direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Yerseke, 3e wijziging
Status: vastgesteld
Plantype: wijzigingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0703.07YeBPKom3W-va01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding en doel

Ten noordwesten van het historische centrum van de kern Yerseke ligt de voormalige locatie van de (kleuter)school De Schelpjes. Het betreft de gronden gelegen tussen Breeweg 5 en Molenlaan 2 en de rotonde tussen de Breeweg en Molenlaan. De school is enkele jaren geleden gesloopt en de gronden liggen braak. Nu is het initiatief ontstaan om woningen te bouwen op deze locatie. Bouwbedrijf Schrijver heeft in samenwerking met Neeskens Makelaars en RoosRos Architecten hiervoor een plan ontwikkeld dat uitgaat van 6 twee-onder-een-kap woningen.

De gronden hebben in het geldende bestemmingsplan 'Yerseke' een maatschappelijke bestemming, conform het voormalige gebruik. Binnen deze bestemming zijn woningen niet toegestaan. In het geldende plan is echter een wijzigingsbevoegdheid opgenomen om de bestemming van de gronden te wijzigen in 'Wonen', en op basis van deze bestemming kan het initiatief wel doorgang vinden.

Doel

Om de bestemming te wijzigen in 'Wonen' is voorliggend wijzigingsplan opgesteld. In dit plan wordt getoetst aan de wijzigingsregels uit het geldende plan, de relevante beleidskaders en de milieuaspecten. Door middel van dit plan wordt aangetoond dat de beoogde ontwikkeling voldoet aan de eisen van een goede ruimtelijke ordening.

1.2 Ligging plangebied

Het plangebied ligt aan de westkant van het centrum van Yerseke tussen Breeweg 5 en Molenlaan 2. Aan de oostzijde wordt het begrensd door de Breeweg en de Molenlaan en aan de westzijde wordt het plangebied door een bomenrij afgescheiden van de Ds. G.H. Kerstenschool. Figuur 1.1 toont de ligging in groter en kleiner verband.

afbeelding "i_NL.IMRO.0703.07YeBPKom3W-va01_0001.jpg"

Figuur 1.1 Ligging plangebied (bron: Luchtfoto Kadaster Nederland (bewerkt))

1.3 Geldend bestemmingsplan

Voor deze locatie geldt het bestemmingsplan 'Yerseke', vastgesteld op 27 januari 2015. Figuur 1.2 betreft een uitsnede van dit plan. Eveneens is voor deze locatie het plan 'Parapluherziening Kernen en Bedrijventerreinen' (de gedeeltelijke herziening van onder andere bestemmingsplan 'Yerseke'), vastgesteld op 27 juni 2017, van toepassing.

afbeelding "i_NL.IMRO.0703.07YeBPKom3W-va01_0002.png"

Figuur 1.2 uitsnede van het geldende bestemmingsplan (bron: ruimtelijkeplannen.nl)

De bestemming van het plangebied is 'Maatschappelijk'. Op basis van deze bestemming zijn onder andere bejaardenzorg, culturele voorzieningen en onderwijs mogelijk. Er is een bouwvlak aanwezig dat voor 80% bebouwd mag worden met een maximum bouwhoogte van 8 meter en maximale goothoogte van 4 meter.

De beoogde ontwikkeling is in strijd met het geldende plan omdat woondoeleinden niet zijn toegestaan op basis van de maatschappelijke bestemming. De wijzigingsbevoegdheid naar 'Wonen' is opgenomen in artikel 3 van het plan 'Parapluherziening Kernen en Bedrijventerreinen'. In paragraaf 2.5 wordt getoetst aan deze regels.

1.4 Leeswijzer

De opzet van de plantoelichting is als volgt.

  • In hoofdstuk 2 wordt ingegaan op het beleidskader.
  • In hoofdstuk 3 wordt de bestaande situatie beknopt beschreven.
  • In hoofdstuk 4 wordt ingegaan op de visie op het plangebied, waarbij de ontwikkeling wordt beschreven.
  • In hoofdstuk 5 zijn de resultaten vermeld van de toetsing aan milieu- en overige aspecten.
  • Hoofdstuk 6 bevat de toelichting op de bestemmingsregeling.
  • Hoofdstuk 7 gaat in op de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid en de procedure.

Hoofdstuk 2 Beleidskader

2.1 Rijksbeleid

Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR)

Met de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte kiest het Rijk voor een selectieve inzet van rijksbeleid op slechts 13 nationale belangen. Een aantal van deze belangen is:

  • een excellente ruimtelijk-economische structuur van Nederland door een aantrekkelijk vestigingsklimaat in en goede internationale bereikbaarheid van de stedelijke regio's met een concentratie van topsectoren;
  • ruimte voor het hoofdnetwerk voor vervoer van (gevaarlijke) stoffen via buisleidingen;
  • efficiënt gebruik van de ondergrond;
  • verbeteren van de milieukwaliteit (lucht, bodem, water) en bescherming tegen geluidsoverlast en externe veiligheidsrisico's;
  • ruimte voor waterveiligheid, een duurzame zoetwatervoorziening en klimaatbestendige stedelijke (her)ontwikkeling;
  • ruimte voor behoud en versterking van (inter)nationale unieke cultuurhistorische en natuurlijke kwaliteiten;
  • zorgvuldige afwegingen en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke plannen.

Voor deze belangen is het Rijk verantwoordelijk en wil het resultaten boeken. Uitwerking vindt veelal plaats in wetgeving zoals Waterwet, Deltawet en de toekomstige Omgevingswet.

Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro)

Het Barro (voorheen AMvB Ruimte) bevat inhoudelijke regels van de rijksoverheid waaraan bestemmingsplannen, provinciale inpassingsplannen, uitwerkingsplannen, wijzigingsplannen, beheersverordeningen en omgevingsvergunningen met ruimtelijke onderbouwing moeten voldoen.

Besluit ruimtelijke ordening en ladder duurzame verstedelijking

In het Besluit ruimtelijke ordening is neergelegd dat voor een nieuwe stedelijke ontwikkeling - waaronder het bouwen van woningen - een onderbouwing in het bestemmingsplan noodzakelijk is. Voor woningbouwlocaties geldt volgens de overzichtsuitspraak van de afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State dat 'in beginsel' sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling als er meer dan 11 woningen gerealiseerd worden. Dit is in deze ontwikkeling niet het geval. Wel moet er getoetst worden aan de behoefte aan de ontwikkeling. Omdat deze toetsing nauw samenhangt met het (regionale) volkshuisvestingbeleid, is de toetsing aan de behoefte opgenomen in paragraaf 2.3.

2.2 Provinciaal beleid

Omgevingsplan Zeeland 2012 – 2018

Het Omgevingsplan Zeeland 2012 – 2018 geeft de provinciale visie op de toekomstige ontwikkeling van de fysieke leefomgeving in Zeeland. Voor een krachtig Zeeland zijn economische groei, ontwikkeling en innovatie nodig. De Provincie Zeeland draagt daar als regionaal bestuur met eigen taken en verantwoordelijkheden actief aan bij. De Provincie zet in op een sterke economie, een goed woon- en werkklimaat en kwaliteit van water en landelijk gebied. De provincie zet in op ‘van meer naar beter’ en op de verschuiving van ‘het ontwikkelen met kwaliteit naar het ontwikkelen van kwaliteit’.

Woningbouw

Voor woningbouw zijn de volgende beleidslijnen relevant.

  • Een goed woonklimaat en een goed werkende woningmarkt in steden, dorpen en op het platteland en met voldoende omvang, kwaliteit en differentiatie van de woningvoorraad. Ruimtelijk staan bundeling en zorgvuldig ruimtegebruik voorop.
  • De Provincie Zeeland stelt de Zeeuwse burger en zijn of haar woonwensen centraal. Het is van provinciaal belang dat de regionale woningmarkten in Zeeland goed functioneren; dynamisch zijn, met voldoende nieuwbouw, doorstroming en veranderingen van de bestaande woningvoorraad.
  • Als gevolg van financieel-economische en demografische veranderingen zijn regionale woningmarktafspraken nodig op basis van nieuw realisme, regionale samenwerking, afstemming en sturing.
  • Nieuwbouw van woningen vindt voornamelijk plaats in het bestaand bebouwd gebied, zoals dat op kaarten is begrensd.
  • Gemeenten hebben ook een opgave in verbetering van de bestaande woningvoorraad. Verbeteren, veranderen, vernieuwen, vervangen en verminderen (5V's) zijn daarbij de sleutelwoorden. Voor krimpgebieden wordt bezien of ook slooppremies gefinancierd kunnen worden.

Ook op provinciaal niveau is er sprake van bundeling en zorgvuldig ruimtegebruik bij ruimtelijke ontwikkelingen. De provincie hanteert hiervoor de Ladder voor Duurzame Verstedelijking. Dit houdt in dat bij elk ruimtelijk plan de afweging wordt gemaakt of het plan voorziet in een regionale, intergemeentelijke vraag, of realisatie kan binnen bestaand gebouwd gebied en – indien dat niet mogelijk is – of de ontwikkellocatie multimodaal ontsloten is of wordt. Ten aanzien van de regionale, intergemeentelijke vraag zijn regionale woningmarktafspraken voor De Bevelanden gemaakt.

Omwille van een zorgvuldige planning verlangt de Provincie een consequente toepassing van de duurzaamheidsladder. In de onderbouwing moeten terugkomen (sterk verkorte weergave):

  • 1. De ontwikkeling voorziet in een regionale, intergemeentelijke vraag. Hiertoe moet worden getoetst aan de regionale woningmarktafspraken voor De Bevelanden (Agenda Wonen in De Bevelanden 2025).
  • 2. Realisatie vindt plaats binnen het bestaand bebouwd gebied in de regio, tenzij dat niet mogelijk is.
  • 3. De locatie is of wordt multimodaal ontsloten.

Toetsing beoogde ontwikkeling

De voorgenomen ontwikkeling betreft de bouw van 6 twee-onder-een-kap woningen op een nu braakliggend stuk grond in Yerseke. Hierdoor neemt het woningaantal met 6 toe. De locatie valt binnen het bestaand bebouwd gebied. Voor woningbouwlocaties geldt volgens de overzichtsuitspraak dat 'in beginsel' sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling als er meer dan 11 woningen gerealiseerd worden. De toetsing van de behoefte aan de ontwikkeling dient wel onderbouwd te worden, dit wordt in paragraaf 2.3 gedaan.

Verordening Ruimte Provincie Zeeland

Met de eerste wijziging van maart 2016 zijn in de verordening niet langer relevante bepalingen opgenomen ten aanzien van woningbouw in bestaand stedelijk gebied. De verordening staat de beoogde ontwikkeling dan ook niet in de weg.

2.3 Regionaal beleid

Besluit ruimtelijke ordening

In het Besluit ruimtelijke ordening is neergelegd dat voor nieuwe ontwikkelingen - waaronder woningbouw - een onderbouwing in het bestemmingsplan noodzakelijk is. In de toelichting van een bestemmingsplan dat woningbouw mogelijk maakt, moet een onderbouwing worden opgenomen die de behoefte aan de ontwikkeling beschrijft.

In de hiervoor bedoelde onderbouwing wordt beschreven dat de voorgenomen stedelijke ontwikkeling voorziet in een actuele behoefte en in hoeverre de ontwikkeling binnen bestaand stedelijk gebied kan worden voorzien door benutting van beschikbare gronden door herstructurering, transformatie of anderszins.

Toetsing beoogde ontwikkeling

De voorgenomen ontwikkeling betreft de bouw van 6 woningen op een nu braakliggend stuk grond in Yerseke. Hierdoor neemt het woningaantal in Yerseke met 6 toe. Het betreft 6 twee-onder-een-kap woningen. De SVIR en het Barro bevatten geen concreet beleid voor relatief kleinschalige ontwikkelingen zoals deze. Wel is de onderbouwing van de behoefte relevant, hiervoor wordt aangesloten bij de Ladder voor Duurzame Verstedelijking.

Er is een regionale behoefte aan nieuwe woningen. De regionale woningbouwafspraken zijn opgenomen in de 'Agenda Wonen in De Bevelanden 2025' (zie verder in deze paragraaf). Voor Reimerswaal is in de periode van 2015 tot 2025 een behoefte aan toevoeging van 553 woningen berekend. Circa 85% daarvan (467 woningen) dient binnen een (centrum) dorps woonmilieu gerealiseerd te worden. Het plangebied ligt in een dergelijk woonmilieu. Op basis van het bovenstaande kan geconcludeerd worden dat er sprake is van een actuele woningbouwbehoefte binnen de gemeente en regio. Het projectgebied is in de provinciale structuurvisie aangemerkt als bestaand stedelijk gebied. Er is in dit geval sprake van herstructurering en intensiever ruimtegebruik op een nu onbenut kavel binnen de dorpskern. Hiermee wordt voldaan aan de voorkeursvolgorde voor verstedelijking.

Resumerend kan gesteld worden dat de ontwikkeling voldoet aan de behoefte. De ontwikkeling geeft mede invulling aan de woningbehoefte en deze wordt ingevuld op een herstructureringslocatie binnen bestaand stedelijk gebied.

Agenda Wonen in De Bevelanden 2025

Als uitwerking van het Omgevingsplan is in 2013 gewerkt aan de regionale woningmarktafspraken binnen de regio 'De Bevelanden'. Op 29 oktober 2013 zijn deze afspraken door de gemeenteraad vastgesteld. De provincie heeft op 17 december 2013 aangegeven de afspraken ten aanzien van de woningbouwplanning te accepteren en aan te wenden bij de toetsing van nieuwe woningbouwinitiatieven. Op 19 mei 2016 is het geactualiseerde afsprakendocument 'Agenda Wonen in de Bevelanden 2025' door de gemeenteraad vastgesteld. De woningmarktafspraken uit 2013 zijn nog steeds actueel. Er wordt daarom vastgehouden aan de inhoudelijke afspraken van destijds. Op basis van de actuele bevolkings-/huishoudensprognose is het woningbouwprogramma in dit nieuwe afsprakendocument geactualiseerd.

In de Agenda Wonen zijn 9 kernthema's vastgesteld die de basis vormen voor de woningmarktafspraken:

  • 1. realistische woningbouwproductie;
  • 2. bundeling op basis van de lange termijn behoefte in de markt, de vraagkant dus;
  • 3. kwaliteit voor kwantiteit;
  • 4. aanpak bestaande woningvoorraad, ook particuliere koopvoorraad;
  • 5. wonen en zorg;
  • 6. regionale prestatieafspraken met corporaties;
  • 7. arbeidsmigranten;
  • 8. grondprijzen voor woningbouw;
  • 9. monitoring.

De kernthema's die relevant zijn voor de beoogde ontwikkeling zijn hieronder opgesomd. Ook is aangegeven op welke manier het initiatief bijdraagt aan de verwezenlijking van de betreffende afspraak.

Realistische woningbouwproductie

De kern van deze afspraak is dat de woningbouw gestuurd wordt door demografische ontwikkelingen. Hieruit komt onder andere voort dat er binnen de regio tot 2025 maximaal 3.273 woningen toegevoegd mogen worden. Verder is afgesproken dat gemeenten terughoudend omgaan met nieuwe woningbouwlocaties en er voorrang wordt gegeven aan kwalitatief goede nieuwbouwplannen. De beoogde ontwikkeling voldoet aan deze afspraken. Zo vindt de nieuwbouw plaats op een herstructureringslocatie (in plaats van een nieuwe woningbouwlocatie) en is het project opgenomen op de gemeentelijke planningslijst (en daarmee afgestemd op de nieuwbouwprognose).

Bundeling op basis van de lange termijn behoefte in de markt, de vraagkant dus

Afgesproken is dat terughoudend omgegaan wordt met woningbouwplannen buiten het bestaand bebouwd gebied en dat de inbreidingsmogelijkheden prioriteit krijgen. Woningbouw dient vooral gerealiseerd te worden in de dragende- en groeikernen om de leefbaarheid en het draagvlak voor voorzieningen te waarborgen. De beoogde nieuwbouw vindt plaats binnen een dragende kern. Zodoende is de ontwikkeling in lijn met deze woningmarktafspraak.

Monitoring

Jaarlijks wordt de gerealiseerde en geplande woningbouw in de monitor geactualiseerd en in het Platform De Bevelanden vastgesteld. Vervolgens wordt deze ter beschikking gesteld aan de provincie Zeeland, ter kennisname. De monitor wordt zo een instrument voor De Bevelanden om te sturen op de juiste hoeveelheid en kwaliteit van nieuwbouwplannen.

Toetsing beoogde ontwikkeling

Naast de 9 kernthema's is de benodigde netto toevoeging van woningen voor De Bevelanden vastgesteld, die niet mag worden overschreden. Ten aanzien van het initiatief wordt het volgende geconcludeerd.

De woningbouwbehoefte en het daaruit volgende aantal toegestane nieuwe woningen (553) is eerder in deze paragraaf toegelicht. Tot 2025 staan er inmiddels 597 woningen op de gemeentelijke planningslijst. Volgens de planningslijst kan er in de kern Yerseke nieuwe woningbouw plaatsvinden op de projectlocaties Steehof en De Zaete en zijn er 70 woningen opgenomen onder de noemer 'Projecten CD Yerseke < 25'. De voorgenomen ontwikkeling behoort tot deze laatste categorie. Het project is hiermee opgenomen op de gemeentelijke planningslijst. Met het voorliggende plan kunnen 6 woningen worden gebouwd, terwijl voor dit project 3 woningen in de planning zijn opgenomen. Daar is echter ruimte voor in de planning, omdat op de locaties Bosburg en Beatrix in Yerseke minder woningen gebouwd kunnen worden dan voorzien.

2.4 Gemeentelijk beleid

Structuurvisie kernen en bedrijventerreinen

In deze structuurvisie is het gemeentelijke wensbeeld van de kernen en bedrijventerreinen van Reimerswaal vastgelegd. De volgende daarin opgenomen beleidsitems zijn voor voorliggende ontwikkeling van belang.

Beleidsvisie wonen algemeen

Ten aanzien van wonen is het beleid gericht op ’lokaal wonen en leven’: met woningbouw inspelen op lokale behoeften en gericht op het versterken van de kwaliteiten van de kern. De gemeente wil de leefbaarheid en kwaliteit van de woonkernen (aantrekkelijke woon- en leefomgeving) verder versterken door:

  • het versterken van de diversiteit aan (woon-)culturen en woonmilieus tussen de dorpskernen, versterken van de kernkwaliteiten;
  • het afstemmen van de woningvoorraad en de woningbouw op de lokale behoefte (per kern): zowel kwantitatief = het juiste aantal, als kwalitatief = het juiste type voor de doelgroep;
  • het inzetten van woningbouw om ruimtelijke aandachtslocaties en herstructureringsgebieden aan te pakken;
  • het realiseren van bijzondere woonprojecten voor specifieke doelgroepen.

Ten aanzien van woningbouwprojecten gelden hierbij de volgende aandachtspunten.

  • Behoud dorpskarakter van de kernen, door behoud en ontwikkeling van kwalitatief groen in en aan de randen van de kernen.
  • Zorgen voor kwalitatief goede huisvesting voor eenpersoonshuishoudens, starters, ouderen, ‘nieuwe Zeeuwen’ en permanente arbeidsmigranten.
  • Dit kan zowel binnen de bestaande voorraad als in nieuwbouwwoningen, afhankelijk van de bestaande voorraad en de behoefte per kern.

Beleidsvisie kern Yerseke

Voor Yerseke, evenals voor alle andere kernen van de gemeente Reimerswaal, zijn de ruimtelijke projecten, ontwikkelingen en hoofdstructuren weergegeven op een kaartbeeld. In figuur 2.1 is een uitsnede van de beleidskaart voor Yerseke opgenomen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0703.07YeBPKom3W-va01_0003.png"

Figuur 2.1 Uitsnede beleidskaartbeeld Yerseke (bron: Structuurvisie kernen en bedrijventerreinen)

De planningsruimte voor nieuwe woningen in Yerseke is vrijwel in evenwicht met de verwachte huishoudensontwikkeling. Op pagina 46 van de structuurvisie staat beschreven dat de voormalige schoollocaties binnen de kern aangemerkt worden als ruimtelijke aandachtslocatie. In de planning is rekening gehouden met de invulling van de voormalige locatie van (kleuter)school De Schelpjes met woningen.

Gestreefd wordt naar het optimaliseren van het woon- en leefklimaat en naar het versterken van de kwaliteit van het wonen in Yerseke door het beter afstemmen van de woningbouw op de behoeften en het verbeteren van de zwakke delen van de woningvoorraad door herstructurering. Hierbij wordt prioriteit gegeven aan inbreiding en aan herstructurering van bestaande woongebieden boven nieuwe uitleglocaties, zodat ook gewerkt kan worden aan de ruimtelijke kwaliteit in de bestaande woningvoorraad. Er wordt primair ingezet op de herstructurering van de ruimtelijke aandachtsgebieden en op de afronding van de woonwijk ‘Steehof’.

Toetsing beoogde ontwikkeling

Het plangebied betreft een voormalige schoollocatie, en is derhalve aan te merken als ruimtelijke aandachtslocatie. In de structuurvisie staat beschreven dat de herstructurering van deze locaties -in enkele gevallen gekenmerkt door een zwakke ruimtelijke kwaliteit- moeizaam verloopt. In geval van initiatieven die uitgaan van woningbouw zouden deze locaties prioriteit moeten krijgen ten opzichte van potentiële woningbouwlocaties elders binnen de kern, teneinde de herstructurering te bespoedigen.

De ontwikkeling van 6 woningen binnen een ruimtelijke aandachtslocatie is in lijn met het beleid van de structuurvisie ten aanzien van deze locaties. De gemeente heeft dan ook aangegeven graag medewerking te willen verlenen aan het initiatief.

Conclusie

De beoogde ontwikkeling gaat uit van de herstructurering van een ruimtelijke aandachtslocatie, en is daarmee in lijn met de gemeentelijke structuurvisie.

2.5 Vigerend bestemmingsplan (wijzigingsregels)

De maatschappelijke bestemming van het plangebied kan door middel van de wijzigingsbevoegdheid in artikel 3 van het plan 'Parapluherziening Kernen en Bedrijventerreinen' gewijzigd worden in Wonen. Dit is alleen mogelijk indien aan alle wijzigingsregels wordt voldaan. De wijzigingsbevoegdheid is hieronder integraal opgenomen. Daarna volgt een puntsgewijze toetsing.

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming [Bedrijf, Detailhandel, Horeca, Kantoor, Maatschappelijk], ongeacht of deze bestemming is voorzien van een aanduiding, wijzigen in de bestemming Wonen en bijbehorende bestemmingen Tuin, Groen en Verkeer, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. wijziging leidt tot behoud en/of versterking van de ruimtelijk-stedenbouwkundige structuur;
  • b. wijziging is niet toegestaan binnen 50 m van gronden waarop fruitteelt is toegelaten, met dien verstande dat een kortere afstand is toegestaan indien wijziging niet of nagenoeg niet leidt tot hinder bij de woonfunctie en de kleinere afstand niet leidt tot onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende bestemmingen en functies;
  • c. de maximaal toelaatbare goot- of boeibordhoogte bedraagt 6 m, indien voor de gronden binnen de bestemming [Bedrijf, Detailhandel, Horeca, Kantoor, Maatschappelijk] een hogere goothoogte is toegestaan, dan geldt onverkort de hogere goothoogte zoals aangegeven op de verbeelding;
  • d. in de toelichting van het wijzigingsplan wordt aandacht besteed aan de gemaakte belangenafweging;
  • e. vooraf wordt inzicht verkregen in:
    • 1. de bodemhygiëne;
    • 2. de externe veiligheid;
    • 3. de luchtkwaliteit;
    • 4. de milieuhygiënische kwaliteit;
    • 5. de archeologische waarden;
    • 6. de ecologische waarden;
  • f. in de toelichting van het wijzigingsplan wordt getoetst aan de op dat moment geldende wet- en regelgeving en de beleidskaders op het gebied van wonen. Hierbij worden de in de wet- en regelgeving en in het beleid voorgeschreven en aangereikte instrumenten toegepast. Tevens wordt aangetoond dat wordt voorzien in een woningbehoefte op zowel de korte als op de lange termijn.

Toetsing beoogde ontwikkeling

  • a. in de huidige situatie ligt het perceel braak en dit zorgt ervoor dat de stedenbouwkundige structuur ter plaatse onderbroken is. De beoogde ontwikkeling gaat uit van 6 twee-onder-een-kap woningen die parallel aan de Breeweg en Molenlaan zijn gepositioneerd. Door deze invulling wordt de ruimtelijk-stedenbouwkundige structuur versterkt. De korrelgrootte, schaal en oriëntatie van de nieuwbouw is daarnaast in overeenstemming met de bebouwing in de omgeving. Zie ook hoofdstuk 4;
  • b. er vindt geen fruitteelt plaats op een afstand van 50 m of minder vanaf het plangebied. De dichtstbijzijnde agrarische gronden liggen op meer dan 300 m afstand;
  • c. het ontwerp van de twee-onder-een-kap woningen gaat uit van een goothoogte van circa 3,5 meter, dat is ruim onder de maximaal toelaatbare goothoogte van 6 meter;
  • d. in de huidige situatie liggen de gronden braak waardoor de stedenbouwkundige structuur onderbroken wordt. Door het realiseren van woningen wordt de stedenbouwkundige structuur versterkt en neemt de ruimtelijke kwaliteit toe. Daarnaast is er behoefte aan nieuwe woningen (zie ook paragraaf 2.3), waardoor de ontwikkeling voorziet in een actuele behoefte. Voorts is in hoofdstuk 5 aangetoond dat er geen milieuhygiënische bezwaren zijn tegen de voorgenomen ontwikkeling. Resumerend kan gesteld worden dat er een belangenafweging heeft plaatsgevonden, waarbij functionele, ruimtelijke en milieuhygiënische aspecten zijn meegewogen, alsmede de vraag of er sprake is van een actuele behoefte;
  • e. voor een toetsing aan deze aspecten wordt integraal verwezen naar hoofdstuk 5. Hieruit blijkt dat de genoemde aspecten geen belemmering vormen voor het initiatief;
  • f. voor een beschrijving van de genoemde zaken wordt integraal verwezen naar de paragrafen 2.1, 2.2, 2.3 en 2.4. Hieruit blijkt dat de beoogde bouw van de woningen niet in strijd is met het relevante beleid. Ook is aangetoond dat er behoefte is aan de nieuw te bouwen woningen.

Conclusie

Aan alle wijzigingsregels wordt voldaan.

Hoofdstuk 3 Bestaande situatie

3.1 Bestaande situatie plangebied

In de direct omgeving van het plangebied is uitsluitend laagbouw aanwezig. Deze bebouwing bestaat uit vrijstaande woningen, twee-onder-een-kap woningen en woningen in korte rijen. Daarnaast is er ten westen van de locatie een basisschool van één bouwlaag. Het plangebied zelf is braakliggend. Voorheen was hier een kleuterschool aanwezig, die bestond uit één bouwlaag.

afbeelding "i_NL.IMRO.0703.07YeBPKom3W-va01_0004.png"

Figuur 3.1 geeft een impressie van de situatie in het verleden (links en midden) en de huidige situatie (rechts) (bron: www.inzwartwit.nl en Google Maps)

3.2 Wonen

Yerseke is een van de zeven woonkernen van Reimerswaal. De uitbreiding van de woningvoorraad in de kern Yerseke heeft in de afgelopen jaren plaatsgevonden in Steehof en Yerseke-West. Recent zijn er bouwprojecten gestart voor woningen ten noorden van de planlocatie aan de Molenlaan en Oude Boogaert, beide op voormalige schoollocaties. Ook de komende jaren worden in Steehof nog woningen gebouwd. Daarnaast zal via het spoor van inbreiding een bijdrage geleverd worden aan het voorzien in de woningbehoefte voor de komende jaren. De beoogde ontwikkeling is hier een voorbeeld van. In de huidige situatie kent het plangebied geen woonfunctie.

3.3 Bedrijvigheid en andere economische aspecten

Bedrijven

In het plangebied zijn geen bedrijven gevestigd. De dichtstbijzijnde relevante bedrijvigheid vindt men ca. 400 m noordelijker, dit betreft een autobedrijf aan de Damstraat. Verder ligt het bedrijventerreinen 'Burenpolder' en 'Oesterputten' ongeveer 500 m ten noorden respectievelijk oosten van het plangebied.

Detailhandel en commerciële voorzieningen

Detailhandel en overige voorzieningen zijn niet in de nabijheid van de locatie gesitueerd, maar ca. 200 m in oostelijke richting in het centrumgebied van de kern.

3.4 Verkeer en vervoer

Ontsluiting

De hoofdontsluiting van Yerseke vindt plaats via de Molendijk. Het plangebied is vanaf deze weg via de Welleweg, Langeville, en Marijkelaan te bereiken.

Parkeren

Bij de woningen in de omgeving wordt voornamelijk aan de straat geparkeerd, in de vorm van langsparkeren. Voor de nieuwe ontwikkeling is parkeren binnen het plangebied voorzien.

Openbaar vervoer

In de directe omgeving van het plangebied staat op ca. 150 m een bushalte aan de Molenlaan. Vanaf deze halte gaan bussen richting Goes en Wemeldinge. Het station Kruiningen-Yerseke ligt ca. 4,2 km zuidelijker.

3.5 Ondergrondse infrastructuur

Analyse

Rond planologisch relevante leidingen dient rekening te worden gehouden met zones waarbinnen mogelijke beperkingen gelden, ofwel de belemmeringzones. Planologisch relevante leidingen zijn:

  • leidingen die onder het Bevb vallen;
  • leidingen met een (boven)regionale transportfunctie of buisleidingen die op een andere manier risico's met zich meebrengen voor mens of leefomgeving wanneer deze beschadigd raken. Dit zijn bijvoorbeeld gasleidingen (<1600 kPa), elektriciteits-, afval-, water- en rioolwaterleidingen maar ook leidingen voor vervoer van gevaarlijke stoffen die deel uitmaken van een inrichting.

Toetsing

Binnen het plangebied en in de directe omgeving zijn geen planologisch relevante buisleidingen, hoogspanningsverbindingen of straalpaden aanwezig. Het aspect kabels en leidingen staat de beoogde ontwikkeling niet in de weg.

3.6 Landschap, natuur en ecologie

Analyse

Het plangebied maakt geen deel uit van een beschermd natuurgebied (Natura 2000-gebied), zoals bedoeld in de Natuurbeschermingswet 1998. De Oosterschelde ligt op ruim 600 meter ten oosten van de locatie. Binnen de locatie zijn thans geen te beschermen natuurwaarden aanwezig. Daarnaast zijn ook geen specifieke landschapswaarden aanwezig die planologische bescherming behoeven.

Toetsing

Binnen het wijzigingsplan wordt woningbouw mogelijk gemaakt. De toetsing en beoordeling op natuuraspecten vindt plaats in hoofdstuk 5.

3.7 Waterhuishouding

Analyse

Binnen het plangebied is geen water aanwezig. Het dichtstbijzijnde water zijn de watergangen rond de begraafplaats, zo'n 100 meter ten noorden van het plangebied. Er zijn geen waterkeringen in of nabij het plangebied aanwezig.

Toetsing

Voor de toetsing wordt verwezen naar paragraaf 5.9.

3.8 Leefbaarheid en veiligheid

Analyse

Uitgangspunt van de gemeente is de sociale en maatschappelijke samenhang en leefbaarheid in dorpen te bevorderen. Zorgen voor aantrekkelijke plekken waar burgers elkaar kunnen ontmoeten is daar een voorbeeld van. Het bevorderen van sociale en maatschappelijke samenhang en leefbaarheid raakt ook andere sectoren als wonen, ruimtelijke ordening, integratiebeleid, veiligheid en economie.

Leefbaarheid laat zich definiëren als: het wonen in een prettige en veilige omgeving, met de mogelijkheid om (thuis of in de buurt) gebruik te kunnen maken van (eenvoudige) diensten. Goed toegankelijke - aanpasbare of aangepaste - woningen, betaalbare en bereikbare diensten en voorzieningen en een veilige, toegankelijke openbare ruimte bepalen de sociale en maatschappelijke samenhang en een goede leefomgeving.

Externe veiligheid

De toetsing van het project aan Bevi en externe veiligheid wordt in hoofdstuk 5 in beeld gebracht (zie paragraaf 5.8).

Fysieke veiligheid

In en nabij het plangebied zijn geen fysiek onveilige bedrijven gevestigd. Toetsing vindt plaats in paragraaf 5.2 en 5.8.

Sociale veiligheid

De sociale veiligheid in het plangebied en omgeving vormt in de huidige situatie geen aandachtspunt. In de toekomstige situatie verbetert deze vanwege de verdichting binnen het plangebied. Hierdoor is meer sociale controle mogelijk.

Toetsing

De bouw van de woningen heeft geen invloed op de maatschappelijke samenhang. De sociale veiligheid neemt door de verdichting wel toe: er is meer sociale controle mogelijk.

Hoofdstuk 4 Visie op het plangebied

4.1 Doelstelling

Het doel is het invullen van de nu braakliggende locatie met 6 twee-onder-een-kap woningen. Dit plan voorziet ook in de aanleg van de bijbehorende parkeerplaatsen en tuinen. Door de beoogde ontwikkeling krijgt de locatie weer een functie.

4.2 Hoofdstructuur

Figuur 4.1 betreft een impressie van het bouwplan; in figuur 4.2 is het toekomstige straatbeeld gezien vanaf Breeweg aan de overkant van de rotonde weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0703.07YeBPKom3W-va01_0005.jpg"

Figuur 4.1 Impressie van het bouwplan, RoosRos Architecten.

afbeelding "i_NL.IMRO.0703.07YeBPKom3W-va01_0006.png"

Figuur 4.2 Schetsontwerp met de gevelimpressie vanaf de Breeweg, RoosRos Architecten.

De 6 twee-onder-een-kap woningen worden langs de Molenlaan en de Breeweg gepositioneerd. De woningen zijn 10,8 meter diep en 6,5 meter breed. De woningen hebben één bouwlaag met een kap. In de kap zitten de eerste en tweede verdieping van de woning. De woningen hebben 3 slaapkamers en een zolderkamer. De bouwhoogte is circa 9,6 meter en de goothoogte circa 3,5 meter. Aan zowel de voorzijde als de achterzijde is er een tuin.

Parkeren

De percelen zijn langs de achterzijde ontsloten voor auto's. Hier zijn een aantal parkeerplaatsen op openbaar gebied, maar ook zijn hier parkeerplaatsen op eigen terrein. De buitenste woningen hebben een parkeerplaats aan de voorzijde. Daarnaast is er op ieder perceel een garage te bouwen.

Ruimtelijke consequenties

In de huidige situatie is de kavel braakliggend en vormt zo een onderbreking in de stedenbouwkundige structuur van de kern Yerseke. De beoogde invulling van het terrein zorgt voor een verdichting waardoor deze onderbreking verdwijnt. De schaal en oriëntatie van de bebouwing is in overeenstemming met de omgeving, waar overwegend grondgebonden woningen voorkomen. Om deze redenen neemt de ruimtelijke kwaliteit toe ten opzichte van de huidige situatie. Er is dus geen sprake van negatieve ruimtelijke consequenties.

4.3 Bedrijven

De beoogde ontwikkeling gaat niet uit van realisatie van bedrijfsfuncties.

4.4 Verkeer

De ontsluiting van de woningen wordt via een openbaar achterpad vanaf de Breeweg gecreëerd. Op de verkeerssituatie en het parkeren wordt verder ingegaan in paragraaf 5.5.

4.5 Groen/natuur

Een deel van de braakliggende gronden wordt ingericht als tuin. Het terrein is nu als grasland ingericht en wordt regelmatig gemaaid.

4.6 Water

Voor informatie ten aanzien van dit aspect wordt verwezen naar paragraaf 5.9.

Hoofdstuk 5 Milieu- en andere aspecten

In dit hoofdstuk komen de uitkomsten van het uitgevoerde onderzoek naar milieuaspecten en andere aspecten aan de orde.

5.1 Archeologie en cultuurhistorie

5.1.1 Archeologie

Toetsingskader

Provinciaal beleid

Het provinciaal beleid ten aanzien van archeologie is vastgelegd in de Nota Provinciaal Cultuurbeleid 2017-2020. Het toetsingskader wordt verder bepaald door het volgende:

  • Archeologische waarden zijn vastgelegd op de AMK (Archeologische Monumenten Kaart).
  • Op de IKAW (Indicatieve Kaart Archeologische Waarden) zijn de trefkansen (laag, middelhoog en hoog) opgenomen.
  • Archis2 is de nationale database voor archeologische vindplaatsen.
  • Het Zeeuws Archeologisch Archief (ZAA) vormt de Zeeuwse database.

Gemeentelijk beleid

Door de 9 gemeenten in Zuid-Beveland, Tholen en Zeeuws-Vlaanderen is archeologiebeleid opgesteld. Het gemeentelijk archeologiebeleid voor Reimerswaal is vastgelegd in de nota Archeologiebeleid gemeente Reimerswaal:

  • deel A: Beleidsnota archeologie;
  • deel B: Toelichting beleidskaart, 30-06-2011.

In het beleid (vastgesteld op 22 november 2011) zijn de archeologische verwachting en bekende vindplaatsen en archeologische monumenten vastgelegd. In dit wijzigingsplan zijn de in het beleid geformuleerde uitgangspunten vertaald.

Het grootste deel van de bodemingrepen vindt plaats in de bovenste laag van het bodemarchief (maatregelenkaart in lagen, kaartlaag I, Walcheren). Deze laag is veelal maatgevend. Bij vergunningaanvragen voor diepere bodemingrepen wordt door de bevoegde overheidsinstantie vastgelegd of met de ingreep de diepere lagen (lagen 2 Hollandveen, laag 3 Wormer en laag 4 Pleistoceen) worden geraakt. Op basis van het beleid gelden voor kaartlaag 1 (Walcheren) de volgende categorieën.

Tabel 5.1 Archeologische verwachtingswaarden

Maatregelcategorie   Verwachtingswaarde   Onderzoeksverplichting   Bestemmingsregeling  
categorie 1   wettelijk beschermd monument   wettelijke bescherming   -  
categorie 2   terreinen van archeologische waarde   50 m2 en 40 cm   WR - A 1  
categorie 3   gewaardeerde stads-/ dorpskern   50 m2 en 40 cm   WR - A 1  
categorie 4   hoge verwachting   250 m2 en 40 cm   WR - A 2  
categorie 5   gematigde verwachting   500 m2 en 40 cm   WR - A 3  
categorie 6   lage verwachting   2.500 m2 en 40 cm   WR - A 4  
categorie 7   waterbodem   500 m2 en 40 cm   WR - A 3  
categorie 8   geen verwachting   -   -  

De waarden onder 'onderzoeksverplichting' betreffen respectievelijk de oppervlakte van de bodemingreep in m² en de diepte van de bodemingreep in cm beneden het maaiveld.

* WR - A staat voor Waarde - Archeologie

Onderzoek en conclusie

In het kader van de voorgenomen ontwikkeling heeft een archeologisch bureau- en veldonderzoek plaatsgevonden (zie bijlage 1). Uit dit onderzoek blijkt dat de bodemopbouw in alle gevallen aanleiding geeft om te veronderstellen dat er geen archeologische resten meer aanwezig zijn. Op basis van de geologie kan worden vastgesteld dat de verwachtingswaarde verlaagd kan worden. Daarom heeft Stichting Cultureel Erfgoed Zeeland in 2009 het advies uitgebracht dat er geen verder archeologisch onderzoek noodzakelijk is binnen het plangebied. Dit advies is nog steeds van kracht. Om die reden is er in het vigerende bestemmingsplan geen archeologische dubbelbestemming opgenomen ter plaatse van het plangebied.

Het aspect 'archeologie' staat de beoogde ontwikkeling daarom niet in de weg.

5.1.2 Cultuurhistorie

Analyse

De cultuurhistorische waarden zijn aangegeven op de kaart CHS (Cultuurhistorische hoofdstructuur) van de provincie. Daarbij is onderscheid gemaakt tussen waardevolle objecten (onder andere rijksmonumenten) en waardevolle gebieden (onder andere Nationale Landschappen).

Toetsing en conclusie

Uit de cultuurhistorische waardekaart blijkt dat er binnen het plangebied geen cultuurhistorisch waardevolle objecten of landschappen aanwezig zijn. Dit aspect staat de beoogde ontwikkeling dan ook niet in de weg.

5.2 Milieuhinder

5.2.1 Milieuhinder bedrijvigheid

Toetsingskader

In het kader van een goede ruimtelijke ordening is het van belang dat bij de aanwezigheid van bedrijven in de omgeving van milieugevoelige functies zoals woningen:

  • ter plaatse van de woningen een goed woon- en leefmilieu kan worden gegarandeerd;
  • rekening wordt gehouden met de bedrijfsvoering en de milieuruimte van de betreffende bedrijven.

Om in de bestemmingsregeling de belangenafweging tussen bedrijvigheid en woningen in voldoende mate mee te nemen, wordt in dit plan gebruikgemaakt van de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering (editie 2009). In deze publicatie is een lijst opgenomen waarin de meest voorkomende bedrijven en bedrijfsactiviteiten zijn gerangschikt naar mate van milieubelasting. Voor elke bedrijfsactiviteit is de maximale richtafstand ten opzichte van milieugevoelige functies aangegeven op grond waarvan de categorie-indeling heeft plaatsgevonden. De richtafstanden gelden ten opzichte van het omgevingstype 'rustige woonwijk'. Bij een gemengd gebied kunnen de richtafstanden met één afstandsstap worden verlaagd.

Onderzoek

Het wijzigingsplan voorziet in de realisatie van 6 woningen ter plaatse van de huidige maatschappelijke functie. Het voormalige schoolgebouw in het plangebied is reeds gesloopt. In de directe omgeving van het plangebied zijn woningen, een basisschool, een kerk en een begraafplaats aanwezig. In de nabije omgeving zijn meer maatschappelijke voorzieningen. Vanwege de ligging aan een doorgaande weg en de aanwezigheid van centrumfuncties in de directe omgeving, kan het gebied op basis van de VNG-publicatie gezien worden als 'gemengd gebied'.

Voor een schoolgebouw geldt op basis van de VNG-uitgave Bedrijven en milieuzonering (2009) een richtafstand van 10 m ten opzichte van woningen in een gemengd gebied. Het aspect geluid is hier maatgevend. Het dichtstbijzijnde schoolgebouw ligt op ca. 25 m afstand tot de gevel van de dichtstbij geplande woning. Er wordt derhalve voldaan aan de richtafstand.

Voor een kerkgebouw geldt op basis van de VNG-uitgave Bedrijven en milieuzonering (2009) een richtafstand van 10 m ten opzichte van woningen in gemengd gebied. Het kerkgebouw ligt op ca. 17 m afstand tot de gevel van de dichtstbij geplande woning. Hier wordt eveneens voldaan aan de richtafstand.

Voor een begraafplaats geldt geen richtafstand ten opzichte van woningen in een gemengd gebied. De begraafplaats ligt op ca. 110 m afstand. Verder zijn er in de omgeving geen bedrijven aanwezig die van invloed zijn op de milieusituatie in het plangebied, of die in hun bedrijfsvoering worden beperkt door de beoogde ontwikkeling.

Conclusie

Ter plaatse van de beoogde woningen is sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. Het aspect bedrijven en milieuhinder staat de beoogde ontwikkeling niet in de weg.

5.2.2 Geluid

Toetsingskader

Woningen zijn binnen de Wet geluidhinder (Wgh) aangemerkt als geluidgevoelige functies, waarvoor akoestisch onderzoek dient te worden verricht indien deze liggen binnen de geluidzone van wettelijk gezoneerde wegen. Ook dient in het kader van een goede ruimtelijke ordening het akoestisch klimaat ten gevolge van wegverkeer op niet gezoneerde wegen beoordeeld te worden. De te realiseren woningen aan de Molenlaan en Breeweg liggen niet binnen de geluidzone van wettelijk gezoneerde wegen. Wel wordt, in het kader van een goede ruimtelijke ordening de akoestische situatie ten aanzien van de niet-gezoneerde Molenlaan / Breeweg inzichtelijk gemaakt.

Normstelling

Langs alle wegen - met uitzondering van 30 km/u-wegen en woonerven - bevinden zich op grond van de Wet geluidhinder (Wgh) geluidzones waarbinnen de geluidhinder vanwege de weg moet worden getoetst. De breedte van de geluidzone is afhankelijk van het aantal rijstroken en van binnen of buiten stedelijke ligging. Op basis van jurisprudentie dient in het kader van een goede ruimtelijke ordening ook bij 30 km/u-wegen de aanvaardbaarheid van de geluidbelasting te worden onderbouwd. De ontwikkeling vindt plaats buiten de wettelijke geluidzones van gezoneerde wegen. Voor onderhavige ontwikkeling is alleen de ligging ten opzichte van de Molenlaan en Breeweg van belang. Deze liggen ter hoogte van de nieuw te bouwen woningen binnen de bebouwde kom en kennen een maximum snelheid van 30 km/u.

De geluidhinder wordt berekend aan de hand van de Europese dosismaat Lden (L day-evening-night). Deze dosismaat wordt weergegeven in dB. Deze waarde vertegenwoordigt het gemiddelde geluidsniveau over een etmaal.

Nieuwe situaties

Voor de geluidbelasting aan de buitengevels van woningen binnen de wettelijke geluidzone van een weg geldt een voorkeursgrenswaarde van 48 dB en een maximale ontheffingswaarde van 63 dB.

30 km/u-wegen

Zoals gesteld zijn wegen met een maximumsnelheid van 30 km/u of lager op basis van de Wgh niet-gezoneerd. Akoestisch onderzoek zou achterwege kunnen blijven. Op basis van jurisprudentie dient in het kader van een goede ruimtelijke ordening inzichtelijk te worden gemaakt of er sprake is van een aanvaardbaar akoestisch klimaat. Indien dit niet het geval is, dient te worden onderbouwd of maatregelen ter beheersing van de geluidbelasting aan de gevels noodzakelijk, mogelijk en /of doelmatig zijn. Ter onderbouwing van de aanvaardbaarheid van de geluidbelasting wordt bij gebrek aan wettelijke normen aangesloten bij de benaderingswijze die de Wgh hanteert voor gezoneerde wegen. Vanuit dat oogpunt worden de voorkeursgrenswaarde en de maximale ontheffingswaarde als referentiekader gehanteerd. De voorkeursgrenswaarde geldt hierbij als richtwaarde en de maximale ontheffingswaarde als maximaal aanvaardbare waarde.

Onderzoek en conlcusie

Het onderzoek is vastgelegd in het memo 'Yerseke 3e wijziging' (Rho adviseurs voor leefruimte, september 2017). Dit memo is opgenomen in bijlage 2.

Uit het onderzoek blijkt ten aanzien van het wegverkeer op de Molenlaan / Breeweg (inclusief rotonde) een maximale geluidbelasting van 55 dB. De streefwaarde van 48 dB wordt overschreden. De maximaal aanvaardbare waarde van 63 dB wordt niet overschreden. Bezien is of met maatregelen de geluidsbelasting doelmatig kan worden teruggedrongen. Uit het maatregelonderzoek blijkt dat maatregelen ter reductie van de geluidbelasting stuiten op overwegende bezwaren van verkeerskundige en financiële aard of niet doelmatig zijn.

Omdat de Molenlaan / Breeweg niet gezoneerd is, is een verdere procedure ten aanzien van hogere waarden niet mogelijk. Omdat de maximaal aanvaardbare waarde niet wordt overschreden, wordt gesteld dat sprake is van een aanvaardbaar akoestisch klimaat. Wel zal, in het kader van een goede ruimtelijke ordening, binnen de woningen voldaan moeten worden aan de binnenwaarden zoals gesteld in het Bouwbesluit. Dit betekent dat, om een binnenwaarde van 33 dB te kunnen garanderen, een gevelwering toegepast moet worden van 27 dB (bepaald op basis van de geluidbelasting op de gevel exclusief aftrek). De woningen beschikken aan de achterzijde over een geluidluwe zijde.

5.3 Bodem

Toetsingskader

Op grond van het Besluit ruimtelijke ordening dient in verband met de uitvoerbaarheid van een bestemmingsplan rekening gehouden te worden met de bodemgesteldheid in het plangebied. Bij functiewijzigingen dient te worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de beoogde functie en moet worden vastgesteld of er sprake is van een saneringsnoodzaak. In de Wet bodembescherming is bepaald dat indien de desbetreffende bodemkwaliteit niet voldoet aan de norm voor de beoogde functie, de grond zodanig dient te worden gesaneerd dat zij kan worden gebruikt door de desbetreffende functie (functiegericht saneren). Nieuwe bestemmingen dienen bij voorkeur op schone grond te worden gerealiseerd.

Onderzoek

Woningen zijn milieugevoelige functies, er zal onderzocht moeten worden of de bodemkwaliteit voldoende is voor deze functie. Voor de ontwikkeling is daarom actualiserend bodemonderzoek uitgevoerd door Antea Group (bijlage 3). De conclusies uit dit onderzoek worden hierna kort weergegeven.

Actualiserend bodemonderzoek Breeweg te Yerseke, Antea Group, projectnummer 419024, d.d. 10 november 2017.

Het terrein is van oudsher in gebruik geweest als schoolgebouw met terrein. Op dit moment is het een braakliggend terrein wat na de sloop van de school is ingezaaid. Bij de school lag een ondergrondse olietank die op juiste wijze is in 2011 gesaneerd. Het terrein is volgens eerder uitgevoerd onderzoek 2008 en 2011 niet noemenswaardig verontreinigd. Het terrein valt in de zone na-oorlogse wijk en is nooit in gebruik geweest als boomgaard. De terreinen zijn op dit moment braakliggend en onverhard.

Tijdens de veldwerkzaamheden zijn ter plaatse van de betreffende terreinen in de bovengrond sporadisch resten baksteen aangetroffen. Plaatselijk tot wat dieper (1,1 m-mv). Er zijn geen waarnemingen gedaan die duiden op de aanwezigheid van een olieverontreiniging. Verder zijn in zijn algemeenheid geen bijzonderheden of bodemvreemde materialen aangetroffen. Er zijn visueel op het maaiveld en in de boringen geen asbest verdacht materiaal aangetroffen.

De bovengrond is in lichte mate verontreinigd met lood en PAK. Overige parameters zijn niet verhoogd aangetroffen. De lichte verontreinigingen zijn te relateren aan de aangetroffen puinresten. Vrijkomende bovengrond is te kwalificeren als kwaliteitsklasse 'Wonen'. De zanderige bovengrond is niet verontreinigd.

In de ondergrond vanaf 0,5 m-mv zijn geen verontreinigingen aangetroffen. Vrijkomende bovengrond is te kwalificeren als kwaliteitsklasse 'Achtergrondwaarde'. Het grondwater bevat plaatselijk verhoogde gehalten aan zware metalen (waaronder arseen en barium), mogelijk veroorzaakt door natuurlijke processen in de bodem.

Nader onderzoek is niet noodzakelijk en de aangetroffen verontreinigingen vormen geen belemmering voor de voorgenomen bouw en ontwikkeling en het gebruik als wonen met tuin.

Conclusie

De bodemkwaliteit vormt geen belemmering voor de grondtransactie, het gebruik als wonen met tuin en het afgeven van de omgevingsvergunning voor de delen die bebouwd gaan worden of ingericht worden als tuin. Het gehalte lood in de bovengrond is dermate laag dat dit geen gezondheidsschade kan veroorzaken.

Aandachtspunten/aanwijzingen:

Bij de bouw van de woningen en herinrichting / verharden van de terreinen komt een hoeveelheid grond vrij. Voor hergebruik van grond gelden de regels uit het Besluit bodemkwaliteit en voor hergebruik binnen de gemeente Reimerswaal geldt tevens de Nota bodembeheer met bodemkwaliteitskaart van de gemeente Reimerswaal.

Geadviseerd wordt te werken met een gesloten grondbalans. Schuiven met grond binnen de bouwkavels is zonder meer toegestaan met in achtneming van de zorgplicht. Dit is niet meldingsplichtig.

Hergebruik van de bij de nieuwbouw vrijkomende grond buiten de bouwkavels en hergebruik van grond van elders op de bouwkavel is niet zonder meer toegestaan en dient te worden gemeld bij de gemeente waar de grond wordt toegepast. De melding dient minimaal 5 werkdagen voorafgaand aan de werkzaamheden bij het landelijke meldpunt bodemkwaliteit (www.meldpuntbodemkwaliteit.nl) te worden ingediend. Voorafgaand dient te worden nagegaan of de kwaliteit van de toe te passen grond voldoet aan de toepassingseisen van de ontvangende bodem.

5.4 Luchtkwaliteit

Beleid en normstelling

In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt bij het opstellen van een ruimtelijk plan uit het oogpunt van de bescherming van de gezondheid van de mens rekening gehouden met de luchtkwaliteit.

Het toetsingskader voor luchtkwaliteit wordt gevormd door hoofdstuk 5, titel 5.2 van de Wet milieubeheer. Dit onderdeel van de Wet milieubeheer (Wm) bevat grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, fijn stof, lood, koolmonoxide en benzeen. Hierbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk langs wegen vooral de grenswaarden voor stikstofdioxide (jaargemiddelde) en fijn stof (jaar- en daggemiddelde) van belang. De grenswaarden van de laatstgenoemde stoffen zijn in de volgende tabel weergegeven.

Tabel 5.2 Relevante luchtkwaliteitsnormen

stof   toetsing van   grenswaarde  
stikstofdioxide (NO2)   jaargemiddelde concentratie   40 µg/m³  
fijn stof (PM10)1)   jaargemiddelde concentratie   40 µg/m³  
  24-uurgemiddelde concentratie   max 35 keer per jaar meer dan 50 µg/m³  
fijn stof (PM2,5)   jaargemiddelde concentratie   25 µg/m³  

1) Bij de beoordeling hiervan blijven de aanwezige concentraties van zeezout buiten beschouwing (volgens de bij de Wlk behorende Regeling beoordeling Luchtkwaliteit 2007)

Op grond van artikel 5.16 van de Wm kunnen bestuursorganen bevoegdheden die gevolgen kunnen hebben voor de luchtkwaliteit onder andere uitoefenen indien de bevoegdheden/ontwikkelingen niet leiden tot een overschrijding van de grenswaarden of de bevoegdheden/ontwikkelingen niet in betekenende mate bijdragen aan de concentratie in de buitenlucht.

Besluit niet in betekenende mate (nibm)

In dit Besluit is bepaald in welke gevallen een project vanwege de gevolgen voor de luchtkwaliteit niet aan de grenswaarden hoeft worden getoetst. Hierbij worden 2 situaties onderscheiden:

  • een project heeft een effect van minder dan 3% van de jaargemiddelde grenswaarde NO2 en PM10 (=1,2/µgm3);
  • een project valt in een categorie die is vrijgesteld aan toetsing aan de grenswaarden; deze categorieën betreffen onder andere woningbouw met niet meer dan 1.500 woningen.

Onderzoek en conclusie

De beoogde ontwikkeling heeft betrekking op de realisatie van 6 woningen. Dit aantal woningen valt ruim onder de drempelwaarde van 1.500 woningen die is vrijgesteld aan toetsing aan de grenswaarden. De ontwikkelingen dragen dan ook 'niet in betekenende mate' bij aan de concentraties luchtverontreinigende stoffen. Er wordt dus voldaan aan de luchtkwaliteitswetgeving, en nader onderzoek is niet noodzakelijk.

In het kader van een goede ruimtelijke ordening is tevens een indicatie van de luchtkwaliteit ter plaatse van het plangebied gegeven. Dit is gedaan aan de hand van de NSL-monitoringstool 2015 (http://www.nsl-monitoring.nl/viewer/) die bij het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit hoort. De dichtstbijzijnde maatgevende weg betreft de A58. Uit de NSL-monitoringstool blijkt dat in 2015 de jaargemiddelde concentraties stikstofdioxide en fijn stof langs deze weg ruimschoots onder de grenswaarden uit de Wet milieubeheer zijn gelegen. Omdat direct langs deze weg aan de grenswaarden wordt voldaan, zal dit ook ter plaatse van het plangebied het geval zijn. Concentraties luchtverontreinigende stoffen nemen immers af naarmate een locatie verder van de weg ligt. Hierdoor is er ter plaatse van het plangebied sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. Het aspect luchtkwaliteit staat de beoogde ontwikkeling niet in de weg.

5.5 Verkeer en parkeren

Ontsluiting gemotoriseerd verkeer, langzaam verkeer en openbaar vervoer

Het plangebied wordt ontsloten via de Breeweg. Vanaf de Breeweg is in oostelijke richting de Marijkelaan te bereiken via een rotonde. Vervolgens wordt via de Langeville en de Welleweg verder ontsloten naar de Molendijk en Zanddijk. Deze gebiedsontsluitingsweg sluit verder naar het zuiden aan op de A58 richting Middelburg en richting Bergen op Zoom en Antwerpen. De Breeweg sluit richting het noorden aan op de Molenlaan, de Damstraat en de Dam, die overgaat in de Postweg. Via de Postweg kan Kapelle worden bereikt.

De wegen rondom het plangebied kennen een snelheidsregime van 30 km/u en zijn volgens de richtlijnen van Duurzaam Veilig ingericht. De Breeweg en Molenlaan zijn voorzien van fietssuggestiestroken. Gezien het deels ontsluitende karakter van de weg voor de kern van Yerseke komt dit de verkeersveiligheid voor fietsers ten goede. Direct ten noorden van het plangebied is, aan de Molenlaan, een bushalte aanwezig. Hier is op te stappen in bussen in de richting van Goes, Wemeldinge en Kapelle.

Verkeersgeneratie en afwikkeling

Binnen het plangebied worden 6 twee-onder-een-kap woningen mogelijk gemaakt. Het plangebied ligt in de gemeente Reimerswaal, een niet stedelijke gemeente, in de schil van het centrumgebied van de kern Yerseke. Op basis van het autobezit in deze gemeente, worden hiervoor de maximale kencijfers gehanteerd uit publicatie 317 van het CROW ('Kencijfers parkeren en verkeersgeneratie, 2012'). Voor een twee-onder-een-kap woning geldt een verkeersgeneratie van 8,1 mvt/etmaal per woning. Dit leidt tot een verkeersgeneratie van circa 50 mvt/etmaal. Gezien deze geringe toename zal dit niet leiden tot problemen in de verkeersafwikkeling.

Parkeren

In de 'Parapluherziening Kernen en Bedrijventerreinen' zijn extra regels opgenomen voor de parkeervoorzieningen. Hierin is bepaald dat voldaan moet worden aan de parkeernorm gesteld in de 'Nota parkeernormen gemeente Reimerswaal 2016'. De parkeernorm voor een koopwoning twee-onder-een-kap buiten het centrum van Yerseke is 2,2 parkeerplaatsen per woning. Dit leidt tot een totale parkeerbehoefte van 14 parkeerplaatsen.

De ontwikkeling biedt ruimte aan 7 parkeerplaatsen op eigen terrein, daarnaast heeft iedere woning de mogelijkheid tot realisatie van een eigen garage. Ook wordt voorzien in 8 parkeerplaatsen op het openbare terrein achter de woningen. In de praktijk wordt niet alle beschikbare parkeergelegenheid op eigen terrein als zodanig benut. Daarom worden berekeningsaantallen aangehouden voor de mate waarin parkeren op eigen terrein wordt meegeteld aan de aanbodzijde. Voor een parkeerplaats met enkele oprit en zonder garage geldt het berekeningsaantal van 0,8. Het aanbod is dus 8 + 7 * 0,8 =13,6, dit komt neer op 14 parkeerplaatsen. Op deze manier wordt voldaan aan de totale parkeerbehoefte. Daarnaast worden bij realisatie van de 6 optionele garages nog eens 6 * 0,4 = 2,4 plaatsen toegevoegd, waardoor het totaal op 16 komt.

Conclusie

De bereikbaarheid van het plangebied is goed. De nieuwe ontwikkelingen hebben geen substantieel effect op de verkeersintensiteiten en de verkeersafwikkeling. Daarnaast wordt voorzien in de parkeerbehoefte conform de gemeentelijke parkeernormen.

5.6 Afval

De Afvalstoffenwet en het daaruit afgeleide Landelijk AfvalbeheerPlan (LAP) stuurt aan op afvalvermindering, betere afvalscheiding en hergebruik. Binnen de gemeente worden veel voorzieningen aangeboden waardoor het voor de burgers gemakkelijker wordt om hun afval gescheiden aan te bieden. Een deel van de voorzieningen wordt geplaatst in de openbare ruimte, denk hierbij aan glasbakken en textielbakken.

Een deel van de voorzieningen staat bij de burgers thuis en hiervoor dient dus ruimte in de woning, de berging of binnen het perceel aanwezig te zijn. Het afval zal gescheiden opgehaald worden door de reinigingsdienst.

5.7 Ecologie

In dit bureauonderzoek is de bestaande situatie vanuit ecologisch oogpunt beschreven en is vermeld welke ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt. Vervolgens is aangegeven waaraan deze ontwikkelingen - wat ecologie betreft - moeten worden getoetst. Hierbij is een onderscheid gemaakt tussen het toetsingskader dat door wettelijke regelingen wordt bepaald en het toetsingskader dat wordt gevormd door het beleid van Rijk, provincie en gemeente.

Huidige situatie

Het plangebied bestaat uit een locatie waar voorheen een school was gevestigd. Deze is reeds gesloopt. In de huidige situatie bestaat het plangebied uit een braakliggend terrein.

Beoogde ontwikkelingen

Het wijzigingsplan voorziet in de realisatie van 6 woningen aan de Molenlaan en de Breeweg in Yerseke. Hiervoor moeten de volgende werkzaamheden worden uitgevoerd:

  • bouwrijp maken;
  • bouwwerkzaamheden.

Normstelling

Wet natuurbescherming

Met de Wnb zijn alle bepalingen met betrekking tot de bescherming van natuurgebieden en dier- en plantensoorten samengebracht in één wet. De Wnb implementeert diverse Europeesrechtelijke regelgeving, zoals de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn in de Nederlandse wetgeving.

Gebiedsbescherming

De Wnb kent diverse soorten natuurgebieden, te weten:

  • Natura-2000 gebieden;
  • Natuurnetwerk Nederland (NNN).

Natura-2000 gebieden

De Minister van Economische Zaken (EZ) wijst gebieden aan die deel uitmaken van het Europese netwerk van natuurgebieden: Natura 2000. Een dergelijk besluit bevat de instandhoudingsdoelstellingen voor de leefgebieden van vogelsoorten (Vogelrichtlijn) en de instandhoudingsdoelstellingen voor de natuurlijke habitats en habitats van soorten (Habitatrichtlijn).

Een bestemmingsplan dat afzonderlijk of in combinatie met andere plannen of projecten significante gevolgen kan hebben voor een Natura 2000-gebied, kan uitsluitend vastgesteld worden indien uit een passende beoordeling de zekerheid is verkregen dat het plan, onderscheidenlijk het project de natuurlijke kenmerken van het gebied niet zal aantasten. Indien deze zekerheid niet is verkregen, kan het plan worden vastgesteld, indien wordt voldaan aan de volgende drie voorwaarden:

  • alternatieve oplossingen zijn niet voor handen;
  • het plan is nodig om dwingende redenen van groot openbaar belang, met inbegrip van redenen van sociale of economische aard, en
  • de nodige compenserende maatregelen worden getroffen om te waarborgen dat de algehele samenhang van het Natura 2000-netwerk bewaard blijft.

De bescherming van deze gebieden heeft externe werking, zodat ook ingrepen die buiten deze gebieden plaatsvinden verstoring kunnen veroorzaken en moeten worden getoetst op het effect van de ingreep op soorten en habitats.

Natuurnetwerk Nederland (NNN)

Gebieden die deel uitmaken van het Natuurnetwerk Nederland (NNN) worden aangewezen in de provinciale verordening. In Zeeland heet dit het Natuurnetwerk Zeeland (NNZ) Voor dit soort gebieden geldt het 'nee, tenzij' principe, wat inhoudt dat binnen deze gebieden in beginsel geen nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen mogen plaatsvinden.

Soortenbescherming

In de Wnb wordt een onderscheid gemaakt tussen:

  • soorten die worden beschermd in de Vogelrichtlijn;
  • soorten die worden beschermd in de Habitatrichtlijn;
  • overige soorten.


De Wnb bevat onder andere verbodsbepalingen ten aanzien van het opzettelijk vernielen of beschadigen van nesten, eieren en rustplaatsen van vogels als bedoeld in artikel 1 van de Vogelrichtlijn. Gedeputeerde Staten (hierna: GS) kunnen hiervan ontheffing verlenen en bij verordening kunnen Provinciale Staten (hierna: PS) vrijstelling verlenen van dit verbod. De voorwaarden waaraan voldaan moet worden om ontheffing of vrijstelling te kunnen verlenen zijn opgenomen in de Wnb en vloeien direct voort uit de Vogelrichtlijn. Verder is het verboden in het wild levende dieren van soorten, genoemd in bijlage IV, onderdeel a, bij de Habitatrichtlijn, bijlage II bij het Verdrag van Bern of bijlage I bij het Verdrag van Bonn, in hun natuurlijk verspreidingsgebied opzettelijk te doden of te vangen of te verstoren. GS kunnen hiervan ontheffing verlenen en bij verordening kunnen PS vrijstelling verlenen van dit verbod. De gronden voor verlening van ontheffing of vrijstelling zijn opgenomen in de Wnb en vloeien direct voort uit de Habitatrichtlijn.

Ten slotte is een verbodsbepaling opgenomen voor overige soorten. Deze soorten zijn opgenomen in de bijlage onder de onderdelen A en B bij de Wnb. De provincie kan ontheffing verlenen van deze verboden. Verder kan bij provinciale verordening vrijstelling worden verleend van de verboden. De noodzaak tot ontheffing of vrijstelling kan hierbij ook verband houden met handelingen in het kader van de ruimtelijke inrichting of ontwikkeling van gebieden.

Bij de voorbereiding van het bestemmingsplan moet worden onderzocht of de Wet natuurbescherming de uitvoering van het plan niet in de weg staat. Dit is het geval wanneer de uitvoering tot ingrepen noodzaakt waarvan moet worden aangenomen dat daarvoor geen vergunning of ontheffing ingevolge de wet zal kunnen worden verkregen.

Uitwerking Verordening uitvoering Wet natuurbescherming provincie Zeeland

In de provincie Zeeland wordt in het kader van ruimtelijk inrichting of ontwikkeling vrijstelling verleend ten aanzien van soorten uit bijlage IV bij deze verordening. Het betreft aardmuis, bastaardkikker, bosmuis, bruine kikker, bunzing, dwergmuis, dwergspitsmuis, egel, gewone bosspitsmuis, gewone pad, haas, hermelijn, huisspitsmuis, kleine watersalamander, konijn, meerkikker, ondergrondse woelmuis, ree, rosse woelmuis, tweekleurige bosspitsmuis, veldmuis, vos, wezel en woelrat.

Onderzoek

Gebiedsbescherming

Het plangebied vormt geen onderdeel van een natuur- of groengebied met een beschermde status, zoals Natura 2000 of Natuur Netwerk Zeeland (NNZ). De afstand tot het dichtstbij gelegen Natura 2000-gebied bedraagt circa 600 m en betreft de Oosterschelde. Het dichtstbijzijnde gebied dat deel uitmaakt van het NatuurNetwerk Zeeland ligt op circa 350 m afstand. Zie figuur 5.1 en 5.2.

afbeelding "i_NL.IMRO.0703.07YeBPKom3W-va01_0007.jpg"

Figuur 5.1: Ligging plangebied t.o.v. Natura 2000-gebieden (bron: geo-loket provincie Zeeland)

afbeelding "i_NL.IMRO.0703.07YeBPKom3W-va01_0008.jpg"

Figuur 5.2: Ligging plangebied t.o.v. NNZ (bron: geo-loket provincie Zeeland)

De natuurgebieden liggen op enige afstand van het plangebied en worden niet beïnvloed door de relatief kleinschalige ontwikkeling in de kern Yerseke. De beoogde ontwikkeling heeft slechts een zeer geringe toename van extra verkeer tot gevolg. Dit verkeer wikkelt zich via de Molendijk af naar de A58. Hier gaat het extra verkeer op in het bestaande verkeersbeeld. Hierdoor is er ter plaatse van Natura 2000-gebieden geen sprake van een toename van de stikstofdepositie. De Wet natuurbescherming en het beleid van de provincie staan de uitvoering van het plan dan ook niet in de weg.

Soortenbescherming

De huidige ecologische waarden zijn vastgesteld aan de hand van foto's van het plangebied en algemene ecologische kennis.

Aan de westzijde van het plangebied ligt een groenstrook. Uit opgaaf van de gemeente blijkt dat deze geen specifieke ecologische waarde heeft. De groenstrook wordt verwijderd om ruimte te maken voor parkeerplaatsen. In deze zone worden enkele nieuwe bomen aangeplant. De verwachting is dat daardoor geen verlies van ecologische waarden optreedt.

Het overige deel van het plangebied bestaat uit een braakliggend terrein dat regelmatig gemaaid wordt. Dit gebied kan gebruikt worden als leefgebied door algemene soorten als veldmuis en egel. Overige soorten worden hier niet verwacht. Er is geen ontheffing nodig voor deze algemeen voorkomende soorten omdat hiervoor in provincie Zeeland een vrijstelling geldt van de verbodsbepalingen van de Wet natuurbescherming.

Aangezien de ontwikkeling niet leidt tot negatieve effecten op beschermde soorten, is een ontheffing van de Wet natuurbescherming niet noodzakelijk. Uiteraard geldt wel de algemene zorgplicht. Dat betekent dat iedereen voldoende zorg in acht moet nemen voor alle in het wild voorkomende planten en dieren en hun leefomgeving.

Tijdens de werkzaamheden dient daarnaast rekening te worden gehouden met het broedseizoen. Overtreding van verbodsbepalingen ten aanzien van vogels wordt voorkomen door de werkzaamheden buiten het broedseizoen uit te voeren. In het kader van de Wet natuurbescherming wordt geen standaardperiode gehanteerd voor het broedseizoen. Van belang is of een broedgeval aanwezig is, ongeacht de periode. Indien de werkzaamheden uitgevoerd worden op het moment dat er geen broedgevallen (meer) aanwezig zijn, is overtreding van de wet niet aan de orde. De meeste vogels broeden overigens tussen 15 maart en 15 juli (bron: website vogelbescherming).

Gezien de bovenstaande conclusies staat de Wet natuurbescherming en het beleid van de provincie ten aanzien van soortenbescherming, met inachtneming van de voorgestelde maatregelen, de uitvoering van het plan niet in de weg.

Conclusie

De voorgenomen ontwikkeling leidt niet tot negatieve effecten op beschermde natuurgebieden. De ontwikkeling leidt evenmin tot negatieve effecten op beschermde soorten. Het aspect ecologie vormt dan ook geen belemmering voor de uitvoering van het plan.

5.8 Externe veiligheid

Toetsingskader

Bij ruimtelijke plannen wordt ten aanzien van externe veiligheid naar verschillende aspecten gekeken, namelijk:

  • bedrijven waar opslag, gebruik en/of productie van gevaarlijke stoffen plaatsvindt;
  • vervoer van gevaarlijke stoffen over wegen, spoor, water of leidingen.

In het externe veiligheidsbeleid wordt onderscheid gemaakt in het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het PR is de kans per jaar dat een persoon op een bepaalde plaats overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen, indien hij onafgebroken en onbeschermd op die plaats zou verblijven. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom een inrichting of langs een vervoersas. Het GR drukt de kans per jaar uit dat een groep mensen van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Voor het GR geldt een oriëntatiewaarde. De gemeente heeft een verantwoordingsplicht als het GR toeneemt en/of de oriëntatiewaarde overschrijdt.

Onderzoek

Uit de risicokaart (www.risicokaart.nl) blijkt dat in de directe omgeving van het plangebied geen risicovolle inrichtingen zijn gelegen en dat er geen vervoer van gevaarlijke stoffen plaatsvindt over de weg, het spoor, het water of door buisleidingen dat van invloed is op de externe veiligheidssituatie in het plangebied.

Conclusie

Geconcludeerd wordt dat het plan voldoet aan het beleid en de normstelling ten aanzien van externe veiligheid. Het aspect externe veiligheid staat de uitvoering van het plan niet in de weg.

5.9 Water

Beleid

Ten behoeve van een ruimtelijke ontwikkeling dient een watertoets met het waterschap overlegd te worden. Bij de watertoets gaat het om allerlei waterhuishoudkundige aspecten, waaronder veiligheid, wateroverlast, watertekort, waterkwaliteit en verdroging, en om alle wateren: rijkswateren, regionale wateren en grondwater. Het is niet een toets achteraf, maar een proces dat de initiatiefnemer van een ruimtelijk plan en de waterbeheerder in een zo vroeg mogelijk stadium met elkaar in gesprek brengt. De waterparagraaf wordt voorgelegd aan het Waterschap Scheldestromen. De opmerkingen worden in deze paragraaf verwerkt.

Bij het Waterschap Scheldestromen wordt voor de watertoets een watertoetstabel gebruikt. In deze tabel zijn de hiervoor genoemde aspecten verwerkt. Deze tabel is ingevuld voor de beoogde ontwikkeling.

Toetsing

Tabel 5.7 Watertoetstabel

Thema en water(beheer)doelstelling   Uitwerking  
Waterveiligheid
Waarborgen van het veiligheidsniveau en rekening houden met de daarvoor benodigde ruimte.  
Het plangebied is niet gelegen binnen de kern- of beschermingszone van een waterkering.  
Wateroverlast (vanuit oppervlaktewater)
Het plan biedt voldoende ruimte voor het vasthouden, bergen en afvoeren van water. Waarborgen van voldoende hoog bouwpeil om inundatie vanuit oppervlaktewater in maatgevende situaties te voorkomen. Waterberging voldoet aan de capaciteit om 75 liter per m2 verhard oppervlak te kunnen bergen. Rekeninghouden met de gevolgen van klimaatverandering en de kans op extreme weersituaties.  
De ontwikkeling voorziet in de realisatie van 6 woningen. Op deze locatie was recent een school gevestigd. Deze is reeds gesloopt. De woningen zijn allen grondgebonden en beschikken allemaal over een tuin, waardoor het verhard oppervlak niet toeneemt ten opzicht van de situatie met de school. Watercompenserende maatregelen zijn dan ook niet noodzakelijk.

 
Grondwaterkwantiteit en verdroging
Tegengaan / verhelpen van grondwateroverlast
en -tekort. Rekening houden met de gevolgen
van klimaatverandering. Beschermen van
infiltratiegebieden en benutten van infiltratiemogelijkheden.  
De ontwikkeling voorziet niet in het onttrekken van grondwater. De bodem in de omgeving van Yerseke bestaat uit poelklei met veen, de infiltratiemogelijkheden zijn hierdoor beperkt. Ten opzichte van de huidige situatie zal er geen (negatief) effect optreden.  
Hemel- en afvalwater
(inclusief water op straat / overlast)
Waarborgen optimale werking van de zuiveringen/ RWZI's en van de (gemeentelijke) rioleringen.
Afkoppelen van (schone) verharde oppervlakken in verband met de reductie van hydraulische belasting van de RWZI, het transportsysteem en het beperken van overstorten.  
Het afvalwater ten gevolge van de ontwikkeling zal (gescheiden) worden afgevoerd op de aanwezige gemeentelijke riolering.

Hemelwater wordt afgevoerd via de gemengde riolering.  
Volksgezondheid (watergerelateerd)
Minimaliseren risico watergerelateerde ziekten en plagen. Voorkomen van verdrinkingsgevaar/-risico's via o.a. de daarvoor benodigde ruimte.  
De ontwikkeling heeft geen invloed op de water- gerelateerde volksgezondheid.  
Bodemdaling
Voorkomen van maatregelen die (extra)
maaivelddalingen in zettinggevoelige gebieden kunnen veroorzaken.  
De ontwikkellocatie is sterk zettingsgevoelig. Hiermee dient rekening te worden gehouden in de bouwfase.  
Oppervlaktewaterkwaliteit
Behoud / realisatie van goede
oppervlaktewaterkwaliteit. Vergroten van de
veerkracht van het watersysteem. Toepassing van de trits schoonhouden, scheiden en zuiveren.  
Om te voorkomen dat water verontreinigd raakt dient het gebruik van uitlogende materialen zoals zink en lood te worden voorkomen en dient het gebruik van duurzame bouwmaterialen te worden bevorderd.
Het plan voorziet niet in de realisatie van bebouwing op 5 m of minder van oppervlaktewater.  
Grondwaterkwaliteit
Behoud / realisatie van een goede
grondwaterkwaliteit.
Denk aan grondwaterbeschermingsgebieden.  
De grondwaterkwaliteit wordt door het plan niet negatief beïnvloed. Evenmin is het plangebied aangewezen als aandachtsgebied voor de waterhuishouding.  
Natte natuur
Ontwikkeling/bescherming van een rijke gevarieerde en natuurlijk karakteristieke aquatische natuur.  
De ontwikkeling zorgt niet voor (negatieve) effecten op natte natuur.  
Onderhoud oppervlaktewater
Oppervlaktewater moet adequaat onderhouden
worden. Rekening houden met obstakelvrije
onderhoudsstroken vrij van bebouwing en opgaande (hout)beplanting.  
Binnen het plangebied is geen oppervlaktewater aanwezig. Ten noorden van het plangebied is wel oppervlaktewater aanwezig. De ontwikkeling vormt geen belemmering voor de onderhoudsstroken ten dienste van het onderhoud van het oppervlaktewater.  
Andere belangen waterbeheerder(s)  
Relatie met eigendom waterbeheerder
Ruimtelijke ontwikkelingen mogen de
werking van objecten (terreinen, milieuzonering) van de waterbeheerder niet belemmeren.  
De ontwikkeling vormt geen belemmering voor eigendommen van de waterbeheerder.  
Scheepvaart en/of wegbeheer
Goede bereikbaarheid en in stand houden van veilige vaarwegen en wegen in beheer en onderhoud bij Rijkswaterstaat, de provincie en/of het waterschap.  
Dit aspect is opgenomen in de verkeersparagraaf.  

Conclusie

Het aspect water vormt geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling.

5.10 Kabels en leidingen

Toetsingskader

Rond planologisch relevante leidingen dient rekening te worden gehouden met zones waarbinnen mogelijke beperkingen gelden (belemmeringenzones). Planologisch relevante leidingen zijn:

  • leidingen die onder het Bevb vallen;
  • leidingen met een (boven)regionale transportfunctie of buisleidingen die op een andere manier risico's met zich meebrengen voor mens of leefomgeving wanneer deze beschadigd raken. Dit zijn bijvoorbeeld gasleidingen (<1600 kPa), elektriciteits-, afval-, water- en rioolwaterleidingen maar ook leidingen voor vervoer van gevaarlijke stoffen die deel uitmaken van een inrichting.

Onderzoek en conclusie

Binnen het plangebied en in de directe omgeving zijn geen planologisch relevante buisleidingen, hoogspanningsverbindingen of straalpaden aanwezig. Het aspect kabels en leidingen staat de beoogde ontwikkeling niet in de weg.

Hoofdstuk 6 Juridische vormgeving

Regels

Dit plan betreft een wijzigingsplan op basis van het op 27 januari 2015 vastgestelde bestemmingsplan 'Yerseke' en de op 27 juni 2017 vastgestelde 'Parapluherziening Kernen en Bedrijventerreinen'. Om die reden heeft voorliggend plan geen eigen regels, maar wordt verwezen naar de regels van de plannen 'Yerseke' en 'Parapluherziening Kernen en Bedrijventerreinen', die onverminderd van toepassing zijn op dit plan. De verwijzing geldt zowel voor de inleidende regels, bestemmingsregels, algemene regels als overgangs- en slotregels.

Bestemmingen

Voor een beschrijving van de in dit plan voorkomende bestemmingen (Verkeer, Wonen en Tuin) wordt verwezen naar hoofdstuk 6 van de toelichting van het vastgestelde plan Yerseke.

Verbeelding

Op de verbeelding zijn de drie hierboven genoemde bestemmingen opgenomen. Binnen de woonbestemming zijn bouwvlakken opgenomen. Hoofdgebouwen mogen alleen binnen deze bouwvlakken gebouwd worden. Verder zijn maatvoeringsaanduidingen opgenomen die aangeven wat de maximum bouwhoogte en de maximum goothoogte is. En een aanduiding voor het maximaal toegestane aantal wooneenheden.

Hoofdstuk 7 Economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid

7.1 Economische uitvoerbaarheid

Naast de planologische haalbaarheid van het project zoals getoetst in voorgaande hoofdstukken, moet ook de economische uitvoerbaarheid van het project aangetoond worden.

Beoordeling

Met de initiatiefnemer is een anterieure overeenkomst als bedoeld in artikel 6.24 van de Wet ruimtelijke ordening gesloten. Een exploitatieplan is niet nodig.

Conclusie

Geconcludeerd wordt dat het project economisch uitvoerbaar is.

7.2 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

7.2.1 Overlegprocedure artikel 3.1.1. Bro

Het ontwerpwijzigingsplan is in het kader van het voorgeschreven overleg ex artikel 3.1.1 Bro toegezonden aan:

  • Provincie Zeeland;
  • Waterschap Scheldestromen.

Reactie Waterschap Scheldestromen

Het Waterschap Scheldestromen heeft haar reactie verwoord in een wateradvies (bijlage 4). In het wateradvies wordt geattendeerd op de hoogteligging van het plangebied en wordt geadviseerd de woningen van een hoger bouwpeil dan het maaiveld te voorzien. Daarnaast wil het Waterschap graag in overleg om met dit plan, gezien de strategisch ideale situatie hiervoor, ook de waterproblematiek in Yerseke te verlichten.

De gemeente Reimerswaal zal bij het bepalen van het bouwpeil rekening houden met de door het waterschap gemaakte opmerking en met het waterschap in overleg treden om de situatie ter plaatse te bespreken.

Reactie provincie Zeeland

De provincie Zeeland heeft aangegeven geen zienswijze tegen het ontwerpwijzigingsplan in te dienen.

7.2.2 Vaststellingsprocedure

Het ontwerp van het wijzigingsplan 'Yerseke, 3e wijziging' en het ontwerpbesluit omgevingsvergunning heeft van 30 november 2017 tot en met 10 januari 2018 ter inzage gelegen . Gelijktijdig heeft het ontwerpbesluit omgevingsvergunning voor het bouwen van 6 twee-onder-een-kap woningen 'Breeweg 1, 1A, 3, 3A en de Molenlaan 2A en 2B in Yerseke' (nr. 2017.0454, activiteit bouwen), gecoördineerd met het voornoemde wijzigingsplan, ter inzage gelegen. Gedurende de periode van terinzagelegging is aan eenieder gelegenheid gegeven een zienswijze over het ontwerpwijzigingsplan en het ontwerpbesluit kenbaar te maken aan het college.

Tegen het wijzigingsplan zijn geen zienswijzen ingediend. Op het ontwerpbesluit voor de omgevingsvergunning is één zienswijze ontvangen.

Zienswijze

Binnen de gestelde termijn is op het ontwerpbesluit omgevingsvergunning een zienswijze binnengekomen van de heer J.J.W.P. Zoeteweij (kenmerk 18.000374).

De heer Zoeteweij brengt in zijn zienswijze het volgende naar voren:

De omliggende huizen hebben een fundering op staal. Het heien van betonpalen zal schade aan deze woningen toebrengen. Het heien is onaanvaardbaar en zal, om schade aan de woningen te voorkomen, gewijzigd moeten worden in boren bij het verlenen van de omgevingsvergunning.

Op de ingediende zienswijze is navolgende reactie worden gegeven:

Uit de ingediende zienswijze is gebleken dat er bij omwonenden zorgen bestaan over het gebruik van traditionele heipalen bij de bouw van de woningen. Om tegemoet te komen aan deze zorgen en de overlast voor de omgeving te beperken zijn in de vergunning de volgende voorwaarden opgenomen:

  • de vergunninghouder dient zich te conformeren aan de wetgeving ten behoeve van Burenrecht en Erfdienstbaarheid op grond van het Burgerlijk Wetboek;
  • indien de constructieve berekeningen aanleiding geven tot twijfel over de veiligheid voor de omringende panden, zal een trillingsmeting uitgevoerd dienen te worden tijdens de heiwerkzaamheden. Deze trillingsmetingen moeten worden verricht conform de SBR richtlijn A: Schade aan gebouwen. De meetapparatuur moet hierbij zijn voorzien van een alarmering zodat bij overschrijding van de grenswaarde uit de SBR-A, de aannemer en het bevoegd gezag (handhaving@reimerswaal.nl) direct op de hoogte worden gesteld;
  • indien er een overschrijding van de SBR-A richtlijn plaatsvindt dan dient er een plan van aanpak besproken te worden met de betrokken instanties (gemeente / verzekeraar / hoofdaannemer);
  • Gedurende de uitvoering van de werkzaamheden moeten maatregelen worden getroffen om de veiligheid richting de omgeving te garanderen. Tevens moeten maatregelen worden genomen ter voorkoming van schade aan eigendommen van derden.

De zienswijze is ontvankelijk en ongegrond verklaard. Wel wordt tegemoet gekomen aan de zorgen van de indiener met betrekking tot de heimethode door toevoegen van de genoemde voorwaarden aan de omgevingsvergunning, met de bedoeling eventuele schade te beperken/voorkomen.

De zienswijze geeft aanleiding tot aanpassing van de omgevingsvergunning 'Breeweg 1, 1A, 3, 3A en de Molenlaan 2A en 2B in Yerseke' (nr. 2017.0454, activiteit bouwen) op het volgende punt:

  • de vergunningsstukken zijn aangepast door het toevoegen van voorwaarden met betrekking tot de veiligheid van de omgeving.

De zienswijze geeft geen aanleiding tot aanpassing van het wijzigingsplan 'Yerseke, 3e wijziging'.

Bodemonderzoek

Daarnaast is actualiserend bodemonderzoek uitgevoerd op de locatie. De uitkomst van dit onderzoek heeft niet tot andere inzichten geleid. De conclusies van dit onderzoek zijn beschreven in de paragraaf 5.3 van deze toelichting, het actualiserend bodemonderzoek is opgenomen in bijlage 3.