direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Kennedylaan Terneuzen
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0715.BPOKO04-VG99

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding en doel bestemmingsplan

Aanleiding

Voor het gebied ten zuiden van de oude stadskern van Terneuzen, gelegen aan weerszijden van de Kennedylaan, is een grootschalige herontwikkeling beoogd. Aan de westzijde bestaande uit een gebouw met 50 appartementen boven op een plint met commerciële ruimten. Aan de oostzijde bestaande uit de uitbreiding van één van de al aanwezige perifere detailshandelsvestigingen, waar aan de achterzijde bedrijfsvloeroppervlakte wordt toegevoegd. Daarnaast zijn twee poortgebouwen met commerciële ruimten voorzien aan weerszijden van de Kennedylaan. De commerciële ruimten zullen ingevuld worden met twee supermarkten, detailhandel in doelgerichte laagfrequente artikelen (perifere detailhandel) en grootschalige detailhandel.

Om ervoor te zorgen dat de ontwikkelingen goed bereikbaar zijn wordt de infrastructuur (Kennedylaan) inclusief het kruispunt van de Kennedylaan op de Stationsweg aangepast. Direct ten zuiden van de Stationsweg wordt de westelijke paviljoen gerealiseerd samen met parkeerplaatsen.

Doel

De beoogde ontwikkeling past niet binnen de beheersverordening Oostelijke Kanaaloevers en het bestemmingsplan Terneuzen Midden. De gemeente Terneuzen is bereid planologische medewerking te verlenen aan het project. Om de beoogde ontwikkeling juridisch planologisch mogelijk te maken heeft de gemeente het voorliggende bestemmingsplan opgesteld.

1.2 Ligging plangebied

Het plangebied ligt in het zuidwesten van de stad Terneuzen, ten oosten van het kanaal en aan weerszijden van de Kennedylaan. Het wordt globaal begrensd door het kantoor van het Waterschap en het Schuttershof aan de noordzijde, aan de oostzijde door diverse woningen aan de Van der Peijlstraat en het pand Freijser. Ten zuiden van het plangebied ligt een bedrijf in bouwmaterialen 'De Hoop', met aan de Stationsweg nog enkele woningen. Aan de overzijde van de Stationsweg liggen het spoorwegemplacement van Prorail en twee onderhoudsbedrijven voor de haven. De ligging van het plangebied is globaal weergegeven in figuur 1.1.

afbeelding "i_NL.IMRO.0715.BPOKO04-VG99_0001.jpg"

Figuur 1.1 Globale ligging plangebied

1.3 Hoofdlijnen planopzet

Aanpassing omvang winkelprogramma GDV/PDV
Na de behandeling van het ontwerpbestemmingsplan is het programma aangepast. De omvang van het programma GDV/PDV is teruggebracht van 19.100 m² bvo naar 12.255 m² bvo . Het programma supermarkten is ongewijzigd. De aanpassing van het programma hangt samen met de volgende aspecten:

1. Ontwikkelingen in de bestedingen aan GDV/PDV artikelen door enerzijds de economische crisis en anderzijds de ontwikkeling van online-aankopen.
In de afgelopen jaren hebben twee trends elkaar versterkt.

a.De economische crisis heeft vanaf 2011 geleid tot lagere bestedingen door consumenten. Deze afname van de bestedingen kwam voor het eerste tot uitdrukking in de kengetallen voor winkelplanning die in december 2013 zijn gepubliceerd (HBD kengetallen voor ruimtelijk-economisch onderzoek december 2013). In deze publicatie werden bestedingscijfers 2011 gepubliceerd (voor de sector in en om het huis identiek aan 2010) en prognoses voor 2012. In de prognoses 2012 was voor het eerst sprake van een verwachting voor een lagere besteding. Het betreft een conjuncturele daling van de bestedingen die samenhangt met de economische situatie.

b. De ontwikkeling van online verkoop heeft in deze periode een vlucht genomen, ook buiten de branches zoals reizen en boeken waar het kopen via internet al vroeg een behoorlijk marktaandeel behaalde. De toename van het aandeel online aankopen heeft een structureel karakter.

2. Ontwikkelingen in het winkelgedrag voor doelgerichte aankopen en de positie van Terneuzen daarin.

De hiervoor genoemde trends hebben ook gezorgd voor een verandering van het koopgedrag voor doelgerichte laagfrequente aankopen. Met de realisatie van het project Kennedylaan in Terneuzen wordt dit de derde boulevard voor doelgerichte aankopen van Zeeland. Terneuzen ligt centraal binnen Zeeuws-Vlaanderen en heeft relatief het grootste aanbod. Door ter plaatse van de Kennedylaan voldoende massa te realiseren zal dit gebied ook in de toekomst interessant blijven voor de consument.

3. Ontwikkelingen in consumentenvoorkeuren voor winkelgebieden.

In deze periode is ook duidelijk geworden dat de consument, een sterke voorkeur heeft bij doelgerichte aankopen, voor winkelgebieden in 1 verdieping, waar op maaiveld wordt geparkeerd. Door winkelgebieden in 1 verdieping te realiseren is er direct zicht op de winkel. De consument ervaart dit als erg prettig.

Deze 3 aspecten bevestigen enerzijds de positie van Terneuzen als koopstad en de noodzaak om het gebied Kennedylaan te optimaliseren, maar geven ook richting aan de wijze waarop:

- Kleiner in omvang, rekening houdend met een structureel lagere besteding bij fysieke winkels.
- Maar ook anders, namelijk in één verdieping, zichtbaar en met parkeren op maaiveld en op deze wijze functioneel gekoppeld aan het reeds aanwezige winkelaanbod en parkeren aan de Kennedylaan.

Met deze huidige uitbreiding van het winkelaanbod heeft de Kennedylaan nog voldoende massa en biedt dit winkelgebied voldoende keuzemogelijkheden om de functie als hét winkelgebied voor doelgerichte aankopen voor inwoners van Zeeuws-Vlaanderen waar te maken.
 

Plan geeft invulling aan het gemeentebeleid

Masterplan Axelsedam (2003)

De ontwikkeling van de Kennedylaan West sluit aan op het gemeentelijk beleid. Het voorliggende plan zorgt voor de afronding van de zuidelijke centrumrand, zoals deze is voorzien in het Masterplan Axelsedam.

Amendement Structuurvisie Detailhandel

De gemeenteraad heeft zich tijdens de raadsvergadering op 8 april 2008 uitgesproken over de detailhandelsstructuurvisie. Tijdens de raadsvergadering is een amendement ingediend en aangenomen. Met dit aangenomen amendement heeft de gemeenteraad besloten om de locatie Kennedylaan West de mogelijkheid te geven voor de invulling met perifere en grootschalige detailhandel. Hierbij zijn wel de volgende voorwaarden geformuleerd:

  • de parkeerbehoefte op eigen terrein wordt opgevangen (conform CROW richtlijnen);
  • de noodzakelijke infrastructurele aanpassingen maken onderdeel uit van het bestemmingsplan;
  • er is sprake van een sluitende exploitatie;
  • de grondprijs voor de gronden die in eigendom zijn bij de gemeente is marktconform.

Het voorliggende initiatief voldoet aan deze doelstellingen, hiermee wordt dan ook voldaan aan de uitgesproken wens door de gemeenteraad.

Transformatie

Het gebied aan de Kennedylaan West wordt getransformeerd en krijgt een nieuwe invulling en functie voor de stad. De invulling van deze locatie sluit aan op het Masterplan Axelsedam.

In de nieuwe commerciële ruimten komen twee supermarkten. Waarvan één supermarkt een discountsupermarkt betreft. Verder is er ruimte voor detailhandel in doelgerichte laagfrequente artikelen (PDV) en grootschalige detailhandel. De grootschalige detailhandel moet qua hoeveelheid van producten ook echt grootschalig zijn. Het minimale bedrijfsvloeroppervlak is dan ook vastgelegd op 1.500 m². In paragraaf 4.2.2 wordt deze oppervlaktemaat onderbouwd.

Schakel

Aan het Schuttershof is een volwaardig boodschappen-plus-centrum met goed parkeren gerealiseerd, wat elders in het centrumgebied niet mogelijk was.

Het boodschappen-plus-gebied Schuttershof vormt de schakel tussen de Kennedylaan en het kernwinkelgebied. Deze opzet bevordert combinatiebezoek tussen beide delen. Met de herontwikkeling van de Kop van de Noordstraat kan dit nog verder versterkt worden. Hiermee beschikt Terneuzen centrum over aaneengeschakelde, sterke locaties voor alle drie de bezoekmotieven (recreatief, doelgerichte laagfrequentie en levensmiddelen). De drie schakels vormen daarbij één doorlopend winkelgebied met een goede verdeling van de bronpunten (trekkers + goed parkeren).

Andere uitgangspunten rondom de motieven voor ontwikkeling van de Kennedylaan West staan beschreven in Hoofdstuk 5 en Bijlage 11.

PDV en GDV

Door de komst van het Schuttershof is voor de ontwikkeling aan de Kennedylaan West een optimale locatie gecreëerd voor de doelgerichte aankopen en het doen van de boodschappen. Perifere detailhandelsvestigingen zijn op zich de reguliere winkels die buiten het stadscentrum worden gesitueerd, zoals bouwmarkten en meubelzaken. Het gaat hier met name om de volumineuze aard van goederen.

Ook winkels die als grootschalige detailhandelsvestiging (GDV) worden aangemerkt, worden steeds vaker op perifere locaties gevestigd. Deze winkels kunnen in principe in het traditionele winkelcentrum worden gevestigd. Echter in het centrum van Terneuzen is er voor dit soort winkels, boven de 1.500 m² bedrijfsvloeroppervlak, geen locatie beschikbaar.

Supermarkten

Door de supermarktontwikkeling aan de Kennedylaan wordt de centrumrand – samen met de supermarkt in het Schuttershof – een sterk boodschappencentrum met een plus in doelgerichte, laag frequent benodigde non-food. Terneuzen beschikt daarnaast over een tweetal andere boodschappencentra: wijkwinkelcentrum Zuidpolder en Serlippens. In het gebied Zuidpolder zijn een discounter (Lidl) en een supermarkt in het midden/hoge prijssegment (Albert Heijn) gevestigd.

Weliswaar zullen de boodschappencentra binnen Terneuzen met elkaar concurreren, maar doordat de winkelcentra over een compleet boodschappenaanbod beschikken is er in beginsel markt voor beide gebieden.

Vanwege de perifere ligging ten opzichte van de woongebieden en vanwege de ligging aan een doorgaande route zal de beoogde supermarktontwikkeling aan de Kennedylaan niet gericht zijn op een bepaald deel van de kern. De verwachting is dat de locatie autobezoekers vanuit de hele stad Terneuzen en omgeving zal aantrekken. Net als nu al het geval is bij de Jumbo in het Schuttershof.

Tankstation

Een nieuw tankstation op de Kennedylaan West is passend nabij grote detailhandelsvoorzieningen. Door de ligging ten opzichte van de supermarkten en de andere voorzieningen kunnen automobilisten zowel hun boodschappen doen alsook tanken.

1.4 Leeswijzer

Deze toelichting op het bestemmingsplan is als volgt opgebouwd.

  • In hoofdstuk 2 wordt de structuur van het plangebied, de historie van Terneuzen en de planopgave beschreven.
  • Hoofdstuk 3 beschrijft de beoogde ontwikkeling.
  • In hoofdstuk 4 wordt het actuele beleidskader beschreven.
  • Hoofdstuk 5 gaat in op het uitgevoerde Distributie Planologisch Onderzoek.
  • In hoofdstuk 6 wordt het plan getoetst aan de milieuaspecten.
  • Hoofdstuk 7 gaat in op de economische uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.
  • In Hoofdstuk 8 wordt de juridische regeling en de verbeelding verklaard.

Hoofdstuk 2 Omgeving plangebied

2.1 Ruimtelijke structuur plangebied

De ligging van het plangebied is beschreven in paragraaf 1.2. Het gedeelte van het plangebied Kennedylaan West is onderdeel van de bedrijfszone langs het kanaal. Het gebied bestaat sinds jaren uit een braakliggend terrein, wachtend op een herontwikkeling. De locatie wordt omringd door het waterschapskantoor, grote bedrijfshallen, parkeerterreinen, een spoorwegemplacement en restgroen. Ondanks de ligging nabij het centrum wordt het gebied dus relatief extensief gebruikt. Bovendien heeft het een rommelige en negatieve uitstraling.

De hoofdstructuur in en rond het gebied wordt verder bepaald door twee lange lijnen; de Axelsestraat en de Kennedylaan. De Axelsestraat vormt een duidelijke verbinding tussen het centrum en de uitbreidingen, de Kennedylaan/Haarmanweg is daarentegen meer de doorgaande autoroute richting het sluizencomplex en buigt voor het centrum scherp af. Deze route vormt een fysieke barrière die het plangebied scheidt van het centrum en de woonwijken. De oost-west structuren, zoals Oostelijke Kanaalarm, Verlengde van Steenbergenlaan en Kerkhoflaan, zijn discontinu. In deze richting zijn geen heldere ruimtelijke relaties.

Aan de Kennedylaan Oost locatie bevinden zich al een aantal winkels met detailhandel in doelgerichte, laagfrequente artikelen (perifere detailhandelswinkels). Deze winkels zijn geörienteerd op het aanbieden van producten voor gerichte aankoop. Het biedt een kans om in de omgeving van deze perifere detailhandelswinkels het voorzieningsniveau te vergroten.

2.2 Historie Terneuzen en planopgave

2.2.1 Historie plangebied

De omgeving van het plangebied en de historie hiervan is beschreven in het Masterplan Axelsedam (Kuiper Compagnons). Het plangebied vormt een onderdeel van de eerste uitbreidingsgebieden rond de binnenstad, die in de loop van de tijd ingrijpend op de schop zijn gegaan, voor de aanleg van de vestingwerken, de armen van het kanaal van Gent naar Terneuzen en het spoor. De huidige invulling is daar nog sterk door bepaald.

Na het slechten van de vestingwerken breidde de stad zich op twee karakteristieke manieren uit:

  • vanuit het centrum, langs de Axelsestraat, ontstonden de woonwijken;
  • langs het kanaal en het spoor ontwikkelde zich de industrie en bedrijvigheid. Het plangebied vormde in deze ontwikkeling de eerste fase.

De structuur van de eerste uitbreidingen rond het centrum werd sterk bepaald door de voormalige vestingwerken. Deze zijn onder andere nog te herkennen in de Beurtvaartkade en de Verlengde van Steenbergenlaan.

Na het verplaatsen van de monding van het kanaal naar het westen en het afsluiten van de oostelijke arm, verplaatste veel van de aan het kanaal gerelateerde bedrijvigheid zich verder naar het zuiden en nog later ook naar het gebied rond de Braakmanhaven. De woonuitbreidingen van de stad vonden vooral aan de zuid- en, later oostkant, plaats en niet in de geleidelijk leegvallende gebieden rond het centrum.

Het gebied is nu een soort 'niemandsland' aan de rand van het centrum geworden. Grootschalige infrastructuur en civieltechnische projecten worden afgewisseld met bedrijfshallen, kantoorpanden en parkeerplaatsen. Het gebied is een verzamelplaats van 'actuele' behoeftes. Ontwikkelingen hebben zich vooral beperkt tot ad hoc invullingen, die wel inspeelden op een actuele vraag, maar die er niet in geslaagd zijn de uitstraling van het gebied te verbeteren. Deze verbeterde uitstraling van het gebied is wel gewenst.

2.2.2 Planopgave

De planopgave voor de Kennedylaan West is dan ook om hier verandering in te brengen. De verandering van het soort 'niemandsland' aan de rand van het centrum is reeds gedeeltelijk ingezet. De gewenste ruimtelijke invulling in dit deelgebied bestaat uit hoogwaardige, stedelijke randen, waarbij wonen en perifere detailhandel mogelijkheden zijn (Masterplan Axelsedam). Intussen hebben al ontwikkelingen plaatsgevonden aan het Schuttershof en aan de Kennedylaan Oost. Met invulling van de Kennedylaan West wordt de zuidelijke rand van het centrum verder versterkt en afgerond.

In de hoogwaardige randen moet tevens plaats zijn voor wonen. Het is wenselijk om dit te verbinden met het water. Het biedt dan ook een kans om langs de kanaalarm woningen te ontwikkelen. Tot op heden waren de mogelijkheden rondom de Kennedylaan West beperkt vanwege de geluidzone Industrielawaai. In paragraaf 6.9.2 is te lezen dat dit niet langer tot onoverkoombare bezwaren leidt.

Met de ontwikkeling van een cluster perifere detailhandel op de Kennedylaan Oost is echter het idee ontstaan dat de planlocatie aanzienlijk meer ontwikkelingspotentie heeft en dat die potentie alleen te gelde gemaakt kan worden als er op een meer integrale ontwikkeling van het gebied wordt ingezet.

Daarbij komt dat de huidige wens om de concurrentiepositie van het centrum van Terneuzen te verbeteren, niet alleen gerealiseerd kan worden door het verbeteren van het centrum zelf, maar ook vraagt om een aanpak van de extensief gebruikte gebieden rond dat centrum.

Hoofdstuk 3 Beoogde ontwikkeling

In dit hoofdstuk worden de beoogde ontwikkelingen beschreven. Een deel van de ontwikkelingen vindt plaats aan de Kennedylaan West en een deel aan de Kennedylaan Oost.

Het programma van de ontwikkelingen aan de Kennedylaan betreft.

winkelvorm   oppervlak (m² bvo)  
totaal perifere en grootschalige detailhandel   12.255 m²  
perifere detailhandel   7.755 tot 10.755 m2  
grootschalige detailhandel   1.500 tot 4.500 m2  
supermarkt   3.000 m²  

functie   oppervlak (m² bvo)  
horeca t/m categorie 1b van de Staat van Horeca activiteiten   200 m²  
wonen/kantoor   50 appartementen/ 6.000 m² kantoorruimte  

3.1 Kennedylaan West

Ruimtelijk ontwerp

Het grootste deel van de nieuwe winkels is voorzien in een enkellaagse opzet rond een centraal parkeerterrein. Ook op het dak van de commerciële ruimten is parkeren beoogd. Aan de zijde van het kanaal worden in meerdere lagen 50 appartementen ontwikkeld. Deze appartementen kijken uit over de haven en het kanaal. Maritieme bedrijvigheid kleurt de omgeving en is een meerwaarde voor het wonen op deze locatie. Een alternatief voor de invulling met appartementen betreft kantoorruimte. In het programma is tevens rekening gehouden met invulling door kantoren (6.000 m²).

Aan de westzijde van de Kennedylaan wordt een paviljoen gerealiseerd. Aan de oostzijde zal het vastgebouwd worden aan de bestaande bebouwing.

Op het terrein van de Kennedylaan West wordt tevens een tankstation gerealiseerd voor motorbrandstoffen zonder LPG.

afbeelding "i_NL.IMRO.0715.BPOKO04-VG99_0002.jpg"

Figuur 3.1 Ruimtelijk ontwerp

afbeelding "i_NL.IMRO.0715.BPOKO04-VG99_0003.jpg"

Figuur 3.2 Ruimtelijk ontwerp

Commercieel Programma

PDV/GDV

De locatie Kennedylaan is beleidsmatig gericht op perifere (PDV) en grootschalige (GDV) detailhandel. Het grootste deel van het programma bestaat dan ook uit PDV/GDV. In totaal 8.455 m² op de locatie van de Kennedylaan West. Van deze 8.455 m² wordt ten minste 1.500 m² en maximaal 4.500 m² gebruikt worden voor grootschalige detailhandel. Deze winkelunits voor grootschalige detailhandel hebben een oppervlak van minimaal 1.500 m² bvo. Hiermee vormen ze een aanvulling op het winkelaanbod in het centrumgebied.

Perifere detailhandel aan de Kennedylaan West zal bestaan uit volumineuze goederen uit de winkelsector in-en-om-het-huis. Het betreft nadrukkelijk geen auto's, boten of caravans. Vanwege de volumineuze aard van de goederen, hebben de winkels ook een behoorlijke omvang.

Supermarkten

In de commerciële ruimten zijn twee supermarkten beoogd. Een van deze supermarkten zal een discountsupermarkt zijn.

Horecafaciliteiten

In het programma is tevens ruimte voor een horecafaciliteit. In het gebied wordt ten hoogste 200 m² bedrijfsvloeroppervlak aan horeca toegevoegd. Het betreft horeca uit ten hoogste categorie 1b van de Staat van Horeca-activiteiten. Hierbij moet gedacht worden aan een lunchroom.

Wonen of kantoren

In het programma is rekening gehouden met 50 appartementen of 6.000 m2 kantoorruimte.

3.2 Kennedylaan Oost

Zoals hiervoor beschreven zijn aan de Kennedylaan Oost al een aantal perifere detailhandelsvestigingen in een gebouw gevestigd. De winkel van Naeye Verstraten wil uitbreiden. Het is ook mogelijk dat winkels vanuit Kennedylaan Oost verplaatsen naar Kennedylaan West, zodat voor deze locaties rekening wordt gehouden met herinvulling van het programma, zoals dit voorzien is op de Kennedylaan West. Daarnaast wordt ten zuiden van de Gamma een paviljoen in twee bouwlagen voorzien.

Hoofdstuk 4 Beleidskader

4.1 Rijksbeleid

4.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

Nederland blijft een land waarin het goed wonen en werken is. Nederland heeft ruimte nodig; ruimte om economisch te kunnen blijven groeien en ruimte voor burgers en bedrijven om initiatief te nemen. Het Rijk kan en wil niet alles zelf doen. Overheden, burgers en bedrijven krijgen de ruimte om oplossingen te creëren. Afspraken over verstedelijking, groene ruimte en landschap laat het Rijk over aan de provincies en gemeenten. In de gebiedsontwikkeling wordt de daadwerkelijke vraag van bewoners, bedrijven en organisaties leidend.

Om een zorgvuldig gebruik van de schaarse ruimte te bevorderen, wordt een ladder voor duurzame verstedelijking geïntroduceerd. Dat betekent: eerst kijken of er vraag is naar een bepaalde nieuwe ontwikkeling, vervolgens kijken of het bestaande stedelijk gebied of bestaande bebouwing kan worden hergebruikt en mocht nieuwbouw echt nodig zijn, dan altijd zorgen voor een optimale inpassing en bereikbaarheid.

In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) is de ladder voor duurzame verstedelijking toegevoegd. Deze ladder is opgenomen in het Besluit ruimtelijke Ordening (Bro artikel 3.1.6 lid 2).

Ladder voor duurzame verstedelijking, Besluit ruimtelijke ordening, artikel 3.1.6, lid 2

Bij een nieuwe stedelijke ontwikkeling is duurzame verstedelijking het uitgangspunt. Hiertoe wordt de ladder voor duurzame verstedelijking gevolgd die is vastgelegd in het Besluit ruimtelijke ordening (artikel 3.1.6. lid 2 Bro). Deze ladder bestaat uit de volgende drie treden:

  • a. er wordt beschreven dat de voorgenomen stedelijke ontwikkeling voorziet in een actuele regionale behoefte;
  • b. indien uit de beschrijving, bedoeld in onderdeel a, blijkt dat sprake is van een actuele regionale behoefte, wordt beschreven in hoeverre in die behoefte binnen het bestaand stedelijk gebied van de betreffende regio kan worden voorzien door benutting van beschikbare gronden door herstructurering, transformatie of anderszins, en;
  • c. indien uit de beschrijving, bedoeld in onderdeel b, blijkt dat de stedelijke ontwikkeling niet binnen het bestaand stedelijk gebied van de betreffende regio kan plaatsvinden, wordt beschreven in hoeverre wordt voorzien in die behoefte op locaties die, gebruikmakend van verschillende middelen van vervoer, passend ontsloten zijn of als zodanig worden ontwikkeld.


Toetsing

a. Is er een actuele regionale behoefte aan de beoogde ontwikkeling?

Er is sprake van een actuele regionale behoefte aan detailhandel, appartementen en kantoren op deze locatie. Dit is nader onderbouwd in het beleid van de diverse overheden.

De behoefte aan 50 appartementen is regionaal afgestemd en het project is opgenomen in de regionale planlijst. De behoefte aan detailhandel is nader onderbouwd in paragraaf 4.2.1 en bijlage 11.

De behoefte aan kantoorruimte blijkt uit het rapport 'Kantorenmarkt Zeeland, Verkenning van regionale vraag- en aanbodontwikkelingen (2012)'. In dit rapport is geconcludeerd dat er ondanks een groeiende voorraad nauwelijks leegstand is in Zeeland. Ook is geconcludeerd dat het aantal kantoorbanen blijft groeien tot 2020 en dat de nieuwbouwbehoeftevraag tot 2020 uitkomt op 115.000 m2. Op basis van een doorkijk naar 2040 is na 2020 nog 96.000 m2 nieuwbouw nodig. Ter vergelijking, tussen 1990 en 2010 is in totaal ruim 202.000 m2 kantoorruimte nieuw gebouwd.


b. Kan de actuele regionale behoefte worden opgevangen binnen bestaand stedelijk gebied?

Het plangebied ligt binnen het bestaand stedelijk gebied van Terneuzen. Door het toevoegen van diverse stedelijke functies is sprake van intensiever/dubbel ruimtegebruik. Hiermee wordt voldaan aan de voorkeursvolgorde voor verstedelijking.


c. Kan een nieuwe locatie worden gevonden die passend multimodaal is ontsloten?

Omdat de locatie voldoet aan de voorkeursvolgorde voor verstedelijking, is toetsing aan de derde trede niet noodzakelijk. De locatie is overigens passend ontsloten voor de beoogde nieuwe functies (zie ook paragraaf.

4.1.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening

De provincies stellen regels inzake detailhandel, gericht op het waarborgen dat nieuwe locaties voor detailhandel niet ten koste gaan van de detailhandelsstructuur in wijkwinkelcentra en binnensteden, rekening houdend met Europese Dienstenrichtlijn en intergemeentelijke vormen van samenwerking ter zake van beleid voor detailhandel.

4.2 Provinciaal beleid

4.2.1 Omgevingsplan Zeeland 2012-2018

De Provincie zet in op een sterke economie, een goed woon- en werkklimaat en kwaliteit van water en landelijk gebied. In het omgevingsplan is beschreven op welke punten de provincie wil dat Zeeland de komende jaren vooruitgang boekt.

Voorzieningen - Detailhandel

Een goed voorzieningenniveau voor alle bewoners, toeristen en bedrijven is van groot belang vanwege de leefbaarheid en economie van Zeeland. Onderdeel van het voorzieningenniveau binnen Zeeland is de hoeveelheid detailhandel in Zeeland. Bij de ontwikkeling van detailhandel dient getoetst te worden aan de duurzaamheidsladder. Vanuit zorgvuldig ruimtegebruik, bundeling van functies en versterking van attractieve steden ziet de provincie kernwinkelgebieden als primaire vestigingsplaats.

Voor grootschalige detailhandel en perifere detailhandel kan dit meer aan de stadsrand gelegen locaties betreffen. Er wordt in het omgevingsplan ingezet op concentratie van grootschalige detailhandel en perifere detailhandel aan de Kennedylaan. Zie tevens figuur 4.1.

afbeelding "i_NL.IMRO.0715.BPOKO04-VG99_0004.jpg"

Figuur 4.1 Uitsnede Omgevingsplan Zeeland 2012-2018

De ladder voor duurzame verstedelijking voor detailhandel vraagt van gemeenten bij nieuwe winkelontwikkelingen eerst naar herstructurering binnen of aan de rand van bestaande winkelgebieden te kijken, voordat een nieuwe perifere locatie wordt overwogen. Op deze wijze wordt een duurzame winkelstructuur met een beperkt aantal sterke winkellocaties nagestreefd, wordt winkelleegstand tegengegaan en wordt zuinig omgegaan met de schaarse ruimte. Dit is in lijn met de aanbevelingen in de door DTNP opgestelde rapporten 'Kiezen of delen' en 'Dynamiek door beleid'.

Als gevolg van de afnemende behoefte aan winkelmeters (onder andere door toename van internetaankopen) zijn keuzes in de winkelstructuur noodzakelijk. In een detailhandelsstructuurvisie kunnen de keuzes op basis van het principe van de ladder gemotiveerd gemaakt worden.

Toetsing

Aan de ladder voor duurzame verstedelijking wordt als volgt voldaan.

  • 1. Er is sprake van een actuele regionale behoefte aan de ontwikkeling. Het beleid van de gemeente (vaststellingsbesluit bij de Structuurvisie Detailhandel, 2008) en de provincie (vrpz) is hier reeds op gericht. De realisatie van de ontwikkeling heeft geen onaanvaardbare gevolgen voor het woon-, leef- en ondernemersklimaat, zoals beschreven in bijlage 11 bij de toelichting.
  • 2. In de actuele regionale behoefte wordt voorzien door herontwikkeling en intensivering in bestaande stedelijk gebied aansluitend aan de bestaande detailhandelsstructuur.
  • 3. De ontwikkeling wordt mogelijk gemaakt op een daarvoor beleidsmatig aangewezen locatie die passend multimodaal door middel van bus en auto ontsloten is.

Het bieden van ruimte aan supermarkten aan de Kennedylaan is ingegeven vanuit de beleidsmatige wens van de gemeente (vaststellingsbesluit bij de Structuurvisie Detailhandel, 2008) en de provincie (vrpz) om te komen tot een toekomstgerichte detailhandelsstructuur. Binnen dat kader is gezocht naar ruimte voor grootschaliger winkels (waaronder supermarkten), welke niet (financieel haalbaar) inpasbaar zijn in het kernwinkelgebied. De Kennedylaan ligt aansluitend aan het kernwinkelgebied en is door de goede ontsluiting, de aanwezige ruimte en de ruime parkeergelegenheid geschikt voor vestiging van supermarkten.

Wonen

De provincie stelt de Zeeuwse burger en zijn of haar woonwensen centraal. Het is van provinciaal belang dat de regionale woningmarkten in Zeeland goed functioneren. Bij woningbouw dient namelijk gezorgd te worden voor bundeling en zorgvuldig ruimtegebruik. Ontwikkelingen vinden dan ook bij voorkeur plaats binnen bestaand stedelijk gebied. In het beleid is de duurzaamheidsladder vanuit het rijksbeleid overgenomen en hierop wordt in Zeeland ingezet. De volgende stappen worden hiervoor uitgewerkt.

  • 1. de ontwikkeling voorziet in een regionale, intergemeentelijke vraag;
  • 2. realisatie vindt plaats binnen het bestaand bebouwd gebied in de regio;
  • 3. de locatie is of wordt multimodaal ontsloten.

Toetsing

De ontwikkeling vindt plaats binnen bestaand stedelijk gebied. Hierbij wordt gebruikgemaakt van locaties die op dit moment beschikbaar zijn voor herstructurering.

De locatie ligt sinds geruime tijd braak. Herontwikkeling op deze locatie is dan ook een gewenste inbreiding in het stedelijk weefsel. Ontsluiting van het gebied vindt plaats via de Kennedylaan. Deze weg kan de extra capaciteit aan, om te zorgen voor een goede afwikkeling wordt het kruispunt wel aangepast. De ontsluiting van het gebied kan zowel plaatsvinden met de auto als ook met de bus.

Kantoren

Als uitwerking van het rijksbeleid wordt om overaanbod aan kantoren te voorkomen selectief omgegaan met nieuwe kantoorontwikkelingen. In de bestaande voorraad neemt de leegstand toe, als gevolg van verplaatsing van kantoren naar nieuwbouw en omdat er sprake is van teruglopende vraag.


De Provincie wil, om investeringen in openbaar vervoer en infrastructuur optimaal te benutten, dat zelfstandige grootschalige kantoren zoveel mogelijk gesitueerd zijn in of direct aansluiten aan de binnenstad van Goes, Middelburg, Vlissingen en Terneuzen. Ontbreken die mogelijkheden dan is vestiging aan toegangswegen naar het stadscentrum, dichtbij doorgaande wegen en aan de stadsranden bij de toegangswegen mogelijk. Kantoren met een publieksfunctie moeten goed bereikbaar zijn per openbaar vervoer.

Toetsing

De ontwikkeling vindt plaats nabij het centrum van Terneuzen. Hiermee wordt voldaan aan de eisen uit het provinciaal beleid.

Conclusie

Er wordt voldaan aan het provinciaal beleid. Er volgen geen randvoorwaarden uit het provinciaal beleid.

4.2.2 Verordening ruimte provincie Zeeland (VRPZ)

Toetsing

In de ruimtelijke verordening heeft de provincie in artikel 2.1 opgenomen dat detailhandelsvoorzieningen in principe in het centrum moeten worden gevestigd. Uitsluitend enkele categorieën van voorzieningen kunnen zich op andere locaties vestigen. Op basis van bijlage 2 bij de Provinciale ruimtelijke verordening Zeeland mag PDV/GDV tevens plaatsvinden aan de Kennedylaan in Terneuzen. De provincie Zeeland staat ook tuincentra toe op perifere locaties (VRPZ).

De provincie Zeeland rekent tot de doelgerichte, laagfrequente aankopen: woninginrichting, keukens, sanitair, doe-het-zelf, bruin- en witgoed zoals elektronica (tv's, computers), wasmachines, koelkasten (VRPZ). Winkeldataleverancier Locatus verzamelt de gegevens over de winkels in deze producten onder de noemer winkelsector in-en-om-het-huis.

De winkels in doelgerichte laagfrequente aankopen bevinden zich vanwege de aard van de producten vaak op locaties met perifere ligging ten opzichte van de hoofddetailhandelsstructuur, zoals de Kennedylaan. In de toelichting op dit bestemmingsplan wordt de detailhandel doelgerichte, laagfrequente aankopen samengevat onder de naam PDV (perifere detailhandelsvoorzieningen).

In het programma aan de Kennedylaan wordt aangesloten bij de ondergrens van 1.500 m² voor GDV vanuit de verordening. Voor PDV geldt geen eis aan de omvang van de winkels.

In een bestemmingsplan worden nieuwe grootschalige, zelfstandige kantoren uitsluitend toegelaten in of direct aansluitend aan de binnenstad van Goes, Middelburg, Vlissingen en Terneuzen.

In afwijking hiervan is vestiging aan toegangswegen naar het stadscentrum, dichtbij doorgaande wegen en aan de stadsranden bij de toegangswegen toegestaan indien in de toelichting bij het bestemmingsplan aannemelijk wordt gemaakt dat vestigingsruimte, mede gelet op specifieke vestigingseisen, in de centra ontbreekt.

De locatie ligt nabij het centrum van Terneuzen. Ter plaatse is het beleidsmatig gewenst om kantoren te realiseren.

4.3 Gemeentelijk beleid

4.3.1 Structuurvisie Terneuzen 2025 (2010)

In de Structuurvisie Terneuzen 2025 wordt op hoofdlijnen vastgelegd waar de gemeente Terneuzen op maatschappelijk, economisch en ruimtelijk gebied zou moeten staan in 2025. De structuurvisie steunt op diverse beleidsdocumenten zoals de Gebiedsvisie Zeeuws-Vlaamse Kanaalzone en een aantal sectorale notities zoals de Structuurvisie Detailhandel, het wegencategoriseringsplan, het actieplan Economie en de notitie 'Op pad' van de provincie Zeeland, die als bouwstenen hebben gediend.

Bij het opstellen van de structuurvisie is gebruik gemaakt van de zogenaamde lagen- benadering, die de kwaliteiten in een gebied met elkaar in verband brengt. De lagen- benadering wordt gezien als een zorgvuldige methode om ruimtelijke keuzes te onderbouwen.

Voor het bestemmingsplan Kennedylaan Terneuzen zijn met name de thema's wonen en detailhandel van belang.

Wonen

De toekomstige woningbehoefte hangt samen met demografische ontwikkelingen. In kwantitatieve zin zal de vraag naar woningen beperkt zijn, omdat het aantal huishoudens in de structuurvisieperiode nauwelijks meer groeit. In kwalitatieve zin is sprake van een enorme discrepantie tussen de bestaande voorraad (vooral grondgebonden (rij)woningen) en de vraag naar woningen die een meerwaarde hebben.

Detailhandel

De aanwezigheid van commerciële voorzieningen hangt af van de marktwerking. De gemeente kan daarin faciliteren door goede locaties te reserveren c.q. planologisch te regelen en koppelingen met andere initiatieven te leggen. Terneuzen en op kleinere schaal Axel bieden een breder aanbod aan detailhandel aan. Grootschalige perifere detailhandel is geconcentreerd in de directe omgeving van de Kennedylaan in Terneuzen. Een verdere versterking ter plaatse wordt voorgestaan.

Uitvoeringsprogramma

Een structuurvisie moet een uitvoeringsparagraaf met een beoogd programma bevatten. In deze paragraaf wordt ingegaan op welke wijze de gemeente het structuurvisiebeleid denkt te verwezenlijken en welke projecten en initiatieven hieruit voortvloeien. In de uitvoeringsparagraaf is de Axelsedam en omgeving, waartoe ook Kennedylaan Oost en West behoren, opgenomen. De ambities voor dit gebied, gelegen ten zuiden van de binnenstad van Terneuzen, zijn als volgt geformuleerd:

  • een impuls voor de binnenstad door een zorgvuldige programmatische invulling van het gebied;
  • een stedelijk, hoogwaardig aanloopgebied voor de binnenstad met hoogwaardige inrichting van de openbare ruimte;
  • het creëren van een sterke hoofdstructuur die samenhang brengt en waarde verschaft aan het gebied met heldere relaties met de binnenstad, het kanaal en de rest van Terneuzen.

Het gebied heeft potenties voor combinaties van wonen, werken, recreëren en (perifere) detailhandel.

Toetsing

Het project Kennedylaan is in de Structuurvisie 2025 benoemd als één van de projecten die bijdragen aan de verwezenlijking van de gemeentelijke lange termijn doelstellingen.

4.3.2 Structuurvisie Detailhandel Terneuzen (2008)

In de Structuurvisie Detailhandel Terneuzen is aandacht besteed aan ontwikkelingen aan de Kennedylaan West. Er is destijds een programma voor alleen de begane grond berekend waarbij tevens parkeren op het maaiveld plaatsvindt. In totaal betrof de ontwikkeling 5.750 m2 bvo. Van een dergelijk kleine toevoeging is in de visie geconcludeerd dat het geen toegevoegde waarde had.

Tijdens de raadsvergadering van 8 april 2008 heeft de gemeenteraad zich uitgesproken over de detailhandelsstructuurvisie. Tijdens de raadsvergadering is een amendement ingediend en aangenomen. Met dit aangenomen amendement heeft de gemeenteraad besloten om de locatie Kennedylaan West de mogelijkheid te geven voor de invulling met perifere en grootschalige detailhandel. Hierbij zijn wel de volgende voorwaarden geformuleerd:

  • de parkeerbehoefte op eigen terrein wordt opgevangen (conform CROW richtlijnen);
  • de noodzakelijke infrastructurele aanpassingen maken onderdeel uit van het bestemmingsplan;
  • er is sprake van een sluitende exploitatie;
  • de grondprijs voor de gronden die in eigendom zijn bij de gemeente is marktconform.

Toetsing 

In het huidige programma wordt eveneens alleen een programma op de begane grond gerealiseerd. Hoewel ook in het huidige programma wordt uitgegaan van parkeren op de begane grond, wordt een deel van de parkeerbehoefte opgevangen op het dak van de commerciële plint. Het te realiseren programma bedraagt hierdoor 11.655 m2 bvo (pdv en gdv, supermarkten en horeca). Ten opzichte van het programma uit de Structuurvisie 2008 een verdubbeling. Hierdoor kan een ruim en veelzijdig aanbod gerealiseerd worden.

Door dit programma te realiseren wordt de doelstelling om een toegevoegde waarde te creëren voor het centrum van Terneuzen gehaald. De overige voorwaarden worden in hoofdstuk 6 en 7 getoetst.

4.3.3 Visie detailhandel 2014

Sinds het begin van de economische crisis in 2008 zijn de groei- en omzetcijfers in de

Nederlandse detailhandel over het algemeen lager dan daarvoor. Dit vroeg om een update van de Structuurvisie Detailhandel 2008.

De verwachting voor de komende jaren is dat het accent minder op meer meters, en meer op betere meters zal komen te liggen. De ontwikkelingen vragen om concentratie van het winkelaanbod. Kwantiteit en kwaliteit zijn voor consumenten de belangrijkste factoren die bepalen welk winkelgebied ze bezoeken. Bezoekmotief, bereikbaarheid, parkeren, inrichting van de openbare ruimte, sfeer en beleving spelen een doorslaggevende rol in de keuze.

Het kernwinkelgebied van Terneuzen heeft het meeste potentieel om uit te groeien tot het recreatief winkelgebied van de gemeente i.c. de regio. De missie is dan ook: Terneuzen is dé centrale winkelstad van de gemeente.

Het project Kennedylaan kan volgens de Detailhandelsvisie Terneuzen een impuls geven aan Terneuzen als regionale winkelstad op voorwaarde dat deze ontwikkeling voorziet in een marktvraag en dat ze aanvullend is op het bestaande kernwinkelgebied. Een GDV/PDV-locatie aan de rand van het centrum, op loopafstand, is uniek. De gedachte is dat deze winkels door hun regionale aantrekkingskracht versterkend gaan werken voor het centrum en dat er door elkaars nabijheid een ruime mate van uitwisseling gaat ontstaan tussen deze locaties.

Toetsing

De Detailhandelsvisie Terneuzen bevestigt nogmaals de doelstelling om met het project Kennedylaan een toegevoegde waarde te creëren voor het centrum van Terneuzen.

4.3.4 Masterplan Axelsedam (2003)

In het Masterplan Axelsedam worden een zestal deelgebieden beschreven en geanalyseerd gelegen direct ten zuiden van de binnenstad van Terneuzen. Een belangrijke overeenkomst tussen deze deelgebieden is de extensieve benutting. De ligging direct aansluitend aan de binnenstad van Terneuzen biedt echter de mogelijkheid voor een meer hoogwaardige inrichting en functie. (Her)ontwikkeling is daarom gewenst. Voor het voorliggende bestemmingsplan zijn twee deelgebieden van belang: de achterzijde van de Kennedylaan Oost en de Kennedylaan West.

Voor het voorliggende bestemmingsplan zijn twee gebieden van belang. De achterzijde van de Kennedylaan Oost en de Kennedylaan West.

Kennedylaan Oost

De zone tussen achterkanten van de detailhandelsbedrijven aan de Kennedylaan Oost en de woningen aan de Van der Peijlstraat is een ongedefinieerde zone. Het verdient de voorkeur om deze zone in te vullen.

Kennedylaan West

Voor dit deelgebied wordt ingezet op hoogwaardige, stedelijke randen, met vooral kantoorfuncties en wonen langs de hoofdstructuur, daarbinnen mogelijkheden om flexibel op allerhande stedelijke ontwikkelingen in te spelen (bijvoorbeeld perifere detailhandel). In de hoogwaardige randen dient dus plaats te zijn voor woningen. Vooral langs het water van de kanaalarm zijn daar ook voldoende potenties voor woningbouw.

4.3.5 Woonvisie 2005-2009 (2005)

In de gemeentelijke woonvisie wordt in zijn algemeenheid gesteld dat het voor de gemeente Terneuzen zaak is om duidelijke en daadkrachtige keuzes te maken. Uit oogpunt van het behoud en optimalisatie van het woonklimaat valt daarom niet te ontkomen aan forse ingrepen in de woningvoorraad en woonomgeving. Aangezien deze 'woonopgaven' met name binnen bestaand bebouwd gebied liggen impliceert de uitvoering daarvan veelal een gevoelige, tijdrovende en dure exercitie. Om verpaupering en uitholling van het stedelijk centrum alsmede indirect de overige kernen van de gemeente tegen te gaan is het echter wel noodzakelijk om krachtig uitvoering te geven aan deze binnenstedelijke taakstelling.

Hoewel de planperiode van de woonvisie inmiddels is verstreken, is het daarin verwoorde beleid nog steeds actueel.

Regionale planningslijst woningbouw

De appartementen aan de Kennedylaan zijn regionaal afgestemd en opgenomen op de regionale planningslijst woningbouw.

Toetsing

De appartementen worden gerealiseerd binnen bestaand stedelijk gebied. Daarnaast zijn ze opgenomen in de regionale planningsafspraken. Hiermee wordt voldaan aan het gemeentelijk beleid.

Hoofdstuk 5 Distributieplanologisch onderzoek

Is de ontwikkeling aan de Kennedylaan een versterking voor Terneuzen?

De beoogde ontwikkeling aan de Kennedylaan levert een positieve bijdrage aan de detailhandelsstructuur van winkelstad Terneuzen.

Ruimtelijke afronding centrum en centrumrand

Het programma en de invulling van deze locatie zorgen voor versterking van de structuur van het centrum en de centrumrand. Deze afronding is ook beleidsmatig gewenst (Masterplan Axelsedam (2003) en Detailhandelsstructuurvisie (2008)). In de winkelstructuur krijgt de Kennedylaan (nog meer dan nu) de functie als bronpunt voor bezoek aan het centrum door de aanwezigheid van een volwaardige PDV/GDV-locatie met ruime parkeergelegenheden. Daarmee wordt de centrumrand gecompleteerd.

Toename combinatiebezoek draagt bij aan de traffic in het kernwinkelgebied

De volwaardige GDV/PDV-locatie zal tot een grotere aantrekkingskracht op consumenten leiden. Hierdoor zullen meer bezoekers naar de Kennedylaan komen. Daarnaast is de verwachting dat het aandeel combinatiebezoek met het centrum toeneemt, omdat de verbinding met het centrum goed is door de Schuttershof en de ontwikkeling van de Kop van de Noordstraat.

De toename van het combinatiebezoek tussen de centrumrand en de binnenstad, zorgt voor een grotere dichtheid aan passanten in het kernwinkelgebied; vooral aan de Kop van Noordstraat, omdat dit de schakel is tussen beide gebieden. Deze hoge mate van traffic in de Noordstraat komt het functioneren van het kernwinkelgebied ten goede.

Wat is een wenselijke en haalbare invulling van het winkelprogramma?

Invulling met detailhandel in doelgerichte laagfrequente aankopen (PDV) en grootschalige detailhandels-voorzieningen (GDV)

Het winkelprogramma aan de Kennedylaan is gewenst in detailhandel in doelgerichte laagfrequente aankopen – oftewel de sector in-en-om-het-huis (PDV) – en grootschalige detailhandelsvoorzieningen (GDV = winkels groter dan 1.500 m² bvo).

Aan de winkels in de categorie PDV is geen omvangseis gesteld. Door de volumineuze aard van de artikelen die er verkocht worden zullen de winkels doorgaans toch een relatief ruime omvang hebben.

GDV betreft branches in niet-dagelijkse goederen (exclusief in-en-om-het-huis (= PDV)), behalve warenhuizen en modewarenhuizen. Deze zijn een onlosmakelijk onderdeel van het winkelen in het kernwinkelgebied.

Mocht een uniek warenhuis of modewarenhuis zich melden om zich te vestigen aan de Kennedylaan dan is dit gewenst. Als aanvullende voorwaarde is hieraan wel gesteld dat deze winkel minimaal 1.500 m² bvo groot is en slechts één uitzondering wordt toegestaan.

 

Voldoende massa nodig voor een haalbaar winkelprogramma

In totaal heeft de ontwikkeling aan de Kennedylaan een omvang van 15.255 m² bvo met het volgende indicatieve winkelprogramma:

  • sector in-en-om-het-huis (PDV): 7.755 tot 10.755 m² bvo;
  • grootschalige detailhandel (GDV): 1.500 tot 4.500 m² bvo;
  • supermarktontwikkeling: 3.000 m² bvo;

Samen met het al aanwezige PDV-winkelaanbod (circa 21.000 m² bvo) aan de Kennedylaan, krijgt het winkelgebied een totaal oppervlak van circa 36.250 m² bvo aan PDV/GDV. De opzet met voldoende grote winkels binnen een groot en ruim gesorteerd winkelgebied bieden de consument de zekerheid dat hij/zij het product aantreft waarnaar deze doelgericht op zoek is.

Zijn de (eventuele) effecten van de beoogde ontwikkeling op de detailhandelsstructuur van Terneuzen aanvaardbaar?

Ruimtelijk-economische analyse in-en-om-het-huis (PDV)

Aan de Kennedylaan is toevoeging van 7.755 tot 10.755 m² bvo PDV voorzien. In de beoogde winkelmix voor de Kennedylaan is voorzien dat de nieuwbouw deels wordt ingevuld met PDV en deels met GDV (1 tot 3 winkels in GDV). Voor de branchemix van de locatie is namelijk ook aanbod in GDV belangrijk. Een goede mix vergroot de aantrekkingskracht en daarmee de levensvatbaarheid van de locatie.

Bij de beoogde winkelmix komt de gemiddelde omzet van de detailhandel in de PDV-sector in Terneuzen uit op 90% tot 95% van het landelijke gemiddelde. Bij dergelijke marktomstandigheden is er voldoende omzet te behalen voor economisch-duurzaam functioneren van de detailhandel, daardoor heeft de ontwikkeling aan de Kennedylaan geen toename van de leegstand in Terneuzen tot gevolg. Er is dan ook geen sprake van een onaanvaardbaar effect op het woon-, leef- en ondernemersklimaat.

Ruimtelijk-economische analyse grootschalige detailhandel (GDV)

Bij toevoeging van 4.500 m² bvo in GDV zal de omzet van de winkels in de relevante branches uitkomen op circa 95% van het landelijke gemiddelde. Omdat er bij dergelijke marktomstandigheden voldoende omzet te behalen is voor economisch-duurzaam functioneren van de detailhandel, zal de leegstand niet toenemen. De ontwikkeling heeft daarom geen onaanvaardbaar effect op het woon-, leef- en ondernemersklimaat.

Er wordt uitgegaan van de toevoeging van één tot drie winkels in GDV. Bij realisatie van de maximum omvang in GDV (à 4.500 m² bvo) zal ongeveer een derde van het totale programma in PDV/GDV van 12.255 m² bvo zal bestaan uit GDV. Bij een dergelijke mix van PDV en GDV zal de Kennedylaan voor de consument duidelijk herkenbaar blijven als thematisch winkelgebied dat aanvullend is op het kernwinkelgebied. Er is dan sprake van een complementaire functie van de Kennedylaan ten opzichte van het recreatief winkelen voor mode en luxe artikelen in het kernwinkelgebied.

Ruimtelijk-economisch effect van de supermarktontwikkeling

Na de beoogde supermarktontwikkeling aan de Kennedylaan, functioneren de winkels in dagelijkse goederen gemiddeld (op 100%). Deze vloerproductiviteit leidt niet tot structurele problemen. Er is sprake van een toename van de concurrentie, maar deze blijft binnen normale proporties. Van een onaanvaardbare effecten op het woon-, leef- en ondernemersklimaat is dan ook geen sprake.

Er zullen als gevolg van de supermarktontwikkeling aan de Kennedylaan geen supermarkten hoeven te sluiten. Daardoor kunnen consumenten op aanvaardbare afstand blijven voorzien in hun eerste levensbehoeften (voor zover dat boodschappen betreft). Er is dan ook geen sprake van duurzame ontwrichting van de detailhandelsstructuur.

De nieuwe kans weegt per saldo op tegen de ruimtelijk-economische effecten

  • 1. De ontwikkeling van de Kennedylaan biedt de kans voor versterking van de algemene regiofunctie van winkelstad Terneuzen. De totale beoogde omvang van de winkellocatie aan de Kennedylaan van 36.250 m² bvo geldt als voldoende massa voor economisch-duurzaam functioneren van het gebied.
  • 2. In Terneuzen ontbreekt de mogelijkheid voor schaalvergroting en concentratie van het winkelaanbod. Met de realisatie van het winkelprogramma aan de Kennedylaan wordt gezorgd voor een versterking en vernieuwing van de winkelstructuur in Terneuzen.
  • 3. De Kennedylaan wordt in de structuur een belangrijk bronpunt met voldoende parkeren en een volwaardige PDV/GDV-aanbod. Het wordt ook een bron voor bezoek aan het kernwinkelgebied. Tussen het kernwinkelgebied en de Kennedylaan ontstaat meer traffic. Dit is gunstig voor het kernwinkelgebied en de tussenliggende gebieden. Dit levert verdere complementering op.

Nadere analyse effect supermarktontwikkeling Kennedylaan op supermarkten in de kleine kernen in de gemeente

Vraagstelling

In het onderzoek “Ruimtelijk-economisch onderzoek effect supermarktontwikkeling Kennedylaan (9 maart 2015)” is de volgende hoofdvraag beantwoord:

“In hoeverre is het een realistische veronderstelling dat de levensvatbaarheid van de kleine supermarkten in de kleine kernen rond Terneuzen (Zaamslag, Sluiskil, Hoek en Philippine) in gevaar komt door de supermarktontwikkeling aan de Kennedylaan in Terneuzen.”

Om hierop een antwoord te kunnen geven zijn de volgende drie vragen beantwoord.

  • 1. Verandert door de beoogde supermarktontwikkeling in Terneuzen de aantrekkingskracht van de supermarkten in Terneuzen op de omliggende kleine kernen?
  • 2. Wat is de functie en het functioneren van het supermarktaanbod in de omliggende kleine kernen tem opzichte van het aanbod in de kern Terneuzen?
  • 3. Wat is de verwachting van het effect van de autonome ontwikkelingen, in combinatie met de supermarktontwikkelingen in Terneuzen, op de kleine supermarkten in de omliggende kleine kernen?

De conclusies ten aanzien van eventuele effecten van de ontwikkeling op de kernen buiten Terneuzen worden hierna weergegeven aan de hand van beantwoording van de drie hoofdvragen.

Functie van supermarktaanbod in Terneuzen voor de verschillende kernen

Zaamslag, Sluiskil, Hoek en Philippine

Rond de kern Terneuzen liggen vier kleinere kernen: Zaamslag, Sluiskil, Hoek en Philippine. Een deel van de inwoners van deze vier kernen is, voor de grotere supermarktaankopen, gericht op de supermarkten in de kern Terneuzen. De mogelijke effecten van de supermarktontwikkeling in Terneuzen hebben dan ook vooral betrekking op deze kernen. In het navolgende wordt met “de omliggende kleine kernen” dan ook steeds Zaamslag, Sluiskil, Hoek en Philippine bedoeld.

Axel, Sas van Gent, Biervliet en Westdorpe

Het supermarktaanbod in de kern Terneuzen heeft om de volgende redenen weinig tot geen functie voor de inwoners van kernen op grotere afstand van de kern: Axel, Sas van Gent, Biervliet en Westdorpe.

  • De inwoners van de kernen Axel en Sas van Gent zijn in beperkte mate op de kern Terneuzen gericht als het gaat om supermarktaankopen. Beide kernen hebben zelf een relatief groot supermarktaanbod.
  • In Biervliet is geen supermarktaanbod meer aanwezig. Inwoners van deze kern kunnen op nabijheid kiezen tussen IJzendijke en Hoek en, voor grotere supermarkten, tussen Terneuzen en Oostburg, kernen die op vergelijkbare afstand liggen.
  • Westdorpe heeft een klein winkelaanbod, de inwoners zijn voornamelijk gericht op Sas van Gent en Axel. Die kernen hebben een groot supermarktaanbod en liggen dichterbij dan Terneuzen.

Verandert door de beoogde supermarktontwikkeling in Terneuzen de aantrekkingskracht van de supermarkten in Terneuzen op de vier omliggende kleine kernen?

De toename van het supermarktmetrage in Terneuzen zal toenemen met 20%. Hierdoor zal de concurrentiepositie en daarmee de aantrekkingskracht van Terneuzen ten opzichte van de omliggende kernen, niet wezenlijk veranderen. Er wordt geconcludeerd dat de toevoeging van een Agrimarkt en verplaatsing van Aldi vooral binnen Terneuzen tot effecten zal leiden.

De effecten op de omliggende kernen zijn minimaal. De verplaatsing van Aldi en de toevoeging van de Agrimarkt op basis van omvang van de supermarkt, onderscheidende formule en ligging vormen geen reden om minder in de vier eigen kernen te kopen en ook niet om meer of vaker boodschappen te doen in Terneuzen. Hieraan liggen de volgende overwegingen ten grondslag.

  • Geen onderscheidende maatvoering. De nieuwe Agrimarkt is qua omvang kleiner dan de grote Jumbo en de Albert Heijn in de kern Terneuzen en voegt daarom qua maatvoering geen nieuw element toe aan Terneuzen. Dit geldt ook voor de Aldi die een vergelijkbare omvang krijgt als de Lidl die recent is uitgebreid.
  • Geen onderscheidende supermarktformule met een meerwaarde ten opzichte van het huidige aanbod. De Agrimarkt is een kleine supermarktformule, gelieerd aan de CZAV. Agrimarkt-supermarkten liggen qua prijsniveau, service en assortiment in de buurt van Jumbo. Agrimarkt is goedkoper dan Albert Heijn, maar heeft doorgaans een vergelijkbaar of kleiner assortiment. De Agrimarkt is dus geen nieuwe formule met een eigen aantrekkingskracht.
  • Geen ligging met een toegevoegde waarde voor de omliggende kernen. Het gebied Kennedylaan sluit aan op het Schutterhofgebied (aan de rand van het centrumgebied). De Kennedylaan ligt weliswaar goed bereikbaar in Terneuzen, maar niet op een perifere locatie, dicht bij de omliggende kernen. Het is daarom niet zo dat de supermarkten in Terneuzen door dit plan veel dichterbij de omliggende kernen liggen of veel beter bereikbaar zijn.

Wat is de functie en het functioneren van het supermarktaanbod in de omliggende kleine kernen tem opzichte van het aanbod in de kern Terneuzen?

De omliggende kleine kernen hebben een relatief klein, maar wel compleet winkelaanbod, met uitzondering van Sluiskil.

  • In de vier kernen Zaamslag, Sluiskil, Hoek en Philippine zijn naast de supermarkt nog speciaalzaken (bakker, slager, drogist en dergelijke) aanwezig.
  • Sluiskil heeft een relatief grote supermarkt.
  • Hoek, Zaamslag en Philippine en in mindere mate Sluiskil hebben een echt centrumgebied met een concentratie van voorzieningen.
  • Geconcludeerd wordt dat de winkelvoorzieningen in de vier kernen redelijk robuust zijn.

'Supermarktmeters' verschillen onderling. Het profiel en de ligging maken dat verschillende supermarkten een eigen verzorgingsfunctie hebben richting de consument.

  • De supermarkten in Zaamslag, Sluiskil, Hoek en Philippine hebben een functie die complementair is aan de supermarkten in de kern Terneuzen. De lokale, kleinere supermarkten worden door veel consumenten namelijk als secundaire, aanvullende supermarkten worden beschouwd.
  • In de primaire supermarkt worden vaak één of meer keer per week de grote week/weekend-boodschappen gedaan. Jumbo, Albert Heijn en Agrimarkt zijn de primaire supermarkten voor consumenten in en om de kern Terneuzen.
  • Het overgrote deel van de consumenten bezoekt daarnaast nog regelmatig een secundaire supermarkt. In het geval van een discounter een maal in de week / twee weken voor specifieke discountaankopen. In het geval van een lokale, kleinere supermarkt, zoals Spar, meerdere keren per week voor verse producten (brood, groente, zuivel etc.) en voor de vergeten boodschappen. Deze verkoop van relatief margerijke producten draagt sterk bij aan de exploitatiemogelijkheden van Spar-supermarkten.
  • Zaamslag, Sluiskil, Hoek en Philippine liggen op relatief grote afstand van de kern Terneuzen. Hierdoor kunnen de lokale supermarkten in die kernen juist een belangrijke complementaire functie vervullen.

Geconcludeerd wordt dat de complementaire functie van de lokale supermarkten economisch en ruimtelijk duurzaam is – zelfs als de keuze in primaire supermarkten in de kern Terneuzen met de komst van Agrimarkt wordt uitgebreid. Dit laatste heeft namelijk alleen een verschuivend effect in Terneuzen zelf.

Wat is de verwachting van het effect van de autonome ontwikkelingen, in combinatie met de supermarktontwikkelingen in Terneuzen, op de kleine supermarkten in de omliggende kleine kernen?

De supermarkten in Zaamslag, Sluiskil, Hoek en Philippine realiseren een lagere omzet per m² wvo dan gemiddeld in Nederland. Onderzoek van Deloitte toont aan dat kleine supermarkten met lage huisvestingslasten en zelfstandige ondernemers – zoals in de vier kernen het geval is – een rendabele bedrijfsvoering kunnen hebben bij een substantieel lagere vloerproductiviteit dan reguliere, primaire supermarkten, zoals Albert Heijn en Jumbo.

De bevolkingsontwikkeling in Zaamslag, Sluiskil, Hoek en Philippine is ligt dalend tot stabiel. Het tempo is echter zo laag dat er voorlopig geen substantiële effecten te verwachten zijn voor het draagvlak voor winkelvoorzieningen.

De enigszins vergrijzende bevolking in Zaamslag, Sluiskil, Hoek en Philippine leidt eerder tot hogere bestedingen dan lagere bestedingen bij supermarkten. De conclusie is dat de vergrijzing relatief gunstig kan zijn voor (supermarkt)formules met veel service-elementen en een goede bereikbaarheid, zoals de aanwezige winkels in de kleine kernen.

Eindconclusie analyse effect supermarktontwikkeling Kennedylaan

De conclusies is dat de supermarktontwikkeling in de kern Terneuzen bij de inwoners van Zaamslag, Sluiskil, Hoek en Philippine niet of nauwelijks zullen leiden tot een andere afweging voor de plaats of kern waar men de weekendboodschappen doet.

  • Een extra supermarkt in de kern Terneuzen die vergelijkbaar is met Jumbo en een op vergelijkbare afstand ligt als Jumbo, maar kleiner is dan de aanwezige Jumbo, zal er dan ook niet toe leiden dat inwoners van Zaamslag, Sluiskil, Hoek en Philippine hun boodschappen niet meer in eigen kern zullen doen.
  • Zeker zo belangrijk is dat de supermarkten in Zaamslag, Sluiskil, Hoek en Philippine zijn gevestigd in robuuste, relatief complete centrumgebieden die verhoudingsgewijs goed functioneren. Het functioneren hiervan zal door de beoogde supermarktontwikkeling in de kern Terneuzen niet in gevaar komen.
  • De inwoners van de kernen Axel en Sas van Gent zijn aangewezen op hun eigen supermarkten door de omvang van de supermarkten en de afstand tot Terneuzen. In Biervliet is geen supermarktaanbod meer aanwezig. Het effect op Westdorpe is te verwaarlozen omdat deze kern op andere plaatsen (Sas van Gent en Axel) is gericht.

Er is geen gevaar voor ontwrichting waarbij de beoogde supermarktontwikkeling in Terneuzen tot gevolg heeft dat de inwoners van Zaamslag, Sluiskil, Hoek of Philippine niet meer op aanvaardbare afstand van hun woning hun boodschappen kunnen doen, omdat de lokale supermarkt moet sluiten.

Het is denkbaar dat er binnen de kern Terneuzen een effect is door de verhevigde concurrentie, maar dit zal onder de 10% liggen. Zie hiertoe bijlage 11 en 13.

Randvoorwaarden voor de regeling

De volgende aspecten uit dit hoofdstuk worden vertaald in de regeling:

  • ten hoogste 10.755 m2 bvo nieuwe PDV.
  • ten minste 1.500 m² aan GDV.
  • van 10.755 m² mag ten hoogste nog 3.000 m2 bvo worden ingevuld met GDV;
  • een minimum oppervlakte van 1.500 m2 bvo per vestiging voor GDV;
  • ten hoogste 3.000 m2 bvo supermarkt;
  • iedere supermarkt heeft een oppervlakte van tenminste 1.000 m2 bvo en ten hoogste 1.800 m2 bvo.

Hoofdstuk 6 Toetsing aan milieuaspecten

6.1 Water

Toetsingskader

Het is wettelijk verplicht een watertoets uit te voeren. Dit is een procedure waarbij de initiatiefnemer in een vroeg stadium overleg voert met de waterbeheerder over de beoogde ruimtelijke ontwikkeling. De watertoets heeft als doel het voorkomen van nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen die negatieve effecten hebben op het duurzame waterbeheer. De plangebieden liggen binnen het beheersgebied van waterschap Scheldestromen en het beheergebied van Rijkswaterstaat. Voor de regionale waterkering van het kanaal Gent-Terneuzen is Rijkswaterstaat de beheerder. De plangebieden liggen binnen het beheersgebied van waterschap Scheldestromen, verantwoordelijk voor het waterkwaliteits- en waterkwantiteitsbeheer.

De tekst is voorgelegd aan de waterbeheerder. Het waterschap zal het wateradvies geven in het kader van het overleg ingevolge artikel 3.1.1 Bro.

thema   waterdoelstelling   uitwerking  
Veiligheid/
Waterkering  
Waarborgen veiligheidsniveau en daarvoor benodigde ruimte.   Het plangebied ligt binnen de beschermingszone van de regionale waterkering van Rijkwaterstaat. Voor deze waterkering zal op de plankaart de beschermingszone worden opgenomen. Bij de omgevingsvergunningaanvraag voor bouwen zal eveneens een watervergunning aangevraagd worden.  
Wateroverlast
(vanuit oppervlaktewater)  
Voldoende hoog gebouwd om instroming van oppervlaktewater in maatgevende situatie(s) te voorkomen.
Voldoende ruimte voor vasthouden/bergen/
afvoeren van water.  
Het verhard oppervlak zal toenemen met circa 16.677 m² aan de Kennedylaan West. Het plangebied aan de Kennedylaan Oost zal met circa 3.800 m² commerciële ruimtes uitgebreid worden. Ten zuiden van Kennedylaan West wordt tevens een paviljoen en parkeerplaatsen gerealiseerd. Ter plaatse is in de huidige situatie alles al verhard en zal door ontwikkeling dan ook niks wijzigen. Het hemelwater afkomstig van de daken zal rechtstreeks afgevoerd worden op het oppervlaktewater. Water afkomstig van de wegen zal eerst gefilterd worden alvorens dit afgevoerd wordt op het oppervlaktewater. Het waterschap heeft berekend dat er een buffering op het terrein dient plaats te vinden van 180 m³. Deze buffering zal worden voorzien in het funderingspakket onder de bestrating van het parkeerterrein en door het toepassen van groenstroken op het parkeerterrein. Overlast (inundatie) vanuit oppervlaktewater wordt niet verwacht.  
Riolering/
RWZI
(incl. water op straat/
overlast)  
Afkoppelen van (schone) verharde oppervlakken in verband met reductie hydraulische belasting RWZI en transportsysteem met beperken overstorten. Rekening houden met (eventuele benodigde filter)ruimte daarvoor.   Er wordt een gescheiden stelsel aangelegd, waarbij het hemelwater voorlopig nog geloosd zal worden op het gemengde rioolstelsel. Op termijn kan dit aangesloten worden op een later aan te leggen regenwaterriool.
Het hemelwater op de daken van de commerciële ruimtes zal grotendeels rechtstreeks op het oppervlakte water worden geloosd. Hiervoor zal toestemming van Rijkswaterstaat worden gevraagd. De bestaande vuilwaterriolering in de Stationsstraat is van voldoende capaciteit om de gehele ontwikkeling op aan te sluiten. Het tankstation wordt uitgerust met een vloeistofdichte vloer, vervuild water zal derhalve niet in het oppervlaktewater terecht komen.  
Watervoorziening/-aanvoer   Het voorzien van de bestaande functie van (grond- en/of oppervlakte-)water van de juiste kwaliteit en de juiste hoeveelheid op het juiste moment.
Het tegengaan van nadelige effecten van veranderingen in ruimtegebruik op de behoefte aan water.  
Nadelige effecten zullen worden voorkomen door het ontmoedigen van gebruik van uitlogende stoffen als zink, lood, etc. tijdens de bouwwerkzaamheden.  
Volksgezondheid
(water gerelateerd)  
Minimaliseren risico water-gerelateerde ziekten en plagen.
Voorkomen van verdrinkingsgevaar/-risico's via onder andere de daarvoor benodigde ruimte.
Gebruik uitlogende materialen.  
Dit onderdeel is hier niet van toepassing, er zijn geen overstorten aanwezig in het plangebied evenals open water.  
Bodemdaling   Voorkómen van maatregelen die (extra) maaivelddalingen met name in zettingsgevoelige gebieden kunnen veroorzaken.   De polderpeilen worden niet aangepast. Bodemdaling zal niet optreden.  
Grondwater-
overlast  
Tegengaan/Verhelpen van grondwateroverlast.   Niet relevant voor dit plan, er is in de huidige situatie geen sprake van grondwateroverlast.  
Oppervlaktewaterkwaliteit   Behoud/Realisatie van goede oppervlaktewaterkwaliteit voor mens en natuur. Vergroten van de veerkracht van het watersysteem.   Het hemelwater op de daken van de commerciële ruimtes zal grotendeels rechtstreeks op het oppervlakte water worden geloosd. Hiervoor is toestemming van Rijkswaterstaat verkregen..  
Grondwater-
kwaliteit  
Behoud/Realisatie van een goede grondwaterkwaliteit voor mens en natuur.   Er wordt niet gebouwd in een natuurgebied, (specifiek daarvoor bedoelt) infiltratiegebied en/of gebied voor drinkwatervoorziening.  
Verdroging   Bescherming karakteristieke grondwaterafhankelijke ecologische waarden; met name van belang in/rond natuurgebieden (voor hydrologische beïnvloedingszone zie prov. OmgevingsPlan)   Verdroging is niet aan de orde.  
Natte natuur   Ontwikkeling/Bescherming van een rijke gevarieerde en natuurlijk karakteristieke aquatische natuur.   Het plangebied grenst niet aan natte natuurgebieden. Er zijn daarom geen bijzondere maatregelen te treffen.  
Onderhoud (smogelijkheden) waterlopen   Oppervlaktewater dient adequaat onderhouden te kunnen worden.   Het plangebied is op dusdanige afstand van de waterlopen gelegen dat onderhoudswerkzaamheden niet belemmerd worden.  
Waterschaps-
wegen  
Met betrekking tot de aanwezigheid waterschapswegen binnen/nabij het plangebied.   Er liggen geen waterschapswegen binnen of nabij het plangebied.  

Conclusie

Het bestemmingsplan heeft geen negatieve gevolgen voor het waterhuishoudkundige systeem ter plaatse.

6.2 Bodem

6.2.1 Toetsingskader

Op grond van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) dient in verband met de uitvoerbaarheid van een plan rekening te worden gehouden met de bodemgesteldheid in het plangebied. Bij functiewijzigingen dient te worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de beoogde functie en moet worden vastgesteld of er sprake is van een saneringsnoodzaak. In de Wet bodembescherming is bepaald dat indien de desbetreffende bodemkwaliteit niet voldoet aan de norm voor de beoogde functie, de grond zodanig dient te worden gesaneerd dat zij kan worden gebruikt door de desbetreffende functie (functiegericht saneren).

6.2.2 Onderzoek

Kennedylaan West

In verband met de voorgenomen ontwikkeling op de locatie Kennedylaan West is er door AGEL adviseurs een actualiserend (kenmerk 20111046 d.d maart 2012) en aanvullend bodemonderzoek verricht met nummer 20110421 d.d. mei 2012. Uit deze onderzoeken kan het volgende worden geconcludeerd.

Verontreiniging met PAK en zware metalen

Het gehele perceel aan de Kennedylaan West sterk verontreinigd is met PAK en zware metalen. De immobiele verontreiniging met PAK en zware metalen wordt door middel van een leeflaag gesaneerd.

Verontreiniging met minerale olie

Op basis van de uitgevoerde bodemonderzoeken is vastgesteld dat 20 m³ grond sterk verontreinigd (boven de interventiewaarde) is met minerale olie. Daarnaast is cira 180 m³ grondwater sterk verontreinigd met minerale olie. Voor het beoogde gebruik zijn saneringsmaatregelen noodzakelijk. Het verwijderen middels ontgraven van grond en onttrekken van grondwater is gezien de gering omvang het meest voor de hand liggend/effectief.

Hiervoor dient een saneringsplan ingediend te worden bij het bevoegd gezag, in deze de provincie Zeeland. Na sanering is het terrein geschikt voor het beoogde gebruik.

6.2.3 Kennedylaan Oost

In verband met de voorgenomen ontwikkeling is er door SMA Zeeland een verkennend bodemonderzoek (kenmerk 23120019 d,d, april 2012) uitgevoerd (NEN 5740) op de locatie Kennedylaan Oost. Het ondezoek is opgesteld voor een groter onderzoeksgebied, dan alleen het plangebied. Voor dit bestemmingsplan zijn maar 3 deellocaties relevant. Uit de resultaten van het onderzoek blijkt dat:

  • ter plaatse van de vier deellocaties in de grond licht verhoogd gehalten aan zware metalen, PAK, minerale olie en/of PCB's zijn aangetroffen;
  • in het grondwater plaatselijk licht verhoogde gehalten van barium aan zijn getroffen.

De aangetroffen gehalten aan zware metalen, PAK en PCB's in de grond en barium in het grondwater zijn dusdanig gering dat zij geen risico's opleveren voor de volksgezondheid en/of het milieu. Verder onderzoeksinspanningen hiervoor zijn dan ook niet noodzakelijk en er gelden geen gebruiksbeperkingen voor deze locatie.

voor bouwplannen welke buiten de locatie 1 t/m 3 vallen op het terrein Kennedylaan Oost kan een bodemonderzoek noodzakelijk zijn ivm de omgevingsvergunning.

6.2.4 Paviljoen West

Voor het Paviljoen West dient eveneens een bodemonderzoek opgesteld te worden. De locatie is aan te merken als verdachte locatie. Op de locatie heeft een KCA]depot gezeten en hebben lozingen in het riool plaatsgevonden. Uit het bodemonderzoek van SGS Environmental Services, zoals opgenomen in Bijlage 3 (kenmerk EZ 860.990 d.d 30 december 2003) blijkt naast en onder de loods aan de Stationsweg 35 de grond sterk verontreinigd te zijn met minerale olie. De omvang van de verontreiniging is niet bekend. Het onderzoek is formeel gezien enigszins verouderd. Echter de afgelopen jaren hebben op het terrein geen nieuwe activiteiten plaatsgevonden. Hierdoor is de bodemkwaliteit ter plaatse niet gewijzigd. Daarnaast moet in het kader van de omgevingsvergunning voor bouwen een bodemonderzoek worden overlegd. Hieruit zal nogmaals blijken wat de bodemgesteldheid is.

Conclusie

Het aspect bodemkwaliteit staat na sanering van de deellocatie Kennedylaan West de uitvoering van dit bestemmingsplan niet in de weg.

6.3 Archeologie

Ten behoeven van de voorliggende ruimtelijke ontwikkeling is aan de hand van een bureaustudie bezien wat de archeologische waarden ter plaatse van het plangebied zijn. Deze bureaustudie is opgenomen in Bijlage 10.

Uit deze studie is gebleken dat in een groot deel van het plangebied een archeologische vrijstelling geldt van 500 m², die dieper reikt dan 50 cm onder maaiveld. Intussen is het bestemmingsplangebied vergroot ten opzichte van de bureaustudie. Voor het deel dat is toegevoegd aan het plangebied is aangesloten op de beheersverordening Oostelijke Kanaaloevers.

Verstoring door ontwikkeling

De ontwikkeling aan de Kennedylaan West verstoord de bodem. De bodem wordt echter voor het grootste gedeelte verstoord tot 50 cm onder het maaiveld. Op grotere diepte dan 50 cm wordt de bodem slechts verstoord met grondsaneringen en de heipalen. De oppervlakte van deze verstoring is echter kleiner dan 500 m². Hiermee hoeft geen archeologisch onderzoek plaats te vinden voor de realisatie van de Kennedylaan West.

Om te voorkomen dat een grotere bodemverstoring plaatsvindt wordt de bestemming Waarde - Archeologie 2 opgenomen in het bestemmingsplan.

Conclusie

Hiermee is voldoende aangetoond dat het aspect Archeologie geen belemmering vormt voor de planvorming.

6.4 Ecologie

Bij de voorbereiding van een ruimtelijk plan dient onderzocht te worden of de Flora- en faunawet, de Natuurbeschermingswet 1998 en het beleid van de provincie ten aanzien van de Ecologische Hoofdstructuur de uitvoering van het plan niet in de weg staan.

Huidige situatie

Het plangebied bestaat uit een braakliggend terrein dat gedeeltelijk is verhard met betonnen platen.

Beoogde ontwikkelingen

Het bestemmingsplan voorziet diverse ontwikkelingen, zoals de realisatie van bedrijfsgebouwen en woningen. Hiervoor moeten de volgende werkzaamheden worden uitgevoerd:

  • bouwrijp maken;
  • bouwwerkzaamheden.

Toetsingskader

Beleid

Het rijksbeleid ten aanzien van de bescherming van soorten (flora en fauna) en de bescherming van de leefgebieden van soorten (habitats) is opgenomen in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR). De uitwerking van dit nationale belang ligt bij de provincies. De begrenzing van de EHS is in Zeeland door Gedeputeerde Staten vastgesteld in het Omgevingsplan Zeeland 2012-2018. In het Omgevingsplan staan ook de spelregels hoe om te gaan met de EHS. De wijzigingen van de EHS-begrenzing worden door Gedeputeerde Staten vastgesteld in het Natuurbeheerplan Zeeland. Het plan wordt jaarlijks geactualiseerd.

Normstelling

Flora- en faunawet

Voor de soortenbescherming is de Flora- en faunawet (hierna Ffw) van toepassing. Deze wet is gericht op de bescherming van dier- en plantensoorten in hun natuurlijke leefgebied. De Ffw bevat onder meer verbodsbepalingen met betrekking tot het aantasten, verontrusten of verstoren van beschermde dier- en plantensoorten, hun nesten, holen en andere voortplantings- of vaste rust- en verblijfsplaatsen. De wet maakt hierbij een onderscheid tussen 'licht' en 'zwaar' beschermde soorten. Indien sprake is van bestendig beheer, onderhoud of gebruik, gelden voor sommige, met name genoemde soorten, de verbodsbepalingen van de Ffw niet. Er is dan sprake van vrijstelling op grond van de wet. Voor zover deze vrijstelling niet van toepassing is, bestaat de mogelijkheid om van de verbodsbepalingen ontheffing te verkrijgen van het Ministerie van Economische Zaken (voorheen Ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie). Voor de zwaar beschermde soorten wordt deze ontheffing slechts verleend, indien:

  • er sprake is van een wettelijk geregeld belang (waaronder het belang van land- en bosbouw, bestendig gebruik en dwingende reden van groot openbaar belang);
  • er geen alternatief is;
  • geen afbreuk wordt gedaan aan een gunstige staat van instandhouding van de soort.

Bij ruimtelijke ontwikkelingen dient in het geval van zwaar beschermde soorten of broedende vogels overtreding van de Ffw voorkomen te worden door het treffen van maatregelen, aangezien voor dergelijke situaties geen ontheffing kan worden verleend.

Met betrekking tot vogels hanteert het Ministerie van EZ de volgende interpretatie van artikel 11:

De verbodsbepalingen van artikel 11 beperken zich bij vogels tot alleen de plaatsen waar gebroed wordt, inclusief de functionele omgeving om het broeden succesvol te doen zijn, én slechts gedurende de periode dat er gebroed wordt. Er zijn hierop echter verschillende uitzonderingen, te weten:

Nesten die het hele jaar door zijn beschermd

Op de volgende categorieën gelden de verbodsbepalingen van artikel 11 van de Ffw het gehele seizoen.

  • 1. Nesten die, behalve gedurende het broedseizoen als nest, buiten het broedseizoen in gebruik zijn als vaste rust- en verblijfplaats (voorbeeld: steenuil).
  • 2. Nesten van koloniebroeders die elk broedseizoen op dezelfde plaats broeden en die daarin zeer honkvast zijn of afhankelijk van bebouwing of biotoop. De (fysieke) voorwaarden voor de nestplaats zijn vaak zeer specifiek en limitatief beschikbaar (voorbeeld: roek, gierzwaluw en huismus).
  • 3. Nesten van vogels, zijnde geen koloniebroeders, die elk broedseizoen op dezelfde plaats broeden en die daarin zeer honkvast zijn of afhankelijk van bebouwing. De (fysieke) voorwaarden voor de nestplaats zijn vaak specifiek en limitatief beschikbaar (voorbeeld: ooievaar, kerkuil en slechtvalk).
  • 4. Vogels die jaar in jaar uit gebruikmaken van hetzelfde nest en die zelf niet of nauwelijks in staat zijn een nest te bouwen (voorbeeld: boomvalk, buizerd en ransuil).

Nesten die niet het hele jaar door zijn beschermd

In de 'aangepaste lijst jaarrond beschermde vogelnesten' worden de volgende soorten aangegeven als categorie 5. Deze zijn buiten het broedseizoen niet beschermd.

  • 5. Nesten van vogels die weliswaar vaak terugkeren naar de plaats waar zij het hele jaar daarvoor hebben gebroed of de directe omgeving daarvan, maar die wel over voldoende flexibiliteit beschikken om, als de broedplaats verloren is gegaan, zich elders te vestigen. De soorten uit categorie 5 vragen soms wel om nader onderzoek, ook al zijn hun nesten niet jaarrond beschermd. Categorie 5-soorten zijn namelijk wel jaarrond beschermd als zwaarwegende feiten of ecologische omstandigheden dat rechtvaardigen.

De Ffw is voor dit bestemmingsplan van belang, omdat bij de voorbereiding van het plan moet worden onderzocht of deze wet de uitvoering van het plan niet in de weg staat.

Natuurbeschermingswet 1998

Uit het oogpunt van gebiedsbescherming is de Natuurbeschermingswet 1998 van belang. Deze wet onderscheidt drie soorten gebieden, te weten:

  • a. door de minister van EZ aangewezen gebieden, zoals bedoeld in de Vogel- en Habitatrichtlijn;
  • b. door de minister van EZ aangewezen beschermde natuurmonumenten;
  • c. door Gedeputeerde Staten aangewezen beschermde landschapsgezichten.

De wet bevat een zwaar beschermingsregime voor de onder a en b bedoelde gebieden (in de vorm van verboden voor allerlei handelingen, behoudens vergunning van Gedeputeerde Staten of de minister van EZ). De bescherming van de onder c bedoelde gebieden vindt plaats door middel van het bestemmingsplan. De speciale beschermingszones (a) hebben een externe werking, zodat ook ingrepen die buiten deze zones plaatsvinden verstoring kunnen veroorzaken en moeten worden getoetst op het effect van de ingreep op soorten en habitats.

Bij de voorbereiding van het bestemmingsplan moet worden onderzocht of de Natuurbeschermingswet 1998 de uitvoering van het plan niet in de weg staat. Dit is het geval wanneer de uitvoering tot ingrepen noodzaakt waarvan moet worden aangenomen dat daarvoor geen vergunning ingevolge de Natuurbeschermingswet 1998 zal kunnen worden verkregen.

Onderzoek en conclusie

Gebiedsbescherming

Het plangebied vormt geen onderdeel van een natuur- of groengebied met een beschermde status, zoals Natura 2000. Het plangebied maakt ook geen deel uit van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS). Ten noorden van het plangebied ligt het Natura 2000-gebied Westerschelde & Saeftinghe. Circa 11 km ten zuiden van het plangebied ligt het Natura 2000-gebied Canisvliet en circa 11 km naar het oosten ligt het Natura 2000-gebied Vogelkreek.

afbeelding "i_NL.IMRO.0715.BPOKO04-VG99_0005.jpg"

Figuur 6.1. Ligging Natura 2000 (links) en EHS (rechts)

De Westerschelde is de naam van het Nederlandse deel van het estuarium van de Schelde, een van de twee natuurlijke estuaria in ons land en een van de grootste estuaria van Europa. Dankzij de getijdendynamiek en de overgang van zoet naar zout water komt hier, ondanks sterke invloeden van de mens, een scala aan ecosystemen voor met een rijke afwisseling aan planten en dieren. Het estuarium is van belang voor grote aantallen rustende en foeragerende wadvogels, kustbroedvogels van schorren en kale, schelpenrijke zandplaten. In het gebied ligt het Verdronken Land van Saeftinghe, het grootste schor van ons land. Ook liggen enkele kustduinen en inlagen binnen de begrenzing van het Natura 2000-gebied.

De Vogelkreek is een voormalige kreek met omliggende vochtige en zoute graslanden. Het gebied is één van de grootste vindplaatsen van kruipend moerasscherm in Zeeland.

Aangezien het plangebied buiten de Natura 2000-gebieden ligt, zijn directe effecten als areaalverlies, versnippering en verandering van waterhuishouding niet aan de orde. Het in de omgeving van het plangebied gelegen havengebied, bedrijventerrein en woongebied vormen een bestaande geluidsbron. Van extra verstoring als gevolg van de ontwikkeling zal in de Natura 2000-gebieden geen sprake zijn. De ontwikkeling zou vanwege de verkeersgeneratie kunnen leiden tot verontreiniging als gevolg van stikstofdepositie in de Vogelkreek en Westerschelde. Kruipend moerasscherm groeit in natte, matig voedselrijke graslanden. Voor dit type graslanden (Lg08) is de kritische depositiewaarde (KDW) 1.571 mol N/ha/jr. (voor kruipend moerasscherm zelf is geen KDW bekend). Op basis van berekeningen (bijlage 12) is de toename van de stikstofdepositie bepaald voor de Vogelkreek.

Westerschelde

In paragraaf 6.8.3 in de toelichting van het bestemmingsplan Kennedylaan Terneuzen is de verkeersgeneratie ten gevolge van de ontwikkelingen aan de Kennedylaan West bepaald. Deze ontwikkelingen leiden tot een verkeersgeneratie van 5.564 mvt/etmaal. Bij de vaststelling van het bestemmingsplan is het programma aangepast. De verkeersgeneratie als gevolg van het oude programma (7.444 mvt/etmaal) is hoger en hiermee zijn de stikstofberekeningen worst-case. Dit verkeer wordt in verschillende richtingen afgewikkeld. Een deel, waaronder voornamelijk bevoorradingsverkeer van en naar de in het bestemmingsplan voorziene detailhandelszaken, wordt afgewikkeld via de N62 (Westescheldetunnelweg) vanuit en in de richting van de A58 op Walcheren.

In de huidige situatie vinden, vanuit Zeeuws Vlaanderen, verkeersbewegingen plaats van en naar de woonboulevard De Mortiere in Middelburg. Deze woonboulevard is in het Ruimtelijk Plan Walcheren 2010 aangewezen als bovenregionale PDV-locatie en is ook zeer succesvol onder Zeeuws-Vlamingen. De realisatie van Kennedylaan West zorgt er echter voor dat voor bewoners van Zeeuws-Vlaanderen een volwaardig alternatief ontstaat voor een bezoek aan perifere/grootschalige detailhandel. Een alternatieve locatie die vanuit Zeeuws-Vlaanderen uitstekend bereikbaar is. Het aantal verplaatsingen tussen Zeeuws-Vlaanderen en woonboulevard De Mortiere, en daarmee het aantal verplaatsingen via de N62,  zal om deze reden afnemen. Ondanks de nieuwe verkeersstroom, door met name bevoorradingsverkeer, tussen de A58 op Walcheren en Kennedylaan west via de N62, zal hierdoor het verkeersaanbod dat zich via de Westerscheldetunnel verplaatst ten minste gelijk blijven of zelfs afnemen ten opzichte van de huidige situatie.

Vogelkreek

In Vogelkreek neemt de depositie met 0,07 mol N/ha/jr. toe. De provincie Zeeland spreekt pas van een toename vanaf 0,5 mol N/ha/jr. Hier blijft de plantoename ruim onder. In figuur 6.2 is aangegeven waar het kruipend moerassscherm precies voorkomt.

afbeelding "i_NL.IMRO.0715.BPOKO04-VG99_0006.png"

Figuur 6.2 Globale verspreiding kruipend moerasscherm (groene cirkel)

De achtergronddepositie in de betreffende kilometerhokken bedroeg in 2012 1.350 tot 1.640 mol N/ha/jr. In het deelgebied waar de soort voorkomt is in één kilometerhok sprake van een overbelaste situatie (achtergronddepositie hoger dan kritische depositie) (zie figuur 6.3). Achtergronddeposities volgen echter niet de grenzen van de kilometerhokken. Voor de betreffende locatie is het daarom zinvoller om uit te gaan van de gemiddelde waarde van de vier relevante kilometerhokken in het centrale deel van het gebied. De gemiddelde achtergronddepositie bedroeg hier in 2012 1.468 mol N/ha/jr.

afbeelding "i_NL.IMRO.0715.BPOKO04-VG99_0007.png"

Figuur 6.3 Achtergronddeposities stikstof 2012 Vogelkreek (Bron: Planbureau voor de Leefomgeving, 2013)

De achtergronddepositie hier ongeveer 100 mol N/ha/jr lager dan de kritische depositie van het kruipend moerasscherm. De toevoeging van 0,07 mol N/ha/jr als gevolg van dit bestemmingsplan zal dus nooit leiden tot een overschrijding van de kritische depositie.

Negatieve effecten op Natura 2000 worden, gezien het bovenstaande, dan ook uitgesloten.

De ontwikkeling is eveneens niet van invloed op het functioneren van de EHS-gebieden op enige afstand van het plangebied.

De Natuurbeschermingswet 1998 en het provinciale EHS-beleid staan de uitvoering van het bestemmingsplan niet in de weg.

Soortenbescherming

In het westelijk deelgebied van het plangebied is in 2007 een quickscan uitgevoerd (Bijlage 4) en naar aanleiding hiervan is in 2008 een veldonderzoek naar het voorkomen van de veldspitsmuis (Bijlage 5) uitgevoerd. De veldspitsmuis is niet waargenomen.

In de overige deelgebieden kunnen tabel 1-soorten, zoals veldmuis en gewone pad voorkomen. De bomen in deze deelgebieden zijn te jong om vaste verblijfplaatsen te bieden aan broedvogels met vaste nesten en vleermuizen. Er is een kleine kans dat de aanwezige bebouwing verblijfplaatsen biedt aan vleermuizen. Vanwege de beperkt aanwezige beplanting hebben deze deelgebieden slechts een functie als marginaal foerageergebied. Eventuele vliegroutes langs de laanbeplanting van de Van der Peijsstraat blijven bestaan.

In onderstaande tabel 6.1 zijn waargenomen en te verwachten soorten in het plangebied weergegeven.

Tabel 6.1 Voorkomende soorten in het plangebied

vrijstellingsregeling Ffw   tabel 1     egel, gewone bosspitsmuis, huisspitsmuis, veldmuis, bosmuis, bunzing, hermelijn, wezel en rosse woelmuis, bruine kikker, gewone pad  
Ontheffingsregeling Ffw   tabel 2     geen  
  tabel 3   bijlage 1 AMvB   geen  
    bijlage IV HR   gewone dwergvleermuis  
  vogels   cat. 1 t/m 4   geen  

De benodigde werkzaamheden ten behoeve van deze ontwikkeling kunnen leiden tot aantasting van te beschermen natuurwaarden.

  • Er is geen ontheffing nodig voor de tabel 1-soorten van de Ffw omdat hiervoor een vrijstelling geldt van de verbodsbepalingen van de Ffw. Uiteraard geldt wel de algemene zorgplicht. Dat betekent dat iedereen voldoende zorg in acht moet nemen voor alle in het wild voorkomende planten en dieren en hun leefomgeving.
  • Tijdens werkzaamheden dient rekening te worden gehouden met het broedseizoen. Verstoring van broedende vogels is verboden. Overtreding van verbodsbepalingen ten aanzien van vogels wordt voorkomen door de werkzaamheden buiten het broedseizoen uit te voeren. In het kader van de Ffw wordt geen standaardperiode gehanteerd voor het broedseizoen. Van belang is of een broedgeval aanwezig is, ongeacht de periode. Indien de werkzaamheden uitgevoerd worden op het moment dat er geen broedgevallen (meer) aanwezig zijn, is overtreding van de wet niet aan de orde. De meeste vogels broeden overigens tussen 15 maart en 15 juli (bron: www.vogelbescherming.nl).
  • De gewone dwergvleermuis is in het westelijk deelgebied waargenomen. Vanwege het ontbreken van geschikte bebouwing, bomen en beplanting heeft dit deelgebied hoogstens een functie als marginaal foerageergebied. De aanwezige bebouwing betreft een schuur zonder spouwmuren en pannendak. Deze bebouwing is niet geschikt voor de gewone dwergvleermuis. De functie als marginaal foerageergebied komt door de ontwikkeling van het plangebied niet in het geding.
  • De veldspitsmuis is in 2008 niet waargenomen. Het plangebied zal intensief worden beheerd (gemaaid). Hiermee wordt voorkomen dat de veldspitsmuis zich wederom gaat vestigen.

6.5 Milieuhinder omliggende functies

Beleid en normstelling

In het kader van een goede ruimtelijke ordening is het van belang dat bij de aanwezigheid van bedrijven in de omgeving van milieugevoelige functies zoals woningen:

  • ter plaatse van de woningen een goed woon- en leefmilieu wordt gegarandeerd;
  • rekening gehouden wordt met de bedrijfsvoering en milieuruimte van de betreffende bedrijven.

Om in een bestemmingsregeling de belangenafweging tussen bedrijvigheid en milieugevoelige functies in voldoende mate mee te nemen, wordt gebruikgemaakt van milieuzonering. De systematiek van milieuzonering is gebaseerd op het aanhouden van richtafstanden tussen milieubelastende en milieugevoelige functies. Bij milieuzonering wordt gebruikgemaakt van de VNG publicatie 'bedrijven en milieuzonering' (editie 2009). In deze publicatie is onder meer een lijst opgenomen waarin de meest voorkomende bedrijven en bedrijfsactiviteiten zijn gerangschikt naar mate van milieubelasting. In bestemmingsplannen waar bedrijfsactiviteiten mogelijk worden gemaakt is een Staat van Bedrijfsactiviteiten (SvB) opgenomen die op de VNG publicatie is gebaseerd. De richtafstanden uit de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'bedrijventerrein' gelden ten opzichte van de gebiedstypen 'rustige woonwijk' en 'rustig buitengebied'. Voor andere gebiedstypen geldt dat beargumenteerd van de richtafstanden kan worden afgeweken.

Uitgangspunten milieuzonering 'functiemenging'

In gebieden waar menging van functies aanwezig is of wordt nagestreefd wordt geen milieuzonering op basis van richtafstanden toegepast maar zijn bedrijfsactiviteiten gerangschikt naar mate van toelaatbaarheid direct naast of onder woningen. Daarbij wordt aangenomen dat voor bepaalde categorieën activiteiten minimaal een bouwkundige scheiding wordt gerealiseerd.

Onderzoek

Gebiedsanalyse

Het plangebied en de directe omgeving waarin de voorgenomen ontwikkelingen plaatsvinden heeft een gemengd functiepatroon. Op het plangebied en omgeving is daarom het gebiedstype 'gebied met functiemenging' van toepassing. Dit gemengde functiepatroon blijkt onder meer uit onderstaande kenmerken:

  • binnen het plangebied wordt wonen, grootschalige detailhandel, horeca en een tankstation mogelijk gemaakt. Ten westen van het plangebied komen de diverse functies op korte afstand van elkaar voor;
  • het plangebied grenst aan de haven (buitenhaven West, het spoorwegemplacement en het gezoneerde industrieterrein Oostelijke Kanaaloevers/Mr. F.J. Haarmanweg-Driewegen waardoor ter plaatse van het plangebied sprake is van een verhoogde achtergrondbelasting voor diverse milieuaspecten.

Gelet op de gewenste functiemenging wordt in het plangebied milieuzonering toegepast op basis van de functiemenging. Dat betekent dat woningen direct naast, boven of beneden (grootschalige) detailhandel en horeca toelaatbaar zijn. Dit geldt bijvoorbeeld ook voor centrumgebieden waar verschillende functies aanwezig zijn. Bij functiemenging wordt enige mate van hinder toelaatbaar geacht omdat er reeds sprake is van een verhoogde milieubelasting en omdat er overige kwaliteiten zijn die bijdragen aan een goed woon- en leefklimaat zoals in dit geval de ligging aan de haven. Voor de bedrijven in de omgeving van het plangebied geldt dat zij in het milieuspoor (melding/vergunning) onveranderd rekening moeten houden met beoogde milieugevoelige functies. Daarom is ook specifiek onderzoek uitgevoerd naar de aspecten industrielawaai en externe veiligheid. Deze aspecten worden in aparte paragrafen onderbouwd.

Bestaande bedrijven

Aan de westzijde van het plangebied zijn twee bedrijven gevestigd. In de beheersverordening Oostelijke Kanaaloever is aan het bedrijf Dries Hamelink BV de milieucategorie 3.2 en aan het bedrijf Van Fraeijenhove BV de milieucategorie 1 (VNG publicatie 'bedrijven en milieuzonering' – 2009) toegekend. In de beheersverordening zijn ter plaatse bedrijven tot categorie 3.1 toegestaan. Doordat sprake is van een gezoneerd industrieterrein is bij de inschaling van deze bedrijven in het kader van de beheersverordening een Staat van Bedrijfsactiviteiten zonder het aspect geluid gehanteerd. Op basis van deze staat kan het aanwezige bedrijf Dries Hamelink BV aangemerkt worden als milieucategorie 2 en wordt voldaan aan de richtafstanden (10 m) voor maatgevende aspecten stof, geur en gevaar voor gemengd gebied. In de beheersverordening is ook bepaald dat het bestaande gebruik mag worden gecontinueerd. Omdat in de beheersverordening bestaand gebruik ruim wordt uitgelegd kan hier ook een ander bedrijf van categorie 3.2 worden gevestigd. Dus ook bedrijven met richtafstanden van 50 meter voor de milieuaspecten geur, stof en gevaar. Dat is in verband met de beoogde woningbouw niet gewenst. Om ter plaatse van de appartementen een aanvaardbaar woon- en leefklimaat te creëren wordt de beheersverordening Oostelijke Kanaaloever aangepast. De beheersverordening wordt op 4 juni 2015 door de gemeenteraad van Terneuzen vastgesteld waarbij ter plaatse van de bedrijfspercelen van de bedrijven Dries Hamelink BV en Van Fraeijenhove BV, overeenkomstig de huidige bedrijfsvoering een milieucategorie 2 opgenomen. Hiermee worden de bedrijven niet in hun bedrijfsvoering beperkt en kan ter plaatse van de appartementen worden voldaan aan de richtafstand uit de VNG-brochure voor een gemengd gebied.

Bestaande woningen

De bestaande woningen liggen op ten minste 30 m afstand vanaf de ontwikkeling aan de Kennedylaan West. Omdat ook het gebied waar deze woningen zijn gelegen wordt beschouwd als gebied met functiemenging vormen de bestaande woningen geen belemmering voor de te ontwikkelen milieubelastende functies. Tevens zullen de nieuwe woningen maatgevend zijn voor de milieueffecten ten gevolge van de nieuwe milieubelastende ontwikkelingen en is een aanvaardbaar woon- en leefklimaat ter hoogte van de bestaande woningen gewaarborgd.

Nieuwe ontwikkeling

Locatie 1: Kennedylaan West

Voor de nieuwe ontwikkeling geldt dat er boven de commerciële ruimten appartementen worden gerealiseerd. Binnen de commerciële ruimten bestaat tevens de mogelijkheid tot de realisatie van fitness. Fitness is voor wat betreft milieuhinder vergelijkbaar met detailhandel. Het parkeerterrein is openbaar terrein en daarom gelden hiervoor geen richtafstanden. Van belang is dat er tijdens de nadere invulling van het terrein rekening gehouden wordt met mogelijke afschermende effecten van bebouwing ten opzicht van de appartementen. Op deze wijze kan de overlast van winkelend publiek, parkeerbewegingen, technische (koel)installaties, (stinkende) containers, en/of laad- en losactiviteiten geminimaliseerd worden. In het milieuspoor worden de laad- en losactiviteiten nader afgestemd op de omgeving.

Op de locatie Kennedylaan West wordt tevens een benzineservicestation mogelijk gemaakt. Dit benzineservicestation verkoopt geen lpg. De richtafstand voor een tankstation zonder de verkoop van lpg bedraagt 10 m ten opzichte van woningen in een gemengd gebied. Aan deze richtafstand wordt ruimschoots voldaan, daar de minimale afstand tussen de dichtstbijzijnde gevoelige functies en het tankstation minimaal 20 m bedraagt.

Locatie 2: Kennedylaan Oost

In het plangebied Kennedylaan Oost, wat in tegenstelling tot de Kennedylaan West niet openbaar toegankelijk is, zullen de bestaande functies detailhandel uitgebreid worden naar de oostzijde. Ook dit gebied vormt een gebied met functiemenging waar alleen detailhandel, evenwel met de mogelijkheid voor fitness en horeca zijn toegestaan en geen bedrijfsactiviteiten kunnen worden uitgeoefend.

Locatie 3: Paviljoen West

Het te realiseren Paviljoen West aan de zuidzijde van Kennedylaan West betreft detailhandel en daarbij parkeerplaatsen. Voor een parkeerplaats geldt een richtafstand van 30 m tot woningen in een rustige woonwijk en 10 m tot woningen in gemengd gebied. Maatgevende aspecten betreffen in deze geur en geluid. Voor de parkeerplaats geldt dat ruim aan de richtafstand van 10 m voldaan wordt ten opzichte van de gevel van de woningen van derden. De afstand bedraagt hierbij meer dan 20 m. Zowel ter plaatse van de woning als in de tuin is sprake van een acceptabel woon- en leefklimaat. Ten opzichte van de maatschappelijke functie aan de Stationsweg 37-39 wordt voldaan aan de richtafstand van 10 m.

Conclusie

In het plangebied is sprake van menging van functies. Er worden geen functies, zoals bedrijfsactiviteiten, mogelijk gemaakt die een kans op milieuhinder opleveren. Voor milieuhinder van bedrijven in de omgeving geldt dat specifiek onderzoek is uitgevoerd waaruit blijkt dat ter plaatse van de beoogde woningen sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. Tevens is daarmee onderbouwd dat bestaande en toekomstige bedrijven niet in hun functioneren worden belemmerd. Het aspect bedrijven en milieuzonering staat de uitvoering van het bestemmingsplan niet in de weg.

6.6 Horeca

Normstelling en beleid

In het kader van een goede ruimtelijke ordening is het van belang dat bij de aanwezigheid van horeca-activiteiten in de omgeving van milieugevoelige functies zoals woningen:

  • ter plaatse van de woningen een goed woon- en leefmilieu kan worden gegarandeerd;
  • rekening wordt gehouden met de bedrijfsvoering en milieuruimte van de betreffende horeca.

Om in de bestemmingsregeling de belangenafweging tussen horeca-activiteiten als milieubelastende functie en gevoelige functies mee te nemen, wordt in dit bestemmingsplan gebruikgemaakt van een milieuzonering voor horeca-activiteiten. Deze milieuzonering vindt plaats aan de hand van een Staat van Horeca-activiteiten. In deze Staat van Horeca-activiteiten zijn de horeca-activiteiten gerangschikt naar mate van potentiële milieubelasting. De Staat van Horeca-activiteiten is weergegeven in Bijlage 2. Voor een nadere toelichting op deze Staat van Horeca-activiteiten wordt verwezen naar Bijlage 2 van de toelichting.

Onderzoek

In het plangebied zijn horeca-activiteiten tot en met maximaal categorie 1b mogelijk gemaakt. In het programma is rekening gehouden met een broodjeszaak of een bistro. De woningen die boven de horecabestemmingen gerealiseerd kunnen worden zullen bouwkundig gescheiden uitgevoerd moeten worden om een acceptabel woon- en leefklimaat te waarborgen.

Conclusie

Het aspect milieuzonering horeca staat de uitvoering van dit bestemmingsplan niet in de weg. Een aanvaardbaar woon- en leefklimaat is gewaarborgd en de aanwezige woningen belemmeren de horeca niet in het functioneren.

Als gevolg van het opnemen van een horecazonering is de toelaatbaarheid van horeca-activiteiten afgestemd op het omliggende gebied en wordt het ontstaan van nieuwe milieuhinder voorkomen.

6.7 Externe veiligheid

Onderstaande paragraaf is de aangepaste vastgestelde paragraaf.

Normstelling en beleid

Bij ruimtelijke plannen wordt ten aanzien van externe veiligheid naar verschillende aspecten gekeken, namelijk:

  • bedrijven waar opslag, gebruik en/of productie van gevaarlijke stoffen plaatsvindt;
  • vervoer van gevaarlijke stoffen over wegen, spoor, water of leidingen.

In het externe veiligheidsbeleid wordt onderscheid gemaakt in het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het PR is de kans per jaar dat een persoon op een bepaalde plaats overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen, indien hij onafgebroken en onbeschermd op die plaats zou verblijven. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom een inrichting of langs een vervoersas. Het GR drukt de kans per jaar uit dat een groep mensen van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Voor het GR geldt een oriëntatiewaarde. De gemeente heeft een verantwoordingsplicht als het GR toeneemt en/of de oriëntatiewaarde overschrijdt.

Risicorelevante inrichtingen

Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (hierna: Bevi) geeft een wettelijke grondslag aan het externe veiligheidsbeleid rondom risicovolle inrichtingen. Het doel van het besluit is de risico's waaraan burgers in hun leefomgeving worden blootgesteld vanwege risicovolle inrichtingen tot een aanvaardbaar minimum te beperken. Op basis van het Bevi geldt voor het PR een grenswaarde voor kwetsbare objecten en een richtwaarde voor beperkt kwetsbare objecten. Beide liggen op een niveau van 10-6 per jaar. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moet aan deze normen worden voldaan, ongeacht of het een bestaande of nieuwe situatie betreft.

Het Bevi bevat geen norm voor het GR; wel geldt op basis van het Bevi een verantwoordingsplicht ten aanzien van het GR in het invloedsgebied van de inrichting. De in het externe veiligheidsbeleid gehanteerde norm voor het GR geldt daarbij als oriëntatiewaarde.

Vervoer van gevaarlijke stoffen

In de circulaire Risiconormering Vervoer Gevaarlijke Stoffen is het externe veiligheidsbeleid voor het vervoer van gevaarlijke stoffen over water, wegen en spoorwegen opgenomen. Op basis van de circulaire geldt voor bestaande situaties de grenswaarde voor het PR ter plaatse van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten van 10-5 per jaar en de streefwaarde 10-6 per jaar. In nieuwe situaties is de grenswaarde voor het PR ter plaatse van kwetsbare objecten 10-6 per jaar. Voor beperkt kwetsbare objecten geldt deze waarde als een richtwaarde. Op basis van de circulaire geldt bij een overschrijding van de oriëntatiewaarde voor het GR of een toename van het GR een verantwoordingsplicht. Deze verantwoordingsplicht geldt zowel in bestaande als nieuwe situaties. De circulaire vermeldt dat op een afstand van 200 m vanaf het tracé in principe geen beperkingen hoeven te worden gesteld aan het ruimtegebruik.

Vooruitlopend op de vaststelling van het Besluit Transportroutes Externe Veiligheid is de circulaire RVGS per 1 januari 2010 gewijzigd. Met deze wijziging zijn de veiligheidsafstanden uit het Basisnet Weg en het Basisnet Water opgenomen in de circulaire. In het BTEV worden tevens plasbrandaandachtsgebieden benoemd voor transportroutes. Vooruitlopend op de vaststelling van het BTEV wordt, aan de hand van de Basisnetten, al geanticipeerd op de beperkingen voor ruimtelijke ontwikkelingen die samenhangen met deze plasbrandaandachtsgebieden.

Buisleidingen

Per 1 januari 2011 is het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) in werking getreden. In dat Besluit wordt aangesloten bij de risicobenadering uit het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) zodat ook voor buisleidingen normen voor het PR en het GR gelden. Op advies van de minister wordt bij de toetsing van externe veiligheidsrisico's van buisleidingen al enkele jaren rekening gehouden met deze risicobenadering. Op grond van het Bevb dient zowel bij consoliderende bestemmingsplannen als bij ontwikkelingen inzicht te worden gegeven in de afstand tot het plaatsgebonden risico en de hoogte van het groepsrisico als gevolg van het transport van gevaarlijke stoffen door buisleidingen.

Onderzoek

In de nabije omgeving van het plangebied zijn diverse risicovolle inrichtingen aanwezig en rondom het plangebied vindt tevens vervoer van gevaarlijke stoffen plaats over het water. Het vervoer van gevaarlijke stoffen over de weg, het spoor of door buisleidingen is niet relevant voor de ontwikkeling gezien de grote afstand tot het plangebied.

Door AGEL adviseurs is onderzoek gedaan naar externe veiligheid in relatie tot de ontwikkelingen in het plangebied. De resultaten van dit onderzoek zijn verwoord in de rapportage 'Onderzoek Externe Veiligheid Plangebied Kennedylaan te Terneuzen' d.d. 10 april 2014 met kenmerk 20110758. Deze rapportage is opgenomen in bijlage 6. In verband met onder andere de toevoeging van de optie om kantoren mogelijk te maken, is door AGEL aanvullend onderzoek gedaan, de resultaten hiervan zijn verwoord in de memo: "Aanvullende groepsrisicoberekeningen LPG tankstation Kennedylaan 20 te Terneuzen". Deze memo is opgenomen in bijlage 7.

Inrichtingen

Het plangebied is gelegen binnen het invloedsgebied van de volgende inrichtingen:

  • Emplacement Terneuzen (Bevi);
  • lpg Tankstation Kennedylaan (Bevi);
  • DOW Benelux B.V. (BRZO);
  • Katoennatie Westerschelde Containerterminal (Bevi);
  • Kerncentrale Borssele.

Conform de rapportages van AGEL blijkt dat alleen de Bevi-inrichtingen Emplacement Terneuzen en lpg Tankstation Kennedylaan relevant zijn voor de ontwikkelingen binnen het plangebied.

Voor het emplacement aan de Stationsweg 66 te Terneuzen geldt dat er geen sprake is van een PR 10-6-contour ten gevolge van de inrichting. Het groepsrisico bedraagt 0,01 maal de oriëntatiewaarde, bij de berekeningen van Prorail van het groepsrisico is rekening gehouden met een fictief scenario van 100 personen per hectare. Ten gevolge van de ontwikkeling zal het aantal personen per hectare niet toenemen tot meer dan 100 per hectare. Het feitelijke GR zal echter wel toenemen. De huidige situatie bestaat immers uit braakliggend terrein. Derhalve is een verantwoording van het GR verplicht. Deze is later in deze paragraaf opgenomen.

Voor het lpg-tankstation aan de Kennedylaan 20 te Terneuzen geldt dat het tankstation beschikt over een vergunning met een beperkte doorzet tot maximaal 1.000 m³. Door de RUD Zeeland wordt een vergunningsprocedure opgestart die de doorzet lpg van de inrichting beperkt tot maximaal 500 m3 per jaar. In dit bestemmingsplan is uitgegaan van de worst-case situatie met een doorzet van 1.000 m³, daar niet zeker gesteld kan worden dat de vergunning gereduceerd wordt tot een doorzet van 500 m³. Voor het plaatsgebonden risico geldt dat er geen enkele PR-contour over het plangebied loopt ten gevolge van het tankstation. Het plaatsgebonden risico vormt derhalve geen belemmering voor de ontwikkelingen. Het GR zal ten gevolge van de ontwikkelingen in het plangebied echter wel toenemen. Ten opzichte van de autonome situatie is voor de functie wonen sprake van een toename van 0,32 x OW naar 0,42 x OW

en voor de functie kantoor naar 0,39 x OW, waarmee het GR alsnog ruim onder de oriëntatiewaarde blijft. In verband met de toename van het GR is een verantwoording van het GR noodzakelijk. Deze is later in deze paragraaf opgenomen.

Transport

Rondom het plangebied vindt vervoer van gevaarlijke stoffen plaats over het water. Het gaat hierbij om de waterwegen: Westerschelde en het Kanaal van Gent naar Terneuzen.

Voor het vervoer van gevaarlijke stoffen over de Westerschelde is een actualisatiestudie opgesteld. Hieruit blijkt de PR 10-6-contour volledig op het water is gelegen. Aangezien het plangebied niet op het water ligt vormt het plaatsgebonden risico geen belemmering voor de ontwikkelingen in het plangebied. Het groepsrisico ten gevolge van de Westerschelde zorgt in geen geval voor een overschrijding van de oriëntatiewaarde. De toename in personen is niet significant voor de hoogte van het GR, echter is er sprake van een toename en dient daarom het GR verantwoord te worden. Deze is later in deze paragraaf opgenomen.

Voor het vervoer van gevaarlijke stoffen over het Kanaal van Gent naar Terneuzen is uitgegaan van de rapportage van AGEL. Hieruit blijkt dat het plaatsgebonden risico volledig gelegen is binnen de vaarweg. Gesteld kan worden dat het plaatsgebonden risico geen beperking vormt voor de ontwikkelingen in het plangebied. Op basis van de recent uitgevoerde kwantitatieve risicoanalyse voor de binnenvaart en de kwalitatieve analyse voor de zeevaart op basis van de lokale omstandigheden en in het verleden uitgevoerde risicoanalyses kan gesteld worden dat het GR de oriëntatiewaarde met een factor 0,00004 onderschrijd. Het maatgevende gedeelte van de vaarroute is gelegen ter hoogte van Sas van Gent, op zeer ruime afstand van het plangebied. Nader onderzoek en/of een verantwoording van het groepsrisico voor deze risicobron is in principe niet noodzakelijk. Echter gezien het feit dat deze reeds opgesteld wordt voor onder andere de Westerschelde, wordt het Kanaal van Gent naar Terneuzen hier ook in meegenomen.

Verantwoording GR

Beleidskader

Op grond van artikel 13 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) en de Circulaire Risiconormering Vervoer Gevaarlijke Stoffen dient de toename van het groepsrisico als gevolg van een ruimtelijk besluit te worden verantwoord. Bij de verantwoording komen aan bod:

  • de verwachte dichtheid van personen in het invloedsgebied als gevolg van het besluit;
  • de hoogte van het groepsrisico ten opzichte van de oriënterende waarde;
  • indien mogelijk, maatregelen ter beperking van het groepsrisico van degene die de inrichting drijft, die in het ruimtelijk besluit zijn opgenomen of die mogelijk in de nabije toekomst worden genomen;
  • de voor- en nadelen van andere mogelijkheden voor ruimtelijke ontwikkelingen met een lager groepsrisico;
  • de mogelijkheden tot voorbereiding van bestrijding en beperking van de omvang van een ramp of zwaar ongeval;
  • de mogelijkheden voor personen die zich bevinden in het invloedsgebied van de inrichting die het groepsrisico veroorzaakt, om zich in veiligheid te brengen indien zich in die inrichting een ramp of zwaar ongeval voordoet.

In relatie tot de laatste twee aspecten, bestrijdbaarheid en zelfredzaamheid, dient de Veiligheidsregio en de brandweer in de gelegenheid te worden gesteld om advies uit te brengen (artikel 13 lid 3 Bevi). In het kader van het vooroverleg over het bestemmingsplan Kennedylaan is advies gevraagd aan de veiligheidsregio Zeeland. Dit advies is in de voorliggende verantwoording verwerkt.

Leeswijzer

In deze verantwoording wordt achtereenvolgens ingegaan op:

  • 1. Berekening van het plaatsgebonden risico en het groepsrisico;
  • 2. Beschrijving van het maatgevende scenario voor ongevallen met gevaarlijke stoffen;
  • 3. Beschrijving van de effecten van het scenario;
  • 4. Maatregelen voor beperken van de risico's en effecten;
  • 5. Beheersbaarheid van rampen;
  • 6. Zelfredzaamheid van personen in invloedsgebied;
  • 7. Beschrijving van restrisico.

Ad 1. Plaatsgebonden risico en groepsrisico

Inrichtingen

Door AGEL is een kwantitatieve risicoanalyse uitgevoerd voor het lpg-tankstation aan de Kennedylaan 20. Hieruit blijkt dat het groepsrisico ten gevolge van de ontwikkeling toeneemt met 0,15 tot maximaal 0,42 maal de oriëntatiewaarde. Hierbij is uitgegaan van een worst-case scenario met een vergunde doorzet van maximaal 1.000 m³.

Door Prorail is onderzoek gedaan naar de hoogte van het groepsrisico ten gevolge van het spoorwegemplacement. Met het uitgangspunt van 100 personen per hectare wordt een groepsrisico van 0,1 maal de oriëntatiewaarde berekend. Deze personendichtheid wordt niet gehaald. Het groepsrisico zal daarmee minder dan 0,1 maal de oriëntatiewaarde bedragen.

Vervoer van gevaarlijke stoffen over het water

Voor het vervoer van gevaarlijke stoffen over de Westerschelde is een actualisatiestudie uitgevoerd. Uit deze studie blijkt niet exact wat de hoogte van het groepsrisico is, maar wat wel blijkt is dat de ontwikkeling geen significant effect heeft op de hoogte van het groepsrisico. Het groepsrisico blijft in alle gevallen ruim onder de oriëntatiewaarde. Voor het kanaal van Gent naar Terneuzen blijkt dat inclusief de ontwikkeling het groepsrisico maximaal 0,00004 maal de oriëntatie bedraagt.

Ad 2. Maatgevende scenario's

BLEVE-scenario

Met betrekking tot het vervoer van gevaarlijke stoffen over het water (waaronder lpg en propaan), de op- en overslag van lpg ter plaatse van het lpg-tankstation en het spoorwegemplacement is een incident mogelijk met een tank(er/wagen/wagon). Het maatgevende scenario betreft hierbij het voltrekken van een BLEVE (Boiling liquid expanding vapour explosion). In het meest geloofwaardige scenario scheurt de tank(wagen) waardoor het tot vloeistof verdichte gas expandeert en een overdrukscenario veroorzaakt (koude BLEVE). Dit kan worden gevolgd door een wolkbrand of een explosiescenario waarvan de effecten overeenkomen met de drukgolf van de koude BLEVE.

Toxisch

Met betrekking tot het vervoer van gevaarlijke stoffen over het water, en het spoorwegemplacement is tevens een toxisch incident mogelijk met giftige stoffen. De effectafstanden voor locaties met toxische stoffen zijn niet generiek, maar afhankelijk van type opslag, de hoeveelheid en het weertype. Voor het vervoer van giftige stoffen over het water is de 1% letaliteitsafstand afhankelijk van het type schip variabel van meer dan 8000 meter voor binnenvaartschepen tot meer dan 9000 meter voor zeeschepen. Ter plaatse van het spoorwegemplacement kan de 1% letaliteitsafstand oplopen tot meer dan 4000 meter.

Ad 3. Effecten van de scenario's

Bij het ontstaan van een koude BLEVE is er sprake een overdrukscenario waarbij er geen tijd is voor ontvluchting van het gebied. De mate van zelfredding is afhankelijk van de situatie ter plaatse en van de gebouwen. Op het moment dat de hulpverlening ter plaatse komt kan er worden begonnen met het blussen van secundaire branden en het redden van slachtoffers.

Bij een toxisch scenario op het water of bij het spoorwegemplacement ontstaat een brand. Door de brand komen toxische dampen vrij [van toepassing bij opslag van stoffen in ADR klasse 6.1] en wordt (tevens) onverbrand (zeer) toxisch product meegevoerd in de rookgassen. De (zeer) toxische stoffen worden meegevoerd door de wind.

Ad 4. Maatregelen ter beperking van risico's en effecten

De maatregelen die genomen kunnen worden om de risico's te beperken en de hulpverlening te ondersteunen bij het bestrijden van de gevolgen van een incident kunnen worden onderverdeeld in bronmaatregelen, effectmaatregelen en maatregelen ten behoeve van de zelfredzaamheid. Maatregelen voor een effectieve zelfredzaamheid worden besproken onder punt 6.

Bronmaatregelen

Met betrekking tot het transport van gevaarlijke stoffen over het water is het verminderen van het transport van gevaarlijke stoffen een mogelijke maatregel. De Westerschelde en het kanaal van Gent naar Terneuzen zijn echter opgenomen in het Basisnet Water met een bepaald risicoplafond. Deze risicoplafonds zijn bij recht vastgesteld en kunnen niet zondermeer aangepast worden. Daarnaast zijn dit internationale vaarroutes. Deze vaarroutes zijn erg belangrijk voor de haven van Antwerpen. Het verminderen van het aantal transporten is daardoor niet aan de orde.

Een mogelijkheid om het GR te beperken kan gevonden worden in het treffen van maatregelen aan de zijtakken van het kanaal zodat na een incident de gevaarlijke stoffen niet via het kanaal de zijtakken in kunnen drijven.

Voor het spoorwegemplacement geldt dat dit gekoppeld is aan het Basisnet Spoor. Ook hiervoor geldt dat een risicoplafond is vastgesteld waar niet zondermeer van afgeweken kan worden. Voor het spoorwegemplacement is tevens een vergunning afgegeven, waarin de transportaantallen zijn opgenomen.

Met betrekking tot het lpg-tankstation geldt dat het verminderen van de doorzet van lpg een mogelijke maatregel kan zijn. Door de RUD Zeeland wordt een vergunningprocedure opgestart om de doorzet van het lpg-tankstation te reduceren tot maximaal 500 m³ per jaar. In het onderzoek van AGEL is deze variant opgenomen en hieruit blijkt dat het reduceren van de doorzet met 50% zorgt voor een afname van het groepsrisico tot een groepsrisico van maximaal 0,35 maal de oriëntatiewaarde.

Een tweede maatregel met betrekking tot het lpg-tankstation is het toepassen van risicoreducerende maatregelen zoals hittewerende coating of een verbeterde vulslang. Door AGEL is berekend wat het effect is van deze risicoreducerende maatregelen. Deze maatregelen reduceren het groepsrisico met minimaal 0,07 tot maximaal 0,4 maal de oriëntatiewaarde. In de aangepaste vergunning zal onderzocht worden of de risicoreducerende maatregelen voorgeschreven kunnen worden.

Effectmaatregelen

Een theoretische effectbeperkende maatregel zou bestaan uit een reductie van het aantal blootgestelde personen binnen het invloedsgebied van het water en het lpg-tankstation. Dit zou betekenen dat een zone langs het water en rondom het spoorwegemplacement en het tankstation niet zou kunnen worden benut voor ontwikkeling van stedelijke functies. Binnen deze zone zijn echter diverse stedelijke aanwezig en/of gewenst. Er zijn redenen van stedenbouwkundige en planologische aard die geleid hebben tot de ontwikkeling de genoemde functies op deze locatie. De ontwikkeling Kennedylaan is op dusdanige afstand van de watergang, het spoorwegemplacement en het tankstation gelegen dat er geen ontwikkelingen worden voorzien binnen de 100% letaliteitsafstand.

Voor het toxisch scenario, ten gevolge van het transport over het water en het spoorwegemplacement is het van belang dat de inrichting beschikt over een 'Safe-heaven' principe. Dat wil zeggen dat alle afzuiginstallaties met één druk op de knop uitgeschakeld moeten kunnen worden, zodat de bebouwing voor wat betreft lucht volledig afgesloten kunnen worden van de buitenwereld. Zo wordt er een veilig gebied gecreëerd als er sprake is van toxische stoffen in de lucht. Een dergelijke maatregelen dient ten tijde van de aanvraag voor de bouwvergunning getoetst te worden.

Ad 5. Beheersbaarheid

De beheersbaarheid is afhankelijk van de inzetbaarheid van hulpverleningsdiensten in hoeverre zij in staat zijn hun taken goed uit te kunnen voeren en om daarmee verdere escalatie van een incident te voorkomen. Hierbij kan gedacht worden aan het voldoende / adequaat aanwezig zijn van aanvalswegen, opstelplaatsen en bluswatervoorzieningen, maar ook de brandweerzorgnorm wordt hier onder geschaard. Ten aanzien van de aspecten bereikbaarheid en bluswatervoorziening hanteert de brandweer de richtlijnen zoals beschreven in de NVBR publicatie 'Handleiding bluswatervoorziening en bereikbaarheid'.

Beheersbaarheid plangebied

Bereikbaarheid

Uit bovengenoemde handreiking volgt het advies dat het plangebied goed bereikbaar moet zijn voor de hulpverleningsdiensten via twee van elkaar onafhankelijke aanvalswegen, waardoor in geval van werkzaamheden of calamiteiten het plangebied bereikbaar is. De ontwikkelingslocatie is voorzien van een goede bereikbaarheid via onder andere de Kennedylaan en de Beneluxweg.

Bluswatervoorziening

In het geval dat er branden ontstaan ten gevolge van scenario's op het water, ter plaatse van het spoorwegemplacement of ten gevolge van het lpg-tankstation is er voldoende bluswater nodig. In overleg met de brandweer is aangegeven dat er voldoende bluswater aanwezig is. De ontwikkeling is gelegen aan de haven, waar een overvloed aan oppervlaktewater aanwezig is.

Beheersbaarheid tankstation

Bereikbaarheid en opstelplaatsen

De bereikbaarheid bij een calamiteit ter plaatse van het lpg-tankstation en het spoorwegemplacement is geen probleem. Voor de vaarwegen geldt dat het erg afhankelijk is van de exacte locatie langs het water of deze goed bereikbaar zijn. Over het algemeen geldt dat bij incidenten op het water, de schepen via het water bereikt zullen worden.

Zorgnorm

De brandweerzorgnorm is een aanbevolen opkomsttijd die afhankelijk is van het soort object en de risico's voor de aanwezige personen. De opkomsttijd bestaat uit een optelsom van de uitruktijd en de aanrijdtijd. De uitruktijd betreft de tijd die men heeft vanaf het alarmeren totdat men gereed is om te vertrekken naar het plaats incident. De uitruktijd voor een beroepskorps ligt lager dan die van een vrijwillig korps, omdat de beroepsmedewerkers zich in de directe nabijheid van de kazerne bevinden. De streefwaarde voor een beroepskorps is 1,0 minuut en voor een vrijwillige organisatie circa 3,5 minuten. De aanrijdtijd betreft de zuivere rijtijd. De brandweer kan binnen de zorgnorm in het plangebied aanwezig zijn.

Ad 6. Zelfredzaamheid van personen binnen het invloedsgebied

De bevolking binnen het invloedsgebied bestaat mogelijk voor een klein deel uit verminderd zelfredzame personen. Het gaat hierbij om ouderen, minder validen en kinderen als klant bij de supermarkt of de detailhandel. Deze verminderd zelfredzame personen zijn over het algemeen in gezelschap van een begeleider die hulp kan bieden. Over het algemeen geldt dat de personen binnen het plangebied zelfredzaam zijn. De zelfredzaamheid bij detailhandel met vaste medewerkers in een supermarkt en in recreatiecentra etc. (die regelmatig vluchtoefeningen krijgen en die geïnstrueerd kunnen worden) is in het algemeen redelijk hoog. De mensen die daar komen c.q. zijn, zijn in het algemeen bekend met de risico's, of worden hier door werknemers goed over geïnstrueerd. Aangenomen mag worden dat werknemers daarom goed voorbereid zijn op een eventuele ramp en daarnaar kunnen handelen. Gelet op de afstand van het plangebied tot het tankstation, het spoorwegemplacement en de waterweg, bevinden de ontwikkeling zich buiten de 100% letaliteitcontour. Om de effectieve zelfredzaamheid nog verder te verbeteren kunnen de volgende maatregelen worden getroffen:

  • wegenplan zodanig inrichten dat (nood)uitgangen en vluchtwegen van de risicobronnen af zijn gericht.
  • het toepassen van zo min mogelijk glas aan de risicozijde
  • de gebouwen loodrecht projecteren ten opzichte van de risicobron
  • de functies met de grootste personendichtheidsconcentraties niet aan de risicozijde te situeren.
  • De gebruikers van de objecten moeten door middel van risicocommunicatie worden geïnstrueerd over de risico's en de mogelijke maatregelen die zij zelf kunnen nemen. Dit valt onder de informatieplicht van de gemeente en daar wordt door de gemeente op toegezien. Verder moet er op worden gewezen dat de BHV-organisaties goed geïnformeerd moeten zijn over de mogelijk optredende scenario's.

Het plangebied ligt binnen het bereik van het WAS-systeem, waardoor personen daadwerkelijk tijdig gealarmeerd worden.

De verantwoording van het groepsrisico kan alleen gebaseerd worden op ruimtelijk relevante maatregelen. Dit betreffen het uitsluiten van functies voor niet zelfredzame personen, het uitsluiten van risicovolle inrichtingen en de beperking van de bouwmogelijkheden in de hoogte. Overige genoemde maatregelen, zoals het safe-heaven principe en de realisatie van zo min mogelijk glas zijn wenselijk, maar kunnen niet in het ruimtelijk spoor worden afgedwongen.

Ad 7. Restrisico

Na het treffen van maatregelen resteert een resteffect. Dit betreft een inschatting van het aantal doden, gewonden en materiële schade bij de representatieve scenario's, ondanks de getroffen maatregelen. De maatgevende scenario's voor beschrijving van het restrisico zijn het BLEVE en het toxische scenario

Door de aanwezigheid van kantoren en detailhandel is er een groot verschil in de mogelijke aantallen slachtoffers (doden en gewonden) in de dag- en nachtsituatie. Een effectieve maatregel is het uitplaatsen van risicovolle inrichtingen in de bebouwde kom van Terneuzen en het weren van het transport van gevaarlijke stoffen langs de kern Terneuzen. Dit stuit echter op overige bezwaren.

De ontwikkelingen in dit bestemmingsplan leiden niet tot knelpunten op het gebied van externe veiligheid of de verslechtering van bestaande knelpunten. De ontwikkelingsmogelijkheden die het bestemmingsplan biedt, hebben niet tot nauwelijks gevolgen voor de hoogte van het GR rondom de verschillende risicobronnen.

De zelfredzaamheid van de personen binnen het plangebied is over het algemeen ruim voldoende. De meeste maatregelen om de zelfredzaamheid te vergroten dienen op gebouwniveau te worden getroffen en kunnen niet worden geborgd in het bestemmingsplan. In het kader van de omgevingsvergunning voor het bouwen dient hieraan aandacht te worden besteed.

Conclusie

Dit restrisico wordt, gelet op de zelfredzaamheid en de mogelijkheden tot bestrijding van calamiteiten, aanvaardbaar geacht door de gemeenteraad.

6.8 Verkeer en parkeren

6.8.1 Verkeersontsluiting

Ontsluiting gemotoriseerd verkeer

De verschillende ontwikkelingen zijn gelegen aan weerszijden van de Kennedylaan. De Kennedylaan is gelegen binnen de bebouwde kom en er geldt een maximumsnelheid van 50 km/h. In noordelijke richting sluit de weg aan op de Buitenhaven. Deze weg verzorgt, voornamelijk voor het noordelijk deel van de stad, de ontsluiting naar de N252 (richting DOW Chemicals) en de N62 (richting Middelburg). In zuidelijke richting gaat de weg over in de Meester F.J. Haarmanweg. Via deze weg vindt in zuidelijke richting de verdere ontsluiting plaats naar de provinciale wegen in de richting van Axel (N62), Zaamslag en Hulst (N290). Deze provinciale wegen hebben een belangrijke functie binnen de regionale verkeersstructuur en liggen allen op circa 4 km rijden van het plangebied.

Kennedylaan West

Ontwikkellocatie Kennedylaan West en het in het plan opgenomen tankstation liggen aan de westzijde van de Kennedylaan. De ontsluiting vindt plaats via de Stationsweg. De Stationsweg heeft binnen de gemeentelijke wegenstructuur geen verdere ontsluitende functie. De weg ligt binnen de bebouwde kom en er geldt een maximumsnelheid van 50 km/h. De Stationsweg sluit in oostelijke richting aan op de Kennedylaan. In dit bestemmingsplan wordt dit kruispunt aangepast (zie paragraaf 6.8.3).

Kennedylaan Oost

De ontwikkeling aan de oostzijde van de Kennedylaan betreft een uitbreiding van een aantal bestaande commerciële ruimten. Deze locatie beschikt reeds over een groot parkeerterrein, welke halverwege het terrein direct ontsluit op de Kennedylaan. Deze ontsluiting is vormgegeven als voorrangskruispunt waarbij het verkeer vanaf het parkeerterrein voorrang dient te verlenen aan het verkeer op de Kennedylaan.

De ontsluitingsstructuur voor gemotoriseerd verkeer is goed.

Ontsluiting langzaam verkeer

Ook voor langzaam verkeer vormt de Kennedylaan de voornaamste ontsluitingsweg. In de huidige situatie zijn hier geen vrijliggende fietsvoorzieningen aanwezig, maar fietsvoorzieningen in de vorm van aanliggende fietsstroken. In noordelijke richting sluiten deze fietsstroken ter hoogte van het kruispunt met de Schuttershofweg aan op vrijliggende fietspaden. Vanaf hier kan middels een fietsdoorsteek gemakkelijk het centrum worden bereikt. In zuidelijke richting wordt ter hoogte van de rotonde met de Dokweg aangesloten op vrijliggende fietsvoorzieningen.

Het voornemen bestaat om de Kennedylaan her in te richten. Zo zal de weg worden voorzien van een middenberm en van vrijliggende fietspaden aan beide zijden van de weg. Zo ontstaat voor fietsers een sluitende ontsluitingsstructuur in de noord-zuid richting. De oost-west verbindingen naar het plangebied verlopen via gecategoriseerde erftoegangswegen. Hier zijn fietsvoorzieningen door een lagere snelheidslimiet en de overheersende verblijfsfunctie niet noodzakelijk.

De Kennedylaan vormt een barrière tussen de westelijk en oostelijk gelegen commerciële ruimten. Om deze barrièrewerking zoveel mogelijk op te heffen zijn twee oversteeklocaties voor voetgangers over de Kennedylaan voorzien. Deze zijn gekoppeld aan de looproutes over en langs het voorziene parkeerterrein op de ontwikkellocatie Kennedylaan West. Een zuidelijke oversteeklocatie is gekoppeld aan het kruispunt met de Stationsweg. De noordelijke oversteeklocatie kan niet aan een kruispunt gekoppeld worden. Vanwege de relatief hoge snelheid van het gemotoriseerde verkeer op een gebiedsontsluitingsweg zijn bij een oversteeklocatie op een wegvak aanvullende maatregelen noodzakelijk.

De ontsluiting voor fietsverkeer is goed. Voor voetgangers zullen op de voorziene noordelijke oversteekplaats aanvullende maatregelen getroffen moeten worden. Dit is een aandachtspunt.

Ontsluiting openbaar vervoer

De meest nabijgelegen openbaarvervoerhalte is de halte Kennedylaan (150 m), net ten noorden van het plangebied. Vanaf hier rijdt één keer per uur een bus in de richting van busstation Westerscheldetunnel en Hulst. Deze lijndienst voorziet voornamelijk in een noord-zuid verbinding. Op circa 400 m afstand van het plangebied ligt tevens de bushalte Axelsestraat. Vanaf hier rijden ook bussen van en naar het oostelijk deel van de stad, ook met een frequentie van één keer per uur per richting.

Gezien de ligging van de halte ten opzichte van de het plangebied en de richtingen waarin wordt voorzien is de ontsluiting van het gebied per openbaar vervoer goed.

6.8.2 Parkeren

De parkeerbalans is opgesteld door Juust – adviseurs/ingenieurs openbare ruimte ('Kennedylaan West Terneuzen – Mobiliteitstoets', 2015). Het onderzoeksrapport is opgenomen in bijlage 8. Hierin zijn de uitgangspunten die ten grondslag liggen aan de parkeerbalans vastgelegd. In onderstaande tabellen is, op basis van die uitgangspunten, de maximale parkeervraag per ontwikkellocatie per functie in het plangebied opgenomen. Hierbij is onderscheid gemaakt naar een variant met appartementen en een variant met kantoorruimte.

Tabel 6.2 Maximale parkeervraag per ontwikkellocatie per functie - variant met appartementen

afbeelding "i_NL.IMRO.0715.BPOKO04-VG99_0008.png"

Tabel 6.3 Maximale parkeervraag per ontwikkellocatie per functie - variant met kantoren

afbeelding "i_NL.IMRO.0715.BPOKO04-VG99_0009.png"

Vervolgens is een volledige parkeerbalans opgesteld op basis van de bezettingsgraad van de parkeerplaatsen over de dag (aanwezigheidspercentage). Hierbij is, bij de variant met appartementen, als uitgangspunt gehanteerd dat voor de 50 appartementen op de ontwikkellocatie Kennedylaan West één parkeerplaats per woning alleen toegankelijk is voor bewoners van deze appartementen en dat deze dus niet in aanmerking komen voor dubbelgebruik. Uit het onderzoek blijkt dat voor de variant met appartementen de zaterdagmiddag de drukste (maatgevende) periode is. Voor de variant met kantoren is dit de weekdagmiddag. Omdat de variant met appartementen de hoogste parkeerbehoefte naar dagdeel kent is verder van deze situatie uitgegaan (worstcase situatie).

Wanneer wordt uitgegaan van de aanwezigheidspercentages voor de zaterdagmiddag, waarbij binnen het plan appartementen worden ontwikkeld, bedraagt de grootste (extra) parkeervraag:

  • 355 parkeerplaatsen voor de ontwikkelingen rondom Kennedylaan West (305 openbare parkeerplaatsen en 50 privéparkeerplaatsen voor bewoners van de appartementen;
  • 61 parkeerplaatsen voor de uitbreiding rondom Kennedylaan Oost.

Vooralsnog is rondom Kennedylaan West binnen het plan de realisatie van 358 openbare parkeerplaatsen en 50 privéparkeerplaatsen voorzien. Hiermee wordt voldaan aan de parkeervraag als gevolg van de ontwikkelingen rondom Kennedylaan west. Er is sprake van een overschot van 53 parkeerplaatsen. Een deel van de parkeervraag als gevolg van de ontwikkelingen rondom Kennedylaan Oost kan hier worden opgevangen. Dit betekent een resterende parkeervraag van 8 parkeerplaatsen. Daarnaast dient een aantal parkeerplaatsen dat vervalt door de realisatie van een nieuwe voetgangersverbinding tussen Kennedylaan West en Kennedylaan Oost te worden gecompenseerd. Het betreft maximaal 10 parkeerplaatsen. Het te realiseren paviljoen op Kennedylaan Oost is voorzien aan de zuidzijde van de bestaande bebouwing. Hier zijn geen parkeerplaatsen aanwezig, waardoor dit niet leidt tot het vervallen van extra parkeerplaatsen. Wel ontstaat hier als gevolg van de ontwikkeling ruimte voor de realisatie van een aantal extra parkeerplaatsen waarmee een deel van de resterende parkeerbehoefte kan worden opgevangen. Verder kan de extra parkeervraag rondom Kennedylaan Oost mogelijk (deels) worden opgevangen op het bestaande parkeerterrein (bestaande restcapaciteit en geen nieuwe functies maar alleen uitbreiding van bestaande functies). Aanvullend onderzoek naar de daadwerkelijke parkeerdruk kan uitwijzen dat met realisatie/compensatie van minder parkeerplaatsen kan worden voldaan.

Hiermee kunnen alle parkeerplaatsen op eigen terrein worden gerealiseerd.

6.8.3 Verkeersgeneratie en verkeersafwikkeling

De in paragraaf 6.8.2 opgenomen ontwikkelingen hebben een toename van het aantal verkeersbewegingen tot gevolg. Deze verkeersgeneratie is bepaald door Juust - adviseurs/ingenieurs openbare ruimte (bijlage 8). In deze studie is de verkeersgeneratie bepaald voor de variant met appartementen en de variant met kantoren. Hieruit blijkt dat de variant met kantoren de grootste verkeersgeneratie tot gevolg heeft. Voor de onderbouwing van de verkeersgeneratie is daarom uitgegaan van deze worstcase variant. Naast de ontwikkelingen van detailhandel en woningen/kantoren op de locaties Kennedylaan West en Oost is binnen het plan de exploitatie van een onbemand tankstation opgenomen op de ontwikkellocatie Kennedylaan West. Ook de verkeersgeneratie van deze ontwikkeling is in de berekeningen opgenomen. Een deel van de verkeersgeneratie van het tankstation zit reeds verwerkt in de bestaande intensiteiten (25%). Dit verkeer wordt gegenereerd door bezoekers en/of bewoners van de voorzieningen rondom het winkelgebied (Kennedylaan West en Oost). Een ander deel betreft 'nieuw verkeer' (75%). Dit verkeer zal extra worden gegenereerd door de aanwezigheid van het tankstation. In onderstaande tabel is per ontwikkellocatie de berekende verkeersgeneratie opgenomen:

Tabel 6.4 Verkeersgeneratie per ontwikkellocatie

afbeelding "i_NL.IMRO.0715.BPOKO04-VG99_0010.png"

De totale verkeersgeneratie voor alle ontwikkelingen komt hiermee maximaal uit op circa 7.300 mvt/werkdagetmaal. Uitgangspunt is dat de ontsluiting volledig plaatsvindt naar en via de Kennedylaan.

De ontwikkellocatie Kennedylaan West ontsluit primair op de Stationsweg, vanwaar vervolgens de Kennedylaan bereikt wordt via het kruispunt Kennedylaan - Stationsweg. Locatie Kennedylaan Oost ontsluit, via het bestaande parkeerterrein, direct op de Kennedylaan.

Uit gemeentelijke verkeerstellingen blijkt dat de intensiteit op de Kennedylaan in de huidige situatie circa 11.000 mvt/werkdagetmaal bedraagt. Het gemeentelijke verkeersmodel (Goudappel Coffeng, 2011) toont aan dat de ontwikkeling van de Sluiskiltunnel de verkeerstoename ten gevolge van de ontwikkeling van Kennedylaan West en de autonome groei van het verkeer op de Kennedylaan opvangt. Voor de Stationsweg zijn geen huidige verkeersintensiteiten bekend. Gelet op het beperkt aantal functies en voorzieningen langs deze weg wordt de intensiteit op deze weg in 2024 geschat op 500 mvt/etmaal. De verkeersgeneratie van de ontwikkellocatie Kennedylaan West is hierbij opgeteld. Omdat in zekere mate sprake is van overlap in de verkeersgeneratie van de verschillende functies (gecombineerd bezoek bijvoorbeeld het tankstation en het fastfoodrestaurant) is de intensiteit op de Stationsweg gecorrigeerd met een factor 0,75. Zodoende is hier rekening gehouden met een overlap in de verkeersgeneratie van 25%. In onderstaande tabel zijn de intensiteitsgegevens opgenomen voor de toekomstige verkeerssituatie inclusief de ontwikkelingen.

Tabel 6.5 Intensiteiten omliggend wegennet 2024 (werkdagetmaal)

afbeelding "i_NL.IMRO.0715.BPOKO04-VG99_0011.png"

Juust - adviseurs/ingenieurs openbare ruimte heeft voor het T-kruispunt Kennedylaan - Stationsweg een capaciteitsberekening uitgevoerd. Uit deze berekening blijkt dat de huidige vormgeving van het kruispunt onvoldoende capaciteit biedt om het verkeersaanbod in de toekomstige situatie af te kunnen wikkelen. Er is onderzocht welke maatregelen noodzakelijk zijn om de verkeersafwikkeling ook in de toekomstige situatie te kunnen waarborgen. Uit dit onderzoek blijk dat het kruispunt ten minste voorzien dient te worden van een aparte links- en rechtsafstrook op de Stationsweg en een brede middenberm op de Kennedylaan (waardoor verkeer vanaf de Stationsweg de oversteek in twee fasen kan maken). Om de verkeersafwikkeling in de toekomst te kunnen waarborgen worden deze aanpassingen aan de kruispuntvorm in het kader van onderhavig plan doorgevoerd.

De Stationsweg wordt weinig gebruikt door doorgaand verkeer. Het meeste verkeer heeft een herkomst of bestemming bij de ontwikkellocatie Kennedylaan West, waardoor vrijwel geen conflicterende verkeersstromen aanwezig zijn. Het in- en uitrijden van het parkeerterrein zal daardoor geen problemen opleveren. Bij de inrichting van de in-/uitrit van het terrein wordt wel voorzien in voldoende opstelruimte.

6.8.4 Verkeersveiligheid

De Kennedylaan is gecategoriseerd als gebiedsontsluitingsweg met een maximumsnelheid van 50 km/h. De gemeente Terneuzen heeft het voornemen deze weg her in te richten. Hierbij wordt de weg voorzien van een middenberm tussen beide rijrichtingen en vrijliggende fietspaden aan beide zijden van de weg. Hierdoor worden snelverkeer en langzaam verkeer van elkaar gescheiden. Op het kruispunt Kennedylaan - Stationsweg is op zowel de takken van de Kennedylaan als op de tak van de Stationsweg een middenberm aanwezig. Langzaam verkeer kan, indien gewenst, zodoende de oversteek in twee fasen maken. De oversteken worden dusdanig vormgegeven dat fietsers voorrangsgerechtigd zijn.

Binnen het plan zijn twee oversteekvoorzieningen over de Kennedylaan aanwezig, welke de commerciële ruimten aan beide zijden van de weg met elkaar verbinden. Duidelijk aangewezen oversteeklocaties verhogen de verkeersveiligheid voor overstekende voetgangers. Aandachtspunt is echter wel de relatief hoge naderingssnelheid van het gemotoriseerde verkeer bij de noordelijke oversteeklocatie doordat deze midden op het wegvak is gelegen. Hier zijn aanvullende maatregelen noodzakelijk om de snelheid van het gemotoriseerde verkeer ter hoogte van de oversteeklocatie te beperken. Een fysieke snelheidsremmer is, gezien de functie van de weg en het hoge aandeel vrachtverkeer, op deze locatie niet mogelijk. Wel kunnen attentieverhogende maatregelen in de vorm van markering worden toegepast. Tenslotte kan de oversteekplaats voorzien worden van een verkeersregelinstallatie.

De aanpassingen aan de weginrichting van de Kennedylaan hebben een positief effect op het verkeersveiligheidsniveau voor met name fietsers. Aandachtspunt is wel de vormgeving van de noordelijke oversteeklocatie. Het verkeersveiligheidsniveau voor voetgangers is zodoende een aandachtspunt.

6.8.5 Conclusie

Indien geen aanpassingen plaatsvinden aan het T-kruispunt Kennedylaan - Stationsweg is de bereikbaarheid van het plangebied niet gegarandeerd. Voorwaarde is daarom dat dit kruispunt wordt aangepast. Daarom wordt binnen onderhavig bestemmingsplan een vormgeving met opstelstroken en middenberm op de Stationsweg en een brede middenberm op de beide takken van de Kennedylaan mogelijk gemaakt. Een goede verkeersafwikkeling is hierdoor gewaarborgd. Daarnaast leidt de herinrichting van dit kruispunt, alsmede de herinrichting van de Kennedylaan tot een verbetering van het verkeersveiligheidsniveau voor met name het fietsverkeer. Aandachtspunt is wel de voorziene noordelijke voetgangersoversteekplaats over de Kennedylaan. Deze ligt op een wegvak, waardoor de snelheid van gemotoriseerd verkeer hier relatief hoog is. Aanvullende maatregelen zijn hier noodzakelijk om de verkeersveiligheid voor voetgangers te kunnen waarborgen. De benodigde parkeerbehoefte voor de verschillende ontwikkelingen wordt binnen het plangebied gerealiseerd.

6.9 Geluid

6.9.1 Wegverkeerslawaai

Onderzoek

Het plan omvat de bouw van 5046 appartementen (locatie Kennedylaan West). Woningen zijn volgens de Wet geluidhinder geluidsgevoelige functies en dienen daarom in dat kader getoetst te worden aan de wettelijke geluidsnormen. Deze toetsing is vastgelegd in de rapportage 'Akoestisch onderzoek Kennedylaan West' (Rho, 2015). Deze rapportage is opgenomen in bijlage 9.

Resultaat en conclusie

Uit de berekeningen blijkt dat voor de appartementen (alle bouwlagen) op de locatie Kennedylaan West de voorkeursgrenswaarde van 48 dB wordt overschreden als gevolg van wegverkeer op de Kennedylaan. De uiterste grenswaarde van 63 dB wordt niet overschreden (inclusief de aftrek overeenkomstig artikel 110g Wgh).

Het treffen van maatregelen om de geluidsbelasting aan de gevel van de beoogde ontwikkeling te reduceren, stuit op overwegende bezwaren van verkeerskundige, vervoerskundige, stedenbouwkundige, of financiële aard. Voor de appartementen dient daarom een hogere waarden te worden verleend. In onderstaande tabel is per bouwlaag opgenomen welke hogere waarden benodigd is.

Tabel 6.6 Hogere waarden locatie Kennedylaan West

bouwlaag appartementencomplex (waarneemhoogte)   bron   geluidbelasting (LAr,LT)  
1ste verdieping (8,5 meter)  

Kennedylaan  
49 dB(A)  
2de verdieping (11,5 meter)     50 dB(A)  
3de verdieping (14,5 meter)     50 dB(A)  
4de verdieping (17,5 meter)     50 dB(A)  
5de verdieping (20,5 meter)     50 dB(A)  
6de verdieping (23,5 meter)     50 dB(A)  

6.9.2 Industrielawaai

Bestaande situatie en beoogde ontwikkeling

Het plangebied maakt onderdeel uit van het industrieterrein Oostelijke Kanaaloevers. Dit industrieterrein heeft een geluidszone die zich uitstrekt over de omgeving. Ten behoeve van woningbouw wordt de locatie aan de Kennedylaan aan het gezoneerde industrieterrein onttrokken door aanpassing van de begrenzing van het gezoneerde industrieterrein zelf. De betreffende gronden komen hierdoor binnen de geluidszone te liggen. De (buitenste) geluidszone wordt met dit bestemmingsplan niet aangepast, de ligging van het gezoneerde industrieterrein wel.

Toetsingskader

Geluidszone industrielawaai

Een geluidszone wordt vastgesteld rond industrieterreinen waar inrichtingen zijn gevestigd die 'in belangrijke mate geluidshinder kunnen veroorzaken' zoals bedoeld in artikel 41 van de Wet geluidhinder (Wgh). Dergelijke bedrijven worden in de volksmond ook wel 'grote lawaaimakers' genoemd. In dat kader is in het verleden voor industrieterrein Oostelijke Kanaaloevers een geluidszone vastgesteld. Op grond van de Wgh behoort tot de geluidszone het gebied tussen het industrieterrein en de buitengrens van de zone. Het industrieterrein zelf maakt dus geen deel uit van de zone. Buiten een geluidszone mag de geluidsbelasting als gevolg van het betreffende industrieterrein niet meer dan 50 dB(A) bedragen. Voor het gezoneerde industrieterrein zelf en daarop aanwezige of geprojecteerde bedrijfswoningen gelden geen geluidsnormen.

Aanpassing geluidszone industrielawaai

Op grond van de Wgh kan een geluidszone alleen worden aangepast door de vaststelling van een bestemmingsplan waarin de gewijzigde zone is opgenomen. Als gevolg van de zonewijziging mag geen gebied, waar de geluidsbelasting meer dan 50 dB(A) bedraagt, buiten de zone komen te liggen. Tevens moeten daarbij de geldende grenswaarden bij woningen (en andere geluidsgevoelige bestemmingen) in acht worden genomen.

Grenswaarden voor nieuwe gevoelige functies

Binnen de geluidszone zijn woonbestemmingen en andere geluidsgevoelige bestemmingen slechts aanvaardbaar indien de geluidsbelasting aan de gevel aan de wettelijke grenswaarden voldoet. Voor nieuwe geluidsgevoelige functies, zoals woningen, geldt een wettelijke voorkeursgrenswaarde van 50 dB(A). Voor nieuwe woningen die binnen de geluidszone liggen is in het algemeen de vaststelling van een hogere waarde tot en met 55 dB(A) mogelijk en in enkele gevallen zelfs tot 60 dB(A) (uiterste grenswaarde). Op grond van de Wgh kan het college van burgemeester en wethouders de betreffende hogere grenswaarden vaststellen indien blijkt dat maatregelen onvoldoende doeltreffend zijn, dan wel overwegende bezwaren ondervinden van stedenbouwkundige, landschappelijke of financiële aard.

Onderzoek

Om de gewenste woningbouwontwikkelingen in het plangebied mogelijk te maken, wordt de grens van het gezoneerde industrieterrein aangepast, zodat de woningen niet op het gezoneerde terrein, maar nog wel in de geluidszone van industrieterrein Oostelijke Kanaaloever komen te liggen.

De geluidsbelasting is onderzocht door de RUD Zeeland. De resultaten van dit onderzoek zijn opgenomen in de rapportage 'Akoestisch onderzoek Kennedylaan West' (Rho, 2015). Deze rapportage is opgenomen in bijlage 9. Uit het onderzoek blijkt dat de geluidsbelasting ter hoogte van de toekomstige woningen de maximale hogere waarde van 55 dB(A) op één gevel wordt overschreden. Hierdoor is een dove gevel noodzakelijk, deze wordt gerealiseerd aan de zuidwestzijde. Bij de overige gevels zal de geluidsbelasting de uiterste grenswaarde niet overschrijden. De geluidsbelasting bedraagt echter wel meer dan de voorkeursgrenswaarde van 50 dB(A). Om de woningen mogelijk te maken die een geluidsbelasting groter dan 50 dB(A) ondervinden, worden door het college van burgemeester en wethouders hogere waarden vastgesteld. Het ontwerpbesluit hogere waarden wordt gelijk met het ontwerpbestemmingsplan ter inzage gelegd. Deze gelijktijdige terinzagelegging geldt eveneens voor het (definitieve) Besluit hogere waarden en het vastgestelde bestemmingsplan.

Maatregelen

Ten gevolge van de hoge geluidsbelasting is onderzocht wat de mogelijkheden zijn om de geluidsbelasting terug te dringen zodat voldaan kan worden aan de voorkeursgrenswaarde van 50 dB(A). Hiervoor zijn twee soorten maatregelen mogelijk, bronmaatregelen over overdrachtsmaatregelen.

Bronmaatregelen

Bronmaatregelen zijn niet mogelijk. Het betreft industrielawaai ten gevolge van bedrijven die hiervoor vergunde rechten hebben. Deze rechten zijn vastgelegd in een vigerende vergunning of een melding in het kader van het Activiteitenbesluit. De bedrijven kunnen niet zonder meer in deze rechten worden aangetast.

Overdrachtmaatregelen

Bij overdrachtmaatregelen is te denken aan de realisatie van geluidschermen. Gezien de hoogte van de nieuwe woningen (22,5 m) is het niet realistisch om een scherm te realiseren. Een scherm dient minimaal over dezelfde hoogte te beschikken als de ontvanger. Schermen met een dergelijke hoogte zijn stedenbouwkundig niet inpasbaar.

Het is dan ook noodzakelijk om hogere waarden op te stellen.

Tabel 6.7 Hogere waarden locatie Kennedylaan West

bouwlaag appartementencomplex (waarneemhoogte)   bron   geluidbelasting (LAr,LT)  
1ste verdieping (8,5 meter)  

Industrieterrein Oostelijke Kanaalovers  
52 dB(A)  
2de verdieping (11,5 meter)     54 dB(A)  
3de verdieping (14,5 meter)     54 dB(A)  
4de verdieping (17,5 meter)     54 dB(A)  
5de verdieping (20,5 meter)     54 dB(A)  
6de verdieping (23,5 meter)     54 dB(A)  

6.9.3 Railverkeerslawaai

Onderzoek

De 50 appartementen liggen tevens binnen de wettelijke geluidszone van de goederenspoorlijn Beurtvaartkade, welke is opgenomen op de geluidsplafondkaart. Omdat het hier gaat om een nieuwe geluidsgevoelige functie binnen de zone van een spoorweg, dient getoetst te worden aan de normen van de Wgh. Deze toetsing is opgenomen in de rapportage 'Akoestisch onderzoek Kennedylaan West' (Rho, 2015). Deze rapportage is opgenomen in bijlage 9.

Resultaat en conclusie

Uit de berekeningen blijkt dat de maximale geluidsbelasting ten gevolge van de spoorweg 10 dB bedraagt. De voorkeursgrenswaarde van 55 dB wordt niet overschreden. Een verdere procedure in het kader van de Wgh kan achterwege blijven.

6.9.4 Cumulatie

Onderzoek

Het bevoegd gezag dient bij de vaststelling van hogere waarden de gecumuleerde geluidsbelasting van alle bronsoorten (Lcum) in haar oordeel te betrekken. De gecumuleerde geluidsbelasting moet worden bepaald wanneer sprake is van blootstelling aan meerdere geluidsbronnen en waarvan de afzonderlijke geluidsbelasting de voor de desbetreffende bron geldende ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting overschrijdt.

Uit het akoestisch onderzoek blijkt een maximale gecumuleerde geluidbelasting van 58 dB. Deze waarde valt binnen de klasse 'matig'.

Conclusie

Bij de beoordeling van de aanvaardbaarheid van deze gecumuleerde geluidsbelasting dient in acht te worden genomen dat bij de berekening van de gecumuleerde waarde, voor de bijdrage van verkeerslawaai geen aftrek heeft plaatsgevonden voor het op termijn stiller worden van voertuigen (op basis van artikel 110g uit de Wgh). In dat kader wordt de gecumuleerde geluidsbelasting aanvaardbaar geacht.

Door een sterke geluidswering van de gevels en een gunstige interne indeling van de verblijfsruimten kan de vereiste binnenwaarde van 33 dB (conform bouwbesluit) worden gegarandeerd. Aanvullende maatregelen om te komen tot een geluidsluwe buitenruimte zijn echter wel gewenst, omdat aan beide zijden van het pand sprake is van een matig akoestisch klimaat. Hierbij kan gedacht worden aan het toepassen van serres of afsluitbare balkons dan wel buitenruimtes met een hoge gesloten borstwering.

6.10 Luchtkwaliteit

6.10.1 Toetsingskader

Het toetsingskader voor luchtkwaliteit wordt gevormd door hoofdstuk 5, titel 5.2, van de Wet milieubeheer. De Wet milieubeheer bevat grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, fijn stof, lood, koolmonoxide en benzeen. Hierbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk langs wegen vooral de grenswaarden voor stikstofdioxide (jaargemiddelde) en fijn stof (jaar- en daggemiddelde) van belang. De grenswaarden van de laatstgenoemde stoffen zijn in onderstaande tabel weergegeven. De grenswaarden gelden voor de buitenlucht, met uitzondering van een werkplek in de zin van de Arbeidsomstandighedenwet.

Tabel 6.8 Grenswaarden maatgevende stoffen Wm

stof   toetsing van   grenswaarde  
stikstofdioxide (NO2) 1)   jaargemiddelde concentratie   40 µg/m³  
Fijn stof (PM2.5)   jaargemiddelde concentratie   25 µg/m³  
fijn stof (PM10)2)   jaargemiddelde concentratie   40 µg/m³  
  24-uurgemiddelde concentratie   max. 35 keer p.j. meer dan 50 µg/m³  
  • 1. De toetsing van de grenswaarde voor de uurgemiddelde concentratie NO2 is niet relevant aangezien er pas meer overschrijdingsuren dan het toegestane aantal van 18 per jaar zullen optreden als de jaargemiddelde concentratie NO2 de waarde van 82 µg/m3 overschrijdt. Dit is nergens in Nederland het geval.
  • 2. Bij de beoordeling hiervan blijven de aanwezige concentraties van zeezout buiten beschouwing (volgens de bij de Wm behorende Regeling beoordeling Luchtkwaliteit 2007).

Op grond van artikel 5.16 van de Wm kunnen bestuursorganen bevoegdheden die gevolgen kunnen hebben voor de luchtkwaliteit (zoals de vaststelling van een bestemmingsplan) uitoefenen indien:

  • de bevoegdheden/ontwikkelingen niet leiden tot een overschrijding van de grenswaarden (lid 1 onder a);
  • de concentratie in de buitenlucht van de desbetreffende stof als gevolg van de uitoefening van die bevoegdheden per saldo verbetert of ten minste gelijk blijft (lid 1 onder b1);
  • bij een beperkte toename van de concentratie van de desbetreffende stof, door een met de uitoefening van de betreffende bevoegdheid samenhangende maatregel of een door die uitoefening optredend effect, de luchtkwaliteit per saldo verbetert (lid 1 onder b2);
  • de bevoegdheden/ontwikkelingen niet in betekenende mate bijdragen aan de concentratie in de buitenlucht (lid 1 onder c);
  • het voorgenomen besluit is genoemd of past binnen het omschreven Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) of een vergelijkbaar programma dat gericht is op het bereiken van de grenswaarden (lid 1 onder d).

Besluit niet in betekenende mate (nibm)

In het Besluit nibm en de bijbehorende regeling is exact bepaald in welke gevallen een project vanwege de beperkte gevolgen voor de luchtkwaliteit niet aan de grenswaarden hoeft te worden getoetst. Dit kan het geval zijn wanneer een project een effect heeft van minder dan 3% van de jaargemiddelde grenswaarde NO2 en PM10, of indien een project in een specifiek aangeduide categorie valt (zoals woningbouw met 1 ontsluitingsweg en minder dan 1.500 woningen).

6.10.2 Onderzoek

In de huidige situatie is er sprake van een verkeersstroom op de Kennedylaan. Op dit moment wordt de Sluiskiltunnel gerealiseerd. Ten gevolge van de realisatie van de Sluiskiltunnel zulllen de verkeersstromen wijzigen en zal de verkeersintensiteit  op de Kennedylaan afnemen. De ontwikkeling van de Kennedylaan zorgt voor verkeersgeneratie, zoals opgenomen in paragraaf 6.8.3. Deze verkeersgeneratie zorgt daarmee weer voor een toename van de verkeersintensiteiten op de Kennedylaan. Deze toename van het verkeer is vergelijkbaar met de afname van het verkeer ten gevolge van de realisatie van de Sluiskiltunnel. Deze beide ontwikkelingen zorgen ervoor dat de totale verkeersintensiteit uiteindelijk niet wijzigt. De verkeersintensiteit in 2025 is vergelijkbaar met de verkeersintensiteit in 2015.

Omdat de verkeersintensiteit op de Kennedylaan niet toeneemt ten opzichte van de verkeersintensiteit in 2015 is nader onderzoek naar de luchtkwaliteit niet noodzakelijk. Het aspect luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor de vaststelling van het bestemmingsplan.

6.10.3 Conclusie

Het aspect luchtkwaliteit staat de uitvoering van dit bestemmingsplan niet in de weg.

6.11 Leidingen

Onderzoek en conclusie

In (de nabije omgeving van) het plangebied zijn geen planologisch relevante leidingen aanwezig. Dit aspect vormt daarmee geen belemmering voor de vaststelling van het bestemmingsplan.

Hoofdstuk 7 Economische uitvoerbaarheid

Economische uitvoerbaarheid

Naast de planologische haalbaarheid van het project zoals getoetst in voorgaande paragrafen, moet ook de economische uitvoerbaarheid van het project aangetoond worden.

De economische uitvoerbaarheid van het voorliggende plan is voldoende verzekerd. Initiatiefnemer draagt de exploitatiekosten van de planontwikkelingen. De gemeente heeft vastgesteld dat initiatiefnemer een solvabele partij is, die over voldoende financiële draagkracht beschikt om de voorziene ontwikkeling uit te voeren.

Kostenverhaal

In de Wro is de Grondexploitatiewet opgenomen. Deze regelt verplicht kostenverhaal door de gemeente. De gemeente legt dit kostenverhaal vast in een exploitatieplan. Een exploitatieplan hoeft niet te worden vastgesteld indien het kostenverhaal anderszins is verzekerd. Bijvoorbeeld doordat met alle grondeigenaren hierover een overeenkomst is gesloten of als de gemeente volledig zelf het grondeigendom heeft.

Een exploitatieplan is niet noodzakelijk aangezien met een overeenkomst tussen initiatiefnemer en gemeente de gemeentelijke kosten zijn afgedekt.

Conclusie

De economische uitvoerbaarheid van het project is afdoende gewaarborgd. Het opstellen van een exploitatieplan is niet noodzakelijk.

Hoofdstuk 8 Beschrijving juridische regeling

8.1 Standaard vergelijkbare bestemmingsplannen (SVBP)

De Wro bepaalt dat ruimtelijke plannen digitaal en analoog beschikbaar moeten zijn. Dit brengt met zich mee dat bestemmingsplannen digitaal uitwisselbaar en op vergelijkbare wijze gepresenteerd moeten worden. Met het oog hierop stellen de Wro en de onderliggende regelgeving eisen waaraan digitale en analoge plannen moeten voldoen. Zo bevat de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP) bindende afspraken waaraan het bestemmingsplan moet voldoen. De SVBP kent (onder meer) hoofdgroepen van bestemmingen, een lijst met functie- en bouwaanduidingen, gebiedsaanduidingen en een verplichte opbouw van de regels en het renvooi.

8.2 Opzet van de bestemmingsregeling

Ten aanzien van de opzet van het bestemmingsplan (verbeelding en regels) is het volgende van belang.

Karakter bestemmingsplan

Dit bestemmingsplan is niet direct toegespitst op een bepaald bouwplan. Het betreft een globaal bestemmingsplan dat ruimte laat voor nader op te stellen bouwplannen.

Opzet verbeelding

De verbeelding bestaat uit twee bestemmingen: 'Detailhandel' en 'Verkeer'.

Opzet planregels

Volgens SVBP2012 hebben de planregels een vaste hoofdstukindeling, in een vaste volgorde:

  • in hoofdstuk 1 (inleidende regels) worden in de regels gehanteerde begrippen, voor zover nodig, gedefinieerd, en wordt de wijze van meten bepaald;
  • in hoofdstuk 2 (bestemmingsregels) worden alfabetisch de regels gegeven waarmee de bestemmingen die op de plankaart voorkomen nader worden omschreven;
  • hoofdstuk 3 (algemene regels) bevat een anti-dubbeltelbepaling, een algemene bouwregel, algemene afwijkingsregel en algemene aanduidingsregels;
  • hoofdstuk 4 (slotregel) ten slotte de titel van het plan.

Bestemmingsartikelen hebben ook een standaard opbouw. In het voorliggende plan hebben deze de volgende opbouw.

  • bestemmingsomschrijving;
  • bouwregels (onderverdeeld in toelaatbaarheid van bouwwerken en bouwhoogte, oppervlakte en inhoud);
  • specifieke gebruiksregels.

8.3 Toelichting per bestemming

Artikel 3 Detailhandel

Bestemmingsomschrijving

De bestemming Detailhandel is toegekend aan de huidige winkels aan de Kennedylaan Oost en de nieuwe winkels aan de Kennedylaan West. Voor de bestaande winkels aan de Kennedylaan Oost is de aanduiding 'detailhandel perifeer' opgenomen. Ter plaatste is uitsluitend perifere detailhandel gewenst. In de bestemming zijn ook de parkeerterreinen en de laad- en losvoorzieningen als detailhandel bestemd. Verder is in de bestemmingsomschrijving de mogelijkheid geboden voor de realisatie van horeca. Deze functie is toegestaan met een aanduiding. Deze functie is gewenst aan de Kennedylaan West en in de paviljoens.

Voor de supermarkten is een functieaanduiding 'supermarkt' opgenomen aan de Kennedylaan West. Hierdoor kunnen deze zich alleen daar vestigen.

Op de noordwestelijke kop van de Kennedylaan West is de aanduiding 'wonen' opgenomen. Binnen dit vlak is het toegestaan om tevens te wonen. Voor deze locatie is tevens een aanduiding 'kantoor' opgenomen. Indien het niet wordt ingevuld met appartementen dan kan de ruimte worden ingevuld met kantoren.

Bouwregels

In de bouwregels is door middel van een bouwvlak aangegeven waar de bebouwing mag worden gerealiseerd. Voor de bebouwing aan de Kennedylaan West is een bouwhoogte van 11 m opgenomen. Deze hoogte is niet voor het volledige volume noodzakelijk maar om flexibiliteit te bieden is deze hoogte wel opgenomen.

De bouwhoogte ter plaatse van het aanduidingsvlak 'wonen' en 'kantoor' is 25 m, hiermee wordt de mogelijkheid geboden om op de verdiepingen appartementen te realiseren. Uit akoestisch onderzoek is gebleken dat de zuidwestgevel van de appartementen doof moet worden uitgevoerd. In de regels is dan ook opgenomen dat de zuidwestgevel van de appartementen doof moet worden uitgevoerd. Geluidsgevoelige ruimten zijn in de Wet geluidhinder in artikel 1 gedefineerd.

Op de Kennedylaan West komt tevens het tankstation. Dit bouwvlak heeft een hoogte van 6 meter. Direct grenzend hieraan wordt tevens de mogelijkheid gecreëerd om op het parkeerdek te komen. Dit is vastgelegd met een specifieke bouwaanduiding - 1. Ter plaatse zijn bouwwerken, geen gebouwen zijnde toegestaan met een hoogte van 11 m. Hiermee heeft dit dezelfde hoogte als de bouwhoogte van de eerste verdieping.

Voor Kennedylaan Oost is de bestaande hoogte opgenomen. Bij de winkel Naeije Verstrate is aan de achterzijde een uitbreidingsmogelijkheid opgenomen. Ter plaatse is hiervoor het bouwvlak vergroot. Mocht deze mogelijkheid te beperkt zijn voor de gewenste uitbreiding dan is tevens een wijzigingsbevoegdheid opgenomen. Met deze wijzigingsbevoegdheid kan het bouwvlak verder worden vergroot.

Voor de paviljoens is op dit moment nog onbekend waar ze exact worden gebouwd. Om ervoor te zorgen dat de locatie van de paviljoens flexibel blijft is een groter bouwvlak opgenomen. De mogelijkheden bij het westelijk paviljoen zijn uitgebreider dan bij het oostelijk paviljoen. Om te voorkomen dat binnen het bouwvlak een groter paviljoen wordt gebouwd is bij het westelijk paviljoen een bebouwingspercentage opgenomen.

Specifieke gebruiksregels

In de specifieke gebruiksregels is het beoogde programma vastgelegd. Per functie en soort detailhandel is een maximum oppervlakte opgenomen. Uit het oogpunt dat deze ontwikkeling complementair moet zijn aan het centrum van Terneuzen en een versterking is voor de winkelstad Terneuzen als geheel zijn de winkelbranches voor GDV specifiek vastgelegd in een bijlage bij de regels. Het programma is als volgt opgebouwd.

Nieuw programma Kennedylaan:

  • 10.755 m² bedrijfsvloeroppervlak perifere detailhandel.
  • 1.500 m² grootschalige detailhandel.
  • nog 3.000 m² van de perifere detailhandel mag worden ingevuld met grootschalige detailhandel.
  • 3.000 m² supermarkt, waarbij iedere supermarkt heeft een oppervlakte van tenminste 1.000 m2 bvo en ten hoogste 1.800 m2 bvo.

Bestaande detailhandel Kennedylaan:

  • 21.000 m² bestaand bedrijfsvloeroppervlak aan perifere detailhandel.

Aan de Kennedylaan Oost is al een brasserie gevestigd. Deze is voorzien van de aanduiding horeca. Deze brasserie is ongeveer 300 m² bedrijfsvloeroppervlak. Aan de Kennedylaan West wordt nog een brasserie toegestaan van 200 m². In totaal wordt 500 m² aan horeca in het plangebied toegestaan.

Voor grootschalige detailhandel geldt dat dit een grootschalig karakter moet hebben Daarvoor is dan ook een minimale oppervlakte maat van 1.500 m² bvo per winkel opgenomen.

Artikel 4 Gemengd

De bestemming Gemengd is opgenomen voor de achterzijde van de Kennedylaan oost. Aan deze zijde is het gewenst om in de toekomst opslag te laten plaatsvinden of garageboxen te realiseren. Aangezien ter plaatse nu sprake is van een groene invulling wordt Groen ook wederom mogelijk gemaakt. Door middel van een bouwvlak is de locatie van de beoogde garageboxen aangegeven. Eveneens is geregeld dat opslag van goederen niet hoger mag worden dan de garageboxen.

Artikel 5 Verkeer

De bestemming Verkeer is toegekend aan de bestaande wegen. Ook het kruispunt Kennedylaan - Stationsweg is planologisch mogelijk gemaakt.

Artikel 6 Waarde - Archeologie

Door middel van deze bestemming zijn eventuele aanwezige archeologische waarden veiliggesteld. Bij een grondverstoring groter dan 500 m² en dieper dan de vrijstellingsdiepte moet door middel van archeologisch onderzoek worden aangetoond dat er ter plaatse van het plangebied geen archeologisch waarden aanwezig zijn.

Artikel 7 Waterstaat - Waterkering

De secundaire waterkering van Rijkswaterstaat is opgenomen. Indien ter plaatse werkzaamheden plaatsvinden dan moet door middel van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken worden bepaald of de waterkering onevenredig wordt aangetast.

11.1 Geluidszone - Industrie

De geluidszone van het bedrijventerrein Oostelijke Kanaaloevers is opgenomen in het bestemmingsplan. Middels akoestisch onderzoek is gebleken dat de bouw van woningen binnen de zone mogelijk is. In de regels is dan ook een uitzondering gemaakt dat ter plaatse van de aanduiding wonen, woningen mogen worden gerealiseerd.