuishouding en waterkeringen;
  6. bermen, beplanting, groenvoorzieningen, kraanbanen, waterpartijen, waterlopen en andere waterhuishoudkundige voorzieningen;
  7. andere, bij de bestemming behorende voorzieningen, zoals trappen en hellingbanen, afmeervoorzieningen en straatmeubilair;
  8. aan de bestemming ondergeschikte nutsvoorzieningen.
3.2 Bouwregels
 
3.2.1 Toelaatbare bebouwing
Op de voor ‘Verkeer - Verblijfsgebied’ bestemde gronden mogen worden gebouwd:
  1. niet voor bewoning bestemde kleine gebouwen voor waterhuishouding en waterkering, openbaar nut en verkeer en vervoer en bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten dienste van de bestemming;
  2. de oppervlakte van gebouwen als bedoeld onder a bedraagt niet meer dan 50m²;
  3. de bouwhoogte van nutsvoorzieningen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van terreinafscheidingen, bedraagt ten hoogste 10 meter;
  4. de bouwhoogte van terreinafscheidingen bedraagt ten hoogste 1,5 meter.
Artikel 4 Water
 
4.1 Bestemmingsomschrijving
 
De voor ‘Water’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. waterhuishouding, waterkeringen en waterberging;
  2. waterpartijen, -lopen en -wegen en kades;
  3. ter plaatse van de aanduiding ‘ligplaatsen’; tevens vaste ligplaatsen ten behoeve van pleziervaartuigen behorend bij de woningen in het plangebied;
  4. bij de bestemming behorende voorzieningen, zoals duikers, bruggen, sluizen, afmeervoorzieningen, aanlegsteigers en verwijzingsborden;
  5. andere, bij de bestemming, behorende voorzieningen, zoals trappen en hellingbanen, straatmeubilair;
  6. aan de bestemming ondergeschikte nutsvoorzieningen.
4.2 Bouwregels
 
4.2.1 Toelaatbare bebouwing
Op de voor ‘Water’ bestemde gronden mogen worden gebouwd:
  1. niet voor bewoning bestemde kleine gebouwen voor waterhuishouding en waterkering, openbaar nut en bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten dienste van de bestemming, waaronder aanlegplaatsen voor pleziervaartuigen, (meer)palen en steigers;
  2. de oppervlakte van gebouwen als bedoeld onder a bedraagt niet meer dan 50m²;
  3. de bouwhoogte van nutsvoorzieningen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van erf- en terreinafscheidingen, bedraagt ten hoogste 6 meter;
  4. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt ten hoogste 1,5 meter.
4.3 Specifieke gebruiksregels
 
Met betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken gelden de volgende regels:
  1. het aantal ligplaatsen bedraagt maximaal 20;
  2. het gebruiken of laten gebruiken van ligplaatsen voor het afmeren van woonvaartuigen is niet toegestaan;
  3. het gebruiken of laten gebruiken van ligplaatsen en vaartuigen voor bewoning is niet toegestaan;
  4. een verkooppunt voor brandstoffen is niet toegestaan.
Artikel 5 Wonen
 
5.1 Bestemmingsomschrijving
 
De voor ‘Wonen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. wonen, al dan niet in combinatie met een aan huis verbonden beroep of bedrijf;
  2. ter plaatse van de aanduiding ‘erf’: voor erven bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen;
  3. ter plaatse van de aanduiding ‘parkeerterrein’; uitsluitend voor ongebouwde parkeervoorzieningen;
  4. bij de bestemming behorende erven, tuinen, groenvoorzieningen, verkeer- en parkeervoorzieningen, water en andere bij het wonen behorende voorzieningen;
  5. aan de bestemming ondergeschikte nutsvoorzieningen.
5.2 Bouwregels
 
5.2.1 Algemeen
Binnen de bestemming Wonen mogen maximaal 86 wooneenheden worden opgericht.
 
5.2.2 Hoofdgebouwen
Voor hoofdgebouwen gelden de volgende regels:
  1. een hoofdgebouw moet binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  2. voor grondgebonden woningen geldt dat per bouwperceel ten hoogste één hoofdgebouw (woning) mag worden gebouwd;
  3. de bouwhoogte bedraagt ten hoogste de met de aanduiding ‘maximum bouwhoogte’ aangegeven bouwhoogte;
  4. ter plaatse van de aanduiding 'onderdoorgang' wordt een overbouwde onderdoorgang ter breedte van de aanduiding gerealiseerd en in stand gehouden en mag geen bebouwing worden opgericht tot een hoogte van tenminste 4,20 meter;
  5. ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding-dakterras’ mogen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden opgericht ter afscherming van het dakterras;
  6. in afwijking van het bepaalde in sublid 5.2.4 bedraagt de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding -dakterras’ maximaal 1,5 meter.
5.2.3 Bijbehorende bouwwerken
Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:
  1. bijbehorende bouwwerken mogen uitsluitend achter de voorgevel van het hoofdgebouw dan wel in of achter het verlengde daarvan worden gebouwd;
  2. gronden met de aanduiding ‘erf’ mogen voor ten hoogste 50% worden bebouwd;
  3. de bouwhoogte van een aan het hoofdgebouw aangebouwd bijbehorend bouwwerk, dienende ter vergroting van het woongenot, mag, indien afgedekt met een plat dak, niet meer bedragen dan de hoogte van de begane grond van het hoofdgebouw;
  4. de bouwhoogte van een van het hoofdgebouw vrijstaand bijbehorend bouwwerk mag ten hoogste 3 meter bedragen.
5.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:
  1. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, carports/overkappingen en nutsvoorzieningen, met uitzondering van erf- en terreinafscheidingen, bedraagt ten hoogste 3.00 meter;
  2. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt ten hoogste 2 meter, in of achter de voorgevel van het hoofdgebouw;
  3. in afwijking van het bepaalde in lid b bedraagt de bouwhoogte van toegangspoort(en) tot het binnenterrein ten hoogste 3 meter.
5.3 Nadere eisen
 
5.3.1 Nadere eisen omgevingsvergunning
Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten
behoeve van:
  1. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  2. een goede woonsituatie;
  3. de verkeersveiligheid;
  4. de sociale veiligheid;
  5. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bebouwing.
5.4 Specifieke gebruiksregels
 
5.4.1 Specifiek gebruik
Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:
  1. aan huis verbonden beroepen en bedrijven zijn toegestaan, hiervoor gelden de volgende regels:
    1. de uitoefening van een aan huis verbonden beroep of bedrijf mag uitsluitend plaatsvinden door de eigenaar/bewoner of de huurder/bewoner en mag geen grotere oppervlakte beslaan dan 30% van de gezamenlijke bewoonbare vloeroppervlakte van het hoofdgebouw en van de niet vrijstaande bijbehorende bouwwerken tot een maximum van 50 m² en er mag geen detailhandel en internetverkoop plaatsvinden;
    2. in afwijking van het bepaalde onder 1 is bij de op de verbeelding aangegeven maatvoering ‘maximum aantal m²bedrijf/beroep aan huis’ een oppervlakte van maximaal 100m² toegestaan;
  2. het uitoefenen van een aan huis verbonden beroep of bedrijf in vrijstaande bijbehorende bouwwerken is niet toegestaan;
  3. het gebruik van de bijbehorende bouwwerken als zelfstandige woning is niet toegestaan;
  4. het gebruik van gronden of bouwwerken, zoals bedoeld in artikel 5.1, is uitsluitend toegestaan indien op eigen terrein voldoende parkeergelegenheid wordt aangelegd en in stand gehouden overeenkomstig de kencijfers parkeren van de CROW.
5.4.2 Afwijken van de specifieke gebruiksregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 5.4.1, lid d en
toestaan dat:
  1. parkeergelegenheid niet (volledig) op eigen terrein bij de ontwikkeling wordt gerealiseerd, mits dit geen onevenredige afbreuk doet aan de parkeersituatie ter plaatse en wordt voldaan aan de kencijfers parkeren van de CROW;
  2. met maximaal 10% wordt afgeweken van de toe te passen parkeernorm in gevallen waarin de toepassing van de parkeernormering conform de kencijfers parkeren van de CROW naar hun oordeel tot niet bedoelde en aanvaardbare normen leidt.
Artikel 6 Waarde - Archeologie
 
6.1 Bestemmingsomschrijving
 
De voor ‘Waarde – Archeologie - 1’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar
voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van
archeologische waarden.
 
6.2 Bouwregels
 
6.2.1 Bebouwing
Voor het bouwen gelden de volgende regels:
  1. op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de bestemming worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 2 meter;
  2. ten behoeve van de andere voor deze gronden geldende bestemming(en) en dubbelbestemming(en) mag, met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) en dubbelbestemming(en) geldende (bouw)regels, uitsluitend worden gebouwd, indien:
    1. het bevoegd gezag beschikt over een verklaring van de archeologisch deskundige, waaruit blijkt, dat het opstellen van een rapport met daarin een beschrijving van de archeologische waarden van de betrokken locatie niet nodig is;
    2. niet is voldaan aan het bepaalde onder a:
      1. de aanvrager van de omgevingsvergunning een rapport heeft overlegd, waarin de archeologische waarden van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
      2. de betrokken archeologische waarden, gelet op het onder 1 genoemde rapport, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning regels te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door de archeologisch deskundige;
      3. het hiervoor bepaalde is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op één of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:
        • vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder maaiveld, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
        • een bouwwerk met een oppervlakte van ten hoogste 50 m²;
        • een bouwwerk, dat niet dieper wordt gebouwd dan 40 cm.
6.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van
werkzaamheden
 
6.3.1 Verbod
Het is verboden, zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen
bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
  1. het uitvoeren van grondbewerkingen op een grotere diepte dan 40 cm beneden het maaiveld, waartoe in ieder geval worden gerekend het afgraven, woelen, mengen, diepploegen, grootschalig egaliseren en ontginnen, het vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere waterpartijen;
  2. het ophogen van gronden met meer dan 2 meter;
  3. het verlagen of verhogen van het waterpeil;
  4. het planten of rooien van bomen, waarbij de stobben worden verwijderd;
  5. het aanbrengen van ondergrondse kabels en leidingen, niet zijnde drainage, en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.
6.3.2 Uitzonderingen
Het verbod in sublid 6.3.1 is niet van toepassing, indien:
  1. de werken en werkzaamheden noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan, waarbij lid 6.2 in acht is genomen;
  2. de werken of werkzaamheden reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het in werking treden van het plan;
  3. de werken of werkzaamheden ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd;
  4. de werken of werkzaamheden tot de normale beheers- en onderhoudswerkzaamheden worden gerekend;
  5. de werken of werkzaamheden betrekking hebben op het uitvoeren van grondbewerkingen met een oppervlakte van ten hoogste 50 m2;
  6. de werken of werkzaamheden betrekking hebben op het uitvoeren van grondbewerkingen met een diepte van ten hoogste 40 cm onder het maaiveld;
  7. het bevoegd gezag beschikt over een verklaring van de archeologisch deskundige, dat ten behoeve van de werken en werkzaamheden geen omgevingsvergunning als bedoeld in sublid 6.3.1 nodig is.
6.3.3 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning
De werken en werkzaamheden, zoals bedoeld in sublid 6.3.1 zijn slechts toelaatbaar, indien:
  1. de aanvrager van de omgevingsvergunning een rapport heeft overlegd, waarin wordt aangetoond, dat de archeologische waarden van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
  2. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de activiteiten niet worden geschaad of mogelijke schade wordt voorkomen door aan de omgevingsvergunning regels te verbinden, gericht op:
    1. het behoud van archeologische resten in de bodem;
    2. het doen van opgravingen;
    3. begeleiding van de activiteiten door de archeologisch deskundige.
6.4 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
 
6.4.1 Verbod
Het is verboden op of in de gronden met de bestemming ‘Waarde – Archeologie - 1’ zonder of in
afwijking van een omgevingsvergunning te slopen.
 
6.4.2 Uitzonderingen
Het verbod als bedoeld in sublid 6.4.1 is niet van toepassing, indien:
  1. de sloopwerkzaamheden noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan, waarbij het bepaalde in lid 6.2 in acht is genomen;
  2. de sloopwerkzaamheden reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan;
  3. de diepte, waar bodemverstoringen door de sloopwerkzaamheden plaatsvinden ten hoogste 40 cm beneden het maaiveld bedraagt;
  4. de werken of werkzaamheden tot de normale beheers- en onderhoudswerkzaamheden worden gerekend;
  5. de oppervlakte, waar bodemverstoringen door de sloopwerkzaamheden plaatsvinden ten hoogste 50 m2 bedraagt;
  6. het bevoegd gezag beschikken over een verklaring van de archeologisch deskundige, dat ten behoeve van de werken en werkzaamheden geen omgevingsvergunning als bedoeld in sublid 6.3.1. nodig is.
6.4.3 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning
Een omgevingsvergunning, zoals bedoeld in sublid 6.4.1, kan slechts worden verleend, indien:
  1. de aanvrager van de omgevingsvergunning een rapport heeft overlegd, waarin wordt aangetoond, dat de archeologische waarden van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
  2. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de activiteiten niet worden geschaad of mogelijke schade wordt voorkomen door aan de omgevingsvergunning regels te verbinden, gericht op:
    1. het behoud van archeologische resten in de bodem;
    2. het doen van opgravingen;
    3. begeleiding van de activiteiten door de archeologisch deskundige.
Artikel 7 Waterstaat
 
7.1 Bestemmingsomschrijving
 
De voor ‘Waterstaat’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende
bestemming(en), primair bestemd voor:
  1. het waterstaatswerk en beschermingszone A van een regionale waterkering;
  2. andere bij de bestemming behorende waterstaatkundige voorzieningen dan genoemd onder a met een waterstaatkundige functie;
7.2 Bouwregels
 
7.2.1 Bebouwing
Voor het bouwen gelden de volgende regels:
  1. uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming en nutsvoorzieningen mogen worden gebouwd, met dien verstande, dat de bouwhoogte ten hoogste 5 meter en de oppervlakte ten hoogste 50 m² bedraagt;
  2. ten behoeve van de andere voor deze gronden geldende bestemming(en) en dubbelbestemming(en) mag, met inachtneming van de bij deze bestemming(en) en dubbelbestemming(en) geldende (bouw)regels, uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.
7.3 Afwijken van de bouwregels
 
7.3.1 Afwijkingsbevoegdheid
Het bevoegd gezag kan, mits geen onevenredige aantasting van het ruimtelijk en stedenbouwkundig
beeld plaatsvindt, afwijking verlenen van:
  1. het bepaalde in sublid 7.2.1, onder a, tot een bouwhoogte van ten hoogste 10 meter;
  2. het bepaalde in sublid 7.2.1, onder b, ten behoeve van de andere voor deze gronden geldende bestemming(en) en het belang van waterkering of de waterloop of waterweg niet onevenredig wordt geschaad en voorafgaand aan het besluit tot afwijking advies wordt ingewonnen bij de beheerder van de waterkering, de waterloop of de waterweg.
3 Algemene regels
Artikel 8 Anti-dubbeltelregel
 
Grond, die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan, waaraan uitvoering
is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten
beschouwing.
Artikel 9 Algemene bouwregels
 
9.1 Bestaande maten
 
9.1.1 Bestaande afstanden en andere maten
Afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen, die op het tijdstip van inwerkingtreding van het
plan tot stand zijn gekomen, of tot stand kunnen komen, met inachtneming van het bepaalde bij of
krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.
 
9.1.2 Toegelaten bouwwerken met afwijkende maten
  1. Voor een bouwwerk, dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen en dat in het plan ingevolge de bestemming is toegelaten, maar waarvan de bestaande maten afwijken van de maatvoeringsregels in de bouwregels van de desbetreffende bestemming, gelden die afwijkende maten als regels voor de maatvoering, met dien verstande dat:
    1. de bestaande maten, die meer bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen als ten hoogste toelaatbaar worden aangehouden;
    2. de bestaande maten, die minder bedragen dan in hoofdstuk 2 voorgeschreven, mogen als ten minste toelaatbaar worden aangehouden.
  2. In geval van herbouw is lid 1, onder a en b, uitsluitend van toepassing, indien de herbouw op dezelfde plaats plaatsvindt;
  3. Op een bouwwerk als hiervoor bedoeld, is het overgangsrecht bouwwerken niet van toepassing.
9.2 Overschrijding bouwgrenzen
 
De bouwgrenzen mogen, in afwijking van deze regels, worden overschreden door tot gebouwen
behorende stoepen, stoeptreden, trappen(huizen), galerijen, hellingbanen, funderingen, erkers,
balkons, entreeportalen, veranda’s alsmede andere ondergeschikte bouwdelen van gebouwen, mits de
overschrijding niet meer dan 1,5 meter bedraagt.
 
9.3 Overschrijding bestemmingsgrenzen
 
De bestemmingsgrenzen mogen, in afwijking van deze regels, worden overschreden door tot
gebouwen behorende balkons, mits de overschrijding niet meer dan 2 meter bedraagt.
Artikel 10 Algemene afwijkingsregels
 
10.1 Afwijkingsbevoegdheid
 
10.1.1 Geringe afwijkingen
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de regels voor:
  1. het afwijken van de in deze bestemmingsregels voorgeschreven breedte- en dieptematen, oppervlakten, afmetingen en bebouwingspercentages en/of de uitkomsten daarvan, met uitzondering van de hoogteregels , tot ten hoogste 10%;
  2. het afwijken tot ten hoogste 10 meter in de plaats, richting of afmetingen van bestemmings-, bouw- of aanduidingsgrenzen ten behoeve van:
    1. een aanpassing van het tracé of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling;
    2. een ruimtelijk of technisch beter verantwoorde situering van bouwwerken;
    3. een aanpassing van de bij uitmeting van een terrein blijkende werkelijke toestand.
Artikel 11 Algemene wijzigingsregels
 
11.1 Wijzigingsbevoegdheid
 
Het bevoegd gezag kan, overeenkomstig het bepaalde in de Wet ruimtelijke ordening, het plan
wijzigen:
 
11.1.1 Geheel of gedeeltelijk verwijderen archeologische bestemming
  1. ten behoeve van het geheel of gedeeltelijk verwijderen van het bestemmingsvlak met de bestemming ‘Waarde - Archeologie - 1’ met inachtneming van de volgende regels:
    1. uit archeologisch onderzoek is gebleken, dat ter plaatse geen archeologische waarden aanwezig zijn;
    2. op grond van archeologisch onderzoek wordt het niet meer noodzakelijk geacht, dat het bestemmingsplan ter plaatse in bescherming en veiligstelling van archeologische waarden voorziet;
    3. alvorens omtrent de vaststelling van een wijziging te beslissen, wint het bevoegd gezag advies in bij de archeologisch deskundige.
11.1.2 Wijzigen vorm bestemmingsvlak archeologische bestemming
  1. ten behoeve van het veranderen van het bestemmingsvlak met de bestemming ‘Waarde - Archeologie - 1’ met inachtneming van de volgende regels:
    1. wijziging is op grond van archeologisch onderzoek noodzakelijk of gewenst met het oog op de bescherming of de veiligstelling van ter plaatse aanwezige waarden;
    2. er wordt geen onevenredige afbreuk gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;
    3. alvorens omtrent de vaststelling van een wijziging te beslissen, wint het bevoegd gezag advies in bij de archeologisch deskundige.
Artikel 12 Overige regels
 
12.1 Werking wettelijke regelingen
 
De wettelijke regelingen, waarnaar in de regels wordt verwezen, gelden, zoals deze luiden op het
moment van vaststelling van het plan.
4 Overgangs- en slotregels
Artikel 13 Overgangsrecht
 
13.1 Overgangsrecht bouwwerken
 
Voor bouwwerken luidt het overgangsrecht als volgt:
  1. een bouwwerk, dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag, waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  2. het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
  3. het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
13.2 Overgangsrecht gebruik
 
Voor het gebruik luidt het overgangsrecht als volgt:
  1. het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  2. het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  3. indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  4. het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 14 Slotregel
 
Deze regels kunnen worden aangehaald onder de naam ‘Regels van het bestemmingsplan
Scheldekwartier, Ketelmakerij van de Gemeente Vlissingen’.