50.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden
50.3.1 Uitvoeringsverbod zonder omgevingsvergunning
Het is verboden op of in de gronden met de bestemming Waarde - Archeologie - 3 zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag (omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
-
a. het uitvoeren van grondbewerkingen op een grotere diepte dan 50 cm, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, en ophogen maar waartoe niet wordt gerekend de aanleg en het onderhoud van drainage;
-
b. het graven, verbreden en dempen van sloten , vijvers en andere wateren dieper dan 50 cm onder het bestaande maaiveld;
-
c. het uitvoeren van heiwerkzaamheden en het op een of ander wijze indrijven van voorwerpen;
-
d. het aanbrengen van oppervlakteverhardingen;
-
e. het verlagen of verhogen van het waterpeil;
-
f. het aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd;
-
g. het aanleggen van ondergrondse kabels en leidingen en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
-
h. het verdiepen en afgraven van de waterbodem.
50.3.2 Uitzonderingen op het uitvoeringsverbod
Het verbod van 50.3.1 is niet van toepassing, indien de werken en werkzaamheden:
-
a. werken en/of werkzaamheden die normaal beheer of onderhoud betreffen;
-
b. werken en/of werkzaamheden die mogen worden uitgevoerd krachtens een verleende omgevingsvergunning voor het bouwen of omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden of ontgrondingsvergunning;
-
c. een te verstoren oppervlakte beslaan van ten hoogste 1.000 m²;
-
d. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan;
-
e. ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd;
-
f. indien is aangetoond dat in het verleden bodemverstoringen hebben plaatsgevonden op hetzelfde oppervlak en dezelfde diepte dan de geplande werkzaamheden.
50.3.3 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning
De werken en werkzaamheden, zoals in lid 50.3.1 bedoeld, zijn slechts toelaatbaar, indien de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden aan de hand van nader archeologisch onderzoek kan aantonen dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden aanwezig zijn. Voorts zijn de werken en werkzaamheden toelaatbaar, indien:
-
a. de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden een rapport heeft overlegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
-
b. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de activiteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden regels te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de activiteiten door een archeologisch deskundige.