direct naar inhoud van Artikel 3 Agrarisch
Plan: Buitengebied Zederik
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0707.BPBuitengebiedZDR-VG01

Artikel 3 Agrarisch

3.1 Bestemmingsomschrijving
3.1.1 Algemeen

De voor Agrarisch aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. de uitoefening van een volwaardig grondgebonden agrarisch bedrijf met dien verstande dat:
    • 1. sierteelt uitsluitend is toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'sierteelt';
    • 2. fruitteelt uitsluitend is toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'fruitteelt';
    • 3. bomenteelt uitsluitend is toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'bomenteelt';
    • 4. bomenteelt anders dan bedoeld onder 1, 2 en 3 niet is toegestaan;
  • b. de uitoefening van een niet-grondgebonden agrarisch bedrijf in de vorm van:
    • 1. intensieve veehouderij uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'intensieve veehouderij';
    • 2. een viskwekerij ter plaatse van de aanduiding 'viskwekerij';
  • c. bedrijfswoningen, waarbij het aantal bedrijfswoningen maximaal het ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' aangegeven getal bedraagt; indien geen aanduiding is aangegeven bedraagt het maximum één per bouwvlak dan wel het bestaande aantal, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning uitgesloten' bedrijfswoningen niet zijn toegestaan;
  • d. bestaande paardenbakken;
  • e. bestaande agrarische nevenactiviteiten in de vorm van intensieve veehouderij;
  • f. nevenactiviteiten binnen het bouwvlak in de vorm van een agrarisch hulpbedrijf met dien verstande dat:
    • 1. het bedrijf in categorie 1 of 2 van de Staat van bedrijfsactiviteiten moet voorkomen;
    • 2. de bebouwde oppervlakte ten behoeve van het agrarisch hulpbedrijf maximaal 500 m² mag bedragen;
  • g. nevenactiviteiten in de vorm van detailhandel ten behoeve van ter plaatse geproduceerde of streekeigen geproduceerde agrarische producten met dien verstande dat de bebouwde oppervlakte ten behoeve van het detailhandel maximaal 200 m² mag bedragen;
  • h. nevenactiviteiten in de vorm van verblijfsrecreatie bestaande uit:
    • 1. kleinschalig kamperen, waarbij maximaal 15 kampeermiddelen zijn toegestaan, met dien verstande dat:
      a. kleinschalig kamperen uitsluitend binnen het bouwvlak is toegestaan;
      b. buiten de periode van 1 maart tot en met 31 oktober geen kampeermiddelen aanwezig mogen zijn;
      c. sanitaire voorzieningen zijn toegestaan tot een maximale oppervlakte van 200 m²;
    • 2. bed & breakfast voorzieningen, met als maximum 3 slaapverblijven van elk maximaal 30 m2 voor in totaal maximaal 6 personen;
  • i. nevenactiviteiten in de vorm van educatieve activiteiten met dien verstande dat de bebouwde oppervlakte ten behoeve van educatieve activiteiten maximaal 200 m² mag bedragen;
  • j. nevenactiviteiten in de vorm van kleinschalige zorg met dien verstande dat de bebouwde oppervlakte ten behoeve van zorg maximaal 200 m² mag bedragen;
  • k. nevenactiviteiten in de vorm van het stallen van dieren van derden, zoals pensionpaarden;
  • l. kleinschalige en ondergeschikte eet- en drinkmogelijkheden als onderdeel van nevenactiviteit;
  • m. agrarische productiegronden;

alsmede voor:

  • n. een parkeerterrein ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein';
  • o. een manege ter plaatse van de aanduiding 'manege';
  • p. een plattelandswoning ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - plattelandswoning';
  • q. een paardenbak ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van sport - paardenbak';
  • r. het bestaande aantal woningen;
  • s. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

met daaraan ondergeschikt:

  • t. extensief dagrecreatief medegebruik;
  • u. behoud, herstel en ontwikkeling van:
    • 1. de aan het open landschap gebonden natuurwaarden, onder meer in de vorm van weidevogels, lepelaars en overwinterende eenden, ganzen en zwanen, vissen, amfibieën en oever- en waterplanten;
    • 2. de aanwezige landschappelijke en cultuurhistorische patronen, onder meer in de vorm van openheid, kenmerkende kavelpatronen, watergangen, wielen, eendenkooien en dijken;
  • v. hobbymatige agrarische activiteiten binnen en buiten het bouwvlak;
  • w. ter plaatse van de aanduiding 'relatie' is dagrecreatie en horeca ten dienste van het recreatieve bedrijf toegestaan. Onder het recreatieve bedrijf wordt verstaan het bedrijf waar de relatie mee is bedoeld;

met de daarbij behorende bouwwerken, tuinen en erven, bergingen en andere nevenruimten, gebouwde en ongebouwde parkeervoorzieningen, in- en uitritten en nutsvoorzieningen;

met dien verstande dat:

  • x. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch – teeltondersteunende voorzieningen' uitsluitend teeltondersteunende voorzieningen zijn toegestaan;
  • y. ter plaatse van de aanduiding 'opslag' uitsluitend opslag is toegestaan;
  • z. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch – servicegebouw' uitsluitend een servicegebouw ten behoeve van sier- en fruitteeltbedrijf is toegestaan, waarbij detailhandel niet is toegestaan.
3.1.2 Oppervlakte nevenactiviteiten
  • a. de gezamenlijke bebouwde oppervlakte ten behoeve van nevenactiviteiten zoals bedoeld in artikel 3.1.1 onder g tot en met l bedraagt maximaal 500 m²;
  • b. in afwijking van sub a mogen de gronden aangeduid met de aanduiding 'bed and breakfast' ter plaatse van de aanduiding geheel worden gebruikt voor bed and breakfastvoorzieningen;
  • c. in afwijking van sub a mogen de gronden ter plaatse van de aanduiding 'caravanstalling' geheel worden gebruikt voor caravanstalling.
3.1.3 Houden van dieren

De agrarische bebouwing mag slechts in één bouwlaag worden gebruikt ten behoeve van het houden van dieren.

3.2 Bouwregels
3.2.1 Gebouwen algemeen

Uitsluitend de volgende gebouwen mogen worden gebouwd:

  • a. bedrijfsgebouwen, waaronder begrepen kassen;
  • b. bedrijfswoningen en bestaande woningen;
  • c. bijgebouwen bij de bedrijfswoning;

met dien verstande dat:

  • d. gebouwen uitsluitend binnen het bouwvlak mogen worden gebouwd met uitzondering van kassen, die uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'sierteelt' en 'fruitteelt' mogen worden gebouwd.
3.2.2 Bedrijfsgebouwen

Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. de goothoogte bedraagt maximaal 6 m;
  • b. de bouwhoogte bedraagt maximaal 10 m;
  • c. de hoofdmassa van bedrijfsgebouwen wordt voorzien van een kap;

met dien verstande dat:

  • d. de bedrijfsgebouwen uitsluitend mogen worden gebouwd ten behoeve van een volwaardig agrarisch bedrijf en nevenactiviteiten als bedoeld in artikel 3.1.1 waarbij doelmatigheid en noodzaak dient te worden aangetoond; ter toetsing hiervan dient verplicht advies van een externe agrarische deskundige te worden ingewonnen;
  • e. voor kassen de volgende regels gelden:
    • 1. de gezamenlijke oppervlakte per bouwvlak bedraagt maximaal 300 m² dan wel de grotere bestaande gezamenlijke oppervlakte;
    • 2. de goothoogte bedraagt maximaal 3 m;
    • 3. de bouwhoogte bedraagt maximaal 6 m;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - teeltondersteunende voorzieningen' de gebouwen voldoen aan de volgende kenmerken:
    • 1. de gezamenlijke oppervlakte per aanduidingsvlak bedraagt maximaal 1.260 m²;
    • 2. de goothoogte bedraagt maximaal 3,5 m;
    • 3. de bouwhoogte bedraagt maximaal 4,5 m.
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch- servicegebouw' geldt een goothoogte van maximaal 3,5 m en een bouwhoogte van maximaal 7,5 m.
3.2.3 Bedrijfswoning en bestaande (plattelands)woning

Voor het bouwen van een bedrijfswoning en bestaande woning of plattelandswoning gelden de volgende regels:

  • a. de goothoogte bedraagt maximaal 6 m;
  • b. de bouwhoogte bedraagt maximaal 10 m;
  • c. de inhoud bedraagt maximaal 750 m³ inclusief aan- en uitbouwen; dan wel de bestaande inhoud indien deze meer bedraagt dan 750 m³;
  • d. in afwijking van sub a en b bedraagt de goothoogte en bouwhoogte van een andere dan de eerste (bedrijfs)woning de bestaande goot- en bouwhoogte;
  • e. de hoofdmassa van (bedrijfs)woningen wordt verplicht voorzien van een kap.
3.2.4 Bijgebouwen bij de bedrijfswoning

Voor het bouwen van bijgebouwen bij de bedrijfswoning gelden de volgende regels:

  • a. de gezamenlijke oppervlakte mag niet meer bedragen dan 75 m²;
  • b. de goothoogte mag niet meer dan 3 m bedragen;
  • c. de bouwhoogte mag niet meer dan 5 m bedragen;
  • d. dienen verplicht te worden voorzien van een kap.
3.2.5 Binnen het bouwvlak zijn de volgende bouwwerken, geen gebouw zijnde toegestaan en gelden de volgende regels:
  • a. maximaal één mestsilo mag worden gebouwd met een oppervlakte van maximaal 750 m², een inhoud van maximaal 2.500 m³ en een bouwhoogte van maximaal 6 m;
  • b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouw zijnde bedraagt maximaal:
    • 1. erf- en terreinafscheidingen 2 m;
    • 2. silo's (geen mestsilo zijnde) 12 m;
    • 3. sleufsilo's 3 m;
    • 4. windturbines 15 m;
    • 5. hooitas -of hooiberg 12 m;
    • 6. overkappingen 3 m;
    • 7. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde 10 m.

met dien verstande dat lichtmasten niet zijn toegestaan bij paardenbakken.

3.2.6 Bouwwerken, geen gebouw zijnde buiten het bouwvlak

Buiten het bouwvlak zijn de volgende bouwwerken, geen gebouw zijnde toegestaan en gelden de volgende regels:

  • a. erf- en terreinafscheidingen met (geheel) open constructie 1,5 m;
  • b. overige erf- en terreinafscheidingen 1 m;
  • c. toegangspoorten 2 m;
  • d. windmolens ten behoeve van de waterbeheersing 6 m;
  • e. overige bouwwerken, geen gebouw zijnde 2 m.

met dien verstande dat lichtmasten niet zijn toegestaan bij paardenbakken.

3.3 Afwijken van de bouwregels
3.3.1 Afwijking goot- en bouwhoogte bedrijfsgebouwen

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 3.2.2 voor het verhogen van de goot- en bouwhoogte van bedrijfsgebouwen tot maximaal 8 respectievelijk 12 m, met dien verstande dat:

  • a. de afwijking noodzakelijk is in verband met een doelmatige uitoefening van het agrarisch bedrijf;
  • b. de eventueel aanwezige cultuurhistorische, natuurlijke en landschappelijke waarden niet onevenredig worden aangetast;
  • c. de aanvraag getoetst is door een agrarisch deskundige;
  • d. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden.
3.3.2 Afwijking vergroting inhoud eerste agrarische bedrijfswoning

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 3.2.3 en toestaan dat de inhoud van de bedrijfswoning maximaal 1.000 m³ mag bedragen met dien verstande dat:

  • a. de aanwezige cultuurhistorische, natuurlijke en landschappelijke waarden niet onevenredig worden aangetast;
  • b. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden.
3.3.3 Afwijking bouwhoogte silo's

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 3.2.5 voor het toestaan van een silo met een bouwhoogte van maximaal 25 m, met dien verstande dat:

  • a. de afwijking noodzakelijk is in verband met een doelmatige uitoefening van het agrarisch bedrijf;
  • b. de aanvraag getoetst is door een agrarisch deskundige;
  • c. de eventueel aanwezige natuurlijke en landschappelijke waarden mogen niet onevenredig worden aangetast;
  • d. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden;
  • e. de bouwhoogte maximaal 15 m bedraagt voor zover het bouwvlak direct grenst aan gronden ter plaatse van de bestemming Agrarisch met waarden.
3.3.4 Afwijking bouwhoogte windturbines

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 3.2.5 en artikel 3.2.6 voor het toestaan van een windturbine met een bouwhoogte van maximaal 25 m, met dien verstande dat:

  • a. de afwijking noodzakelijk is in verband met een doelmatige uitoefening van het agrarisch bedrijf;
  • b. de eventueel aanwezige cultuurhistorische, natuurlijke en landschappelijke waarden mogen niet onevenredig worden aangetast;
  • c. de aanvraag getoetst is door een agrarisch deskundige;
  • d. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden;
  • e. de bouwhoogte maximaal 15 m bedraagt voor zover het bouwvlak direct grenst aan gronden ter plaatse van de bestemming Agrarisch met waarden.
3.3.5 Afwijking mestsilo buiten het bouwvlak

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 3.2.5 voor het bouwen van een mestsilo buiten het bouwvlak, met dien verstande dat:

  • a. maximaal één mestsilo buiten het bouwvlak wordt gebouwd met een oppervlakte van maximaal 750 m², een inhoud van maximaal 2.500 m³ en een bouwhoogte van maximaal 6 m;
  • b. de afwijking noodzakelijk is in verband met een doelmatige uitoefening van het agrarisch bedrijf;
  • c. aangetoond moet worden dat de mestsilo niet binnen het bouwvlak kan worden opgericht;
  • d. de eventueel aanwezige natuurlijke en landschappelijke waarden en doorzichten mogen niet onevenredig worden aangetast;
  • e. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden.
3.3.6 Afwijking vergroting intensieve veehouderij als neventak

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken om bij bestaande intensieve veehouderijactiviteiten als neventak deze eenmalig met ten hoogste 10% van de inhoud van de bestaande bebouwing die gebruikt wordt voor intensieve veehouderijactiviteiten te vergroten, mits de eventueel aanwezige natuurlijke en landschappelijke waarden en doorzichten niet onevenredig worden aangetast en geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden.

3.3.7 Afwijking hagelnetten

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 3.2.6 voor het realiseren van semi-permanente voorzieningen voor de bescherming van gewassen (zoals hagelnetten) tot een hoogte van maximaal 4 m.

3.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik in strijd met deze bestemming wordt in ieder geval begrepen:

  • a. een gebruik van gronden en bouwwerken buiten het bouwvlak ten behoeve van reclame-uitingen;
  • b. permanente bewoning van recreatiewoningen;
  • c. een gebruik van gronden van meer dan 20% van het bedrijfsoppervlak van elk agrarisch bedrijf ten behoeve van maisteelt.
3.5 Afwijken van de gebruiksregels
3.5.1 Afwijking mantelzorg

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 3.1.1 in verband met het gebruik van een agrarische bedrijfswoning dan wel de daarbij behorende bestaande bijgebouwen ten behoeve van mantelzorg, met dien verstande dat:

het bruto vloeroppervlak van bijgebouwen ten behoeve van mantelzorg maximaal 100 m2 bedraagt.

3.5.2 Afwijking paardenbakken

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 3.1.1 ten behoeve van het toestaan van nieuwe paardenbakken, met dien verstande dat:

  • a. de paardenbak binnen het bouwvlak dan wel indien niet mogelijk direct aansluitend aan het bouwvlak dient te worden gerealiseerd;
  • b. de paardenbak wordt achter het verlengde van de voorgevel van de voorste bebouwing gesitueerd;
  • c. in het geval van een slagenverkaveling wordt de lange kant van de paardenbak parallel aan de dichtstbijzijnde verkavelingsloot gesitueerd;
  • d. de paardenbak wordt niet over sloten gesitueerd;
  • e. de oppervlakte van de paardenbak bedraagt maximaal 1.200 m2;
  • f. de afstand van de paardenbak tot woningen van derden dient minimaal 25 m te bedragen;
  • g. lichtmasten bij paardenbakken niet zijn toegestaan;
  • h. de aanwezige natuurlijke, cultuurhistorische en landschappelijke waarden en de bestaande doorzichten mogen niet onevenredig worden aangetast;
  • i. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden.
3.5.3 Afwijking kleinschalig kamperen

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 3.1.1 voor het uitbreiden van het ter plaatse toegestane aantal kampeerplaatsen met dien verstande dat:

  • a. het aantal kampeerplaatsen maximaal 25 bedraagt;
  • b. de hoofdfunctie agrarisch blijft;
  • c. de kampeerplaatsen landschappelijk zorgvuldig ingepast worden;
  • d. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden;
  • e. geen onevenredige verkeersbelasting op de omliggende wegen plaatsvindt en voorzien is in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein;
  • f. buitenopslag landschappelijk wordt ingepast;
  • g. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden.
3.5.4 Afwijking Bed & Breakfast

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 3.1.1 voor het uitbreiden van de ter plaatse toegestane bed & breakfast voorzieningen, met dien verstande dat:

  • a. maximaal 5 slaapverblijven van elk maximaal 30 m2 voor in totaal maximaal 10 personen zijn toegestaan;
  • b. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden;
  • c. geen onevenredige verkeersbelasting op de omliggende wegen plaatsvindt en voorzien is in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein.
3.5.5 Afwijking recreatiewoning

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 3.1.1 voor het realiseren van een recreatiewoning waarbij:

  • a. de inhoud van een recreatiewoning maximaal 250 m³ mag bedragen;
  • b. de oppervlakte van een recreatiewoning maximaal 45 m² mag bedragen;
  • c. een recreatiewoning mag uitsluitend in één bouwlaag met kap worden gebouwd, waarbij de goot- en bouwhoogte maximaal 4 m respectievelijk 6 m mogen bedragen;
  • d. per recreatiewoning mag ten hoogste één bijgebouw worden gebouwd met een oppervlakte van maximaal 15 m² en een bouwhoogte van maximaal 2,7 m;
  • e. de afstand tot perceelsgrenzen en onderlinge bebouwing minimaal 3 m bedraagt.
3.5.6 Afwijking gebruik als fruitteelt of sierteeltgrond

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde artikel 3.1.1 voor het toestaan van het gebruik van de grond als sierteelt of fruitteelt met dien verstande dat:

  • a. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden;
  • b. geen onevenredige aantasting van de openheid plaatsvindt.
  • c. verplicht advies wordt ingewonnen bij een externe agrarisch deskundige.
3.5.7 Afwijking tijdelijke arbeidsmigranten

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 3.1.1 voor het toestaan van de huisvesting van tijdelijke arbeidsmigranten met dien verstande dat:

  • a. het gaat om huisvesting van arbeidsmigranten die aantoonbaar werkzaam zijn op het betreffende perceel;
  • b. huisvesting plaatsvindt in het hoofdgebouw of bijgebouw;
  • c. het aantal arbeidsmigranten niet meer bedraagt dan 20;
  • d. de huisvesting geen onevenredig nadelige effecten heeft op de verkeerssituatie;
  • e. er voorzien wordt in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein.
3.5.8 Afwijking plattelandswoning

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 3.1.1 in die zin dat de splitsing van een bedrijfswoning ten behoeve van een plattelandswoning wordt toegestaan, onder de volgende voorwaarden:

  • a. alleen het hoofdgebouw inclusief de (voormalige) deel mag worden gesplitst;
  • b. de te splitsen woning moet een inhoud hebben van ten minste 500 m³;
  • c. de woningen moeten na splitsing elk een inhoud hebben van minimaal 250 m³;
  • d. de bestaande oppervlakte van de woning mag niet worden uitgebreid en de bestaande goot- en nokhoogte mag niet worden vergroot om geen afbreuk te doen aan de bestaande (karakteristieke) bebouwing;
  • e. het oprichten van nieuwe bijgebouwen is niet toegestaan;
  • f. de landschappelijke kernkwaliteiten niet worden aangetast;
  • g. de bebouwing landschappelijk wordt ingepast met beplanting die eigen is aan het landschapstype ter plaatse.
3.5.9 Afwijking splitsing agrarische bedrijfswoning

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 3.1.1 in die zin dat de splitsing van een bedrijfswoning in twee agrarische wooneenheden wordt toegestaan, onder de volgende voorwaarden:

  • a. alleen het hoofdgebouw inclusief de (voormalige) deel mag worden gesplitst;
  • b. de te splitsen woning moet een inhoud hebben van ten minste 500 m³;
  • c. de bedrijfswoningen moeten na splitsing elk een inhoud hebben van minimaal 250 m³;
  • d. de bestaande oppervlakte van de woning mag niet worden uitgebreid en de bestaande goot- en nokhoogte mag niet worden vergroot om geen afbreuk te doen aan de bestaande (karakteristieke) bebouwing;
  • e. het oprichten van nieuwe bijgebouwen is niet toegestaan;
  • f. de belangen van derden worden niet onevenredig aangetast;
  • g. de landschappelijke kernkwaliteiten niet worden aangetast.
3.6 Wijzigingsbevoegdheid veranderen bouwgrenzen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de in artikel 3.1 bedoelde gronden te wijzigen voor het veranderen van bouwgrenzen, al dan niet in verband met het vergroten van de oppervlakte van het bouwperceel, met inachtneming van de volgende voorwaarden:

  • a. de wijziging noodzakelijk is in verband met een doelmatige uitoefening van het agrarisch bedrijf;
  • b. bij de wijziging bij voorkeur de historische verkavelingsvorm wordt aangehouden;
  • c. de oppervlakte van het bouwvlak dat ontstaat niet groter wordt dan 2 ha;
  • d. de eventueel aanwezige cultuurhistorisch, natuurlijke en landschappelijke waarden en de bestaande doorzichten mogen niet onevenredig worden aangetast;
  • e. de aanvraag getoetst is door een agrarisch deskundige;
  • f. buitenopslag landschappelijk wordt ingepast;
  • g. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden.
3.7 Wijzigingsbevoegdheid verplaatsen fruitteeltbedrijf

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de in artikel 3.1 bedoelde gronden te wijzigen voor het toestaan van een fruitteeltbedrijf in verband met de beëindiging van een fruitteeltbedrijf gelegen in een kern met inachtneming van de volgende voorwaarden:

  • a. voor zover geen bouwvlak aanwezig is, wordt een bouwvlak opgenomen ten behoeve van het bedrijf;
  • b. de regels van artikel 3 zijn van toepassing op het nieuwe bouwvlak;
  • c. de grootte van het bouwvlak wordt afgestemd op de omvang van het fruitteeltbedrijf met dien verstande dat de oppervlakte van het bouwvlak maximaal 2 ha bedraagt;
  • d. een aanduiding wordt opgenomen op de verbeelding ten behoeve van het bedrijf;
  • e. de eventueel aanwezige cultuurhistorisch, natuurlijke en landschappelijke waarden en de bestaande doorzichten mogen niet onevenredig worden aangetast;
  • f. de aanvraag getoetst is door een agrarisch deskundige;
  • g. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden.
3.8 Wijzigingsbevoegdheid nieuw bouwvlak

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de in artikel 3.1 bedoelde gronden te wijzigen ten behoeve van het opnemen van een nieuw bouwvlak voor een agrarisch bedrijf, met inachtneming van de volgende voorwaarden:

  • a. het nieuwe bouwvlak mag uitsluitend worden gebruikt voor een grondgebonden agrarisch bedrijf, niet zijnde een sierteelt of fruitteelt bedrijf;
  • b. de oppervlakte van het bouwvlak bedraagt maximaal 2 ha;
  • c. de regels van artikel 3 zijn van toepassing op het nieuwe bouwvlak;
  • d. het bouwvlak bij voorkeur in een historische verkavelingvorm wordt geprojecteerd;
  • e. de eventueel aanwezige cultuurhistorisch natuurlijke en landschappelijke waarden en de bestaande doorzichten mogen niet onevenredig worden aangetast;
  • f. de aanvraag getoetst is door een agrarisch deskundige;
  • g. er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden.
3.9 Wijzigingsbevoegdheid naar Wonen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de in artikel 3.1 bedoelde gronden te wijzigen, voor zover het betreft de gronden gelegen binnen een bouwvlak, in de bestemming Wonen, met inachtneming van de volgende voorwaarden:

  • a. voor bewoning mag worden gebruikt de ten tijde van bedrijfsbeëindiging bestaande bedrijfswoning(en) inclusief aangebouwd bedrijfsgedeelte met dien verstande dat ter plaatse van een monument, de bestaande bebouwing voor bewoning aangewend mag worden indien dit noodzakelijk is voor de instandhouding van het pand;
  • b. het aantal woningen dient beperkt te blijven tot het aantal woningen dat op het moment van het nemen van het wijzigingsbesluit aanwezig is;
  • c. in afwijking van sub b mag het ter plaatse aanwezige aantal woningen ter plaatse van monumenten met één of twee wooneenheden worden uitgebreid, indien dit noodzakelijk is voor de instandhouding van het pand, met dien verstande dat voor deze wooneenheden geen extra erfbebouwing is toegestaan;
  • d. de bestaande oppervlakte bijgebouwen mag blijven bestaan; in geval van nieuwbouw bedraagt de gezamenlijke oppervlakte van bijgebouwen maximaal 70% van de gezamenlijke oppervlakte van gesloopte agrarische bedrijfsbebouwing met een minimum van 75 m²;
  • e. de inhoud van de woning mag maximaal 750 m3, dan wel de inhoud bedragen van het huidige hoofdgebouw inclusief aangebouwd bedrijfsgedeelte;
  • f. buitenopslag is niet toegestaan;
  • g. de aanwezige cultuurhistorische karakteristiek mag niet onevenredig worden aangetast;
  • h. de omliggende agrarische bedrijven mogen niet in hun bedrijfsvoering of ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt.
  • i. de uitvoerbaarheid van het wijzigingsplan is gewaarborgd, in verband waarmee in elk geval aangetoond moet worden dat:
    • 1. de bodemkwaliteit ter plaatse geschikt is voor de beoogde bestemming(en);
    • 2. de voorkeursgrenswaarde als bedoeld in de Wet geluidhinder, danwel een vóór vaststelling van het wijzigingsplan vastgestelde hogere grenswaarde, niet wordt overschreden;
    • 3. het wijzigingsplan niet in betekenende mate leidt tot een verslechtering van de luchtkwaliteit;
    • 4. voldaan wordt aan het bepaalde in de Flora- en faunawet;
    • 5. geen onevenredige aantasting van aan de grond eigen zijnde archeologische waarden zal plaatsvinden;
    • 6. het wijzigingsplan financieel uitvoerbaar is.
  • j. de bevoegdheid in het geval van een monument niet eerder wordt toegepast dan dat advies is verkregen van een ter zake deskundige.
3.10 Wijzigingsbevoegdheid naar meerdere woningen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de in artikel 3.1 bedoelde gronden te wijzigen voor het na bedrijfsbeëindiging wijzigen van de bestemming, voor zover het betreft de gronden gelegen binnen een bouwvlak, in de bestemming Wonen ten behoeve van meerdere wooneenheden, met inachtneming van tenminste de volgende voorwaarden:

  • a. het hoofdgebouw (inclusief aangebouwd bedrijfsgedeelte) mag geheel worden gebruikt voor bewoning;
  • b. de wooneenheden worden gerealiseerd binnen de bestaande karakteristieke bebouwing, inclusief aangebouwd bedrijfsgedeelte of binnen nieuw te bouwen gebouwen;
  • c. in het geval van een monument mogen tevens bijgebouwen worden bewoond indien dat voor de instandhouding van het monument noodzakelijk is;
  • d. het aantal wooneenheden bedraagt maximaal 3 met een minimale inhoud van 250m3;
  • e. alle voormalige bedrijfsgebouwen, overkappingen, bijgebouwen en kassen worden gesloopt, tenzij het monumentale of karakteristieke bebouwing betreft;
  • f. voor zover de wijzigingsbevoegdheid betrekking heeft op het realiseren van woningen in nieuw te bouwen gebouwen, geldt dat per woning minimaal 1.000 m² aan bedrijfsgebouwen, niet zijnde kassen, en-/of 5.000 m² aan kassen moeten worden gesloopt;
  • g. de inhoud van elke woning bedraagt maximaal 750 m3 inclusief aan- en uitbouwen;
  • h. bijgebouwen en overkappingen zijn toegestaan tot een maximum van 75 m2 per woning met dien verstande dat het meerdere aan bijgebouwen en overkappingen wordt gesloopt, tenzij het een monument betreft;
  • i. indien aantoonbare ruimtelijke verbetering plaatsvindt en vooraf een landschapsdeskundige om advies is gevraagd, mag volledige vervangende nieuwbouw van een of meerdere bestaande bijgebouwen plaatsvinden;
  • j. buitenopslag niet is toegestaan;
  • k. er dient sprake te zijn van een goede landschappelijke kwaliteit van het gebied respectievelijk een aantoonbare verbetering daarvan;
  • l. de aanwezige cultuurhistorische karakteristiek niet wordt aangetast;
  • m. de omliggende agrarische bedrijven mogen niet in hun bedrijfsvoering of ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
  • n. er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden;
  • o. de uitvoerbaarheid van het wijzigingsplan is gewaarborgd, in verband waarmee in elk geval aangetoond moet worden dat:
    • 1. de bodemkwaliteit ter plaatse geschikt is voor de beoogde bestemming(en);
    • 2. de voorkeursgrenswaarde als bedoeld in de Wet geluidhinder, dan wel een vóór vaststelling van het wijzigingsplan vastgestelde hogere grenswaarde, niet wordt overschreden;
    • 3. het wijzigingsplan niet in betekenende mate leidt tot een verslechtering van de luchtkwaliteit;
    • 4. voldaan wordt aan het bepaalde in de Flora- en faunawet;
    • 5. geen onevenredige aantasting van aan de grond eigen zijnde archeologische waarden zal plaatsvinden;
    • 6. het wijzigingsplan financieel uitvoerbaar is.
  • p. de bevoegdheid In het geval van een monument niet eerder wordt toegepast dan dat advies is verkregen van een ter zake deskundige.
3.11 Wijzigingsbevoegdheid naar Bedrijf, Dienstverlening, Maatschappelijk en Kantoor

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de in artikel 3.1 bedoelde gronden te wijzigen, voor zover gelegen binnen een bouwvlak, na bedrijfsbeëindiging in de bestemmingen Bedrijf, Dienstverlening, Kantoor of Maatschappelijk, met inachtneming van de volgende voorwaarden:

  • a. de oppervlakte van het bouwvlak wordt afgestemd op de aanwezige bebouwing en in ieder geval niet meer bedraagt dan 1,5 ha;
  • b. het ter plaatse aanwezige aantal bedrijfswoningen mag niet worden vermeerderd;
  • c. het oppervlak van de aanwezige bedrijfsgebouwen mag niet worden vergroot; het bebouwingspercentage zal hierop worden afgestemd;
  • d. nieuwbouw is mogelijk indien tenminste 30% van de bestaande bebouwing gesloopt wordt, het bebouwingspercentage zal hierop worden afgestemd;
  • e. opslag van goederen op onbebouwde gronden is toegestaan achter de voorgevelrooilijn van de voorste bebouwing tot ten hoogste 4 m;
  • f. voor zover de wijziging betrekking heeft op de bestemming bedrijf, geldt dat uitsluitend bedrijven in de categorieën 1 en 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten zijn toegestaan;
  • g. voor zover de wijziging betrekking heeft op de bestemming Bedrijf, de mogelijkheden voor andere vervolgbestemmingen zijn onderzocht;
  • h. een wijziging in Maatschappelijke doeleinden heeft uitsluitend betrekking op voorzieningen inzake welzijn en volksgezondheid;
  • i. de wijziging geen onevenredige verkeersaantrekkende werking tot gevolg zal hebben en voorzien is in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein;
  • j. de omliggende agrarische bedrijven mogen niet in hun bedrijfsvoering of ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
  • k. de eventueel aanwezige natuurlijke en landschappelijke waarden en de bestaande doorzichten mogen niet onevenredig worden aangetast;
  • l. de aanwezige cultuurhistorische karakteristiek niet wordt aangetast;
  • m. er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden;
  • n. de uitvoerbaarheid van het wijzigingsplan is gewaarborgd, in verband waarmee in elk geval aangetoond moet worden dat:
    • 1. de bodemkwaliteit ter plaatse geschikt is voor de beoogde bestemming(en);
    • 2. de voorkeursgrenswaarde als bedoeld in de Wet geluidhinder, dan wel een vóór vaststelling van het wijzigingsplan vastgestelde hogere grenswaarde, niet wordt overschreden;
    • 3. het wijzigingsplan niet in betekenende mate leidt tot een verslechtering van de luchtkwaliteit;
    • 4. voldaan wordt aan het bepaalde in de Flora- en faunawet;
    • 5. geen onevenredige aantasting van aan de grond eigen zijnde archeologische waarden zal plaatsvinden;
    • 6. het wijzigingsplan financieel uitvoerbaar is.
  • o. de bevoegdheid in het geval van een monument niet eerder wordt toegepast dan dat advies is verkregen van een ter zake deskundige.
3.12 Wijzigingsbevoegdheid naar Recreatie - Verblijfsrecreatie

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de in artikel 3.1 bedoelde gronden te wijzigen in de bestemmingen Recreatie - Verblijfsrecreatie, met inachtneming van de volgende voorwaarden:

  • a. de wijziging strekt tot uitbreiding van een bestaand kampeerterrein en de te wijzigen gronden daar direct op aansluiten;
  • b. de te wijzigen gronden een maximale oppervlakte bedragen van 20% van de oppervlakte van het aansluitende bestemmingsvlak Recreatie – Verblijfsrecreatie tot een maximum van 5000 m2 voor het gehele nieuwe bestemmingsvlak;
  • c. de eventueel aanwezige natuurlijke en landschappelijke waarden en de bestaande doorzichten niet onevenredig worden aangetast;
  • d. de uitbreiding landschappelijk wordt ingepast;
  • e. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden;
  • f. de wijziging geen onevenredige verkeersaantrekkende werking tot gevolg zal hebben en voorzien is in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein;
  • g. de uitvoerbaarheid van het wijzigingsplan is gewaarborgd, in verband waarmee in elk geval aangetoond moet worden dat:
    • 1. de bodemkwaliteit ter plaatse geschikt is voor de beoogde bestemming(en);
    • 2. het wijzigingsplan niet in betekenende mate leidt tot een verslechtering van de luchtkwaliteit;
    • 3. voldaan wordt aan het bepaalde in de Flora- en faunawet;
    • 4. geen onevenredige aantasting van aan de grond eigen zijnde archeologische waarden zal plaatsvinden;
    • 5. het wijzigingsplan financieel uitvoerbaar is.
  • h. een nadere aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - kampeerterrein 1, 2 of 3' kan wordt toegevoegd en de regels behorend bij deze aanduiding van overeenkomstige toepassing zijn;
  • i. de wijzigingsbevoegheid niet wordt toegepast dan nadat burgemeester en wethouders daarover een advies hebben ingewonnen van een onafhankelijk natuur- en landschapsdeskundige.
3.13 Wijzigingsbevoegdheid bouwvlak niet-volwaardig agrarisch bedrijf

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de in artikel 3.1 bedoelde gronden te wijzigen en te voorzien van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch – klein agrarisch bedrijf', ten behoeve van het opnemen van een bouwvlak voor een niet-volwaardig agrarisch bedrijf, met inachtneming van de volgende voorwaarden:

  • a. enkel bestaande agrarische bedrijven welke in het bestemmingsplan een agrarische bestemming hebben komen in aanmerking;
  • b. de wijziging is noodzakelijk in verband met een doelmatige uitoefening van het agrarisch bedrijf;
  • c. de contour van het nieuwe bouwvlak wordt afgestemd op de omvang van het bedrijf;
  • d. het bouwvlak wordt bij voorkeur in een historische verkavelingsvorm geprojecteerd;
  • e. de eventueel aanwezige cultuurhistorische, natuurlijke en landschappelijke waarden en de bestaande doorzichten mogen niet onevenredig worden aangetast;
  • f. ter onderbouwing hiertoe een inrichtingsplan is ingediend;
  • g. de aanvraag is getoetst door een agrarisch deskundige;
  • h. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden;
  • i. het nieuwe bouwvlak mag uitsluitend worden gebruikt voor een grondgebonden agrarisch bedrijf, niet zijnde een sierteeltbedrijf;
  • j. de regels van artikel 3 zijn onverkort van toepassing op het wijzigingsplan, met uitzondering van artikel 3.1.1 onder a en 3.2.2 onder d, voor zover hier eisen gesteld worden aan de volwaardigheid van het agrarisch bedrijf.