direct naar inhoud van Artikel 22 Algemene aanduidingsregels
Plan: Kom Koudekerke
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0717.0029BPKdKAp-VG01

Artikel 22 Algemene aanduidingsregels

22.1 Molenbiotoop
22.1.1 Bouwregels

In afwijking van hoofdstuk 2 gelden ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - molenbiotoop' de volgende regels:

  • a. De bouwhoogte van gebouwen bedraagt ten hoogste de uitkomst van volgende berekening: de afstand van het bouwwerk tot het middelpunt van de molen in meters gedeeld door 75, vermeerderd met 3,8 m.
  • b. Indien uit de berekening onder a volgt dat de maximum bouwhoogte minder bedraagt dat 7,3 m, dan geldt een bouwhoogte van ten hoogste 7,3 m.

22.1.2 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 22.1.1 onder a, indien:

  • a. de vrije windvang of het zicht op de molen al zijn beperkt vanwege aanwezige bebouwing en de windvang en het zicht op de molen niet verder worden beperkt vanwege de nieuw op te richten bebouwing;
  • b. toepassing van de in lid 22.1.1 onder a bedoelde hoogtemaat de belangen in verband met de nieuw op te richten bebouwing onevenredig zouden schaden.

22.1.3 Uitvoeringsverbod zonder omgevingsvergunning

Het is verboden ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone-molenbiotoop' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het beplanten met bomen, heesters en andere hoog opgaande beplanting;
  • b. het ophogen van gronden.

22.1.4 Uitzondering op het uitvoeringsverbod

Het verbod van lid 22.1.3 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. reeds op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan in uitvoering zijn;
  • b. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarvoor omgevingsvergunning is verleend;
  • c. het beplanten met bomen, heesters en andere opgaande beplanting die als zij volgroeid is, niet hoger is dan 7,3 m of indien op hetzelfde bouwperceel gebouwen zijn toegestaan: de maximaal toelaatbare bouwhoogte van deze gebouwen.

22.1.5 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning
  • a. de werken of werkzaamheden zijn slechts toelaatbaar indien daardoor geen onevenredige afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de belangen van de molen als werktuig en als beeldbepalend element.
  • b. alvorens omtrent het verlenen van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden te beslissen, wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in bij de molendeskundige over de vraag of door het verlenen van een omgevingsvergunning geen onevenredige afbreuk zal worden gedaan aan het huidige en / of toekomstige functioneren van de molen 'De Lelie' als werktuig door windbelemmering en / of de waarde van de molen als beeldbepalend cultuurhistorisch waardevol element onevenredig in gevaar brengen of kunnen brengen.