Plan: | Kom Zoutelande |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0717.0004BPZldAp-VG01 |
Algemeen
Bij het mogelijk maken van nieuwe gevoelige functies is het aspect externe veiligheid van belang. Dit aspect speelt vooral een rol bij ruimtelijke plannen voor locaties waarbij:
Normstelling
In het externe veiligheidsbeleid wordt gewerkt met normen die zijn gebaseerd op kansen. De normstelling is voorts afhankelijk van de aard van het te beschermen object. In het externe veiligheidbeleid wordt onderscheid gemaakt tussen kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten. Kwetsbare objecten zijn gebouwen en terreinen waar zich in de regel gedurende een groot deel van de dag veel personen bevinden. Een woning is aan te merken als een kwetsbaar object.
In het externe veiligheidsbeleid wordt onderscheid gemaakt tussen het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het PR is de kans per jaar dat een persoon op een bepaalde plaats overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen, indien hij onafgebroken) en onbeschermd op die plaats zou verblijven. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom een inrichting of langs een vervoersas. De norm voor het GR is een oriëntatiewaarde. De gemeente heeft een verantwoordingsplicht als het GR toeneemt en/of de oriëntatiewaarde overschrijdt.
Op grond van de provinciale beleidsvisie Externe Veiligheid (mei 2005) en het gemeentelijke milieubeleid is bij ruimtelijke plannen geen uitgebreide verantwoording van het groepsrisico noodzakelijk wanneer:
Als de risicosituatie niet voldoet aan de hiervoor genoemde voorwaarden a, b of c, is een uitgebreide verantwoording van het groepsrisico vereist. Hierbij moet aandacht worden besteed aan de aspecten zelfredzaamheid van personen, beheersbaarheid van het ongeval en de resteffecten die overblijven zelfs als alle redelijkerwijs te treffen maatregelen zijn getroffen.
Vervoer gevaarlijke stoffen
In de Circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen (2010) is het externe veiligheidsbeleid voor het vervoer van gevaarlijke stoffen over water, wegen en spoorwegen opgenomen. In deze circulaire is zoveel mogelijk aangesloten bij ander geldend externe veiligheidsbeleid (Besluit externe veiligheid inrichtingen (BEVI)).
De circulaire vermeldt dat op een afstand van 200 m vanaf het tracé in principe geen beperkingen hoeven te worden gesteld aan het ruimtegebruik.
In 2010 is ook het Basisnet vervoer gevaarlijke stoffen over water vastgesteld. In het Basisnet wordt voor alle rijkswegen, hoofdvaarwegen en spoorwegen een risicoplafond, dus hoeveel risico er maximaal mag zijn, vastgesteld voor het vervoer van gevaarlijke stoffen. Daarnaast wordt beschreven welke ruimtelijke ontwikkelingen wel en niet zijn toegestaan in het gebied tot 200 m vanaf de infrastructuur.
Het basisnet water kent geen externe veiligheidsknelpunten nu en (behoudens de Westerschelde) in de toekomst met een tijdshorizon van 2030. Voor de Westerschelde zijn specifieke convenanten gesloten tussen Rijk en Provincie Zeeland, die qua inhoud aansluiten bij het basisnet. Tevens is er een Verdrag Gemeenschappelijk Nautisch Beheer gesloten tussen Nederland en Vlaanderen. In beide bestuurlijke overeenkomsten is afgesproken dat partijen de externe veiligheidsituatie langs de Westerschelde monitoren en zich inspannen om te zorgen dat de risicocontouren buiten kwetsbare bestemmingen blijft. De situatie is derhalve voldoende geborgd, overeenkomstig het gestelde over monitoring en borging. Er zijn geen aanvullende acties nodig in het kader van het basisnet.
Onderzoek
In Zoutelande bevinden zich geen risicovolle bedrijven (bron: www.risicokaart.nl). Wel ligt de kern in het invloedsgebied van de transportroute voor gevaarlijke stoffen over de Westerschelde (zie figuur 3.1).
De scheepvaartroute van de Westerschelde wordt globaal weergegeven op figuur 3.1. Dit vervoer van gevaarlijke stoffen brengt risico's met zich mee. Om deze risico's inzichtelijk te maken is een risicoanalyse uitgevoerd4. Uit de risicoanalyse is gebleken dat de gevolgen van een ongeval met gevaarlijke stoffen op de Westerschelde zich uitstrekken tot over de oevers (de bebouwde en ongebouwde gebieden langs de Westerschelde). Het invloedsgebied wordt globaal weergegeven op figuur 3.2.
Figuur 3.1. Scheepvaartroute gevaarlijke stoffen over de Westerschelde (bron: TNO, rapport 2007-A-R0562/B, Eenmalige afweging groepsrisico Westerschelde)
Figuur 3.2. Globale ligging invloedsgebied voor ongevallen met toxische stoffen (rode lijn) en brandbare stoffen (blauwe lijn) (bron: TNO, rapport 2007-A-R0562/B, Eenmalige afweging groepsrisico Westerschelde).
Plaatsgebonden risicocontour vaarroute Westerschelde
In 2003-2004 is door middel van een kwantitatieve risico analyse (QRA) een herberekening van de potentiële risico's van het scheepstransport van gevaarlijke scheepsladingen op de Westerschelde uitgevoerd (Actualisatie Risicoanalyse (Wester)Schelde; Det Norske Veritas, juni 2004).
Op basis van de risicoberekeningen wordt geconcludeerd dat het PR-contour 10-6 zich langs de vaargeul bevindt en het land niet raakt. Er zijn dan ook geen knelpunten ten aanzien van het PR in de kern Zoutelande.
Groepsrisico externe veiligheid
Het plangebied ligt in zijn geheel in het invloedsgebied van de Westerschelde. Dit betekent dat er bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen, rekening moet worden gehouden met een verantwoording van een toename van het groepsrisico. Het TNO-rapport 2007-A-R0562/B (Eenmalige afweging groepsrisico Westerschelde), waaruit de hiervoor aangegeven kaartjes zijn overgenomen, bevat een stappenplan om de criteria a, b en c uit de Beleidsvisie externe veiligheid van de Provincie Zeeland op een eenvoudige manier uit te werken.
Stappenplan afweging GR vervoer gevaarlijke stoffen over de Westerschelde (bron: TNO, rapport 2007-A-R0562/B, Eenmalige afweging groepsrisico Westerschelde)
Stap 1: Ligt het plan binnen het invloedsgebied?
Stap 2: Is het groepsrisico hoger dan 10% van de oriëntatiewaarde van het groepsrisico?
Stap 3: Neemt het groepsrisico met meer dan 10% toe?
Stap 4: Ga na welke risicoreducerende maatregelen kunnen worden toegepast.
Stap 5: Is één van de volgende motieven voor een acceptatie van een hoger risico van toepassing?
Stap 6: Bepaal de hulpvraag en vergelijk die met de hulpverleningscapaciteit met behulp van de vuistregels die in het rapport zijn gegeven.
Voor een aantal ruimtelijke plannen is in het rapport van TNO een aanzet voor een afweging voor een toename van het GR gemaakt. Onderhavig bestemmingsplan is echter een consoliderend bestemmingsplan, waarmee beperkte ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt, waardoor het GR met niet meer dan 10% van de oriënterende waarde toe zal nemen (stap 2 van het hiervoor genoemd stappenplan). Om die reden is bij het opstellen van dit bestemmingsplan het doorlopen van stap 3 achterwege gebleven. De gemeente is van mening dat voorliggend plan geen significante gevolgen heeft voor het groepsrisico en acht het huidige groepsrisico verantwoord.