direct naar inhoud van Artikel 9 Wonen
Plan: Molenpolder
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0703.07YeBPMolenpolder-va01

Artikel 9 Wonen

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Wonen aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen in een woning, al dan niet met aan huis gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - paardenbak 1' en specifieke vorm van agrarisch - paardenbak 2': tevens een hobbymatige paardenbak;
  • c. bijbehorende voorzieningen zoals:
    • 1. erven;
    • 2. parkeervoorzieningen op eigen terrein;
    • 3. toegangs- en achterpaden;
    • 4. tuinen.
9.2 Bouwregels
9.2.1 Binnen het bouwvlak

Voor het bouwen binnen het bouwvlak gelden de volgende regels:

  • a. toegestaan zijn:
    • 1. hoofdgebouwen;
    • 2. aan- en / of uitbouwen en bijgebouwen;
    • 3. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • b. hoofdgebouwen worden gebouwd:
    • 1. ter plaatse van de gronden zonder aanduiding: vrijstaand of aaneen;
  • c. de goothoogte en / of boeibordhoogte bedraagt niet meer dan:
    • 1. hoofdgebouwen: de aangegeven goothoogte;
    • 2. aan- en / of uitbouwen en bijgebouwen: 4 m;
  • d. de bouwhoogte bedraagt niet meer dan:
    • 1. hoofdgebouwen: de aangegeven bouwhoogte;
    • 2. aan- en / of uitbouwen en bijgebouwen: 7 m en ten minste 1 meter lager dan van het hoofdgebouw;
    • 3. erf- en terreinafscheidingen: 2 m;
    • 4. vrijstaande antennes: 10 m;
    • 5. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde: 3 m;
  • e. de afstand van een aan- of uitbouw tot de voorste gevel van een hoofdgebouw bedraagt ten minste 3 meter;
  • f. de afstand van een bijgebouw tot het hoofdgebouw bedraagt ten minste 1 meter;
  • g. indien gebouwen niet aaneen worden gebouwd, bedraagt de onderlinge afstand ten minste 1 meter;
  • h. indien gebouwen niet in de zijdelingse perceelsgrens worden gebouwd, bedraagt de afstand tot de perceelsgrens ten minste 1 meter.

9.2.2 Buiten het bouwvlak

Voor het bouwen buiten het bouwvlak gelden de volgende regels:

  • a. toegestaan zijn:
    • 1. aan- en / of uitbouwen en bijgebouwen;
    • 2. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
    • 3. ter plaatse van de aanduidingen 'specifieke vorm van agrarisch - paardenbak 1' en 'specifieke vorm van agrarisch - paardenbak - 2': een paardenbak;
  • b. de goothoogte en / of boeibordhoogte van aan- en / of uitbouwen en bijgebouwen bedraagt niet meer dan 4 meter;
  • c. de bouwhoogte bedraagt niet meer dan:
    • 1. aan- en / of uitbouwen en bijgebouwen: 5 m;
    • 2. erf- en terreinafscheidingen: 2 m;
    • 3. afscheidingen ten behoeve van een paardenbak: 1,8 m;
    • 4. vrijstaande antennes: 10 m;
    • 5. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde: 3 m;
  • d. de afstand van een bijgebouw tot het hoofdgebouw bedraagt ten minste 1 meter;
  • e. indien gebouwen niet aaneen worden gebouwd, bedraagt de onderlinge afstand ten minste 1 meter;
  • f. indien gebouwen niet in de perceelsgrens worden gebouwd, bedraagt de afstand tot de perceelsgrens ten minste 1 meter;
  • g. gronden buiten het bouwvlak worden tot ten hoogste 50% bebouwd met aan- en / of uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen tot een maximum van 100 m² per perceel;
  • h. voor de berekening van het percentage van de oppervlakte als bedoeld onder g mogen ook worden gerekend de gronden met de bestemming Tuin, voor zover die gronden grenzen aan en in het verlengde liggen van de gronden buiten het bouwvlak;
  • i. de oppervlakte van een paardenbak mag niet meer bedragen dan:
    • 1. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - paardenbak -1': 1.200 m²;
    • 2. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - paardenbak -2': 400 m².
9.3 Afwijken van de bouwregels
9.3.1 Uitbreiden bouwvlak

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde ten aanzien van de maximum oppervlakte van het bouwvlak, met in achtneming van de volgende regels:

  • a. het bouwvlak mag uitsluitend aan de achterzijde worden vergroot;
  • b. de oppervlakte van het bouwvlak wordt met niet meer dan 20% vergroot;
  • c. er wordt geen onevenredige afbreuk gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.

9.3.2 Algemene afwijking

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde ten aanzien van de maximaal toelaatbare goot- of boeibordhoogte dan wel bouwhoogte, de afstand van een gebouw tot de perceelsgrens, de maximaal toelaatbare oppervlakte en het aangegeven bebouwingspercentage, met in achtneming van de volgende regels:

  • a. de afwijking bedraagt niet meer dan 15%;
  • b. er wordt geen onevenredige afbreuk gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.

9.3.3 Afhankelijke woonruimte

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 9.5.3 en worden toegestaan dat voor afhankelijke woonruimte een grotere oppervlakte wordt gerealiseerd, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de maximum oppervlakte voor aan- en/of uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen mag inclusief bijgebouwen in gebruik als afhankelijke woonruimte, niet meer bedragen dan 50% van de gronden buiten het bouwvlak tot een maximum van 100 m² per perceel;
  • b. er wordt geen onevenredige afbreuk gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.

9.3.4 Tijdelijke woongelegenheid

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 9.2 ten aanzien van de plaatsing van een tijdelijke woongelegenheid met in achtneming van de volgende regels:

  • a. omgevingsvergunning voor een tijdelijke woongelegenheid wordt alleen verleend bij ingrijpende bouwwerkzaamheden of vervangende nieuwbouw van een bestaande woning en realisering van een nieuwe woning;
  • b. de tijdelijke woongelegenheid wordt geplaatst binnen het bouwvlak of binnen een straal van 30 meter achter de naar de weg gerichte grens van het bouwvlak;
  • c. de afstand van een tijdelijke woongelegenheid tot de openbare weg bedraagt niet minder dan 3 meter;
  • d. het bevoegd gezag kan voorwaarden stellen aan de situering van de tijdelijke woongelegenheid in verband met de bereikbaarheid voor hulpverlenende instanties;
  • e. het bevoegd gezag kan voorwaarden stellen aan de situering van de tijdelijke woongelegenheid in verband met de ruimtelijke uitstraling voor de omgeving;
  • f. het bevoegd gezag kan voorwaarden stellen aan de aansluiting van de tijdelijke woongelegenheid op de nutsvoorzieningen in verband met de bestaande situatie inzake nutsvoorzieningen en de duur van de plaatsing;
  • g. de tijdelijke woongelegenheid is zodanig gesitueerd dat dit niet leidt tot onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • h. de tijdelijke woongelegenheid is zodanig gesitueerd dat bouwmaterialen en bouwafval op het eigen perceel kunnen worden geplaatst;
  • i. het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen voor de plaatsing van een tijdelijke woongelegenheid voor de duur van de werkzaamheden tot een maximum van 3 jaar;
  • j. omgevingsvergunning voor een tijdelijke woongelegenheid wordt niet verleend indien sprake is van grootschalige herstructurering van woningen;
  • k. het bevoegd gezag trekt de omgevingsvergunning tot afwijken in, indien de bestaande noodzaak vanuit een oogpunt van tijdelijke huisvesting niet meer aanwezig is.
9.4 Specifieke gebruiksregels
9.4.1 Algemeen
  • a. het gebruik van bijgebouwen als zelfstandige woning of afhankelijke woonruimte is niet toegestaan.

9.4.2 Huisdierenverblijven, paarden en pony's en ander daarmee naar aard en omvang gelijk te stellen vee
  • a. de gezamenlijke vloeroppervlakte van huisdierenverblijven bedraagt niet meer dan 10 m²;
  • b. het houden van en/of huisvesten van paarden, pony's of ander daarmee naar aard en omvang gelijk te stellen vee is niet toegestaan met uitzondering van het houden van paarden en pony's ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - paardenbak - 1' en "specifieke vorm van agrarisch - paardenbak - 2'.

9.4.3 Paardenbakken

Met betrekking tot het gebruik van paardenbakken gelden de volgende regels:

  • a. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - paardenbak -1' en 'specifieke vorm van agrarisch- paardenbak -2' is per aanduidingsvlak niet meer dan 1 paardenbak toegestaan;
  • b. het gebruik van een paardenbak is alleen hobbymatig toegestaan;
  • c. het aanbrengen van lichtmasten ten behoeve van het gebruik van de paardenbak is niet toegestaan.

9.4.4 Aan-huis-gebonden beroepen en / of kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten

Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:

  • a. aan-huis-gebonden beroepen en / of kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten zijn toegestaan, met inachtneming van het volgende:
    • 1. de woonfunctie wordt in overwegende mate behouden;
    • 2. de vloeroppervlakte ten behoeve van de aan-huis-gebonden beroepen of kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten is niet groter dan 30% van de vloeroppervlakte van het hoofdgebouw, met een maximum van 30 m²;
    • 3. aan-huis-gebonden beroepen en / of kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten zijn niet toegestaan in een bijgebouw;
    • 4. de activiteit wordt hoofdzakelijk verricht door de bewoner, mogelijk ondersteund door ten hoogste 1 medewerker;
    • 5. de activiteit is milieuhygiënisch inpasbaar in de woonomgeving;
    • 6. het gebruik heeft geen nadelige invloed op de normale afwikkeling van het verkeer en veroorzaakt geen onevenredige toename in de parkeerbehoefte.
9.5 Afwijken van de gebruiksregels
9.5.1 Kleinschalige detailhandel en of dienstverlening

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid  9.1 voor de uitoefening van kleinschalige detailhandel en/of dienstverlening in de woning en/of aan- of uitbouw, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de woonfunctie blijft in overwegende mate behouden;
  • b. kleinschalige detailhandel is niet groter dan 30% van de vloeroppervlakte van het hoofdgebouw, met een maximum van 30 m²;
  • c. kleinschalige detailhandel is niet toegestaan in een bijgebouw;
  • d. de activiteit wordt hoofdzakelijk verricht door de bewoner, mogelijk ondersteund door ten hoogste 1 medewerker;
  • e. het gebruik heeft geen nadelige invloed op de normale afwikkeling van het verkeer en veroorzaakt geen onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimte;
  • f. er wordt geen onevenredige afbreuk gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.

9.5.2 Huisvesten van paarden, pony's en ander naar aard en omvang gelijk te stellen vee

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 9.4.2 onder b, voor het houden van en/of huisvesten van niet beroeps- of bedrijfsmatig gehouden paarden, pony's of ander daarmee naar aard en omvang gelijk te stellen vee, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. paarden, pony's of ander daarmee naar aard en omvang gelijk te stellen vee worden buiten het bouwvlak gehouden en gehuisvest;
  • b. de maximum oppervlakte van het bijgebouw (inclusief overkappingen) bedraagt niet meer dan 40 m²;
  • c. de afstand van het bijgebouw (inclusief overkappingen) tot de perceelsgrens bedraagt ten minste 8 meter;
  • d. de afstand van het gebouw tot een bouwvlak bedraagt ten minste 35 meter;
  • e. de oppervlakte van het perceel bedraagt ten minste 1.000 m²;
  • f. de in lid 9.2.2 onder g genoemde oppervlakte wordt niet overschreden;
  • g. er wordt geen onevenredige afbreuk gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.

9.5.3 Afhankelijke woonruimte

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 9.4.1 voor het gebruik van een bijgebouw als afhankelijke woonruimte, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. een dergelijke bewoning is noodzakelijk vanuit een oogpunt van mantelzorg;
  • b. de afhankelijk woonruimte wordt binnen de vigerende regeling inzake bijgebouwen ingepast met een maximale oppervlakte van 80 m2;
  • c. er wordt geen onevenredige afbreuk gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • d. het bevoegd gezag trekt de omgevingsvergunning tot afwijken in, indien de bij het afwijken van de gebruiksregels bestaande noodzaak vanuit een oogpunt van mantelzorg niet meer aanwezig is.
9.6 Wijzigingsbevoegdheid
9.6.1 Toestaan huisvesting arbeidsmigranten

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming Wonen wijzigen ten behoeve van huisvesting door arbeidsmigranten in de vorm van logies, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de huisvesting vindt plaats in een bestaand gebouw;
  • b. het karakter van het gebouw mag niet veranderen;
  • c. er dient sprake te zijn van gebruik door personen die elders hun hoofdverblijf hebben;
  • d. planwijziging wordt niet toegepast binnen een afstand van 250 meter van een gebouw in gebruik en / of bestemd voor logies als bedoeld onder k;
  • e. er mag geen sprake zijn van een zodanige verkeersaantrekkende werking die de normale afwikkeling van het verkeer nadelig beïnvloedt, dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimte leidt;
  • f. wijziging mag worden toegepast indien er geen milieuhygiënische belemmeringen zijn, zoals nabijgelegen bedrijven;
  • g. wijziging mag niet leiden tot onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelmogelijkheden van omliggende bestemmingen en functies;
  • h. in het wijzigingsplan wordt aandacht besteed aan de gemaakte belangenafweging;
  • i. de gebouwde voorziening voldoet aan de eisen van de betreffende gemeentelijke verordening, het bouwbesluit of andere van toepassing zijnde regelgeving alsmede aan het SKIA-keurmerk en/of aan de volgende voorwaarden:
    • 1. beschikbaar bewoonbaar vloeroppervlakte per persoon ten minste 12 m² als bedoeld in de bouwverordening;
    • 2. voldoende privacy;
    • 3. toereikende sanitaire voorzieningen;
    • 4. toereikende verwarming;
    • 5. keukenvoorzieningen;
    • 6. toereikende brandveiligheidssituatie;
  • j. ongeacht het vorenstaande mogen in geen geval meer dan 4 personen worden gehuisvest;
  • k. in het wijzigingsplan worden de volgende bepalingen opgenomen:
    "Artikel A Bestemmingsomschrijving
    Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van horeca - logies - 1' zijn de gronden tevens bestemd voor logies ten behoeve van arbeidsmigranten.
    Artikel B Specifieke gebruiksregel
    Met betrekking tot het gebruik geldt de volgende regel:
    ter plaatse van het in Artikel A bedoelde perceel zijn logies toegestaan voor ten hoogste 4 arbeidsmigranten."

9.6.2 Beëindiging huisvesting arbeidsmigranten

Burgemeester en wethouders kunnen het bepaalde in het wijzigingsplan als bedoeld in lid 9.6.1 onder k te schrappen, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de wijzigingsbevoegdheid wordt toegepast voor zover het gebruik overeenkomstig de aanduiding voor de duur van ten minste 2 jaar aaneengesloten is onderbroken of zoveel eerder als met belanghebbenden is overeengekomen;
  • b. in het wijzigingsplan wordt aandacht besteed aan de gemaakte belangenafweging.

9.6.3 Toestaan bijzondere woonvorm

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming Wonen wijzigen ten behoeve van bijzondere woonvormen, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de bijzondere woonvorm past naar omvang in het beoogde gebouw, een en ander conform de Prestatie-eisen AWBZ-voorzieningen, en in de omgeving;
  • b. de bijzondere woonvorm mag geen onevenredige hinder voor het woon- en leefmilieu opleveren en geen onevenredige afbreuk doen aan het woonkarakter van de buurt, waarbij tevens wordt aangetoond dat de bijzondere woonvorm geen onevenredige beperking tot gevolg heeft voor het woongenot van aangrenzende woonpercelen;
  • c. voorzien wordt in een adequate ontsluiting en afwikkeling van autoverkeer en toereikende parkeergelegenheid voor personeel en bezoekers;
  • d. in het wijzigingsplan wordt:
    • 1. de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - bijzondere woonvorm' opgenomen;
    • 2. de bepaling 'ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - bijzondere woonvorm' zijn gronden tevens bestemd voor een bijzondere woonvorm' opgenomen.

9.6.4 Beëindiging bijzondere woonvorm

Burgemeester en wethouders kunnen de aanduiding "specifieke vorm van maatschappelijk - bijzondere woonvorm" verwijderen, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de wijzigingsbevoegdheid wordt toegepast voor zover het gebruik overeenkomstig de aanduiding voor de duur van ten minste 2 jaar aaneengesloten is onderbroken of zoveel eerder als met belanghebbenden is overeengekomen;
  • b. in het wijzigingsplan wordt aandacht besteed aan de gemaakte belangenafweging.