direct naar inhoud van Artikel 3 Agrarisch
Plan: Krabbendijke
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0703.02KrBPKom-va02

Artikel 3 Agrarisch

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Agrarisch aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. een duurzame agrarische bedrijfsuitoefening;
  • b. grondgebonden agrarisch gebruik;
  • c. grondgebonden agrarische bedrijven en glastuinbouw als nevenactiviteit;
  • d. de verkoop van streek- of bedrijfseigen producten als nevenactiviteit, tot een verkoopvloeroppervlak van max. 200 m² binnen het bouwvlak;
  • e. een minicamping met ten hoogste 15 standplaatsen, als nevenactiviteit;
  • f. extensief recreatief medegebruik;
  • g. bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals:
    • 1. groen;
    • 2. laad- en losvoorzieningen;
    • 3. natuurvriendelijke oevers;
    • 4. nutsvoorzieningen;
    • 5. ontsluitingswegen;
    • 6. parkeervoorzieningen;
    • 7. sloten en watergangen;
    • 8. water en waterberging;
    • 9. waterhuishoudkundige voorzieningen.

3.2 Bouwregels
3.2.1 Binnen het bouwvlak
  • a. toegestaan zijn:
    • 1. gebouwen, waaronder bedrijfswoningen met aan- en/of uitbouwen en bijgebouwen;
    • 2. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • b. de goothoogte en/of boeibordhoogte bedraagt niet meer dan:
    • 1. bedrijfsgebouwen, niet zijnde kassen: 8 m;
    • 2. bedrijfswoningen: 6 m;
    • 3. mestopslagruimten, niet voor handelsdoeleinden: 4 m;
    • 4. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde: 3 m;
  • c. de bouwhoogte bedraagt niet meer dan:
    • 1. bedrijfsgebouwen, niet zijnde kassen: 12 m;
    • 2. bedrijfswoningen: 10 m;
  • d. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde bedraagt niet meer dan:
    • 1. erf- en terreinafscheidingen: 2 m;
    • 2. mestopslagruimten, niet voor handelsdoeleinden: 8 m;
    • 3. silo's, anders dan voor mestopslag: 10 m;
    • 4. overkappingen: 6 m;
    • 5. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde: 3 m;
  • e. de gezamenlijke oppervlakte van kassen voor glastuinbouw als nevenactiviteit bedraagt per agrarisch bedrijf niet meer dan 2.000 m²;
  • f. de afstand van overkappingen tot de voorgevel van hoofdgebouwen bedraagt ten minste 1 m;
  • g. indien gebouwen niet aaneen worden gebouwd, bedraagt de onderlinge afstand ten minste 1 m;
  • h. gebouwen mogen niet worden opgericht voor de voorgevelrooilijn;
  • i. indien gebouwen niet in de zijdelingse perceelsgrens worden gebouwd, bedraagt de afstand tot de perceelsgrens ten minste 5 m;
  • j. de gezamenlijke oppervlakte van gebouwen en overkappingen bedraagt niet meer dan het aangegeven bebouwingspercentage van het bouwvlak van het betreffende bouwperceel; indien geen bebouwingspercentage is aangegeven, geldt een bebouwingspercentage van 100% van het bouwvlak van het betreffende bouwperceel;
  • k. de gezamenlijke oppervlakte van was- en toiletgebouwen ten behoeve van een minicamping bedraagt niet meer dan 100 m²;
  • l. per bouwvlak mag ten hoogste 1 bedrijfswoning worden gebouwd;
  • m. de inhoud van een bedrijfswoning inclusief aan- en/of uitbouwen mag niet meer dan 1.000 m³ bedragen.

3.2.2 Buiten het bouwvlak

Voor het bouwen buiten het bouwvlak gelden de volgende regels:

  • a. toegestaan zijn bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met dien verstande dat:
    • 1. het aanbrengen van doek ten behoeve van containervelden, tot maximaal 2 ha, zijn uitsluitend toegestaan aansluitend aan het bouwvlak;
    • 2. tijdelijke afdekfolies, anders dan voor containervelden zijn toegestaan;
    • 3. boog- en tunnelkassen zijn toegestaan;
    • 4. sleufsilo's en permanente mestopslagvoorzieningen zijn uitsluitend toegestaan aansluitend aan het bouwvlak;
    • 5. overige (tijdelijke) teeltondersteunende voorzieningen, regenkappen, hagelnetten, vogelnetten, (voer)opslagvoorzieningen, anti-hagelkanonnen en paardenbakken niet zijn toegestaan;
  • b. de bouwhoogte bedraagt niet meer dan:
    • 1. erf- en terreinafscheidingen: 2 m;
    • 2. vrijstaande antennes: 10 m;
    • 3. sleufsilo's: 4 m;
    • 4. boog- en tunnelkassen: 1,50 m;
    • 5. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde: 3 m;
  • c. de maximale oppervlakte bedraagt niet meer dan:
    • 1. tijdelijke mestopslagvoorzieningen: 250 m³.

3.3 Nadere eisen

Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van de verkeersveiligheid.

3.4 Afwijken van de bouwregels
3.4.1 Algemene afwijking

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde ten aanzien van de maximaal toelaatbare goot- of boeibordhoogte dan wel bouwhoogte, de afstand van een gebouw tot de perceelsgrens, de maximaal toelaatbare oppervlakte en het aangegeven bebouwingspercentage, met in achtneming van de volgende regels:

  • a. de afwijking bedraagt niet meer dan 20%;
  • b. er wordt geen onevenredige afbreuk gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.

3.4.2 Hogere hoogte boog- en tunnelkassen

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 3.2.2 voor overschrijding van de maximale toelaatbare goot- en bouwhoogte voor boog- en/of tunnelkassen, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de maximale goot- en bouwhoogte bedraagt niet meer dan 3,5 m;
  • b. de gezamenlijke oppervlakte van tunnelkassen bedraagt per agrarisch bedrijf niet meer dan 2 ha;
  • c. de gezamenlijke oppervlakte van boogkassen bedraagt per agrarisch bedrijf niet meer dan 1 ha;
  • d. de boog- en/of tunnelkassen worden binnen en/of aansluitend aan het bouwvlak gerealiseerd;
  • e. de verhoging is noodzakelijk voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering en voor de continuïteit van het agrarisch bedrijf;
  • f. de boog- en tunnelkassen staan ten dienste aan en zijn bedrijfseconomisch ondergeschikt aan een agrarisch grondgebonden bedrijf;
  • g. afwijking mag niet leiden tot:
    • 1. onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende bestemmingen en functies;
  • h. voorzien wordt in een adequate landschappelijke inpassing, waarvoor in ieder geval geldt dat de teeltondersteunende voorzieningen in de winterperiode aan het zicht worden onttrokken en in een privaatrechtelijke overeenkomst afspraken omtrent de voorwaarden en specificaties voor realisering van de landschappelijke inpassing zijn vastgelegd.

3.4.3 Teeltondersteunende voorzieningen buiten het bouwvlak

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 3.2.2 voor het oprichten van teeltondersteunende voorzieningen, anders dan boog- of tunnelkassen, buiten het bouwvlak, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de maximale goot- en bouwhoogte bedraagt niet meer dan 3 m;
  • b. de gezamenlijke oppervlakte van teeltondersteunende voorzieningen bedraagt per agrarisch bedrijf niet meer dan 3 ha;
  • c. de teeltondersteunende voorzieningen worden aansluitend aan het bouwvlak gerealiseerd;
  • d. de verhoging is noodzakelijk voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering en voor de continuïteit van het agrarisch bedrijf;
  • e. afwijking mag niet leiden tot:
    • 1. onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende bestemmingen en functies;
    • 2. onevenredige verstening, verglazing en versnippering van de agrarische gronden;
  • f. voorzien wordt in een adequate landschappelijke inpassing, waarvoor in ieder geval geldt dat de teeltondersteunende voorzieningen in de winterperiode aan het zicht worden onttrokken en in een privaatrechtelijke overeenkomst afspraken omtrent de voorwaarden en specificaties voor realisering van de landschappelijke inpassing zijn vastgelegd.

3.4.4 Anti-hagelkanon buiten het bouwvlak

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 3.2.2 voor het oprichten van anti-hagelkanonnen buiten een agrarisch bouwvlak, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. anti-hagelkanonnen zijn uitsluitend toegestaan ten behoeve van fruitteelt;
  • b. de oppervlakte van een anti-hagelkanon bedraagt niet meer dan 20 m²;
  • c. de bouwhoogte van een anti-hagelkanon bedraagt niet meer dan 4 m, met daarboven een pijp waarvan de hoogte niet meer bedraagt dan 4 m hoger dan de bouwhoogte;
  • d. per agrarisch bedrijf zijn maximaal 2 anti-hagelkanonnen toegestaan;
  • e. afwijking mag niet leiden tot onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende bestemmingen en functies, met name inzake geluidseffecten;
  • f. het bevoegd gezag wint advies in bij een milieudeskundige omtrent de onder e opgenomen voorwaarde inzake geluid.

3.4.5 Overschrijding bouwgrenzen

De bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, mogen in afwijking van aanduidingsgrenzen, maatvoeringsaanduidingen en bestemmingsregels en in aanvulling op het bepaalde in 3.2 worden overschreden door gebouwen en silo's met in achtneming van de volgende regels:

  • a. de overschrijding bedraagt niet meer dan 15 m;
  • b. overschrijding is noodzakelijk in verband met een doelmatige bedrijfsvoering;
  • c. het bouwplan is uit milieuhygiënisch oogpunt aanvaardbaar;
  • d. er wordt geen onevenredige afbreuk gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.

3.4.6 Afhankelijke woonruimte

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 3.6.2 en worden toegestaan dat voor afhankelijke woonruimte een grotere oppervlakte wordt gerealiseerd, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de maximum oppervlakte voor aan- en/of uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen mag inclusief bijgebouwen in gebruik als afhankelijke woonruimte, niet meer bedragen dan 50% van de gronden buiten het bouwvlak tot een maximum van 100 m² per perceel;
  • b. er wordt geen onevenredige afbreuk gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.

3.4.7 Tijdelijke woongelegenheid

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 3.2 ten aanzien van de plaatsing van een tijdelijke woongelegenheid met in achtneming van de volgende regels:

  • a. omgevingsvergunning voor een tijdelijke woongelegenheid wordt alleen verleend bij ingrijpende bouwwerkzaamheden of vervangende nieuwbouw van een bestaande woning en realisering van een nieuwe woning;
  • b. de tijdelijke woongelegenheid wordt geplaatst binnen het bouwvlak of binnen een straal van 30 m achter de naar de weg gerichte grens van het bouwvlak;
  • c. de afstand van een tijdelijke woongelegenheid tot de openbare weg bedraagt niet minder dan 3 m;
  • d. het bevoegd gezag kan voorwaarden stellen aan de situering van de tijdelijke woongelegenheid in verband met de bereikbaarheid voor hulpverlenende instanties;
  • e. het bevoegd gezag kan voorwaarden stellen aan de situering van de tijdelijke woongelegenheid in verband met de ruimtelijke uitstraling voor de omgeving;
  • f. het bevoegd gezag kan voorwaarden stellen aan de aansluiting van de tijdelijke woongelegenheid op de nutsvoorzieningen in verband met de bestaande situatie inzake nutsvoorzieningen en de duur van de plaatsing;
  • g. de tijdelijke woongelegenheid is zodanig gesitueerd dat dit niet leidt tot onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • h. de tijdelijke woongelegenheid is zodanig gesitueerd dat bouwmaterialen en bouwafval op het eigen perceel kunnen worden geplaatst;
  • i. het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen voor de plaatsing van een tijdelijke woongelegenheid voor de duur van de werkzaamheden tot een maximum van 3 jaar;
  • j. omgevingsvergunning voor een tijdelijke woongelegenheid wordt niet verleend indien sprake is van grootschalige herstructurering van woningen;
  • k. het bevoegd gezag trekt de omgevingsvergunning tot afwijken in, indien de bestaande noodzaak vanuit een oogpunt van tijdelijke huisvesting niet meer aanwezig is.

3.5 Specifieke gebruiksregels
3.5.1 Algemeen
  • a. per bouwperceel is ten hoogste één bedrijfswoning gebouwd; de inhoud mag niet meer bedragen dan 1.000 m³;
  • b. het gebruiken of laten gebruiken van gronden en opstallen voor huisvesting van arbeidsmigranten en de direct daarmee in verband houdend gebruik van voorzieningen zoals gemeenschappelijke verblijfsruimte (kantine), sanitair (douches, toiletten), kook en wasgelegenheid is niet toegestaan;
  • c. het bewonen dan wel laten bewonen van bijgebouwen of bedrijfsgebouwen als zelfstandige woning of afhankelijke woonruimte is niet toegestaan.

3.5.2 Agrarische gebruiksregels
  • a. het gebruik van groeibevorderende of conditionerende belichting, zoals assimilatiebelichting of cyclische belichting in boog- en gaaskassen, is niet toegestaan;
  • b. het aanbrengen van fruitboomgaarden binnen een afstand van 50 m tot gronden de bestemming Wonen, Maatschappelijk of Detailhandel is niet toegestaan;
  • c. permanente containervelden zijn buiten het bouwvlak niet toegestaan.

3.5.3 Opslag
  • a. het gebruiken van mestopslagruimten voor handelsdoeleinden en anders te gebruiken dan voor het eigen agrarisch bedrijf is niet toegestaan;
  • b. het gebruiken of laten gebruiken van de gronden binnen en direct grenzend aan het bouwvlak als stort- of opslagplaats van al dan niet aan het gebruik onttrokken voorwerpen, stoffen en materialen, behoudens opslag die geschiedt in het kader van de normale agrarische bedrijfsvoering zoals mestopslag tot maximaal 5.000 m³, is niet toegestaan;
  • c. buitenopslag is buiten het bouwvlak niet toegestaan, uitgezonderd tijdelijke mestopslag;
  • d. het gebruiken of laten gebruiken van gronden en opstallen voor nevenactiviteiten na beëindiging van de agrarische bedrijfsvoering is niet toegestaan.

3.5.4 Paardenbakken
  • a. hobbymatig gebruik van paardenbakken is toegestaan voor zover:
    • 1. geheel gelegen binnen het bouwvlak;
    • 2. de paardenbak is gelegen achter de voorgevelrooilijn;
    • 3. maximaal 1 paardenbak per woning aanwezig is;
    • 4. de oppervlakte van de buiten rijbak bedraagt maximaal 800 m²;
    • 5. de hoogte van de omheining maximaal 1,80 m bedraagt;
    • 6. de afstand tot het bouwvlak van een (bedrijfs)woning van derden minimaal 50 m bedraagt;
    • 7. geen lichtmasten aanwezig zijn ten behoeve van de paardenbak.

3.5.5 Aan-huis-gebonden beroepen

Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:

  • a. aan-huis-gebonden beroepen en/of kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten zijn toegestaan in de bedrijfswoning, met inachtneming van het volgende:
    • 1. de woonfunctie wordt in overwegende mate behouden;
    • 2. de vloeroppervlakte ten behoeve van de aan-huis-gebonden beroepen of kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten is niet groter dan 30% van de vloeroppervlakte van het hoofdgebouw, met een maximum van 30 m²;
    • 3. aan-huis-gebonden beroepen en/of kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten zijn niet toegestaan in een bijgebouw;
    • 4. de activiteit wordt hoofdzakelijk verricht door de bewoner, mogelijk ondersteund door ten hoogste 1 medewerker;
    • 5. de activiteit is milieuhygiënisch inpasbaar in de woonomgeving;
    • 6. het gebruik heeft geen nadelige invloed op de normale afwikkeling van het verkeer en veroorzaakt geen onevenredige toename in de parkeerbehoefte.

3.5.6 Detailhandel
  • a. detailhandel, anders dan het toegestane gebruik op grond van het bepaalde in 3.1 is niet toegestaan.

3.6 Afwijken van de gebruiksregels
3.6.1 Kleinschalige detailhandel en of dienstverlening

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid  3.5.6 voor de uitoefening van kleinschalige detailhandel en/of dienstverlening in de (bedrijfs)woning en/of aan- of uitbouw, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de woonfunctie blijft in overwegende mate behouden;
  • b. kleinschalige detailhandel is niet groter dan 30% van de vloeroppervlakte van het hoofdgebouw, met een maximum van 30 m²;
  • c. kleinschalige detailhandel is niet toegestaan in een bijgebouw;
  • d. de activiteit wordt hoofdzakelijk verricht door de bewoner, mogelijk ondersteund door ten hoogste 1 medewerker;
  • e. het gebruik heeft geen nadelige invloed op de normale afwikkeling van het verkeer en veroorzaakt geen onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimte;
  • f. er wordt geen onevenredige afbreuk gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.

3.6.2 Afhankelijke woonruimte

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 3.5.1 voor het gebruik van een bijgebouw als afhankelijke woonruimte, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. een dergelijke bewoning is noodzakelijk vanuit een oogpunt van mantelzorg;
  • b. de afhankelijk woonruimte binnen wordt de vigerende regeling inzake bijgebouwen ingepast met een maximale oppervlakte van 80 m²;
  • c. er wordt geen onevenredige afbreuk gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • d. het bevoegd gezag trekt de omgevingsvergunning tot afwijken in, indien de bij het afwijken van de gebruiksregels bestaande noodzaak vanuit een oogpunt van mantelzorg niet meer aanwezig is.

3.6.3 Nevenactiviteiten

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 3.5 ten behoeve van het ontplooien van nevenactiviteiten, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de nevenactiviteit ondergeschikt blijft aan het bestaand agrarisch gebruik van het perceel;
  • b. de nevenactiviteiten qua aard en omvang passen bij de specifieke kwaliteit en schaal van de omgeving;
  • c. de omvang van de nevenactiviteiten past bij de functie van de nevenactiviteit, met dien verstande dat:
    • 1. inpandige opslag van statische goederen is toegestaan tot 500 m²;
    • 2. agrarisch technische hulpbedrijven en agrarisch verwante bedrijven zijn toegestaan tot een oppervlakte van 1.500 m²;
    • 3. recreatieve doeleinden zijn toegestaan tot een vloeroppervlakte van 250 m²;
    • 4. niet-agrarische bedrijven in de milieucategorieën 1 en 2 zijn toegestaan tot een maximum gezamenlijke oppervlakte van 250 m²;
    • 5. zorglandbouw is toegestaan tot 500 m²;
    • 6. de nevenactiviteiten dienen binnen het bouwvlak plaats te vinden, met dien verstande dat uitbreiding van bestaande bebouwing tot 20% is toegestaan met een maximale vloeroppervlakte van 250 m²;
  • d. de oppervlakte aan nevenactiviteiten in totaal niet meer bedraagt dan 1.500 m²;
  • e. kleinschalige ondergeschikte horeca is toegestaan tot een oppervlakte van 35 m²;
  • f. buitenopslag en opslag van niet-statische goederen zijn niet toegestaan;
  • g. de nevenactiviteit geen onevenredige (extra) hinder of belemmeringen mag veroorzaken voor omliggende (agrarische) bedrijven of woningen;
  • h. de nevenactiviteiten qua situering aansluit op bestaande (en reeds geplande) infrastructuur;
  • i. de nevenactiviteiten geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer;
  • j. parkeren op eigen terrein zal plaatsvinden;
  • k. de omgevingsvergunning wordt slechts verleend indien in een privaatrechtelijke overeenkomst afspraken omtrent de voorwaarden en specificaties voor realisering van de landschappelijke inpassing zijn vastgelegd.

3.6.4 Minicamping

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 3.1 en 3.2 of ten behoeve van een grotere minicamping, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. afgeweken kan worden voor ten hoogste 25 standplaatsen;
  • b. de standplaatsen zijn op of binnen een afstand van 50 m tot het agrarisch bouwvlak;
  • c. het permanent plaatsen van kampeermiddelen is niet toegestaan;
  • d. permanente bewoning van kampeermiddelen is niet toegestaan;
  • e. de bouwhoogte van sanitairgebouwen en/of recreatieruimten bedraagt ten hoogste 3,5 m;
  • f. de totale oppervlakte van sanitairgebouwen en/of recreatieruimten bedraagt ten hoogste 250 m²;
  • g. sanitairgebouwen en/of recreatieruimten zijn uitsluitend binnen of direct grenzend aan het bouwvlak toegestaan;
  • h. buiten het bouwvlak bedraagt de oppervlakte van sanitairgebouwen en/of recreatie-ruimten maximaal 50 m²;
  • i. voorzien wordt in een adequate landschappelijke inpassing die bestaat uit een beplantingsstrook met een dichte struik- en boomlaag van voornamelijk streekeigen soorten. Alvorens de omgevingsvergunning te verlenen vragen burgemeester en wethouders hierover advies van een landschapsdeskundige;
  • j. de omgevingsvergunning wordt slechts verleend indien in een privaatrechtelijke overeenkomst afspraken omtrent de voorwaarden en specificaties voor realisering van de landschappelijke inpassing zijn vastgelegd;
  • k. er dient tevens een investering plaats te vinden in ruimtelijke kwaliteitswinst, alvorens de omgevingsvergunning te verlenen wordt ook hiervoor een privaatrechtelijke overeenkomst gesloten;
  • l. er vindt geen onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende bestemmingen en functies plaats.

3.7 Wijzigingsbevoegdheid
3.7.1 Bestemming Wonen

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming Agrarisch wijzigen in de bestemmingen Tuin en Wonen, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de agrarische bedrijfsvoering is ter plaatse beëindigd en agrarisch hergebruik is niet langer mogelijk;
  • b. het aantal woningen mag niet meer bedragen dan het aantal bestaande bedrijfswoningen;
  • c. de inhoud van de woning mag niet meer bedragen dan de toegestane inhoud van de bestaande bedrijfswoning;
  • d. bestaande bedrijfsgebouwen worden gesloopt, waarbij geldt dat 200 m² als bijgebouw per woning is toegestaan;
  • e. het bouwvlak wordt verkleind tot de voormalige agrarische bedrijfswoning(en) met bijbehorende bouwwerken, tuinen, erven en verhardingen;
  • f. in de toelichting van het wijzigingsplan wordt aandacht besteed aan de gemaakte belangenafweging;
  • g. wijziging is niet toegestaan binnen 50 m van gronden waarop fruitteelt is toegelaten, met dien verstande dat een kortere afstand is toegestaan indien wijziging niet of nagenoeg niet leidt tot hinder bij de woonfunctie en de kleinere afstand niet leidt tot onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende bestemmingen en functies;
  • h. vóóraf wordt inzicht gegeven in:
    • 1. de bodemhygiëne;
    • 2. externe veiligheid;
    • 3. wegverkeerslawaai;
    • 4. spoorweglawaai;
    • 5. de luchtkwaliteit;
    • 6. ecologische waarden.

3.7.2 Toestaan bijzondere woonvorm

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming Wonen wijzigen ten behoeve van bijzondere woonvormen, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de bijzondere woonvorm past naar omvang in het beoogde gebouw, een en ander conform de Prestatie-eisen AWBZ-voorzieningen, en in de omgeving;
  • b. de bijzondere woonvorm mag geen onevenredige hinder voor het woon- en leefmilieu opleveren en geen onevenredige afbreuk doen aan het woonkarakter van de buurt, waarbij tevens wordt aangetoond dat de bijzondere woonvorm geen onevenredige beperking tot gevolg heeft voor het woongenot van aangrenzende woonpercelen;
  • c. wijziging is niet toegestaan binnen 50 m van gronden waarop fruitteelt is toegelaten, met dien verstande dat een kortere afstand is toegestaan indien wijziging niet of nagenoeg niet leidt tot hinder bij de woonfunctie en de kleinere afstand niet leidt tot onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende bestemmingen en functies;
  • d. voorzien wordt in een adequate ontsluiting en afwikkeling van autoverkeer en toereikende parkeergelegenheid voor personeel en bezoekers;
  • e. in het wijzigingsplan wordt:
    • 1. de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - bijzondere woonvorm' opgenomen;
    • 2. de bepaling 'ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - bijzondere woonvorm' zijn gronden tevens bestemd voor een bijzondere woonvorm' opgenomen.

3.7.3 Beëindiging bijzondere woonvorm

Burgemeester en wethouders kunnen de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - bijzondere woonvorm' verwijderen, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de wijzigingsbevoegdheid wordt toegepast voor zover het gebruik overeenkomstig de aanduiding voor de duur van ten minste 2 jaar aaneengesloten is onderbroken of zoveel eerder als met belanghebbenden is overeengekomen;
  • b. in het wijzigingsplan wordt aandacht besteed aan de gemaakte belangenafweging.