Plan: | Terneuzen Centrum, Nieuwediepstraat ong. |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | omgevingsvergunning |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0715.OMGTCT20-VG01 |
Aan de Nieuwediepstraat in Terneuzen ligt al geruime tijd een braakliggend terrein. Vanwege verschillende woningbouwprojecten in de nabije omgeving is het gewenst om dit terrein te transformeren tot parkeerterrein. Het terrein wordt in samenspraak met de gemeente Terneuzen gerealiseerd en blijft deels in eigendom van de gemeente. Een ander deel behoort tot de woningbouwontwikkeling aan de Kop van de Noordstraat.
De gemeente Terneuzen geeft aan dat deze ontwikkeling via een uitgebreide omgevingsvergunning kan worden gerealiseerd. In artikel 2.1, eerste lid, onder c van de Wabo is de mogelijkheid opgenomen tot het verlenen van een omgevingsvergunning voor het (buitenplans) afwijken van het bestemmingsplan. In artikel 2.12, eerste lid, onderdeel a onder 3° is bepaald dat een dergelijke omgevingsvergunning kan worden verleend, indien de activiteit niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. Een aanvraag omgevingsvergunning voor het buitenplans afwijken moet voorzien zijn van een ruimtelijke onderbouwing.
In deze ruimtelijke onderbouwing wordt de ruimtelijke inpassing en het effect op de kwaliteit van de leefomgeving en de omgevingsfactoren beoordeeld.
Het plangebied bestaat uit een braakliggend terrein in het zuidwesten van de oude binnenstad van Terneuzen. De locatie voor het parkeerterrein is kadastraal bekend onder Terneuzen, sectie L, nummers 3303 en 4023 en ligt in een zijstraat van de Nieuwediepstraat. Het totale oppervlakte van het plangebied is 1.101 m².
Afbeelding 1 | Luchtfoto met plangrens (bron: PDOK, bewerking Juust)
Het doel van deze ruimtelijke onderbouwing is om het parkeerterrein planologisch mogelijk te maken. Deze ruimtelijke onderbouwing wordt als bijlage bij de omgevingsvergunning bijgevoegd. Dit document toetst de realisatie van het parkeerterrein aan de geldende regelgeving. Daarnaast wordt beschreven wat het effect van de voorgenomen ontwikkeling is op de kwaliteit van de leefomgeving.
Deze ruimtelijke onderbouwing bestaat, naast dit inleidend hoofstuk, uit vier hoofdstukken. In hoofdstuk twee wordt het initiatief nader toegelicht. Hoofdstuk drie beschrijft het geldende beleidskader. Vervolgens worden in hoofdstuk vier de verschillende milieuaspecten beoordeeld. Tot slot gaat hoofdstuk vijf in op de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid.
Het terrein waar de parkeervoorzieningen moeten komen ligt in een doodlopende zijstraat van de Nieuwediepstraat. De ingang van deze doodlopende straat ligt tussen de huisnummers 32 en 34 en is ongeveer 4,5 meter breed. Het plangebied is volledig braakliggend. Enkele jaren geleden stond hier een voormalig kerkgebouw en een aantal gebouwen van een voormalig bedrijvencomplex (zie afbeelding 2).
Aansluitend aan het terrein ligt aan de Vlooswijkstraat 55/57 het pand van de voormalige slagerij. Aan de noordkant van het terrein staan garageboxen. Hierdoor wordt deze straat enkel door bestemmingsverkeer gebruikt.
Afbeelding 2 | Huidige situatie plangebied
Het plangebied wordt opgedeeld in twee delen. Eén deel openbaar en het andere deel is toebedeeld aan het nieuwbouwproject 'Kop van de Noordstraat'. In totaal worden 44 parkeerplaatsen gerealiseerd, waarvan 23 openbare parkeerplaatsen en 21 niet-openbare parkeerplaatsen (zie afbeelding 3). De niet-openbare parkeerplaatsen worden door de ontwikkelaar verhuurd aan de toekomstige bewoners. De openbare parkeerplaatsen komen in beheer en eigendom van de gemeente Terneuzen.
Afbeelding 3 | Toekomstige situatie plangebied (bron: Archikon)
De niet-openbare parkeerplaatsen worden voorzien van grasdoorgroeitegels. Daarnaast krijgt dit deel van het terrein een gaashekwerk van 1,5 meter hoog welke voorzien wordt van Hedera. Het terrein is afgesloten met een slagboom die werkt met handzenders.
Ter plaatse van het toekomstige parkeerterrein geldt het bestemmingsplan 'Terneuzen Centrum, eerste herziening' (zie afbeelding 4). Deze gronden zijn bestemd voor 'Wonen - uitsluitend voor wonen in een logiesgebouw'. Er kan hier een accommodatie gerealiseerd worden met maximaal 30 slaapkamers ten behoeve van de huisvesting van arbeidsmigranten met gebruikmaking van gezamenlijke keuken, sanitair en ontspanningsruimten. Daarnaast is een dienstwoning toegestaan. Het aanleggen van een openbaar en niet-openbaar parkeerterrein is in strijd met dit bestemmingsplan. Om dit te kunnen realiseren is afwijking of herziening van het bestemmingsplan noodzakelijk.
Afbeelding 4 | Uitsnede geldend bestemmingsplan (bron: ruimtelijkeplannen.nl, bewerking: Juust)
Daarnaast is de dubbelbestemming 'Waarde-Archeologie 2' van toepassing. Dit betekent dat er archeologisch onderzoek benodigd is wanneer de te verstoren oppervlakte onder de 50 centimeter, groter is dan 500 m². Voor de toetsing aan het aspect archeologie zie paragraaf 4.2 Archeologie en cultuurhistorie.
Verder gelden het 'Facetbestemmingsplan Parkeren Terneuzen' en het 'Facetbestemmingsplan Wonen Terneuzen'. In het eerstgenoemde bestemmingsplan is een parkeerregeling opgenomen met een verwijzing naar het gemeentelijk parkeerbeleid. Het tweede bestemmingsplan gaat over aanvullende en corrigerend zaken op het gebied van wonen. Deze bestemmingsplannen bevatten geen regels die consequenties hebben voor de gewenste ontwikkeling.
Nationale Omgevingsvisie (NOVI)
Op 11 september 2020 is de Nationale Omgevingsvisie (NOVI) vastgesteld. Met de NOVI geeft het kabinet richting aan grote opgaven waardoor Nederland de komende 30 jaar verandert. In de NOVI wordt aan de hand van een toekomstperspectief op 2050 de langetermijnvisie in beeld gebracht. Het Rijk wil sturen op de nationale belangen. De inzet van het Rijk is samengevat in vier prioriteiten:
Het versterken van de omgevingskwaliteit staat in de NOVI centraal. Dit houdt in dat alle plannen met oog voor de natuur, gezondheid, milieu en duurzaamheid gemaakt moeten worden. De NOVI maakt bij het maken van keuzes gebruik van drie afwegingsprincipes:
De beleidsdoorwerking van de NOVI vindt plaats door middel van wet- en regelgeving, NOVI-gebieden, Gebiedsagenda's Grote Wateren en de Omgevingsagenda's. Het beleid heeft derhalve geen directe doorwerking voor dit project.
Besluit ruimtelijke ordening (Bro)
In het Besluit ruimtelijke ordening (hierna: Bro) stelt het Rijk een aantal regels voor met betrekking tot de inhoud van bestemmingsplannen en beheersverordeningen, onder andere ten aanzien van de toelichting bij een plan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt. In artikel 3.1.6, lid 2 Bro is voorgeschreven dat als een bestemmingsplan 'een nieuwe stedelijke ontwikkeling' mogelijk maakt, in de toelichting van het bestemmingsplan een verantwoording daarvan moet plaatsvinden volgens de systematiek van de Ladder voor duurzame verstedelijking. De Ladder voor duurzame verstedelijking is ingericht voor een zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten waardoor de ruimte in stedelijke gebieden optimaal benut wordt. De ladder is verankerd in het Besluit ruimtelijke ordening (artikel 3.1.6) en luidt als volgt:
''De toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, bevat een beschrijving van de behoefte aan die ontwikkeling, en, indien het bestemmingsplan die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, een motivering waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.''
In welke gevallen er sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling is niet concreet vastgelegd. De jurisprudentie geeft op het gebied van woningbouw wel een constante lijn aan. Voor wonen geldt, dat voor woningbouwlocaties vanaf twaalf woningen sprake is van een stedelijke ontwikkeling die Ladderplichtig is. Voor andere stedelijke ontwikkelingen (naast de functies wonen, winkels, kantoren en bedrijventerrein) als bedoeld in artikel 1.1.1 lid 1 onder i van het Bro, in de vorm van een terrein is 'in beginsel' geen sprake van een nieuwe stedelijke ontwikkeling als het ruimtebeslag minder dan 500 m² bedraagt.
Bij wijziging van een functie kan sprake zijn van een stedelijke ontwikkeling, ook al zijn er geen/nauwelijks bouwmogelijkheden voorzien. De aanleg van het het openbare en niet-openbare parkeerterrein beslaat samen meer dan 500 m². Hierdoor is het parkeerterrein aan te merken als een (nieuwe) stedelijk ontwikkeling.
Het realiseren van de 21 niet-openbare parkeerplaatsen komt voort uit de parkeerbehoefte van de woningbouwontwikkeling 'Kop van de Noordstraat'. Op de locatie aan de Vlooswijkstraat/Noordstraat is niet genoeg ruimte voor het toevoegen van de gewenste parkeerbehoefte. Op loopafstand, op het terrein aan de Nieuwediepstraat, is deze mogelijkheid er wel. De 23 openbare parkeerplaatsen zijn bedoeld om de parkeerdruk in de binnenstad van Terneuzen op te vangen en de bewoners in de binnenstad te voorzien van extra parkeergelegenheid. Het is deels een gebied waar parkeerplaatsen worden gerealiseerd ter compensatie van het ontbreken van de mogelijkheid om parkeren op eigen terrein in de binnenstad te realiseren. Met het realiseren van het parkeerterrein wordt dus voorzien in een behoefte. Daarnaast ligt het plangebied binnen bestaand stedelijk gebied. Hierdoor wordt voldaan aan de Ladder voor duurzame verstedelijking.
Voor het overige zijn geen regels opgenomen die specifiek op deze situatie van toepassing zijn. Het project is lokaal en kleinschalig. Het rijksbeleid verzet zich niet tegen de ontwikkeling.
Omgevingsvisie Zeeland
De Provincie Zeeland heeft de Zeeuwse Omgevingsvisie op 12 november 2021 vastgesteld. Deze visie benoemd de vier Zeeuwse ambities voor 2050 voor de kwaliteit van de fysieke leefomgeving in de provincie Zeeland. Deze sluiten aan bij de prioriteiten van de NOVI en geven daar een Zeeuwse invulling aan. De Zeeuwse ambities geven richting aan al het provinciale beleid en de uitvoering daarvan. Deze ambities zijn:
Deze vier Zeeuwse ambities vragen om een goede afweging van keuzes, zowel op regionaal als op lokaal niveau. De drie afwegingsprincipes die het Rijk daarvoor heeft bedacht -zoals aangegeven in de NOVI- zijn in de Omgevingsvisie vertaald naar vier afwegingsfactoren. Deze zijn nodig om een zorgvuldige afweging te kunnen maken bij concrete initiatieven en activiteiten in Zeeland. Deze afwegingsfactoren zijn:
De vier ambities zijn algemene strategische ambities met 2050 als horizon. Deze moeten ook richting geven aan beleidsdoelstellingen voor de kortere termijn (2030). In de Omgevingsvisie Zeeland is dan ook het beleid voor de periode tot 2030 vormgegeven.
Dit beleid is onderverdeeld in doelen voor 2030, de huidige situatie, acties voor de periode tot 2030 én afwegingsfactoren voor de uitvoering. Er zijn 27 thema's (bouwstenen) uitgewerkt waarbij het beleid voor de komende 10 jaar is weergegeven en waarvoor instrumenten, waaronder de Zeeuwse Omgevingsverordening, kunnen worden ingezet. In de Zeeuwse Omgevingsverordening, welke nog vastgesteld moet worden, is het beleid uit de Zeeuwse Omgevingsvisie verankerd.
Er zijn geen expliciete bouwstenen opgenomen die van toepassing zijn op de gewenste ontwikkeling. In het algemeen kan aansluiting worden gevonden bij de bouwstenen 'mobiliteit' en 'woonomgeving'. De woonomgeving is het gebied dat in de directe omgeving van een woning ligt. De woonomgeving heeft invloed op de ervaren leefbaarheid. De herbestemmings- en herstructureringsopgave in het bebouwd gebied is fors. Dit biedt kansen voor het bereiken van de doelstellingen voor de woonomgeving. Voor de kwaliteit van de woonomgeving is de aanwezigheid of bereikbaarheid van voorzieningen essentieel.
In dit geval gaat het om een binnenstedelijke herontwikkelingsopgave waarbij parkeervoorzieningen worden gerealiseerd om de kwaliteit van de woonomgeving een impuls te geven. Hiermee past de gewenste ontwikkeling binnen de uitgangspunten van de omgevingsvisie
Omgevingsverordening Zeeland 2018
De Omgevingsverordening Zeeland 2018 gaat ook over de fysieke leefomgeving van de provincie. Bij de beoordeling van ruimtelijke plannen is vooral hoofdstuk 2 welke gaat over het ruimtelijk domein van belang. Er zijn in de omgevingsverordening geen specifieke regels opgenomen die dit plan raken.
Het provinciaal beleid vormt geen belemmering voor de gewenste ontwikkeling.
Structuurvisie gemeente Terneuzen 2025
De structuurvisie Terneuzen 2025 geeft de visie voor ontwikkeling van de gemeente Terneuzen op lange termijn weer. Het vormt een afwegingskader bij de beoordeling van nieuwe initiatieven. In de structuurvisie wordt een toekomstbeeld anno 2025 geschetst. Daarbij wordt rekening gehouden met de ontwikkelingen in de economie en in de leefomgevingskwaliteit. De gemeente wil een veelzijdigheid aan woonmilieus binnen de gemeentegrenzen. De focus ligt daarbij op herstructureren van bestaande woongebieden.
Versterken
Het plangebied ligt binnen het thema 'versterken'. Een aantal gebieden binnen de gemeente wordt als zodanig waardevol aangemerkt dat de gemeente actief beleid wil voeren om de waarde van deze gebieden voor de gemeente in de toekomst te behouden en waar mogelijk te versterken. Het gaat hierbij enerzijds om de centrumgebieden van de grotere kernen en de gebieden met een regionale functie/uitstraling en anderzijds om de versterking van de Liniezone, met name gerelateerd aan de Staats-Spaanse Linies.
In de visie is aangegeven dat de binnenstad van Terneuzen, de omgeving van het Ziekenhuis en de buitensportconcentratie bij Axel een zodanig belang hebben voor de gemeente dat versterking van de functie van deze gebieden gewenst is.
Masterplan Axelsedam (2003)
Het Masterplan Axelsedam is een verzameling ambities en een visie op hoofdlijnen. Het schetst voor de lange termijn een strategie voor de ontwikkeling van de gebieden ten zuidwesten van het centrum van Terneuzen. In het plangebied Axelsedam viel ten tijde van de vaststelling van het Masterplan vooral de verouderde inrichting en bebouwing op. Vlak naast het centrum lagen oude bedrijfspanden en braakliggende stukken land die een negatieve uitstraling hebben op de directe omgeving en het centrum. Met behulp van het masterplan kunnen initiatieven en ingrepen in het gebied op elkaar worden afgestemd, waardoor een samenhangende en doelgerichte ontwikkeling ontstaat. De 'Kop van de Noordstraat' vormt één van de deelgebieden die deel uitmaken van deze visie, welke nog niet is gerealiseerd.
Het volgende concept is in het Masterplan opgenomen voor de locatie 'Kop van de Noordstraat': 'Het centrum van Terneuzen is, zeker langs de kanaalarm, duidelijk herkenbaar als een eenheid. De stadsrand is een gesloten aaneenrijging van kleinschalige, individueel herkenbare panden. Waar nodig wordt deze harde stadsrand 'afgebouwd'. De Kop van de Noordstraat vormt in die stadsrand één van de drie brongebieden van de binnenstad, de entree tot het kernwinkelgebied. Om dit vorm te geven is op de Kop van de Noordstraat de stadsrand van de binnenstad 'afgebouwd' door de bestaande kleinschalige stadsstructuur van verspringende, relatief verticaal georiënteerde panden door te zetten en als het ware naar binnen te vouwen, waardoor een entreeplein ontstaat voor de binnenstad. Op dit pleintje komen de twee lange lijnen (Kennedylaan en Axelsestraat) samen en gaan over in de winkelstraat. Het vergroot de (visuele) relatie tussen de Noordstraat en het plangebied en betekent een stimulans voor de omliggende detailhandel en horeca. Op deze (kleine) locatie kan het kleinschalige recreatieve winkelprogramma van de binnenstad worden uitgebreid, in combinatie met stadswoningen en een parkeergarage.' De realisatie van 'Kop van de Noordstraat' draagt bij aan de beleidsdoelstellingen uit het Masterplan Axelsedam. Het realiseren van het parkeerterrein aan de Nieuwediepstraat is daar een belangrijk onderdeel van.
Structuurvisie Binnenstad Terneuzen (2012)
Op 26 januari 2012 is de Structuurvisie Binnenstad Terneuzen vastgesteld. Het vormt een beleidskader voor nieuwe bestemmingsplannen en is daarmee het richtinggevende ruimtelijk relevante afwegingskader voor het bestuurlijk handelen van de gemeente. De binnenstad en omgeving moeten aantrekkelijk zijn voor bewoners, bezoekers, ondernemers en instellingen. Doelstelling is dat de binnenstad aan het einde van de structuurvisieperiode (2025) een bruisende mix van wonen, werken, recreëren, winkelen, uitgaan, cultuurproeven, etc. is, waar investeerders zorgen voor een continue vernieuwing. De ambitie is een vitale binnenstad, waarbij de functies optimaal op elkaar afgestemd zijn en tot hun recht komen. Om de bestaande structuurdragers beter te laten functioneren, de ontwikkelingsgebieden tot bloei te brengen en de verbindingen tot stand te brengen zijn in deze structuurvisie negen projecten gedefinieerd. Eén van deze projecten is de herontwikkeling van de Kop van de Noordstraat. De Kop van de Noordstraat vormt één van de entrees naar de binnenstad. Een onduidelijke inrichting en het ontbreken van een trekker zorgen ervoor dat deze van oudsher belangrijke entree niet goed functioneert.
Het realiseren van het parkeerterrein zorgt er voor dat woningbouwontwikkelingen in de binnenstand als de 'Kop van de Noordstraat' kunnen doorgaan. De gewenste ontwikkeling past binnen de uitgangspunten uit het gemeentelijk beleid op basis van het bovenstaande.
Er bestaat een duidelijke relatie tussen milieubeleid en ruimtelijke ordening. De laatste decennia groeien deze beleidsvelden dan ook naar elkaar toe. De milieukwaliteit vormt een belangrijke afweging bij de ontwikkelingsmogelijkheden van ruimtelijke functies. Bij de besluitvorming over het al dan niet toelaten van een bepaalde ruimtelijke ontwikkeling wordt dan ook onderzocht welke milieuaspecten daarbij een rol (kunnen) spelen. Het is van belang om milieubelastende functies (zoals bepaalde bedrijfsactiviteiten) ruimtelijk te scheiden ten opzichte van milieugevoelige functies zoals woningen. Andersom moet in de ruimtelijke ordening nadrukkelijk rekening gehouden worden met de gevolgen van ruimtelijke ingrepen voor het milieu. Milieubelastende situaties moeten voorkomen worden.
Archeologie
In Europees verband is het zogenaamde 'Verdrag van Malta' tot stand gekomen. Uitgangspunt van dit
verdrag is het archeologisch erfgoed zo veel mogelijk te behouden. Waar dit niet mogelijk is, dient het
bodemarchief met zorg ontsloten te worden. In juli 2016 is de Erfgoedwet in werking getreden. Deze wet
vervangt diverse wetten en regels voor behoud en beheer van cultureel erfgoed in Nederland. In de
Erfgoedwet staat wat cultureel erfgoed is, hoe Nederland omgaat met roerend cultureel erfgoed, wie
welke verantwoordelijkheden heeft en hoe Nederland daar toezicht op houdt.
Op basis van het gemeentelijk (interim) archeologiebeleid 'De onderste steen boven?' dient er een toetsing aan het aspect archeologie in de vorm van 6 stappen plaats te vinden. Daarbij wordt het stroomschema gevolgd zoals vastgelegd in het interimbeleid.
Afbeelding 5 | Uitsnede AMK kaart (bron: archeologieinnederland.nl, bewerking Juust)
Afbeelding 6 | Uitsnede IKAW kaart (bron: archeologieinnederland.nl, bewerking Juust)
Afbeelding 7 | Uitsnede Van Rummelen 1977 (bron: Gemeente Terneuzen, bewerking Juust)
Afbeelding 8 | Uitsnede Vrijstellingenkaart 2017 (gemeente Terneuzen, bewerking Juust)
In dit geval gaat het om het realiseren van een parkeerterrein. De graafwerkzaamheden op het toekomstige gemeentelijke (openbare) parkeerterrein reiken tot maximaal 0,5 meter onder het huidige maaiveld. Hier zijn dus geen verstoringen van archeologische waarden te verwachten, want er vinden geen verstoringen plaats dieper dan 0,5 meter .
Het niet-openbare parkeerterrein moet deels 1 meter diep afgegraven worden in verband met bodemsanering. Dit oppervlak is ruim kleiner dan 500 m². Het deel tegen de Nieuwendiep aan ligt al 0,5 meter lager vanwege de onderkelderde bebouwing die hier voorheen stond (kerk) en moet maar tot 0,5 meter worden afgegraven. Daarnaast was het totale terrein voorheen al bebouwd met een slachterij, een kerk en diverse bijgebouwen. Met de bouw van deze gebouwen is de grond al geroerd geraakt en zijn de gebouwen inmiddels gesloopt wat wederom tot bepaalde mate van grondroering heeft geleid. Er worden dan ook geen nadere archeologische waarden hier verwacht. Archeologisch onderzoek kan achterwege blijven.
Cultuurhistorie
Met de Erfgoedwet beschermt de overheid het cultureel erfgoed in Nederland. De Erfgoedwet heeft zes
wetten en regelingen op het gebied van cultureel erfgoed vervangen waaronder de Monumentenwet
1988. Op basis van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is het wettelijk verplicht om in de toelichting van
een bestemmingsplan een beschrijving op te nemen van de wijze waarop met in het gebied aanwezige
cultuurhistorische waarden of monumenten rekening is gehouden.
Voor de beoordeling van het aspect cultuurhistorie is de cultuurhistorische waardenkaart, als onderdeel van de Structuurvisie 2025 van de gemeente Terneuzen beschikbaar. Daarin zijn ruimtelijke strategieën voor het grondgebied van Terneuzen aangegeven. In de cultuurhistorische waardenkaart wordt uitgegaan van 3 strategieën: Behoud (behoud en bescherming), Behoud door ontwikkeling (versterken, verbreden, verbinden) en Vernieuwing mogelijk (transformeren, ontwikkelen, herstructureren).
Op de kaart 'Behoud' ligt het plangebied binnen het stedelijk vestingwerk van het centrum van Terneuzen (zie afbeelding 9). Behoud en bescherming daarvan staan voorop. Verbreding is tevens mogelijk. Met het plan worden geen belangrijke cultuurhistorische elementen geschaad of afbreuk gedaan aan het stedelijk vestingwerk.
Afbeelding 9: Uitsnede cultuurhistorische waardenkaart - behoud
Op de kaart 'Behoud door ontwikkeling' is het plangebied gelegen binnen de bebouwing en dorpsvorm 'dijk- en wegdorp'. De bestaande landschapsstructuur en mate van verdichting is richtinggevend voor mogelijke veranderingen. De veranderingen moeten passen in deze structuur. Verandering van functies is nadrukkelijk een optie. De mate waarin veranderingen optreden kan per gebied verschillend zijn. De gewenst ontwikkeling van een parkeerterrein past binnen de huidige structuur van de binnenstad.
Afbeelding 10 | Uitsnede cultuurhistorische waardenkaart - behoud door ontwikkeling (bron: gemeente Terneuzen)
Op de kaart 'Vernieuwing mogelijk' is geen specifiek cultuurhistorische waarde aangegeven die geldt voor het plangebied. Hierdoor zijn er vanuit deze kaart geen belemmeringen/aandachtspunten voor de gewenste ontwikkeling.
Afbeelding 11 | Uitsnede cultuurhistorische waardenkaart - vernieuwing mogelijk (bron: gemeente Terneuzen)
In de directe omgeving van het plangebied zijn verschillende MIP-objecten gelegen. De dichtstbijzijnde is het pand aan de Nieuwediepstraat 15 in Terneuzen. Verderop zijn er nog een aantal gelegen in onder andere de 2e Verbindingsstraat en de Vlooswijkstraat. Het plan heeft geen negatief effect op deze objecten. De aspecten archeologie en cultuurhistorie belemmeren het gewenste plan niet.
Een goede ruimtelijke ordening voorziet in het voorkomen van voorzienbare hinder en gevaar door milieubelastende activiteiten. Sommige activiteiten die planologisch mogelijk worden gemaakt, veroorzaken milieubelasting voor de omgeving. Andere (gevoelige) functies moeten juist beschermd worden tegen milieubelastende activiteiten. Door bij nieuwe ontwikkelingen voldoende afstand in acht te nemen tussen milieubelastende activiteiten (zoals bedrijven) en gevoelige functies (zoals woningen) worden hinder en gevaar voorkomen en wordt het bedrijven mogelijk gemaakt zich binnen aanvaardbare voorwaarden te vestigen. Het doel van milieuzonering is om te komen tot een optimale kwaliteit van de leefomgeving.
Het plangebied ligt in het centrum van Terneuzen. In de directe omgeving zijn verschillende functies gelegen. Het gebied kan daardoor worden aangeduid als gemengd gebied. Een parkeerterrein is geen gevoelig object, maar kan wel (geluid)hinder veroorzaken naar de omgeving. In het kader van een goede ruimtelijke ordening (Wro) heeft de omgeving een zekere mate van bescherming tegen geluid. De hinder die een parkeerterrein veroorzaakt moet aanvaardbaar zijn.
De akoestische kwaliteit is in de meeste gevallen voldoende als (geluid)gevoelige objecten in de omgeving buiten de richtafstand van 10 meter liggen in een gemengd gebied. Hier wordt niet overal aan voldaan. Echter is het plangebied al deels in gebruik geweest als parkeerterrein voor de onlangs gesloopte kerkgebouw. Daarnaast is het parkeerterrein voorzien op een terrein waar op basis van het geldende bestemmingsplan de huisvesting van arbeidsmigranten kan worden gerealiseerd. In dit geldende bestemmingsplan zijn ook voor de huisvesting noodzakelijke parkeerplaatsen mogelijk.
Verder is het parkeerterrein gelegen aan de achterkant van (geluid)gevoelige objecten (woningen). Hierdoor zijn de woningen op enige afstand gelegen van het parkeerterrein. Daarnaast staan aan de noord- en oostzijde al garageboxen. Deze hebben een afschermende werking tussen het parkeerterrein en de achteruinen van de woningen. Verder is het parkeerterrein bedoeld voor de bewoners uit de omgeving en niet ten behoeve van het parkeren voor bedrijfsmatige activiteiten.
Hiermee is er sprake van aanvaardbare situatie naar de directe omgeving. Het aspect bedrijven- en milieuzonering vormt geen belemmering voor de realisatie van het kleinschalige parkeerterrein.
Om het risico uit te sluiten, dat mensen gezondheidsproblemen krijgen als gevolg van een langdurig verblijf op verontreinigde grond, dient aangetoond te worden dat de bodemkwaliteit geschikt is voor de beoogde functie.
Van deze locatie is grofweg de zuidelijke helft gedurende de gehele 20e eeuw in gebruik geweest als slachterij, met een varkenshok, een open slachtplaats en slagerswerkplaats(en). In het noordwestelijke gedeelte bevindt zich een verhard terrein, dat dienst deed als parkeerterrein in relatie tot de kerk.
Voor de interpretatie van de bodemkwaliteit zijn twee rapporten leidend (rapporten AGEL-Adviseurs van 30 januari 2009 en 20 januari 2014). Ter plaatse van de zuidelijke helft, d.w.z. het achterterrein van de Vlooswijkstraat 55-57 en ter plaatse van de voorziene parkeeruitbreiding (zuidwestelijke kwadrant) zijn matige hoeveelheden polycyclische aromatische koolwaterstoffen aangetoond (2009). Door vervolgonderzoek (2014) bleek sprake van een heterogeen verdeelde verontreiniging, variërend van lichte tot sterke hoeveelheden in de bovengrond, namelijk tot 0,5m minus maaiveld. Eronder komen tot 1m minus maaiveld lichte verontreinigingen voor. De herkomst naar vroegere kachels en de voormalige slagerij is aannemelijk vanwege koolresten door roken/branden. De sterke hoeveelheden concentreerden zich op een oostelijk terreindeel en als gevolg daarvan is 17 ton grond afgegraven (rapport SMA van 5 juni 2019).
Aan de directe zuidzijde van het kerkgebouw is incidenteel de aanwezigheid van asbesthoudend materiaal aangetoond. Ter plaatse van het reeds bestaande verharde parkeerterrein is onder de steenpuinlaag sprake van heterogeen verdeelde licht-sterk vervuilde grond (0,3-1m minus maaiveld) door zware metalen; direct contact met deze grond is niet mogelijk. Dieper is kwalitatief duidelijk een reductie waargenomen (maximaal 2m minus maaiveld). Verder is arseen herhaaldelijk in het grondwater aangetoond (instabiele waarden), maar deze wordt gerelateerd aan een van nature verhoogde achtergrondwaarde.
Bij het voorzien in een parkeerterrein zijn er, gelet op de bestemming, geen milieuhygiënische maatregelen nodig. Zware metalen ter plaatse van het reeds bestaande parkeerterrein blijven een aandachtspunt maar zijn geen actiepunt; door de aanwezige puinverharding, het heterogeen vóórkomen en de niet-mobiele aard van de zware metalen is het hier verwijderen van de ondergelegen vervuilde grond nu niet zinvol. Verder duidden zware metalen en polycyclische aromatische koolwaterstoffen op het resterende terrein door lichtmatige hoeveelheden niet op milieuhygiënische risico's.
Samenvattend is het plangebied geschikt voor het beoogde gebruik: parkeerterrein. Voor puinafvoer/-hergebruik en/of grondafvoer/-hergebruik is het Besluit bodemkwaliteit van toepassing.
De doelstelling van het externe veiligheidsbeleid is het realiseren van een veilige woon- en leefomgeving door het beheersen van risico's van activiteiten met gevaarlijke stoffen (zoals het gebruik, de opslag, de productie als het transport). Het beleid is erop gericht te voorkomen dat er dichtbij gevoelige bestemmingen activiteiten met gevaarlijke stoffen plaatsvinden. Bij nieuwe (ruimtelijke) ontwikkelingen dient rekening te worden gehouden met risicobronnen in de omgeving.
Het kader wordt gevormd door het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt) en het Basisnet en de gemeentelijke beleidsvisie Externe Veiligheid (2005) en de provinciale beleidsvisie Externe Veiligheid, Verantwoorde risico's (2012).
De ontwikkeling van een parkeerterrein voorziet niet in de realisatie van een (beperkt) kwetsbaar object. Hierdoor is geen nadere beschouwing van het aspect externe veiligheid noodzakelijk.
Geluid kan hinderlijk en schadelijk voor de gezondheid zijn. Zo kunnen hoge geluidsniveaus het gehoor beschadigen. Maar ook verstoring van de slaap kan op de lange duur slecht zijn voor de gezondheid. In Nederland zijn afspraken gemaakt over wat acceptabele geluidsniveaus zijn en wat niet (de geluidsnormen). Bij ruimtelijke plannen kan akoestisch onderzoek nodig zijn om geluidhinder bij geluidgevoelige objecten (scholen, woningen, etc.) te voorkomen. De Wet geluidhinder (Wgh) bevat geluidnormen en richtlijnen over de toelaatbaarheid van geluidniveaus als gevolg van rail- en wegverkeerslawaai, industrielawaai en luchtvaartlawaai. Een akoestisch onderzoek moet worden uitgevoerd als een nieuwe ruimtelijke ontwikkeling een geluidgevoelig object mogelijk maakt binnen een geluidzone van een bestaande geluidbron of indien het plan een nieuwe geluidbron mogelijk maakt.
Met de gewenste ontwikkeling wordt geen geluidgevoelig object mogelijk gemaakt. Hierdoor is geen akoestisch onderzoek nodig en vormt het aspect geluid daarom geen belemmering voor het realiseren van het parkeerterrein.
In het bestemmingsplan worden uitsluitend kabels en leidingen (gas, water, elektra, rioolpersleidingen) opgenomen die ruimtelijke relevantie hebben, of van belang zijn in het kader van externe veiligheid, beheer of gezondheidsrisico. Voor deze kabels en leidingen geldt een waarborgzone omdat deze wellicht een risico met zich meebrengen. Het gaat hier met name om een verhoogd risico als ze bij werkzaamheden worden geraakt.
In of in de nabijheid van het plangebied liggen geen planologisch relevante kabels en/of leidingen.
In het kader van een goede ruimtelijke ordening dient rekening te worden gehouden met luchtkwaliteit. Als het een ruimtelijk project of (te vergunnen) activiteit betreft, waarvan de bijdrage aan de luchtverontreiniging klein is, is geen toetsing aan de grenswaarden luchtkwaliteit nodig. Beoordeeld moet worden of de ontwikkeling 'Niet In Betekende Mate' (NIBM) bijdraagt aan de concentraties van diverse verontreinigende stoffen, waaronder stikstofdioxide (NO2) en fijn stof (PM10) in de buitenlucht.
Als een project tot een toename voor NO2 en PM10 leidt die lager is dan de NIBM grens van 1,2 µg/m3 hoeft het project niet getoetst te worden aan de grenswaarden. Vanzelfsprekend moet er wel sprake zijn van een goede ruimtelijke ordening. In de regeling NIBM is aangegeven, dat een woningbouwlocatie met maximaal 1.500 woningen en één ontsluitingsweg is aan te merken als een ontwikkeling die NIBM bijdraagt aan de verslechtering van de luchtkwaliteit.
De gewenste ontwikkeling voorziet in de realisatie van een openbaar en niet-openbaar parkeerterrein van in totaal 44 parkeerplaatsen. Deze parkeerplaatsen zijn bedoeld voor de direct omwonenden en toekomstige bewoners. Voor de verkeersgeneratie is uitgegaan van 264 motorvoertuigen per etmaal (zie paragraaf 4.11 Verkeer en parkeren). Dit is geen extra verkeersgeneratie ten op zichte van de huidige planologische situatie. Bovendien is een deel van het parkeerterrein bedoeld voor de huidige bewoners. Een groot deel van de verkeersbewegingen vinden al plaats in nabijheid van het parkeerterrein. Uit de onderstaande rekentool blijkt dat de bijdrage van het verkeer niet in betekende mate is. Het plan draagt niet in betekenende mate bij aan een verslechtering van de luchtkwaliteit. Onderzoek naar luchtkwaliteit is niet benodigd.
De Wet natuurbescherming zorgt voor bescherming van gebieden, diersoorten, plantensoorten en bossen. De beschermde flora en fauna mag niet worden verstoord, verjaagd of worden gedood. Voorafgaand aan een ontwikkeling moet worden onderzocht of er beschermde dieren- of plantensoorten in het plangebied leven.
Gebiedsbescherming
Het plangebied ligt niet in een Natura 2000-gebied en is ook geen onderdeel van het Natuurnetwerk Zeeland (NNZ). Het dichtsbijzijnde Natura-2000 gebied is 'Westerschelde en Saefthinge'. Dit gebied ligt op ruim 500 meter van het plangebied. Het Natura-2000 gebied 'Vogelkreek' (niet stikstofgevoelig) ligt op een afstand van ruim 11 kilomter en het gebied, 'Canisvliet' op ruim 12 kilometer afstand. Het dichtstbijzinde NNZ-gebied ligt op ongeveer 1,2 kilometer afstand. Vanwege de bovengenoemde afstanden zijn (extra) significant negatieve effecten niet te verwachten.
Op 1 juli 2021 is de Wet en het Besluit stikstofreductie en natuurversterking inwerking getreden (Stikstofwet). Met dit Besluit is de aanlegfase van projecten vrijgesteld van de Natuurbeschermingswetvergunning voor wat betreft stikstof. De aanlegfase wordt daarom in deze berekening buiten beschouwing gelaten.
Er is in de gebruiksfase geen sprake van een toename van stikstofdepositie op een Natura 2000-gebied. In bijgevoegde memo en berekening (zie Bijlage 1) is een en ander nader onderbouwd. Het aspect stikstof vormt geen belemmering voor uitvoering van het plan. Daarmee zijn significant negatieve effecten op de instandhoudingsdoelstellingen van Natura 2000-gebieden uitgesloten. De locatie ligt binnenstedelijk en op voldoende afstand waardoor negatieve effecten op gebieden van het Natuurnetwerk Zeeland zijn uitgesloten.
Soortenbescherming
Heel het plangebied is braakliggend en wordt onderhouden. Op dit terrein zijn geen bomen of andere opgaande beplanting aanwezig die in het kader van de ontwikkeling van het parkeerterrein moeten worden gekapt. Het is bovendien een binnenstedelijke locatie waarvan het niet aannemelijk is dat er natuurwaarden aanwezig zijn. Een quickscan is niet noodzakelijk.
In de Tweede Wereldoorlog is in Zeeland veel gevochten. Doordat tijdens de gevechten niet alle munitie is ontploft, zijn er nog altijd zogenoemde blindgangers en andere munitie in de bodem aanwezig. Als er op verdachte locaties werkzaamheden gepland staan, moet men verdergaand onderzoek naar mogelijke explosieven doen.
Gemeente Terneuzen hanteert voor de paragraaf Niet-gesprongen explosieven (NGE) het Historisch Vooronderzoek en NGE-Risicokaart van REASeuro, kenmerk RO180093 van 24 oktober 2018. Het plangebied valt, in relatie tot niet-gesprongen explosieven door oorlogshandelingen in de Tweede Wereldoorlog, niet onder een aangemerkt risicogebied.
De NGE-risicokaart gaat op basis van vooronderzoek van deze locatie niet uit van een aanwijsbaar risicogebied. De locatie is bovendien al decennia in meer of mindere mate in gebruik, met enige grondroering/-verzet tot gevolg. De trefkans van munitie is daardoor nog klein(er). Doordat er geen sprake is van een risicolocatie voor NGE, is de meerwaarde voor het uitvoeren van een projectgebonden risicoanalyse redelijkerwijs nihil en dus niet vereist. Mocht er alsnog munitie worden aangetroffen, dan betreft dit naar verwachting kleine munitie. Bij aantreffen van munitie wordt ingezet op het handelen op basis van het protocol 'Toevalstreffer conventionele explosieven uit de Tweede Wereldoorlog'.
Er is geen vervolgonderzoek naar niet-gesprongen explosieven vereist, oftewel het aspect niet-gesprongen explosieven vormt geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling.
Een goede ontsluiting en voldoende parkeerfaciliteiten zijn belangrijk voor een goed functionerende ontwikkeling. In deze paragraaf wordt aandacht besteed aan de gevolgen van het plan op de verkeerssituatie in de omgeving, de verkeersgeneratie, de ontsluiting en de wijze waarop voldoende parkeergelegenheid in het plan is gewaarborgd.
Parkeren
De gemeente Terneuzen heeft een eigen parkeerbeleid ontwikkeld. Deze is vastgelegd in de Parkeernota 2015-2020. Voor nieuwbouw geldt dat de ontwikkeling moet voorzien in de eigen parkeerbehoefte. De uitgangspunten hiervoor zijn:
De realisatie van het parkeerterrein is bedoeld om de direct omwonenden te faciliteren in meer parakeergelegenheid en de parkeerbehoefte van de woningbouwontwikkeling 'Kop van de Noordstraat' op te vangen. Deze ontwikkeling is op een loopafstand van ongeveer 125 meter gelegen. In totaal worden 44 parkeerplaatsen gerealiseerd, waarvan 23 openbare parkeerplaatsen en 21 niet-openbare parkeerplaatsen.
Verkeersgeneratie
De verkeersgeneratie wordt berekend per parkeerplaats. Er zijn 44 parkeerplaatsen bedoeld voor (toekomstige) bewoners. Per parkeerplaats worden 6 motorvoertuigbewegingen per etmaal verwacht. Dit betekent een verkeersgeneratie van 264 motorvoertuigbewegingen per etmaal. Dit is een zeer beperkte toename ten opzichte van de reeds aanwezige intensiteiten op het omliggende wegennet. Vanuit de verkeersveiligheid en -doorstroming levert dit dan ook geen problemen of knelpunten op.
De ontsluiting van het parkeerterrein zal plaatsvinden via de Nieuwediepstraat richting de Vlooswijkstraat en de Axelsedam. Vanaf de Axelsedam sluit het verkeer via de Kennedylaan en Axelsestraat aan op de hoofdstructuur van de kern Terneuzen. Ook afwikkeling van verkeer richting de Grenulaan blijft mogelijk.
Het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) stelt een watertoets in ruimtelijke plannen verplicht. Beschreven moet worden op welke wijze in het plangebied met water en watergerelateerde aspecten wordt omgegaan. Voorkomen moet worden dat ontwikkelingen in het ruimtegebruik ongewenste effecten hebben op de waterhuishouding. Een goede afstemming tussen beiden is derhalve noodzakelijk om problemen, zoals bijvoorbeeld wateroverlast, slechte waterkwaliteit, verdroging, etc., te voorkomen.
In het plan wordt geen nieuw bouwwerk gerealiseerd. Het extra verhard oppervlak ten opzichte van de mogelijkheden binnen het huidige bestemmingsplan neemt minimaal toe. Het is reeds mogelijk om 650 m² te bebouwen. Dit blijft in de nieuwe situatie mogelijk.
Thema en water(beheer)doelstelling | Uitwerking |
Veiligheid waterkeringen
Waarborgen van het veiligheidsniveau en rekening houden met de daarvoor benodigde ruimte. |
Het plangebied is niet gesitueerd in de waterkering. |
Voorkomen overlast door oppervlaktewater
Het plan biedt voldoende ruimte voor het vasthouden, bergen en afvoeren van water. Waarborgen van voldoende bouwpeil om overstroming vanuit oppervlaktewater in maatgevende situaties te voorkomen. Rekening houden met de gevolgen van klimaatverandering en de kans op extreme weersituaties. |
![]() In de huidige feitelijke situatie is geen bebouwing meer aanwezig. Het is een braakliggend terrein. In de toekomstige situatie wordt het parkeerterrein voorzien van halfopen verharding/grasdoorgroeitegels. Hierdoor kan het hemelwater infiltreren in de bodem en is watercompensatie niet benodigd. Bovendien kan in de huidige planologische situatie 650 m² aan bebouwing komen met daarbij ook een parkeerterrein. Ten opzichte van de planologische situatie is geen sprake van een verslechtering. |
Voorkomen overlast door hemel- en afvalwater
Waarborgen optimale werking van de zuiveringen/ RWZI's en van de (gemeentelijke) rioleringen. Afkoppelen van (schone) verharde oppervlakken in verband met de reductie van hydraulische belasting van de RWZI, het transportsysteem en het beperken van overstorten. |
Er dient rekening te worden gehouden met de klimaatverandering en de kans op extreme weersituaties, dit te meer in de laaggelegen binnenstad van Terneuzen. Om deze reden zal het parkeerterrein aangelegd worden met een halfopen of waterdoorlatende verharding. |
Grondwaterkwantiteit en verdroging
Voorkomen en tegengaan van grondwateroverlast en -tekort. Rekening houdend met de gevolgen van klimaatverandering. Beschermen van infiltratiegebieden en –mogelijkheden. |
De nieuwe ontwikkeling zal hier geen verandering in brengen. |
Grondwaterkwaliteit
Behoud of realisatie van een goede grondwaterkwaliteit. Denk aan grondwaterbeschermingsgebieden. |
De grondwaterkwaliteit zal behouden worden. |
Oppervlaktewaterkwaliteit
Behoud of realisatie van goede oppervlaktewaterkwaliteit. Vergroten van de veerkracht van het watersysteem. Toepassing van de trits schoonhouden, scheiden, zuiveren. |
Er is geen oppervlaktewater aanwezig. |
Volksgezondheid
Minimaliseren risico watergerelateerde ziekten en plagen. Voorkomen van verdrinkingsgevaar/-risico's via o.a. de daarvoor benodigde ruimte. |
De nieuwe ontwikkeling zal geen negatief effect hebben op de volksgezondheid. |
Bodemdaling
Voorkomen van maatregelen die (extra) maaiveldsdalingen in zettinggevoelige gebieden kunnen veroorzaken. |
Bodemdaling ontstaat door het onttrekken van grondwater en/of het verhogen van de belastingen op het maaiveld. In deze ontwikkeling zal er geen permanente grondwateronttrekking plaatsvinden waardoor bodemdaling door grondwateronttrekking niet aanwezig is. |
Natte natuur
Ontwikkeling/bescherming van een rijke gevarieerde en natuurlijk karakteristieke aquatische natuur. |
Niet van toepassing. |
Onderhoud oppervlaktewater
Oppervlaktewater moet adequaat onderhouden worden. Rekening houden met obstakelvrije onderhoudsstroken vrij van bebouwing en opgaande (hout)beplanting. |
Niet van toepassing. |
Anderer belangen waterbeheer | |
Relatie met eigendom waterbeheerder
Ruimtelijke ontwikkelingen mogen de werking van objecten (terreinen, milieuzonering) van de waterbeheerder niet belemmeren. |
Niet van toepassing. |
Wegen in beheer bij het waterschap
(alleen invullen voor zover van toepassing) |
Niet van toepassing. |
In onderdeel D van de bijlage van het Besluit m.e.r. zijn diverse activiteiten opgenomen waarvoor een m.e.r.-beoordelingsplicht geldt. Hierbij moet beoordeeld worden of er sprake is van (mogelijke) belangrijke nadelige milieugevolgen. Als deze niet uitgesloten kunnen worden geldt een m.e.r.-plicht.
In onderdeel D is per activiteit de drempelwaarde benoemd. Als een activiteit voorkomt in onderdeel D en boven de drempelwaarde komt, geldt voor het te nemen besluit een m.e.r.-beoordelingsplicht. Indien er activiteiten plaatsvinden die in onderdeel D zijn opgenomen, maar onder de drempelwaarde blijven, dient er nagegaan te worden of het project grote milieugevolgen heeft. Deze toets dient plaats te vinden aan de hand van de criteria uit bijlage III van de Europese richtlijn m.e.r..
De hoofdcriteria waaraan getoetst moet worden zijn: kenmerken van het project, plaats van het project en kenmerken van het potentiële effect. Het bevoegd gezag dient vervolgens voor de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan een besluit te nemen of er een MER moet worden opgesteld. De grondslag hiervoor is een vormvrije m.e.r.-beoordeling.
In onderdeel D van de bijlage van het Besluit m.e.r. is de volgende activiteit opgenomen:
De aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject met inbegrip van de bouw van winkelcentra of parkeerterreinen. De bijbehorende drempelwaarden zijn:
In dit geval gaat het het realiseren van een parkeerterrein met een oppervlakte van 1.101 m². Hierdoor valt de gewenste ontwikkeling ver onder de drempelwaarden. De milieueffecten van het plan op de omgeving zijn, zoals beschreven in de voorgaande paragrafen, nihil. Het plan brengt geen hinder met zich mee en er zijn geen risico's voor de menselijke gezondheid. Omdat er geen sprake is van milieueffecten van enige omvang is in dit geval geen aparte aanmeldnotitie noodzakelijk.
De milieu- en andere sectorale aspecten ten aanzien van het onderhavige plan zijn onderzocht en hierboven toegelicht. Deze aspecten vormen geen belemmering voor de ontwikkeling. Planologische medewerking aan het initiatief ligt dan ook in de rede.
Voor bouwplannen zoals die zijn aangewezen in artikel 6.2.1 van het Besluit ruimtelijke ordening is het uitgangspunt dat de gemeenteraad een exploitatieplan vaststelt. Van de verplichting een exploitatieplan vast te stellen kan onder andere worden afgeweken als het verhaal van kosten van de grondexploitatie anderszins is verzekerd, bijvoorbeeld door een anterieure overeenkomst of doordat de verplicht te verhalen kosten zijn verdisconteerd in de grondprijs.
Er is geen sprake van een bouwplan zoals hierboven is aangegeven. De planologische procedure en de inrichting van de openbare ruimte zijn voor rekening van de gemeente. Hiermee is in de meerjarenbegroting rekening gehouden en daarmee is het plan financieel uitvoerbaar.
Vooroverleg
Vooroverleg zoals bedoeld in artikel 3.1.1. van het Besluit ruimtelijke ordening is voor dit plan van toepassing. In het kader van dit bestuurlijke vooroverleg is het plan in ieder geval toegezonden aan de provincie, het waterschap en de Veiligheidsregio.
Er zijn geen noemenswaardige opmerkingen gemaakt die leiden tot aanpassing van het plan.
Ter inzage legging ontwerpbesluit omgevingsvergunning
Het ontwerpbesluit omgevingsvergunning wordt, tezamen met de aanvraag en de daarbij behorende stukken, zes weken ter inzage gelegd. Gedurende deze termijn kunnen zienswijzen worden ingediend.
Het ontwerpbesluit heeft van 28 juli tot en met 7 september 2022 ter inzage gelegen. Er zijn geen zienswijzen ingediend.