Plan: | Axel, Zomerlust |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0715.BPAXL10-VG01 |
Aannemingsbedrijf Van der Poel B.V. is voornemens om aan Boslaan 1 en 3 in Axel de huidige bebouwing van restaurant Zomerlust en de naast gelegen woning te slopen en daar 2 woongebouwen van elk 12 appartementen en 6 ruime vrije kavels te realiseren.
De gemeente Terneuzen wenst medewerking te verlenen aan dit initiatief. Echter het initiatief past niet in de ter plaatse geldende beheersverordening ‘Axel-Zuid’ (vastgesteld op 30 mei 2013). Om de beoogde ontwikkeling planologisch mogelijk te maken wordt een nieuw bestemmingsplan opgesteld. Het voorliggende bestemmingsplan betreft dat bestemmingsplan.
Het plangebied ligt centraal aan de zuidzijde van Axel. Direct grenzend aan de oostzijde van het plangebied liggen de sportvoorzieningen van de kern Axel. Deze sportvoorzieningen als ook het plangebied worden ontsloten via de Boslaan die over gaat in de Sportlaan. Aan de westzijde wordt het plangebied begrensd door de Kinderdijk. Deze weg is de verbindingsweg richting Zuiddorpe. In de directe omgeving van het plangebied ligt het natuurgebied Smitsschorre.
In figuur 1.1. is de ligging van het plangebied weergegeven.
Figuur 1.1. Ligging van het plangebied
Ter plaatse geldt de beheersverordening ‘Axel-Zuid’ (vastgesteld op 30 mei 2013). Deze beheersverordening is opgesteld ter vervanging van de bestemmingsplannen Smitsschorre en Zuid-Oost inclusief alle herzieningen. In figuur 1.2. is een uitsnede van het bestemmingsplan Zuid-Oost opgenomen na toepassing van de 5de en tevens laatste herziening.
Figuur 1.2. Uitsnede bestemmingsplan Zuid-Oost 5e herziening
Ter plaatse van het plangebied geldt het besluitvlak Horeca en het besluitvlak Water. Dit komt overeen met het bestemmingsplan Zuid-Oost. Op basis van deze twee bestemmingen is de ontwikkeling van de nieuwe woningen zowel grondgebonden als in de vorm van de appartementen niet mogelijk.
De opbouw van de toelichting op dit bestemmingsplan is als volgt:
Het plangebied ligt centraal aan de zuidzijde van Axel. Het plangebied bestaat uit een horeca-complex en een vrijstaande woning. De bestaande woning staat sinds geruime tijd leeg. Het horeca-complex is nog steeds in gebruik. Deze panden zijn in dusdanige staat dat deze niet voor renovatie in aanmerking komen.
De directe omgeving van het plangebied wordt voornamelijk gekenmerkt door het natuurlijke karakter, met in de directe omgeving ook sportvoorzieningen. Dit natuurlijke karakter blijkt uit de bossen en het water direct grenzend aan het plangebied. Deze maken deel uit van het natuurgebied Smitsschorre, dat de omgeving van het plangebied een idyllische uitstraling geeft en tevens tot een unieke woonlocatie maakt.
De sportvoorzieningen direct grenzend aan het plangebied zijn de tennisvelden. Op grotere afstand bevinden zich de voetbalvelden, een crossbaan en een zwembad. Langs de Kinderdijk bevinden zich diverse woningen.
Figuur 2.1 Ligging plangebied
Het beoogde nieuwe bouwprogramma bestaat uit de realisatie van 24 appartementen en 6 grondgebonden woningen. De appartementen worden gerealiseerd in twee gebouwen. Deze gebouwen worden elk voorzien van drie bouwlagen met een kap. De appartementengebouwen worden geprojecteerd aan de zijde van de Kinderdijk, direct langs de waterkant. Hierdoor gaat het meest zuidelijke gebouw een markant element aan de zuidelijke entree van Axel vormen en tevens een markant element voor de betreding van het sportpark. Door de appartementen op deze locatie te realiseren ontstaat tevens een prettig zichtveld vanuit de appartementen. Hierbij heeft het aangrenzende water een belangrijke rol.
Om het noordelijke appartementengebouw iets meer (buiten)ruimte te gunnen zou het wenselijk zijn om de noordwestelijke spie van de gemeente Terneuzen te verwerven (zie figuur 2.2). In figuur 2.3. is een referentiebeeld opgenomen van de beoogde appartementen.
De grondgebonden woningen worden beoogd in de vorm van een kort straatje met aan weerszijden de kavels. Het betreft 6 ruime bouwkavels. Op deze bouwkavels kan een vrijstaande woning of een twee-onder-een-kap woning worden gerealiseerd. De woningen zijn beoogd in maximaal 2 bouwlagen met een kap. Door de woningen op circa 5 meter uit de voorste perceelsgrens te bouwen ontstaan diepe achtertuinen.
Figuur 2.2. Plattegrond beoogde ontwikkeling
Voor de appartementen wordt het parkeren voorzien in garageboxen en in de openbare ruimte. De garageboxen worden qua architectuur afgestemd op de appartementen en worden gerealiseerd tussen de appartementen en de grondgebonden woningen. Voor de vrijstaande en twee-onder-een-kap woningen wordt uitgegaan van parkeerplaatsen op eigen terrein.
Figuur 2.3. Referentiebeeld appartementen en garageboxen
Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (2012)
Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar & veilig. Daar streeft het Rijk naar een aanpak die ruimte geeft aan regionaal maatwerk, de gebruiker voorop zet, investeringen scherp prioriteert en ruimtelijke ontwikkelingen en infrastructuur met elkaar verbindt. De nieuwe Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (2012) geeft een nieuw, integraal kader voor het ruimtelijk- en mobiliteitsbeleid op rijksniveau en is de 'kapstok' voor bestaand en nieuw rijksbeleid met ruimtelijke consequenties.
In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte formuleert het Rijk drie hoofddoelen om Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar & veilig te houden voor de middellange termijn (2028):
De drie rijksdoelen zijn uitgewerkt in 13 nationale belangen, waarmee het Rijk aangeeft waarvoor het verantwoordelijk is en waarop het resultaten wil boeken.
Toetsing
Voor het plangebied geldt dat bij de ontwikkeling van het voorgenomen plan geen nationale belangen uit de structuurvisie in het geding zijn. Het bestemmingsplan is niet in strijd met de nationale belangen, zoals verwoord in de structuurvisie.
Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro)
Het Rijk heeft met het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro), de nationale ruimtelijke belangen juridisch vastgelegd. Het gaat om regels voor onder meer het bundelen van verstedelijking, de bufferzones, nationale landschappen, de Ecologische Hoofdstructuur, de kust, grote rivieren en militaire terreinen. Met de AMvB Ruimte maakt het Rijk proactief duidelijk waar provinciale verordeningen en gemeentelijke bestemmingsplannen aan moeten voldoen.
Besluit ruimtelijke ordening
Om een zorgvuldig gebruik van de schaarse ruimte te bevorderen, is de ladder voor duurzame verstedelijking geïntroduceerd. Dat betekent: eerst bekijken of er in de regio vraag is naar een bepaalde nieuwe ontwikkeling, vervolgens bekijken of het bestaande stedelijk gebied of bestaande bebouwing kan worden hergebruikt en mocht nieuwbouw echt nodig zijn, dan altijd zorgen voor een optimale inpassing en multimodale bereikbaarheid.
Toetsing
In bijlage 1 is een onderbouwing voor de Ladder van duurzame verstedelijking opgenomen. Hieruit blijkt dat met de ontwikkeling van een bijzonder woonmilieu op een bijzondere transformatielocatie in Axel sprake is van zorgvuldig ruimtegebruik. De ontwikkeling voldoet aan de uitgangspunten van de ladder voor duurzame verstedelijking.
Omgevingsplan Zeeland 2012 – 2018
Algemeen
Het Omgevingsplan Zeeland 2012 – 2018 geeft de provinciale visie op de toekomstige ontwikkeling van de fysieke leefomgeving in Zeeland. Voor een krachtig Zeeland zijn economische groei, ontwikkeling en innovatie nodig. De Provincie Zeeland draagt daar als regionaal bestuur met eigen taken en verantwoordelijkheden actief aan bij. De Provincie zet in op een sterke economie, een goed woon- en werkklimaat en kwaliteit van water en landelijk gebied.
Woningbouw
Voor woningbouw zijn de volgende beleidslijnen relevant.
Verordening Ruimte Provincie Zeeland
In de verordening is ten aanzien van woningbouw aangegeven dat in de toelichting bij een bestemmingsplan aannemelijk wordt gemaakt dat het plan voorziet in een aantoonbare regionale behoefte waarbij in die behoefte primair wordt voorzien binnen een bestaand stedenbouwkundig samenstel van bebouwing door locaties voor herstructurering of transformatie te benutten.
Toetsing
De locatie ligt binnen het gebied dat is aangeduid als bestaand stedelijk gebied. Middels transformatie wordt de locatie ingevuld en krijgt deze een kwaliteitsimpuls.
Structuurvisie Terneuzen 2025
In de Structuurvisie Terneuzen 2025 wordt op hoofdlijnen vastgelegd waar de gemeente Terneuzen op maatschappelijk, economisch en ruimtelijk gebied zou moeten staan in 2025. De structuurvisie steunt op diverse beleidsdocumenten zoals de Gebiedsvisie Zeeuws-Vlaamse Kanaalzone en een aantal sectorale notities zoals de Structuurvisie Detailhandel, het wegencategoriseringsplan, het actieplan Economie en de notitie 'Op pad' van de provincie Zeeland, die als bouwstenen hebben gediend.
Bij het opstellen van de structuurvisie is gebruik gemaakt van de zogenaamde lagen- benadering, die de kwaliteiten in een gebied met elkaar in verband brengt. De lagen- benadering wordt gezien als een zorgvuldige methode om ruimtelijke keuzes te onderbouwen.
Voor het bestemmingsplan is met name het thema wonen van belang.
Wonen
De toekomstige woningbehoefte hangt samen met demografische ontwikkelingen. In kwantitatieve zin zal de vraag naar woningen beperkt zijn, omdat het aantal huishoudens in de structuurvisieperiode nauwelijks meer groeit. In kwalitatieve zin is sprake van een enorme discrepantie tussen de bestaande voorraad (vooral grondgebonden (rij)woningen) en de vraag naar woningen die een meerwaarde hebben waaronder luxe appartementen.
Regionale woonvisie 2014
In de regionale woonvisie wordt een visie, ambitie en missie gepresenteerd voor de woningbouw in de regio. Voor wat betreft de visie gaat het om een gezondere balans tussen de veranderende woningvraag en aanbod waarbij alle aprtijen vanuit hun kernopgave en rol denken en handelen.
De ambitie betreft onder andere:
Hiervoor zijn vijf kernthema's geformuleerd. Van deze kernthema's is het thema "kwaliteit staat voorop" van toepassing op het voorliggende bestemmingsplan.
Regionale planningslijst woningbouw
Het project Zomerlust in Axel is niet opgenomen in de huidige planningslijst woningbouw. Omdat dit een uniek project op een unieke locatie betreft wenst de gemeente Terneuzen toch medewerking te verlenen. De gemeente Terneuzen zal het project vervolgens verwerken in de te actualiseren planningslijst woningbouw.
Toetsing
De woningen worden gerealiseerd op een reeds bebouwde locatie. Herinvulling van deze locatie voorkomt verdere verpaupering en geeft de locatie een kwaliteitsimpuls.
Ten aanzien van het plangebied kunnen uit het relevante beleid de volgende conclusies getrokken worden:
Op basis van de bovenstaande conclusies is de herontwikkeling van Zomerlust in Axel,Terneuzen beleidsmatig gewenst.
Beleid
Ten behoeve van een ruimtelijke ontwikkeling dient een watertoets met het waterschap overlegd te worden. Bij de watertoets gaat het om allerlei waterhuishoudkundige aspecten, waaronder veiligheid, wateroverlast, watertekort, waterkwaliteit en verdroging, en om alle wateren: rijkswateren, regionale wateren en grondwater. Het is niet een toets achteraf, maar een proces dat de initiatiefnemer van een bestemmingsplan en de waterbeheerder in een zo vroeg mogelijk stadium met elkaar in gesprek brengt. Bij het tot stand komen van deze paragraaf wordt overleg gevoerd met de waterbeheerder. De opmerkingen van de waterbeheerder worden dan vervolgens verwerkt in de waterparagraaf.
Bij het Waterschap Scheldestromen wordt hiervoor een watertoetstabel gebruikt. In deze tabel zijn de hiervoor genoemde aspecten verwerkt. Onderstaande watertoetstabel is ingevuld voor de ontwikkeling Zomerlust. Deze wordt ook kortgesloten met het waterschap. De reactie van het waterschap wordt in de bijlage van het bestemmingsplan opgenomen.
Toetsing
Tabel 4.1 Watertoetstabel
Thema en water(beheer)doelstelling | Uitwerking |
Waterveiligheid
Waarborgen van het veiligheidsniveau en rekening houden met de daarvoor benodigde ruimte. |
Het plangebied is niet gelegen binnen de kern- of beschermingszone van een primaire of secundaire waterkering. Het bestemmingsplan heeft dan ook geen invloed op de waterveiligheid ter plaatse. |
Wateroverlast (vanuit oppervlaktewater) Het plan biedt voldoende ruimte voor het vast-houden, bergen en afvoeren van water. Waarborgen van voldoende hoog bouwpeil om inundatie vanuit oppervlaktewater in maatgevende situaties te voorkomen. Waterberging voldoet aan de capaciteit om 75 liter per m2 verhard oppervlak te kunnen bergen. Rekeninghouden met de gevolgen van klimaat-verandering en de kans op extreme weersituaties. |
Ten gevolge van de ontwikkeling wordt er circa 1.959m2 extra verharding gerealiseerd. Conform de normen van het Waterschap Scheldestromen geldt een watercompensatienorm van 75 mm per m2. Op basis daarvan kan gesteld worden dat er 147 m3 aan watercompensatie gerealiseerd dient te worden. Onder de parkeerplaatsen en de weg kan het aquaflowsysteem worden toegepast om water te bufferen. Verder zal het water afgekoppeld worden op de watergang. Om de waterkwaliteit van de watergang direct ten noorden van de gebouwen te verbeteren wordt deze aangesloten op de Kleine Kreek. |
Grondwaterkwantiteit en verdroging
Tegengaan / verhelpen van grondwateroverlast en -tekort. Rekening houden met de gevolgen van klimaatverandering. Beschermen van infiltratiegebieden en benutten van infiltratie-mogelijkheden. |
De ontwikkeling voorziet niet in het oppompen van grondwater. De ontwikkellocatie beschikt wel over beperkt tot ruime infiltratiemogelijkheden. Ten opzichte van de huidige situatie zal er geen (negatief) effect optreden. |
Hemel- en afvalwater
(inclusief water op straat / overlast) Waarborgen optimale werking van de zuiveringen/ RWZI's en van de (gemeentelijke) rioleringen. Afkoppelen van (schone) verharde oppervlakken in verband met de reductie van hydraulische belasting van de RWZI, het transportsysteem en het beperken van overstorten. |
Het afvalwater ten gevolge van de ontwikkeling zal afgevoerd worden op de aanwezige gemeentelijke riolering. Hierbij zal het hemelwater afgekoppeld worden zodat dit apart van het vuilwater kan worden afgevoerd. |
Volksgezondheid (water gerelateerd) Minimaliseren risico watergerelateerde ziekten en plagen. Voorkomen van verdrinkingsgevaar/-risico's via o.a. de daarvoor benodigde ruimte. |
De ontwikkeling heeft geen invloed op de water gerelateerde volksgezondheid. |
Bodemdaling
Voorkomen van maatregelen die (extra) maaivelddalingen in zettinggevoelige gebieden kunnen veroorzaken. |
De ontwikkellocatie is weinig zettingsgevoelig. Hiermee dient rekening gehouden te worden in de bouwfase. |
Oppervlaktewaterkwaliteit Behoud / realisatie van goede oppervlaktewaterkwaliteit. Vergroten van de veerkracht van het watersysteem. Toepassing van de trits schoonhouden, scheiden en zuiveren. |
Om te voorkomen dat hemelwater verontreinigd raakt dient het gebruik van uitlogende materialen zoals zink en lood te worden voorkomen en dient het gebruik van duurzame bouwmaterialen te worden bevorderd. |
Grondwaterkwaliteit Behoud / realisatie van een goede grondwaterkwaliteit. Denk aan grondwaterbeschermingsgebieden. |
De grondwaterkwaliteit wordt door het plan niet negatief beïnvloed. |
Natte natuur
Ontwikkeling/bescherming van een rijke gevarieerde en natuurlijk karakteristieke aquatische natuur. |
De ontwikkeling zorgt niet voor (negatieve) effecten op de in de nabije omgeving aanwezige natte natuur. |
Onderhoud oppervlaktewater
Oppervlaktewater moet adequaat onderhouden worden. Rekening houden met obstakelvrije onderhoudsstroken vrij van bebouwing en opgaande (hout)beplanting. |
Aan de noord- en westkant van het plangebied is primair oppervlaktewater aanwezig. Hiervoor geldt een beschermingszone van 7 m. De beoogde appartementen liggen binnen deze zone. Om hier te kunnen bouwen dient een watervergunning te worden aangevraagd. |
Andere belangen waterbeheerder(s) | |
Relatie met eigendom waterbeheerder
Ruimtelijke ontwikkelingen mogen de werking van objecten (terreinen, milieuzonering) van de waterbeheerder niet belemmeren. |
De ontwikkeling vormt geen belemmering voor eigendommen van de waterbeheerder. |
Scheepvaart en/of wegbeheer
Goede bereikbaarheid en in stand houden van veilige vaarwegen en wegen in beheer en onderhoud bij Rijkswaterstaat, de provincie en/of het waterschap. |
Dit aspect is opgenomen in de verkeersparagraaf. |
Conclusie
Het aspect water vormt geen belemmering voor de vaststelling van het bestemmingsplan.
Bij de voorbereiding van een ruimtelijk plan dient onderzocht te worden of de Flora- en faunawet, de Natuurbeschermingswet 1998 en het beleid van de provincie ten aanzien van het Nationaal Natuurnetwerk (voorheen de Ecologische Hoofdstructuur) de uitvoering van het plan niet in de weg staan.
Quickscan
Ten behoeve van het bestemmingsplan is een quickscan uitgevoerd, zie bijlage 2. De conclusies van deze quickscan zijn in deze paragraaf opgenomen.
Gebiedsbescherming
Het plangebied ligt op circa 9 kilometer van het door de Natuurbeschermingswet 1998 beschermde Natura 2000-gebied 'Westerschelde & Saeftinghe'. De afstand tot het Natura 2000-gebied Canisvliet bedraagt circa 8 km. Gezien de grote afstand tot het plangebied en de kleinschalige aard van de ingreep, doet het voornemen geen afbreuk aan de instandhoudingsdoelen van het Natura 2000-gebied. Een vergunning in het kader van de Natuurbeschermingswet 1998 (ex. artikel 19d lid 1) is niet nodig. De Natuurbeschermingswet staat de uitvoering van het plan niet in de weg.
Het plangebied maakt geen deel uit van het Natuurnetwerk Zeeland (NNZ; zie figuur 4.1). Omdat het voornemen echter op korte afstand (binnen 100 meter) van het Natuurnetwerk Zeeland is gesitueerd is een nadere beoordeling nodig.
Figuur 4.1: Ligging plangebied (rode cirkel) ten opzichte van het Natuurnetwerk Zeeland (bron: geo-loket provincie Zeeland)
Afbakening van de effecten
Omdat de beoogde ontwikkeling buiten het NNZ plaatsvindt kan op voorhand geconcludeerd worden dat het plan niet zal leiden tot areaalverlies of versnippering binnen het NNZ. Het voornemen heeft daardoor geen directe effecten op wezenlijke kenmerken en waarden. Ook aanpassing van de waterhuishouding is niet aan de orde. Mogelijk treden potentiële negatieve effecten op als gevolg van verzuring/vermesting of verstoring (door een toename van verkeerslawaai en licht nabij NNZ). Deze potentiële effecten worden in de volgende paragraaf nader uitgewerkt.
Verzuring/vermesting
De huidige achtergronddepositie in de directe omgeving van het plangebied bedraagt circa 1625 mol N/ha/jr (totaal-stikstof; bron Planbureau voor de Leefomgeving). De omliggende natuurtypen kennen een kritische depositiewaarde van meer dan 2.000 mol N per jaar. Enkele extra mollen depositie (of minder) als gevolg van het plan zal daarom geen negatieven gevolgen hebben voor de kwaliteit van deze natuurtypen.
Geluid
Eventuele geluidshinder is te verwachten als gevolg van de toename van de verkeersbewegingen van en naar het plangebied, dat zich naast de Ecologische Hoofdstructuur zal afwikkelen. Ten aanzien van het thema verstoring door wegverkeerslawaai geeft een publicatie van de Commissie voor de Milieueffectrapportage een goede indicatie inzake de omvang van het te verwachten ecologische effect. In de factsheet Vogels en wegverkeer in m.e.r. (2011) maakt de commissie op basis van alle relevante onderzoeksliteratuur onderscheid in twee typen wegen: minder drukke wegen (<10.000 verkeersbewegingen per etmaal) en drukke wegen (>10.000 verkeersbewegingen per etmaal). De voor dit plan relevante wegen bevinden zich in de eerste categorie (zie akoestisch onderzoek in bijlage 4) en zullen als gevolg van de beoogde ontwikkeling niet doorgroeien naar een zwaardere categorie. Dit betekent dat er ecologisch gezien dus geen sprake zal zijn van extra verstoring door verkeerslawaai.
Licht
De ontsluiting van het terrein is direct op de Boslaan gesitueerd. Het licht van zwaaiende koplampen die de Boslaan en vervolgens de Kinderdijk oprijden, zal net als in de huidige situatie worden afgeschermd door het aanwezige bos en groenstrook langs de Kinderdijk. Ook eventuele lichtuitstraling van de bebouwing wordt door het op korte afstand aanwezige bos en de laanbomen langs de Kinderdijk tegen gehouden. Verstoringseffecten door nieuwe lichtbronnen worden hierdoor uitgesloten.
Conclusie: Het beleid van de provincie ten aanzien van het Natuurnetwerk Zeeland staat de uitvoering van het plan niet in de weg.
Soortenbescherming
In de quickscan is vastgesteld dat er algemene kleine grondgebonden zoogdieren en ambifieën kunnen voorkomen in en direct rond het plangebied. Voor deze soorten bestaat een algemene vrijstelling van de Flora- en faunawet. Daarnaast komen er algemene broedvogels voor. In verband met het voorkomen van algemene broedvogels is het noodzakelijk om te werken buiten het broedseizoen of op een manier dat de vogels niet tot broeden komen.
Verder kan het voorkomen van beschermde planten (grote keverorchis, daslook en vogelmelk), vleermuizen (foerageergebied, verblijfplaatsen, vlieg- en migratieroutes), vogels met vaste rust- en verblijfplaatsen (sperwer, ransuil en huismus), de rugstreeppad, de eekhoorn en de kleine modderkruiper niet worden uitgesloten. Effecten op deze soortgroepen kunnen dan ook niet worden uitgesloten. Op grond hiervan is een gerichte veldinventarisatie van belang om eventuele effecten en maatregelen op een adequate manier in te kunnen schatten. Pas na afronding van deze inventarisatie kan worden bepaald of verbodsbepalingen van de Flora- en faunawet worden overtreden en/of ontheffing Flora- en faunawet is vereist.
Conclusie
Het voorkomen van beschermde plant- en diersoorten kan niet worden uitgesloten. Er zal een veldinventarisatie plaatsvinden voorafgaand aan de sloop van de bestaande gebouwen. Met inachtneming van deze voorwaarde staat het aspect ecologie de vaststelling van het plan niet in de weg.
Archeologie
In bijlage 3 bij de toelichting van dit bestemmingsplan is het aspect archeologie uitgewerkt. Uit de toetsing aan het gemeentelijk beleidskader volgt dat voor het plangebied een zeer lage kans bestaat op het aantreffen van archeologische vondsten. In het bestemmingsplan worden dan ook geen archeologische waarden veiliggesteld.
Cultuurhistorie
In de directe omgeving van het plangebied, op ongeveer 100 meter afstand, is een beeldbepalend rijksmonument aanwezig. Het gaat om een ruim 60 meter hoge watertoren in zakelijk expressionistische stijl, gebouwd in 1936. Gezien de afstand tussen het plangebied en de watertoren alsmede de boomrijke omgeving zal de beoogde ontwikkeling het monument zelf en de beleving ervan niet aantasten.
Conclusie
De aspecten archeologie en cultuurhistorie staan de vaststelling van het bestemmingsplan niet in de weg.
Toetsingskader
Op grond van het Besluit ruimtelijke ordening dient in verband met de uitvoerbaarheid van een plan rekening gehouden te worden met de bodemgesteldheid in het plangebied. Bij functiewijzigingen dient te worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de beoogde functie en moet worden vastgesteld of er sprake is van een saneringsnoodzaak. In de Wet bodembescherming is bepaald dat indien de desbetreffende bodemkwaliteit niet voldoet aan de norm voor de beoogde functie, de grond zodanig dient te worden gesaneerd dat zij kan worden gebruikt door de desbetreffende functie (functiegericht saneren). Nieuwe bestemmingen dienen bij voorkeur op schone grond te worden gerealiseerd.
Ten behoeve van ruimtelijke plannen dient ten minste het eerste deel van het verkennend bodemonderzoek, het historisch onderzoek, te worden verricht. Indien uit het historisch onderzoek wordt geconcludeerd dat op de betreffende locatie sprake is geweest van activiteiten met een verhoogd risico op verontreiniging dient een volledig verkennend bodemonderzoek te worden uitgevoerd.
Onderzoek en conclusie
Ter plaatse van de planlocatie is door SMA Zeeland BV in 2006 een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd (zie Bijlage 4). Het doel van het verkennend bodemonderzoek is inzicht te verkrijgen in de milieuhygiënische kwaliteit van de bodem. Een geactualiseerd/hernieuwd bodemonderzoek acht de gemeente niet noodzakelijk: sindsdien hebben zich immers geen wijzigingen voorgedaan die daartoe aanleiding geven.
Uit de resultaten van dit onderzoek blijkt dat nabij de ondergrondse HBO-tank in zowel de grond als het grondwater geen gehalten aan geanalyseerde parameters boven de streefwaarde zijn aangetroffen. Voor het overige terrein geldt dat er in de bovengrond plaatselijk licht verhoogde gehalten aan diverse zware metalen, PAK en minerale olie zijn aangetroffen. Ter plaatse van het vetvangpunt worden eveneens licht verhoogde gehalten aan zware metalen, PAK en minerale olie aangetroffen. Deze lichte verontreinigingen zijn te relateren aan de aanwezigheid van puin en/of kolengruis op de locatie. In het grondwater zijn geen verontreinigingen aangetroffen.
De aangetroffen gehaltes aan zware metalen, PAK en minerale olie in de grond zijn dusdanig gering dat zij geen risico's opleveren voor de volksgezondheid en/of het milieu. Nader onderzoek is dan ook niet noodzakelijk en er gelden geen gebruiksbeperkingen voor de locatie. Het aspect bodem staat de vaststelling van het bestemmingsplan niet in de weg.
Wel dient rekening te worden gehouden met het feit dat eventueel van de locatie af te voeren grond niet zonder meer multifunctioneel toepasbaar is.
Verkeersontsluiting
Ontsluiting gemotoriseerd verkeer
Het plangebied ligt aan de Boslaan. De Boslaan is gecategoriseerd en ingericht als erftoegangsweg 30 km/h binnen de bebouwde kom. Vanaf deze weg wordt het plangebied ontsloten. De Boslaan komt in westelijke richting uit op de Kinderdijk. De Kinderdijk is een gebiedsontsluitingsweg binnen de bebouwde kom met een maximumsnelheid van 50 km/h. Het kruispunt Boslaan – Kinderdijk bestaat uit een T-aansluiting waarbij het verkeer op de Kinderdijk voorrang heeft. Vanaf de Kinderdijk is in noordelijke richting de kern van Axel te bereiken. In zuidelijke richting komt het verkeer uit op de provinciale weg N258, onderdeel van het regionale wegennetwerk.
Ontsluiting langzaam verkeer
Fietsverkeer kan via de Boslaan het plangebied bereiken. Op de Boslaan is de maximumsnelheid en de verkeersintensiteit van het gemotoriseerde verkeer laag. Een mix tussen gemotoriseerd verkeer en fietsverkeer is op deze weg op duurzaam veilige wijze mogelijk. De Kinderdijk is langs beide zijden voorzien van een in eenrichting bereden vrijliggend fietspad. Vanaf de Kinderdijk is in noordelijke richting de kern van Axel te bereiken. In zuidelijke richting sluit het fietspad aan op het regionale fietsnetwerk.
Uitgangspunten parkeerkencijfers en verkeersgeneratie
De gemeente Terneuzen heeft parkeerkencijfers in de Parkeernota 2015-2020 vastgesteld. In deze nota wordt onderscheid gemaakt tussen 'goedkoop, 'midden' en 'dure' woningen. De beoogde ontwikkeling maakt een ontwikkeling van 24 appartementen en 6 vrijstaande woningen mogelijk. Voor beide type woningen is sprake van woningen in het 'dure segment'. Dit komt enerzijds door de ligging en anderzijds door de omvang van de kavels. Verder maakt de gemeentelijke parkeernota onderscheid in de ligging van het gebied: 'Centrum', 'schil centrum' en 'rest bebouwde kom'. Het plangebied is volgens de gemeentelijke nota in 'rest bebouwde kom' gelegen.
De gemeentelijke parkeernota geeft geen kencijfers voor de verkeersgeneratie. Op basis van de gemeentelijke parkeernorm zijn de kencijfers voor de verkeersgeneratie uit de CROW publicatie 317 herleid. De parkeernorm van 2,1 parkeerplaats per dure woning is af te leiden uit de CROW publicatie 317, onder de woonfuncties 'koop vrijstaand' en 'koop etage midden' in het gebiedstype 'weinig stedelijk, rest bebouwde kom'.
Bij de vrijstaande woningen wordt in de CROW publicatie 317 een minimale parkeernorm van 1,9 parkeerplaats per woning toegepast met een verkeersgeneratie van 7,8 mvt/etmaal en een maximale parkeernorm van 2,7 parkeerplaats met een verkeersgeneratie van 8,6 mvt/etmaal. Omgerekend genereert de woonfunctie 'koop vrijstaand' in gemeente Terneuzen circa 8,0 mtv/etmaal per woning op een weekdag.
Bij de appartementen wordt in de CROW publicatie 317 een minimale parkeernorm van 1,5 parkeerplaats per woning toegepast met een verkeersgeneratie van 5,6 mvt/etmaal en een maximale parkeernorm van 2,3 parkeerplaats met een verkeersgeneratie van 6,4 mvt/etmaal. Omgerekend genereert de woonfunctie 'koop, etage, duur' in gemeente Terneuzen circa 6 mtv/etmaal per woning op een weekdag.
Om de verkeersgeneratie van een weekdag naar een maatgevende werkdag om te rekenen is de omrekenfactor 1,11 gehanteerd (CROW publicatie 317, wonen).
Verkeersgeneratie
In de huidige situatie is een horeca-complex en een woning op de locatie van het plangebied aanwezig. Deze panden staan al enige tijd gedeeltelijk leeg en vervullen daardoor niet (volledig) de functies. Vanuit de worstcase benadering wordt aangenomen dat het plangebied in de huidige situatie geen verkeer genereert. In de toekomstige situatie zullen de nieuwe woningen verkeer genereren. Op basis van de eerder geformuleerde uitgangspunten bedraagt de verkeersgeneratie ten gevolge van de planontwikkeling 213 mvt/etmaalwerkdag. Er wordt vanuit gegaan dat 90% (192 mvt) van het verkeer richting de Kinderdijk gaat. Daarvan zal circa 50% (96 mvt) richting het noorden gaan en 50% (96 mvt) richting het zuiden. De overige 10% (21 mvt) van het verkeer zal via de Boslaan richting het zuidoostelijke deel van Axel gaan.
Verkeersafwikkeling
De verkeersgegevens zijn ontleend aan het verkeersmodel van de gemeente Terneuzen. Het gemeentelijk verkeersmodel bevat intensiteiten in een werkdag situatie voor het prognosejaar 2020 (autonome situatie). In deze paragraaf wordt de verkeerssituatie in het jaar 2026 beschouwd. De intensiteiten uit het verkeersmodel zijn om die reden, op aangeven van de gemeente Terneuzen, opgehoogd met een autonome groei van 1% per jaar. Op een werkdagetmaal bedraagt de verkeersintensiteit op de Kinderdijk in 2026, zonder ontwikkeling van het plangebied, circa 8.600 mvt. Op de Boslaan zijn dat circa 1.050 mvt/werkdagetmaal in 2026.
Gezien de functie en inrichting van de Kinderdijk (asfalt, as-markering, vrijliggende fietspaden) in combinatie met de geprognotiseerde verkeersintensiteit, kan geconcludeerd worden dat er voldoende restcapaciteit is om de geringe verkeerstoename ten gevolge van de planontwikkeling te verwerken. De Boslaan is een erftoegangsweg met een lage verkeersintensiteit. Ook op deze weg is voldoende capaciteit om de verkeerstoename te verwerken. Geconcludeerd wordt dat de verkeerstoename door de ontwikkeling van het plangebied niet tot verkeersafwikkelingsproblemen leidt.
Parkeren
Voor het bepalen van de parkeerbehoefte zijn de eerder benoemde uitgangspunten gehanteerd. Conform het gemeentelijk beleid wordt voor de vrijstaande woningen een parkeernorm van 2,1 parkeerplaats per woning gehanteerd. De vrijstaande woningen hebben een totale parkeerbehoefte van 13 parkeerplaatsen. De parkeerplaatsen zijn voorzien op eigen erf. Voor de appartementen geldt een parkeernorm van 1,85 parkeerplaats per woning. In deze norm is rekening gehouden met het parkeren van bezoekers. De beoogde ontwikkeling betreft in totaal 24 appartementen met een parkeerbehoefte van 45 parkeerplaatsen. In het plan is een parkeerterrein met circa 33 parkeerplaatsen voorzien. Ter hoogte van het plangebied is langs de Boslaan voldoende ruimte om in de overige parkeerbehoefte van 12 parkeerplaatsen te voorzien. Deze zullen voornamelijk worden gebruikt op piekmomenten.
Conclusie
De ontsluiting van het plangebied is goed. De huidige infrastructuur zal het verkeer ten behoeve van het voorliggend plan kunnen afwikkelen. Het voorgenomen programma heeft een parkeerbehoefte van totaal 58 parkeerplaatsen. Er worden 13 parkeerplaatsen op eigen erf gerealiseerd en circa 33 parkeerplaatsen binnen het plangebied in openbare ruimte. Ter hoogte van het plangebied is langs de Boslaan voldoende ruimte om de overige parkeerbehoefte van 12 parkeerplaatsen te voorzien. Deze zullen voornamelijk worden gebruikt op piekmomenten.
Overwegingen bij de vaststelling van het bestemmingsplan
Bij de vaststelling van het bestemmingsplan is naar aanleiding van zienswijzen het volgende overwogen.
Ten aanzien van het tenniscomplex
Ten aanzien van het ruitersportcomplex
Beleid en Normstelling
In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt bij het opstellen van een ruimtelijk plan uit het oogpunt van de bescherming van de gezondheid van de mens rekening gehouden met de luchtkwaliteit.
Het toetsingskader voor luchtkwaliteit wordt gevormd door hoofdstuk 5, titel 5.2 van de Wet milieubeheer. Dit onderdeel van de Wet milieubeheer (Wm) bevat grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, fijn stof, lood, koolmonoxide en benzeen. Hierbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk langs wegen vooral de grenswaarden voor stikstofdioxide (jaargemiddelde) en fijn stof (jaar- en daggemiddelde) van belang. De grenswaarden van de laatstgenoemde stoffen zijn in tabel 4.2 weergegeven.
Tabel 4.2 Grenswaarden maatgevende stoffen Wm
stof | toetsing van | grenswaarde | geldig |
stikstofdioxide (NO2) 1) | jaargemiddelde concentratie | 40 µg/m³ | vanaf 2015 |
Fijn stof (PM2.5) | jaargemiddelde concentratie | 25 µg/m³ | Vanaf 2015 |
fijn stof (PM10) 2) | jaargemiddelde concentratie | 40 µg/m³ | vanaf 11 juni 2011 |
24-uurgemiddelde concentratie | max. 35 keer p.j. meer dan 50 µg/m³ | vanaf 11 juni 2011 |
Op grond van artikel 5.16 van de Wm kunnen bestuursorganen bevoegdheden, die gevolgen kunnen hebben voor de luchtkwaliteit (zoals de vaststelling van een bestemmingsplan), uitoefenen indien:
NIBM
In het Besluit niet in betekenende mate is bepaald in welke gevallen een project vanwege de gevolgen voor de luchtkwaliteit niet aan de grenswaarden hoeft te worden getoetst. Hierbij worden 2 situaties onderscheiden:
Onderzoek
Wet milieubeheer
Het bestemmingsplan voorziet in de realisatie van 30 woningen. Dit aantal woningen valt ruim onder de drempelwaarde van 1.500 woningen die is vrijgesteld van toetsing aan de grenswaarden. De ontwikkeling draagt dan ook 'niet in betekenende mate' bij aan de concentraties luchtverontreinigende stoffen. Er wordt dus voldaan aan de luchtkwaliteitswetgeving, en nader onderzoek is niet noodzakelijk.
In het kader van een goede ruimtelijke ordening is een indicatie van de luchtkwaliteit ter plaatse van het plangebied gegeven. Dit is gedaan aan de hand van de monitoringstool (http://www.nsl-monitoring.nl/viewer/) die bij het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit hoort. In Axel zijn geen rekenpunten bekend. De dichtsbijzijnde maatgevende weg is de N61 ten noorden van Axel. Uit de NSL-monitoringstool blijkt dat hier voldaan wordt aan de normen uit de Wet Milieubeheer zoals weergegeven in tabel 4.2.
Het maximale gehalte stikstofdioxide in het jaar 2030 bedraagt 16,3 µg/m³, voor fijnstof PM10 bedraagt dit maximaal 20,6 µg/m³, en voor fijnstof PM2,5 maximaal 11,8 µg/m³. Het maximaal aantal overschrijdingsdagen van het 24-uurs gemiddelde voor fijnstof bedraagt 9 dagen. In figuur 4.2 zijn de rekenpunten weergegeven.
Omdat direct langs deze weg aan de grenswaarden wordt voldaan, zal dit ook ter plaatse van het plangebied het geval zijn. Concentraties luchtverontreinigende stoffen nemen immers af naarmate een locatie verder van de weg ligt. Daarom is ter plaatse van het hele plangebied sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.
Figuur 4.2 Luchtkwalieit 2030 o.b.v. NSL-monitoringstool
Conclusie
Het aspect luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor de vaststelling van het bestemmingsplan. Ter plaatse is sprake van een acceptabel woon- en leefklimaat.
Onderzoek
Het plan maakt een ontwikkeling van 2 woongebouwen van elk 12 appartementen en 6 ruime vrije kavels mogelijk. Woningen zijn volgens de Wet geluidhinder geluidsgevoelige functies waarvoor, indien deze gelegen zijn binnen de geluidszone van een gezoneerde weg, akoestisch onderzoek uitgevoerd moet worden. De locatie ligt binnen de wettelijke geluidszone van de gezoneerde weg Kinderdijk. Op grond van de Wet geluidhinder is akoestisch onderzoek uitgevoerd. Dit onderzoek is opgenomen in de rapportage 'Zomerlust- Akoestisch onderzoek', Rho Adviseurs voor leefruimte 2015. Deze rapportage is opgenomen in Bijlage 5.
Resultaten en conclusie
Uit de modelresultaten blijkt dat de voorkeursgrenswaarde van 48 dB bij appartementenblok A en appartementenblok B overschreden wordt als gevolg van het verkeer op de gezoneerde weg Kinderdijk. De maximale ontheffingswaarde van 63 dB wordt niet overschreden.
Figuur 4.3 Overzicht bouwblokken.
Het treffen van maatregelen om de geluidsbelasting aan de gevel van de beoogde ontwikkeling te reduceren, stuit op overwegende bezwaren van verkeerskundige, vervoerskundige of stedenbouwkundige.
Ten aanzien van de gezoneerde weg Kinderdijk dient daarom voor alle woningen, binnen de betreffen de appartementenblokken, een hogere waarde te worden verleend. In de navolgende tabel is per bouwblok opgenomen welke hogere waarde benodigd is.
Tabel 4.3 Hogere waarden planlocatie Zomerlust
bouwblok | aantal woningen | bron | Lden |
Appartementenblok A | 12 | Kinderdijk | 53 dB |
Appartementenblok B | 12 | Kinderdijk | 54 dB |
Conclusie
Na verlening van de benodigde hogere waarden staat het aspect wegverkeerslawaai het bestemmingsplan niet in de weg.
Toetsingskader
In het kader van een goede ruimtelijke ordening is het van belang dat bij de realisatie van woningen nabij bedrijven of visa versa:
Om in dit bestemmingsplan de belangenafweging tussen een goed woon- en leefklimaat en de bedrijfsvoering goed mee te nemen wordt voor dit plan gebruik gemaakt van de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering (editie 2009). In deze uitgave is een lijst opgenomen met allerhande activiteiten en bijbehorende richtafstanden die gehanteerd worden ten opzichte van het omgevingstype 'rustige woonwijk'. Naarmate de milieubelasting van de activiteiten groter is, wordt uitgegaan van een grotere richtafstand. In geval van een omgevingstype 'gemengd gebied' mag worden uitgegaan van een kleinere richtafstand. De richtafstanden vormen een eerste indicatie van de aanvaardbaarheid in het geval dat gevoelige functies in de nabijheid van milieubelastende activiteiten worden gesitueerd. Bouwen binnen de richtafstanden is eveneens aanvaardbaar, indien uit onderzoek blijkt dat sprake is van een goede ruimtelijke ordening waarbij milieuhinder voorkomen wordt.
Onderzoek
Het plangebied ligt aan de zuidzijde van Axel. De directe omgeving wordt voornamelijk gekenmerkt door het natuurlijke karakter, en de aanwezigheid van een tenniscomplex en ruitervereniging.
Het tenniscomplex ligt op circa 25 m ten oosten van het plangebied. Voor deze functie geldt volgens de VNG-publicatie een richtafstand van 50 m ten opzichte van woningen. Aan deze richtafstand wordt niet voldaan. Door Rho adviseurs is een akoestisch onderzoek uitgevoerd, zie bijlage 6. Om aan te tonen dat sprake is van een goed woon en leefklimaat. De conclusie van dit onderzoek is dat wordt voldaan aan het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau, het maximaal geluidniveau en de indirecte hinder. De Tennisbaan vormt dan ook geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling.
Aan de overzijde van de Boslaan is op circa 65 m afstand een ruitervereniging aanwezig. Op basis van de VNG-publicatie geldt hier voor het maatgevende aspect 'geur' een richtafstand van 50 m ten opzichte van woningen. Vanwege de ruime afstand en het tussenliggende bosgebied is ter plaatse van het plangebied geen sprake van milieuhinder ten gevolge van de ruitervereniging en wordt deze door de beoogde woningen tevens niet belemmerd in zijn activiteiten.
Overwegingen bij de vaststelling van het bestemmingsplan
Bij de vaststelling van het bestemmingsplan is naar aanleiding van zienswijzen het volgende overwogen.
Ten aanzien van het tenniscomplex
Ten aanzien van het ruitersportcomplex.
Beleid
Bij ruimtelijke plannen wordt ten aanzien van externe veiligheid naar verschillende aspecten gekeken, namelijk:
In het externe veiligheidsbeleid wordt onderscheid gemaakt in het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het PR is de kans per jaar dat een persoon op een bepaalde plaats overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen, indien hij onafgebroken en onbeschermd op die plaats zou verblijven. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom een inrichting of langs een vervoersas. Het GR drukt de kans per jaar uit dat een groep mensen van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Voor het GR geldt een oriëntatiewaarde. De gemeente heeft een verantwoordingsplicht als het GR toeneemt en/of de oriëntatiewaarde overschrijdt.
Risicorelevante inrichtingen
Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (hierna: Bevi) geeft een wettelijke grondslag aan het externe veiligheidsbeleid rondom risicovolle inrichtingen. Het doel van het besluit is de risico's waaraan burgers in hun leefomgeving worden blootgesteld vanwege risicovolle inrichtingen tot een aanvaardbaar minimum te beperken. Op basis van het Bevi geldt voor het PR een grenswaarde voor kwetsbare objecten en een richtwaarde voor beperkt kwetsbare objecten. Beide liggen op een niveau van 10-6 per jaar. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moet aan deze normen worden voldaan, ongeacht of het een bestaande of nieuwe situatie betreft.
Het Bevi bevat geen norm voor het GR; wel geldt op basis van het Bevi een verantwoordingsplicht ten aanzien van het GR in het invloedsgebied van de inrichting. De in het externe veiligheidsbeleid gehanteerde norm voor het GR geldt daarbij als oriëntatiewaarde.
Vervoer van gevaarlijke stoffen
Per 1 april 2015 is het Besluit externe veiligheid transportroutes (BEVT) en het Basisnet in werking getreden. Het BEVT vormt de wet- en regelgeving voor het vervoer van gevaarlijke stoffen over de weg, het spoor of over het water. De concrete uitwerking volgt in het Basisnet. Met het inwerking treden van het BEVT vervalt de circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen. Het Basisnet beoogt voor de lange termijn (2020, met uitloop naar 2040) duidelijkheid te bieden over het maximale aantal transporten van, en de bijbehorende maximale risico's die het transport van gevaarlijke stoffen mag veroorzaken. Het Basisnet is onderverdeeld in drie onderdelen: Basisnet Spoor, Basisnet Weg en Basisnet Water.
Het BEVT en het bijbehorende Basisnet maken bij het PR onderscheid in bestaande en nieuwe situaties. Voor bestaande situaties geldt een grenswaarde voor het PR van 10-5 per jaar ter plaatse van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten en een streefwaarde van 10-6 per jaar. Voor nieuwe situaties geldt de 10-6 waarde als grenswaarde voor kwetsbare objecten, en als richtwaarde bij beperkt kwetsbare objecten. In het Basisnet Weg en het Basisnet Water zijn veiligheidsafstanden (PR 10-6 contour) opgenomen vanaf het midden van de transportroute.
Tevens worden in het Basisnet de plasbrandaandachtsgebieden benoemd voor transportroutes. Hiermee wordt geanticipeerd op de beperkingen voor ruimtelijke ontwikkelingen die samenhangen met deze plasbrandaandachtsgebieden.
Het Basisnet vermeldt dat op een afstand van 200 m vanaf de rand van het tracé in principe geen beperkingen hoeven te worden gesteld aan het ruimtegebruik.
Buisleidingen
Per 1 januari 2011 is het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) in werking getreden. In dat Besluit wordt aangesloten bij de risicobenadering uit het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) zodat ook voor buisleidingen normen voor het PR en het GR gelden. Op advies van de minister wordt bij de toetsing van externe veiligheidsrisico's van buisleidingen al enkele jaren rekening gehouden met deze risicobenadering. Op grond van het Bevb dient zowel bij consoliderende bestemmingsplannen als bij ontwikkelingen inzicht te worden gegeven in de afstand tot het plaatsgebonden risico en de hoogte van het groepsrisico als gevolg van het transport van gevaarlijke stoffen door buisleidingen.
Onderzoek
Het plangebied ligt binnen het invloedsgebied van één inrichting en van twee vaarwegen. Het plangebied ligt in geen geval binnen de contouren van het plaatsgebonden risico van een bron.
Risicovolle inrichtingen
Conform de informatie van de professionele risicokaart van de Nederlandse overheid (www.risicokaart.nl) blijkt dat in de omgeving van het plangebied één risicovolle inrichting aanwezig is die van invloed is op de externe veiligheidssituatie in het plangebied. Dit betreft het bedrijf Lehnkering Chemical Transport B.V. aan de noordzijde van de kern Axel (gevestigd op het adres Vaartstraat 3). Het bedrijf beschikt over een PR 10-6-contour die niet buiten de inrichting ligt. Het plaatsgebonden risico vormt dan ook geen belemmering voor het plan.
Het invloedsgebied ten behoeve van het groepsrisico bedraagt 1.400 m. Het plangebied ligt op een afstand van ruim 1300 m van het bedrijf. Het groepsrisico ligt onder de oriënterende waarde. De bijdrage van de ontwikkeling in het plangebied voor het groepsrisico wordt ten opzichte van de bijdrage van de kern Axel verwaarloosbaar klein geacht. De ontwikkeling zorgt in geen geval voor een toename van meer dan 10% van het groepsrisico; conform het beleid van de gemeente Terneuzen is daarom ook geen verantwoording van het groepsrisico noodzakelijk. Door de veiligheidsregio Zeeland is eveneens aangegeven dat nader onderzoek en/of een verantwoording van het groepsrisico niet noodzakelijk geacht wordt.
Transportroutes
In de directe omgeving van het plangebied zijn geen transportroutes met gevaarlijke stoffen aanwezig. Op 1.500 tot 2.500 m afstand van het plangebied zijn wel enkele transportroutes met gevaarlijke stoffen aanwezig. Dit betreft een hogedruk aardgasleiding en de N62. Vanwege de grote afstand tussen de risicobronnen en het plangebied vormt dit geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling.
Conclusie
Het aspect externe veiligheid vormt geen belemmering voor de vaststelling van het bestemmingsplan.
Op 1 juli 2008 is de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en het daarbij behorende Besluit ruimtelijke ordening (Bro) in werking getreden. Deze wet vormt het wettelijk kader voor het bestemmingsplan. Vanaf 1 januari 2010 moeten alle nieuwe ruimtelijke plannen digitaal, uitwisselbaar en vergelijkbaar worden gemaakt. Het gaat om bestemmingsplannen, provinciale verordeningen, Algemene maatregelen van Bestuur (AMvB's) en structuurvisies. Uitgangspunt hierbij is dat gemeenten, provincies en departementen verantwoordelijk zijn voor het maken en beheren van hun eigen ruimtelijke plannen en verordeningen. Tevens worden deze plannen en verordeningen digitaal beschikbaar gesteld voor burgers, bedrijven en medeoverheden.
Een vergelijkbaar ruimtelijk plan is opgebouwd volgens de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen, editie 2012 (SVBP2012), die is verankerd in het Bro. Deze standaard is opgesteld door de werkgroep 'Standaard Vergelijkbaarheid' in het kader van Digitale Uitwisseling in Ruimtelijke Processen (DURP). De standaard bouwt voort op de Digitale Leest.
Daarnaast is in het nieuwe Bro een aantal bepalingen opgenomen waaraan de regels van het bestemmingsplan moeten voldoen. Het gaat hierbij om een aantal begrippen, wijze van meten, regels ten aanzien van het overgangsrecht en de anti-dubbeltelregel.
Het voorliggende bestemmingsplan is opgebouwd en vormgegeven conform de bindende afspraken van de SVBP2012.
Ten aanzien van de opzet van de bestemmingsregeling (verbeelding en planregels) in dit bestemmingsplan is het volgende van belang.
Opzet verbeelding
Bestemmingen
Op de verbeelding wordt aangegeven welke bestemming geldt voor de betreffende gronden en waar bebouwing is toegestaan. Door middel van hoofdletters wordt de bestemming aangeduid, zoals W voor 'Wonen', V voor 'Verkeer' en T voor 'Tuin'.
Op het renvooi wordt de betekenis aangegeven van de bestemmingen en de aanduidingen. Tevens wordt in een onderhoek op de verbeelding de naam van het bestemmingsplan aangegeven, de datum van terinzagelegging, vaststelling en (eventueel) van de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Ook is het identificatienummer van het bestemmingsplan en het kaartblad aangegeven. De analoge kaart bestaat uit 1 kaartblad en renvooi, op een schaal van 1:1.000.
Aanduidingen
Kleine letters tussen rechte haken, cursief weergegeven W[aeg] geven een bouwaanduiding aan, waarmee specifieke bouwregels worden bepaald. W[aeg]staat voor de bestemming Wonen waarbij de woningen uitsluitend aaneengebouwd mogen worden gerealiseerd.
Ten slotte worden maatvoeringsaanduidingen op de kaart aangegeven waarin de maximaal toegestane hoogtemaat (goothoogte en bouwhoogte) wordt aangegeven.
Bij het toekennen van de aanduidingen is gebruik gemaakt van de standaard (en verplichte) aanduidingen uit SVBP2012.
Opzet planregels
Overeenkomstig SVBP2012 kent de indeling in hoofdstukken waarin de regels zijn opgenomen de volgende vaste volgorde.
Een bestemmingsartikel (Hoofdstuk 2, Bestemmingsregels) wordt als volgt opgebouwd:
Een bestemmingsartikel behoeft niet alle elementen te bevatten. Dit is afhankelijk van de aard van de bestemming. Alle bestemmingen bevatten wel een bestemmingsomschrijving en bouwregels.
Verkeer
De bestemming Verkeer is opgenomen voor de parkeerplaatsen bij de appartementen en de weg om het terrein te betreden met een motorvoertuig. In deze bestemming zijn uitsluitend openbare voorzieningen toegestaan.
Wonen
De bestemming wonen is opgenomen voor de appartementen met de bijbehorende garageboxen en de grondgebonden woningen. Door middel van een bouwaanduiding is aangegeven waar de appartementen mogen worden gebouwd. Voor de 6 bouwkavels is geen bouwaanduiding opgenomen. Ter plaatse mogen 6 vrijstaande danwel twee-onder-een-kap woningen worden gebouwd. Met een maatvoeringsaanduiding is de maximale hoogte van de hoofdgebouwen aangegeven. Voor de appartementen betreft dit een bouwhoogte van 16 meter. Voor de grondgebonden woningen betreft dit een goot- en bouwhoogte van 6 meter en respectievelijk 10 meter. Op de gronden achter het hoofdgebouw mag erfbebouwing worden gerealiseerd. Dit is aangegeven middels een aanduiding erf.
Tegen activiteiten, die in strijd zijn met het bestemmingsplan zal het gemeentebestuur, administratiefrechtelijk optreden, op grond van de Gemeentewet en de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
Voor een aanvaardbaar handhavingsbeleid wordt in de eerste plaats gestreefd naar een voldoende draagvlak. Een bestemmingsplan met weinig draagvlak brengt immers het risico met zich mee dat het slecht wordt nageleefd en is dan weinig zinvol.
In verband hiermee is het bestemmingsplan zodanig opgezet dat het voor zoveel mogelijk betrokkenen een duidelijke, toegankelijke en op de hedendaagse behoeften en eisen afgestemde bestemmingsregeling bevat.
Verder wordt informatie verstrekt omtrent de inhoud van het bestemmingsplan. Hiermee wordt onder andere beoogd het begrip bij de burger te vergroten. Het geven van voorlichting vormt daarmee ook een belangrijke schakel in de handhavingactiviteiten. Van gemeentewege worden hiertoe de nodige activiteiten ondernomen, waaronder een inspraakbijeenkomst.
Daarnaast worden de voorschriften in de praktijk toegepast en gehandhaafd. Ten aanzien van overtredingen zal een actief handhavingsbeleid worden gevoerd. Getracht wordt de controlewerkzaamheden ten aanzien van geconstateerde overtredingen op een intensieve manier uit te voeren.
Handhavingactiviteiten worden zoveel mogelijk onderling afgestemd. Controle in het kader van het bestemmingsplan wordt gekoppeld aan controle in het kader van milieuwetgeving en omgekeerd. Dit is van belang om de benodigde inzet van extra middelen zo beperkt mogelijk te houden, maar ook om tot een samenhangend handhavingsbeleid te komen.
Wanneer eenmaal sancties moeten worden getroffen, zal dit op consistente wijze, maar met oog voor de juridische spelregels, worden gedaan. Indien de activiteiten niet kunnen worden gelegaliseerd, zullen de instrumenten van aanschrijving, stillegging bouw, bestuursdwang en dwangsom worden toegepast. De uitvoering van de strafrechtelijke vervolging ligt in handen van het Openbaar Ministerie.
Naast de planologische haalbaarheid van het project zoals getoetst in voorgaande paragrafen, moet ook de financiële uitvoerbaarheid van het project aangetoond worden. In de Wet ruimtelijke ordening is de grondexploitatiewet opgenomen. Deze afdeling regelt verplicht kostenverhaal door de gemeente. De gemeente legt dit kostenverhaal vast in een exploitatieplan. Van een exploitatieplan kan worden afgeweken door in het kostenverhaal anderszins te voorzien (overeenkomst met alle grondeigenaren in het plangebied of volledig grondeigendom). In een bestemmingsplan is sprake van kostenverhaal (6.2.3. tot en met 6.2.5. Bro) als een bouwplan (6.2.1 Bro) wordt mogelijk gemaakt.
De gemeente is van mening dat er geen belemmeringen zijn aangaande de financiële uitvoerbaarheid. Deze ontwikkelingen worden geheel bekostigd door de initiatiefnemer. De door de initiatiefnemer aan de gemeente overgelegde gegevens tonen afdoende aan dat deze de benodigde investeringen financieel kan dragen. Een exploitatieplan is niet noodzakelijk aangezien met een anterieure overeenkomst tussen
initiatiefnemer en gemeente in het kostenverhaal is voorzien.