direct naar inhoud van Artikel 3 Agrarisch
Plan: Meliskerke
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0717.0018BPMlkAP-VG01

Artikel 3 Agrarisch

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. grondgebonden agrarische bedrijven, alsmede voor toeristisch-recreatief medegebruik zoals fietsen, wandelen en paardrijden;
  • b. het behoud, herstel en / of versterking van het karakter van het gebied als agrarische randzone;
  • c. de volgende niet-agrarische neventakken:
    • 1. verkoop van boerderij- en streekproducten;
    • 2. opslag van strandhuisjes en kleedcabines;
    • 3. opslag van kampeermiddelen en boten;
    • 4. opslag van agrarische producten;
    • 5. stalling van paarden.
  • d. bedrijfswoningen, al dan niet in combinatie met;
    • 1. de uitoefening van een aan-huis-gebonden beroep of een kleinschalig bedrijfsmatige activiteit;
    • 2. het gebruik van een bijbehorend bouwwerk voor recreatief nachtverblijf.
  • e. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals laad- en losruimte, parkeervoorzieningen, groen, water, erven, tuinen, waterhuishoudkundige voorzieningen, nutsvoorzieningen.

3.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

3.2.1 Toelaatbare bebouwing

Op deze gronden mogen worden gebouwd:

  • a. in het bouwvlak: bouwwerken;
  • b. buiten het bouwvlak: terreinafscheidingen;

met inachtneming van het volgende:

3.2.2 Algemeen
  • a. bouwwerken zijn slechts toegestaan indien dit gelet op aard, omvang en inrichting van het bedrijf noodzakelijk is voor de continuïteit dan wel voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering;
  • b. de totale oppervlakte van gebouwen en overkappingen bedraagt ten hoogste het met de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' aangegeven bebouwingspercentage van het bouwvlak; indien geen bebouwingspercentage is aangegeven, geldt een bebouwingspercentage van 100% van het bouwvlak;
  • c. de oppervlakte van een bedrijfswoning inclusief aan- en uitbouwen, bedraagt ten hoogste 200 m² en de inhoud ten hoogste 750 m³;
  • d. de afstand van bouwwerken, niet zijnde terreinafscheidingen, tot de zijdelingse perceelsgrens bedraagt ten minste 5 m;
  • e. indien gebouwen worden afgedekt door een constructie van één of meer hellende dakvlakken, bedraagt de dakhelling, tenzij met een aanduiding anders is aangegeven, ten hoogste 55°.

3.2.3 Gebouwen
  • a. de gezamenlijke oppervlakte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen bij een bedrijfswoning bedraagt ten hoogste 60 m²;
  • b. de goothoogte van gebouwen bedraagt ten hoogste de met de aanduiding 'maximale goothoogte (m)' aangegeven goothoogte;
  • c. de bouwhoogte van gebouwen bedraagt ten hoogste 5 m meer dan de maximaal toelaatbare goothoogte;
  • d. in afwijking van het bepaalde onder b de goothoogte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen bij een bedrijfswoning bedraagt ten hoogste 3 m;
  • e. in afwijking van het bepaalde onder c de bouwhoogte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen bij een bedrijfswoning bedraagt ten hoogste 7 m;
  • f. de maximaal toelaatbare goothoogte van gebouwen mag worden overschreden door dakkapellen, indien:
    • 1. de breedte van dakkapellen aan de voor- of zijkant van het hoofdgebouw ten hoogste 50% van het dakvlak bedraagt;
    • 2. de breedte van dakkapellen aan de achterkant van het hoofdgebouw ten hoogste 70% van het dakvlak bedraagt.

3.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen tussen de voorgevel van gebouwen en de openbare weg bedraagt ten hoogste 1 m;
  • b. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen elders bedraagt ten hoogste 2 m;
  • c. de bouwhoogte van licht- en vlaggenmasten bedraagt ten hoogste 16 m;
  • d. de bouwhoogte van antennes ten behoeve van telecommunicatie, niet zijnde schotelantennes bedraagt ten hoogste 15 m;
  • e. de bouwhoogte van schotelantennes bedraagt ten hoogste 6 m;
  • f. de bouwhoogte van tuinmeubilair bedraagt ten hoogste 2 m;
  • g. de bouwhoogte van speelvoorzieningen bedraagt ten hoogste 6 m;
  • h. de bouwhoogte van overige bouwwerken geen gebouwen zijnde bedraagt ten hoogste 6 m.

3.3 Ontheffing van de bouwregels
3.3.1 Oprichten van stellingen buiten het bouwvlak

Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde in lid 3.2.1 onder b voor het oprichten van stellingen als teeltondersteunende voorzieningen buiten het bouwvlak, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de teeltondersteunde voorzieningen staan ten dienste aan en zijn bedrijfseconomisch ondergeschikt aan het grondgebonden agrarisch bedrijf;
  • b. de hoogte van de teeltondersteunende voorzieningen bedraagt ten hoogste 4 m;
  • c. stellingen zijn uitsluitend toegestaan in aansluiting op agrarische bouwvlakken;
  • d. de oppervlakte van stellingen bedraagt per agrarisch bedrijf ten hoogste 1 ha;
  • e. ontheffing wordt uitsluitend verleend indien:
    • 1. bebouwing gelet op de aard, omvang en inrichting van het bedrijf noodzakelijk is voor de continuïteit dan wel voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering;
    • 2. het verlenen van ontheffing niet leidt tot onevenredige aantasting van de gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden ter plaatse van naburige agrarische bedrijven en niet-agrarische bouwvlakken;
    • 3. voorzien wordt in een adequate landschappelijke inpassing, met dien verstande dat:
      • de landschappelijke inpassing dient te waarborgen dat de betreffende ontwikkelingen ook in de winterperiode grotendeels aan het zicht worden onttrokken;
      • burgemeester en wethouders bij toepassing van deze bevoegdheid verlangen dat een privaatrechtelijke overeenkomst met de gemeente wordt afgesloten, waarin wordt verwezen naar een opgesteld plan waarin de ruimtelijke kwaliteitswinst is vormgegeven en waarin de realisering en het beheer en onderhoud van de landschappelijke inpassing worden vastgelegd;
      • de landschappelijke inpassing bestaat uit twee rijen beplanting met regelmatige plantafstand bestaande uit hoog opgaande streekeigen soorten;
  • f. alvorens omtrent het verlenen van een ontheffing te beslissen, winnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies in van:
    • 1. de agrarisch deskundige omtrent de vraag of het bouwplan betrekking heeft op een volgens dit artikel toelaatbaar bedrijf en de vraag of voldaan wordt aan het bepaalde onder e sub 1;
    • 2. de landschapsdeskundige omtrent de vraag of wordt voorzien in een adequate landschappelijke inpassing als bedoeld in het bepaalde onder e sub 3.

3.3.2 Afstand tot zijdelingse perceelsgrens

Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde in lid 3.2.2. onder d met betrekking tot de afstand tot de perceelsgrens, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. ontheffing mag niet leiden tot onevenredige aantasting van de gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden ter plaatse van naburige agrarische bedrijven en niet-agrarische bouwvlakken;
  • b. ontheffing wordt uitsluitend verleend indien bebouwing gelet op de aard, omvang en inrichting van het bedrijf noodzakelijk is voor de continuïteit dan wel voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering.

3.4 Specifieke gebruiksregels
3.4.1 Gebruik van gronden en bouwwerken

Met betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. fruitteelt is niet toegestaan;
  • b. het aanbrengen van doek ten behoeve van containervelden buiten een bouwvlak is niet toegestaan;
  • c. afdekfolies anders dan voor containervelden aan te brengen, behalve voor een aaneengesloten jaarlijkse periode van 4 maanden is niet toegestaan;
  • d. mestbassins of waterbassins te realiseren en te gebruiken is niet toegestaan;
  • e. evenementen zijn toegestaan;
  • f. per bouwvlak is ten hoogste één agrarisch bedrijf toegestaan;
  • g. per bedrijf is ten hoogste één bedrijfswoning toegestaan;
  • h. het verhuren van kamers in bedrijfswoningen door particulieren, voor zover dit rechtstreeks samenhangt met en ondergeschikt is aan het in lid 3.1 toegestane gebruik;
  • i. het verkoopvloeroppervlak ten behoeve van de verkoop van boerderij- en streekproducten bedraagt ten hoogste 50 m2;
  • j. het bedrijfsvloeroppervlak ten behoeve van de verkoop van boerderij- en streekproducten bedraagt ten hoogste 150 m2;
  • k. niet-agrarische neventakken zijn uitsluitend toegestaan als ondergeschikte neventak;
  • l. de activiteiten als genoemd in lid 3.1. onder c uitsluitend zijn toegestaan binnen het agrarisch bouwvlak en binnen bestaande bebouwing en onder de voorwaarde dat voldoende parkeer-, laad- en losgelegenheid op eigen terrein beschikbaar is.

3.4.2 Uitoefening van aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten

Uitoefening van aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten is uitsluitend toegestaan, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. ten hoogste 40 m² mag ten behoeve van beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten in gebruik zijn;
  • b. het gebruik heeft een kleinschalig karakter en zal dit behouden;
  • c. het gebruik is naar aard in overeenstemming met het woonkarakter van de omgeving;
  • d. het gebruik ondersteunt de woonfunctie, dat wil zeggen dat degene die de activiteiten uitvoert tevens gebruiker en bewoner van de woning is;
  • e. het gebruik leidt niet tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimte;
  • f. de uitoefening van detailhandel, anders dan als ondergeschikte nevenactiviteit in verband met het desbetreffende beroep of bedrijf is niet toegestaan;
  • g. reclame-uitingen aan de gevel mogen niet zichtbaar zijn;
  • h. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken worden niet onevenredig aangetast.

3.4.3 Het gebruik van een aan- of uitbouw of een bijgebouw voor recreatief nachtverblijf

Het gebruik van een aan- of uitbouw of een bijgebouw voor recreatief nachtverblijf is uitsluitend toegestaan, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de oppervlakte bedraagt ten minste 22 m² en ten hoogste 40 m²;
  • b. op het bouwperceel dient een woning aanwezig te zijn, die krachtens het bestemmingsplan op de betreffende gronden toelaatbaar is;
  • c. per bouwperceel is ten hoogste één aan- of uitbouw of bijgebouw voor recreatief nachtverblijf toegestaan;
  • d. de oppervlakte- en hoogtematen van aan- en uitbouwen en bijgebouwen bedragen ten hoogste de maten zoals in lid 3.2.3 is bepaald;
  • e. op eigen terrein dient te worden voorzien in parkeerruimte voor minimaal één auto;
  • f. de aanvrager dient eigenaar en bewoner van het pand te zijn waarbij een ruimte voor verblijfsrecreatie wordt gerealiseerd;
  • g. verblijfsrecreatie wordt slechts toegestaan bij woningen die permanent worden bewoond;
  • h. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken worden niet onevenredig aangetast.

3.5 Ontheffing van de gebruiksregels
3.5.1 Het gebruik van een aan- of uitbouw of een bijgebouw voor mantelzorg

Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde in lid 12.1 en medewerking verlenen voor het gebruik van een aan- of uitbouw of een bijgebouw voor mantelzorg, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de oppervlakte bedraagt ten hoogste 40 m²;
  • b. op het bouwperceel dient een woning aanwezig te zijn, die krachtens het bestemmingsplan op de betreffende gronden toelaatbaar is;
  • c. per bouwperceel is ten hoogste één aan- of uitbouw of bijgebouw voor mantelzorg toegestaan;
  • d. de oppervlakte- en hoogtematen van aan- en uitbouwen en bijgebouwen bedragen ten hoogste de maten zoals in lid 3.2.3 is bepaald;
  • e. mantelzorg wordt slechts toegestaan bij de woning die permanent door de eigenaar wordt bewoond;
  • f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken worden niet onevenredig aangetast;
  • g. ontheffing kan alleen worden verleend wanneer een doktersverklaring (CIZ-verklaring) is afgegeven.

3.6 Aanlegvergunning
3.6.1 Aanlegverbod werken of werkzaamheden zonder vergunning

Het is verboden op of in gronden zonder of in afwijking van een aanlegvergunning van burgemeester en wethouders de volgende werken of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het beplanten van gronden met houtgewassen die bij de inwerkingtreding van het plan niet reeds met houtgewassen beplant waren.

3.6.2 Uitzondering op het aanlegverbod

Het verbod van lid 3.6.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. normaal beheer of onderhoud ten dienste van de bestemming betreffen;
  • b. reeds op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan in uitvoering zijn;
  • c. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarbij lid 3.2 in acht is genomen.

3.6.3 Voorwaarden voor een aanlegvergunning
  • a. De werken of werkzaamheden zijn slechts toelaatbaar indien daardoor de in lid 3.1onder b genoemde aanwezige karakter van de gronden niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast, dan wel de mogelijkheden voor het herstel van de waarden niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind;
  • b. alvorens omtrent het verlenen van een aanlegvergunning te beslissen, winnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies in bij de landschapsdeskundige over de vraag of door het verlenen van een aanlegvergunning geen onevenredige afbreuk zal worden gedaan aan de betreffende waarden van het gebied, met dien verstande dat het inwinnen van advies niet vereist is indien planvorming in het kader van de ruilverkaveling Walcheren of op basis van het Natuurgebiedsplan Zeeland plaatsvindt of indien planvorming door de Dienst Landelijk Gebied, Staatsbosbeheer of de Stichting Het Zeeuwse Landschap is voorbereid.

3.7 Strafbaar feit

Overtreding van het verbod van lid 3.6.1 is een strafbaar feit, zoals bedoeld in artikel 1a van de Wet op de economische delicten.