direct naar inhoud van Artikel 13 Recreatie - Verblijfsrecreatie
Plan: Buitengebied Zederik
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0707.BPBuitengebiedZDR-VG01

Artikel 13 Recreatie - Verblijfsrecreatie

13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Recreatie - Verblijfsrecreatie aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. verblijfsrecreatie in de vorm van een kampeerterrein ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie – 1' waarbij:
    • 1. buiten de periode van 1 maart tot en met 31 oktober geen kampeermiddelen aanwezig mogen zijn;
    • 2. kampeermiddelen zijn toegestaan, uitsluitend ten behoeve van recreatieve bewoning;
    • 3. een bedrijfswoning ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';
    • 4. stacaravans zijn toegestaan, uitsluitend ten behoeve van recreatieve bewoning, waarbij maximaal één bijgebouw per stacaravan mag worden gebouwd met een oppervlakte van maximaal 12 m² en een bouwhoogte van maximaal 2,5 m;
    • 5. gebouwen ten dienste van de bestemming zijn toegestaan, zoals een receptie, gebouwen met sanitaire voorzieningen, etcetera.
  • b. verblijfsrecreatie in de vorm van een kampeerterrein ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie – 2' met dien verstande dat:
    • 1. het gehele jaar door kampeermiddelen mogen worden gebruikt;
    • 2. uitsluitend recreatieve bewoning is toegestaan;
    • 3. uitsluitend kampeermiddelen zijn toegestaan;
    • 4. maximaal één bedrijfswoning per bestemmingsvlak is toegestaan;
    • 5. stacaravans zijn toegestaan, waarbij maximaal één bijgebouw per stacaravan mag worden gebouwd met een oppervlakte van maximaal 12 m² en een bouwhoogte van maximaal 2,5 m;
  • c. verblijfsrecreatie in de vorm van een kampeerterrein ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie – 3' waarbij:
    • 1. het terrein het gehele jaar door kampeermiddelen mag worden gebruikt alsmede een bed & breakfast en maximaal vier recreatiewoningen, waarbij uitsluitend recreatieve bewoning is toegestaan;
    • 2. een bedrijfswoning ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';
    • 3. stacaravans zijn toegestaan, uitsluitend ten behoeve van recreatieve bewoning waarbij maximaal één bijgebouw per stacaravan mag worden gebouwd met een oppervlakte van maximaal 12 m² en een bouwhoogte van maximaal 2,5 m;
  • d. verblijfsrecreatie in de vorm van een veldstudiecentrum met groepsaccommodatie ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie – 4';
  • e. verblijfsrecreatie in de vorm van een kampeerterrein ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie – 5' met dien verstande dat:
    • 1. kampeermiddelen en recreatiewoningen zijn toegestaan, uitsluitend ten behoeve van recreatieve bewoning;
    • 2. op deze gronden mogen ten hoogste 190 recreatiewoningen worden gebouwd;
    • 3. maximaal één bedrijfswoning per bestemmingsvlak is toegestaan;
    • 4. stacaravans zijn toegestaan, waarbij maximaal één bijgebouw per stacaravan mag worden gebouwd met een oppervlakte van maximaal 12 m² en een bouwhoogte van maximaal 2,5 m;
  • f. verblijfsrecreatie in de vorm van een recreatiewoning ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - 6';
  • g. volkstuinen ter plaatse van de aanduiding 'volkstuin', te weten verblijfstuinen;
  • h. een evenemententerrein ter plaatse van de aanduiding 'evenemententerrein';
  • i. ter plaatse van de aanduiding 'relatie' is dagrecreatie en horeca ten dienste van het recreatieve bedrijf toegestaan. Onder het recreatieve bedrijf wordt het bedrijf waar de relatie mee is bedoeld;

met bijbehorende gebouwen waaronder begrepen, bouwwerken geen gebouwen zijnde, wegen en paden, ondergeschikte detailhandel en horeca, sanitaire voorzieningen, parkeervoorzieningen, speelvoorzieningen, water en voorzieningen voor de waterhuishouding, tuinen en erven.

13.2 Bouwregels
13.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. de goothoogte bedraagt maximaal 6 m;
  • b. de bouwhoogte bedraagt maximaal 10 m;
  • c. de gezamenlijke oppervlakte bedraagt maximaal 75 m² dan wel de bestaande oppervlakte indien deze meer bedraagt;
  • d. in afwijking van sub c mag ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie -3' de gezamenlijke oppervlakte maximaal 200 m2 bedragen;
  • e. In afwijking van sub d dienen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie – 4' en 'specifieke vorm van recreatie -6' de gebouwen binnen het bouwvlak dienen te worden gebouwd waarbij het bebouwingspercentage maximaal het bebouwingspercentage bedraagt zoals aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximaal bebouwingspercentage'; indien geen bebouwingspercentage is aangegeven mag het bouwvlak geheel worden bebouwd.
13.2.2 Bedrijfswoning

Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende regels:

  • a. de goothoogte bedraagt maximaal 6 m;
  • b. de bouwhoogte bedraagt maximaal 10 m;
  • c. de inhoud van een bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 750 m³ inclusief aan- en uitbouwen dan wel de bestaande inhoud indien deze meer bedraagt dan 750 m³;
  • d. bedrijfswoningen worden verplicht voorzien van een kap.
13.2.3 Gebouwen specifieke vorm van recreatie - 3, - 5 en - 6 (recreatiewoningen)

In aanvulling op het bepaalde in artikel 13.2.1 en 13.2.2 gelden voor recreatiewoningen ter plaatse van de aanduidingen 'specifieke vorm van recreatie - 3, - 5 en - 6' de volgende regels:

  • a. de inhoud van een recreatiewoning mag ten hoogste 250 m3 bedragen;
  • b. het grondoppervlak van een recreatiewoning mag ten hoogste 45 m² bedragen;
  • c. een recreatiewoning mag uitsluitend in één bouwlaag met kap worden gebouwd, waarbij de goot- en bouwhoogte ten hoogste 4 m respectievelijk 6 m mag bedragen;
  • d. de afstand van een recreatiewoning en een berging tot een perceelsgrens mag niet minder dan 3.00 m bedragen;
  • e. afstand van een recreatiewoning of een gedeelte daarvan tot enig punt van een ander gebouw mag niet minder dan 6.00 m bedragen;
  • f. per recreatiewoning mag ten hoogste één berging worden gebouwd met een grondoppervlak van ten hoogste 15 m² en een bouwhoogte van ten hoogste 2.70 m.
13.2.4 Bouwwerken ter plaatse van de aanduiding 'volkstuin';

Per verblijfstuin mogen worden gebouwd:

  • a. een recreatieverblijf met een grondoppervlak van ten hoogste 20 m²;
  • b. bergkasten en hobbykassen met een gezamenlijk grondoppervlak van ten hoog-ste 8 m²;
  • c. bouwwerken, geen gebouw zijnde, waarbij de goot- en/of bouwhoogte ten hoogste bedragen:
    • 1. van recreatieverblijven 2.5 m (goothoogte), respectievelijk 3.5 m (bouwhoogte);
    • 2. van bergkasten en hobbykassen 2.5 m (bouwhoogte);
    • 3. van overige bouwwerken, geen gebouw zijnde 1 m (bouwhoogte);
13.2.5 Bouwwerken geen gebouw zijnde

De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde, bedraagt maximaal:

  • a. lichtmasten, speelvoorzieningen 9 m;
  • b. erf- en terreinafscheidingen 2 m;
  • c. overige bouwwerken geen gebouwen zijnde 3 m.
13.3 Afwijken van de bouwregels
13.3.1 Bouwen buiten bestemmingsvlak

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 13.1 en 13.2.1 ten behoeve van het bouwen van bedrijfsgebouwen buiten het bestemmingsvlak met dien verstande dat de uitbreiding niet meer bedraagt dan 10% van het bestaande oppervlak met inachtneming van de volgende voorwaarden:

  • a. de eventueel aanwezige cultuurhistorisch natuurlijke en landschappelijke waarden en de bestaande doorzichten mogen niet onevenredig worden aangetast;
  • b. er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden.
13.3.2 Inhoud bedrijfswoning

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 13.2.2 en toestaan dat de inhoud van de bedrijfswoning maximaal 1.000 m³ mag bedragen met dien verstande dat geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de landschappelijke en/of cultuurhistorische waarden, en dat alvorens een besluit tot afwijking wordt genomen, een landschapsdeskundige om advies wordt gevraagd.

13.3.3 Afwijking afstand perceelgrens

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 13.2.3 voor het bouwen van recreatiewoningen en bergingen op een afstand van minimaal 1.5 m tot de perceelgrens dan wel minimaal 3 m tot enig ander gebouw, mits geen onnodige verandering teweeg wordt gebracht in de bezonningssituatie op de aangrenzende percelen en de gebruikswaarde van het te bebouwen perceel niet onevenredig wordt geschaad.

13.4 Specifieke gebruiksregels
13.4.1 Omsluiting kampeerterrein

Het kampeerterrein dient in geval van jaarrondexploitatie en voor zover voorzien van een aanduiding 'specifieke vorm van recreatie -2 of -3' in de periode van 1 november tot 1 maart omsloten te zijn door een groenhoudend natuurlijk kader, zonder afbreuk te doen aan de landschappelijke en/of cultuurhistorische waarden.

13.4.2 Strijdig gebruik

Tot een gebruik in strijd met deze bestemming wordt in ieder geval begrepen :

  • a. een gebruik van kampeermiddelen ten behoeve van permanente bewoning dan wel het laten gebruiken van kampeermiddelen ten behoeve van permanente bewoning.
  • b. het is verboden de gronden met de aanduiding 'volkstuin' buiten het zomerseizoen als recreatief nachtverblijf te gebruiken.
13.5 Afwijken van de gebruiksregels
13.5.1 Mantelzorg

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 13.1 in verband met het gebruik van een bedrijfswoning dan wel de daarbij behorende bestaande bijgebouwen ten behoeve van mantelzorg, met dien verstande dat het brutovloeroppervlak van bijgebouwen ten behoeve van mantelzorg maximaal 100 m² bedraagt.

13.5.2 Jaarrond

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 13.1 voor een jaarrond exploitatie van een kampeerterrein waarbij in elk geval het kampeerterrein in de periode van 1 november tot 1 maart omsloten te zijn door een groenhoudend natuurlijk kader, zonder afbreuk te doen aan de landschappelijke en/of cultuurhistorische waarden.