3.4 Afwijken van de bouwregels
3.4.1 Algemene afwijking
Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde ten aanzien van de maximaal toelaatbare goot- of boeibordhoogte dan wel bouwhoogte, de afstand van een gebouw tot de perceelsgrens, de maximaal toelaatbare oppervlakte en het aangegeven bebouwingspercentage, met in achtneming van de volgende regels:
-
a. de afwijking bedraagt niet meer dan 20%;
-
b. er wordt geen onevenredige afbreuk gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.
3.4.2 Hogere hoogte boog- en tunnelkassen
Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 3.2.2 voor overschrijding van de maximale toelaatbare goot- en bouwhoogte voor boog- en/of tunnelkassen, met inachtneming van de volgende regels:
-
a. de maximale goot- en bouwhoogte bedraagt niet meer dan 3,5 m;
-
b. de gezamenlijke oppervlakte van tunnelkassen bedraagt per agrarisch bedrijf niet meer dan 2 ha;
-
c. de gezamenlijke oppervlakte van boogkassen bedraagt per agrarisch bedrijf niet meer dan 1 ha;
-
d. de boog- en/of tunnelkassen worden binnen en/of aansluitend aan het bouwvlak gerealiseerd;
-
e. de verhoging is noodzakelijk voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering en voor de continuïteit van het agrarisch bedrijf;
-
f. de boog- en tunnelkassen staan ten dienste aan en zijn bedrijfseconomisch ondergeschikt aan een agrarisch grondgebonden bedrijf;
-
g. afwijking mag niet leiden tot:
-
1. onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende bestemmingen en functies;
-
h. voorzien wordt in een adequate landschappelijke inpassing, waarvoor in ieder geval geldt dat de teeltondersteunende voorzieningen in de winterperiode aan het zicht worden onttrokken en in een privaatrechtelijke overeenkomst afspraken omtrent de voorwaarden en specificaties voor realisering van de landschappelijke inpassing zijn vastgelegd.
3.4.3 Teeltondersteunende voorzieningen buiten het bouwvlak
Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 3.2.2 voor het oprichten van teeltondersteunende voorzieningen, anders dan boog- of tunnelkassen, buiten het bouwvlak, met inachtneming van de volgende regels:
-
a. de maximale goot- en bouwhoogte bedraagt niet meer dan 3 m;
-
b. de gezamenlijke oppervlakte van teeltondersteunende voorzieningen bedraagt per agrarisch bedrijf niet meer dan 3 ha;
-
c. de teeltondersteunende voorzieningen worden aansluitend aan het bouwvlak gerealiseerd;
-
d. de verhoging is noodzakelijk voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering en voor de continuïteit van het agrarisch bedrijf;
-
e. afwijking mag niet leiden tot:
-
1. onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende bestemmingen en functies;
-
2. onevenredige verstening, verglazing en versnippering van de agrarische gronden;
-
f. voorzien wordt in een adequate landschappelijke inpassing, waarvoor in ieder geval geldt dat de teeltondersteunende voorzieningen in de winterperiode aan het zicht worden onttrokken en in een privaatrechtelijke overeenkomst afspraken omtrent de voorwaarden en specificaties voor realisering van de landschappelijke inpassing zijn vastgelegd.
3.4.4 Anti-hagelkanon buiten het bouwvlak
Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 3.2.2 voor het oprichten van anti-hagelkanonnen buiten een agrarisch bouwvlak, met inachtneming van de volgende regels:
-
a. anti-hagelkanonnen zijn uitsluitend toegestaan ten behoeve van fruitteelt;
-
b. de oppervlakte van een anti-hagelkanon bedraagt niet meer dan 20 m²;
-
c. de bouwhoogte van een anti-hagelkanon bedraagt niet meer dan 4 m, met daarboven een pijp waarvan de hoogte niet meer bedraagt dan 4 m hoger dan de bouwhoogte;
-
d. per agrarisch bedrijf zijn maximaal 2 anti-hagelkanonnen toegestaan;
-
e. afwijking mag niet leiden tot onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende bestemmingen en functies, met name inzake geluidseffecten;
-
f. het bevoegd gezag wint advies in bij een milieudeskundige omtrent de onder e opgenomen voorwaarde inzake geluid.
3.4.5 Overschrijding bouwgrenzen
De bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, mogen in afwijking van aanduidingsgrenzen, maatvoeringsaanduidingen en bestemmingsregels en in aanvulling op het bepaalde in 3.2 worden overschreden door gebouwen en silo's met in achtneming van de volgende regels:
-
a. de overschrijding bedraagt niet meer dan 15 m;
-
b. overschrijding is noodzakelijk in verband met een doelmatige bedrijfsvoering;
-
c. het bouwplan is uit milieuhygiënisch oogpunt aanvaardbaar;
-
d. er wordt geen onevenredige afbreuk gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.
3.4.6 Afhankelijke woonruimte
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 3.6.2 en worden toegestaan dat voor afhankelijke woonruimte een grotere oppervlakte wordt gerealiseerd, met inachtneming van de volgende regels:
-
a. de maximum oppervlakte voor aan- en/of uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen mag inclusief bijgebouwen in gebruik als afhankelijke woonruimte, niet meer bedragen dan 50% van de gronden buiten het bouwvlak tot een maximum van 100 m² per perceel;
-
b. er wordt geen onevenredige afbreuk gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.
3.4.7 Tijdelijke woongelegenheid
Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 3.2 ten aanzien van de plaatsing van een tijdelijke woongelegenheid met in achtneming van de volgende regels:
-
a. omgevingsvergunning voor een tijdelijke woongelegenheid wordt alleen verleend bij ingrijpende bouwwerkzaamheden of vervangende nieuwbouw van een bestaande woning en realisering van een nieuwe woning;
-
b. de tijdelijke woongelegenheid wordt geplaatst binnen het bouwvlak of binnen een straal van 30 m achter de naar de weg gerichte grens van het bouwvlak;
-
c. de afstand van een tijdelijke woongelegenheid tot de openbare weg bedraagt niet minder dan 3 m;
-
d. het bevoegd gezag kan voorwaarden stellen aan de situering van de tijdelijke woongelegenheid in verband met de bereikbaarheid voor hulpverlenende instanties;
-
e. het bevoegd gezag kan voorwaarden stellen aan de situering van de tijdelijke woongelegenheid in verband met de ruimtelijke uitstraling voor de omgeving;
-
f. het bevoegd gezag kan voorwaarden stellen aan de aansluiting van de tijdelijke woongelegenheid op de nutsvoorzieningen in verband met de bestaande situatie inzake nutsvoorzieningen en de duur van de plaatsing;
-
g. de tijdelijke woongelegenheid is zodanig gesitueerd dat dit niet leidt tot onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;
-
h. de tijdelijke woongelegenheid is zodanig gesitueerd dat bouwmaterialen en bouwafval op het eigen perceel kunnen worden geplaatst;
-
i. het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen voor de plaatsing van een tijdelijke woongelegenheid voor de duur van de werkzaamheden tot een maximum van 3 jaar;
-
j. omgevingsvergunning voor een tijdelijke woongelegenheid wordt niet verleend indien sprake is van grootschalige herstructurering van woningen;
-
k. het bevoegd gezag trekt de omgevingsvergunning tot afwijken in, indien de bestaande noodzaak vanuit een oogpunt van tijdelijke huisvesting niet meer aanwezig is.
3.6 Afwijken van de gebruiksregels
3.6.1 Kleinschalige detailhandel en of dienstverlening
Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 3.5.6 voor de uitoefening van kleinschalige detailhandel en/of dienstverlening in de (bedrijfs)woning en/of aan- of uitbouw, met inachtneming van de volgende regels:
-
a. de woonfunctie blijft in overwegende mate behouden;
-
b. kleinschalige detailhandel is niet groter dan 30% van de vloeroppervlakte van het hoofdgebouw, met een maximum van 30 m²;
-
c. kleinschalige detailhandel is niet toegestaan in een bijgebouw;
-
d. de activiteit wordt hoofdzakelijk verricht door de bewoner, mogelijk ondersteund door ten hoogste 1 medewerker;
-
e. het gebruik heeft geen nadelige invloed op de normale afwikkeling van het verkeer en veroorzaakt geen onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimte;
-
f. er wordt geen onevenredige afbreuk gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.
3.6.2 Afhankelijke woonruimte
Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 3.5.1 voor het gebruik van een bijgebouw als afhankelijke woonruimte, met inachtneming van de volgende regels:
-
a. een dergelijke bewoning is noodzakelijk vanuit een oogpunt van mantelzorg;
-
b. de afhankelijk woonruimte binnen wordt de vigerende regeling inzake bijgebouwen ingepast met een maximale oppervlakte van 80 m²;
-
c. er wordt geen onevenredige afbreuk gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;
-
d. het bevoegd gezag trekt de omgevingsvergunning tot afwijken in, indien de bij het afwijken van de gebruiksregels bestaande noodzaak vanuit een oogpunt van mantelzorg niet meer aanwezig is.
3.6.3 Nevenactiviteiten
Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 3.5 ten behoeve van het ontplooien van nevenactiviteiten, met inachtneming van de volgende regels:
-
a. de nevenactiviteit ondergeschikt blijft aan het bestaand agrarisch gebruik van het perceel;
-
b. de nevenactiviteiten qua aard en omvang passen bij de specifieke kwaliteit en schaal van de omgeving;
-
c. de omvang van de nevenactiviteiten past bij de functie van de nevenactiviteit, met dien verstande dat:
-
1. inpandige opslag van statische goederen is toegestaan tot 500 m²;
-
2. agrarisch technische hulpbedrijven en agrarisch verwante bedrijven zijn toegestaan tot een oppervlakte van 1.500 m²;
-
3. recreatieve doeleinden zijn toegestaan tot een vloeroppervlakte van 250 m²;
-
4. niet-agrarische bedrijven in de milieucategorieën 1 en 2 zijn toegestaan tot een maximum gezamenlijke oppervlakte van 250 m²;
-
5. zorglandbouw is toegestaan tot 500 m²;
-
6. de nevenactiviteiten dienen binnen het bouwvlak plaats te vinden, met dien verstande dat uitbreiding van bestaande bebouwing tot 20% is toegestaan met een maximale vloeroppervlakte van 250 m²;
-
d. de oppervlakte aan nevenactiviteiten in totaal niet meer bedraagt dan 1.500 m²;
-
e. kleinschalige ondergeschikte horeca is toegestaan tot een oppervlakte van 35 m²;
-
f. buitenopslag en opslag van niet-statische goederen zijn niet toegestaan;
-
g. de nevenactiviteit geen onevenredige (extra) hinder of belemmeringen mag veroorzaken voor omliggende (agrarische) bedrijven of woningen;
-
h. de nevenactiviteiten qua situering aansluit op bestaande (en reeds geplande) infrastructuur;
-
i. de nevenactiviteiten geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer;
-
j. parkeren op eigen terrein zal plaatsvinden;
-
k. de omgevingsvergunning wordt slechts verleend indien in een privaatrechtelijke overeenkomst afspraken omtrent de voorwaarden en specificaties voor realisering van de landschappelijke inpassing zijn vastgelegd.
3.6.4 Minicamping
Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 3.1 en 3.2 of ten behoeve van een grotere minicamping, met inachtneming van de volgende regels:
-
a. afgeweken kan worden voor ten hoogste 25 standplaatsen;
-
b. de standplaatsen zijn op of binnen een afstand van 50 m tot het agrarisch bouwvlak;
-
c. het permanent plaatsen van kampeermiddelen is niet toegestaan;
-
d. permanente bewoning van kampeermiddelen is niet toegestaan;
-
e. de bouwhoogte van sanitairgebouwen en/of recreatieruimten bedraagt ten hoogste 3,5 m;
-
f. de totale oppervlakte van sanitairgebouwen en/of recreatieruimten bedraagt ten hoogste 250 m²;
-
g. sanitairgebouwen en/of recreatieruimten zijn uitsluitend binnen of direct grenzend aan het bouwvlak toegestaan;
-
h. buiten het bouwvlak bedraagt de oppervlakte van sanitairgebouwen en/of recreatie-ruimten maximaal 50 m²;
-
i. voorzien wordt in een adequate landschappelijke inpassing die bestaat uit een beplantingsstrook met een dichte struik- en boomlaag van voornamelijk streekeigen soorten. Alvorens de omgevingsvergunning te verlenen vragen burgemeester en wethouders hierover advies van een landschapsdeskundige;
-
j. de omgevingsvergunning wordt slechts verleend indien in een privaatrechtelijke overeenkomst afspraken omtrent de voorwaarden en specificaties voor realisering van de landschappelijke inpassing zijn vastgelegd;
-
k. er dient tevens een investering plaats te vinden in ruimtelijke kwaliteitswinst, alvorens de omgevingsvergunning te verlenen wordt ook hiervoor een privaatrechtelijke overeenkomst gesloten;
-
l. er vindt geen onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende bestemmingen en functies plaats.
3.7 Wijzigingsbevoegdheid
3.7.1 Bestemming Wonen
Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming Agrarisch wijzigen in de bestemmingen Tuin en Wonen, met inachtneming van de volgende regels:
-
a. de agrarische bedrijfsvoering is ter plaatse beëindigd en agrarisch hergebruik is niet langer mogelijk;
-
b. het aantal woningen mag niet meer bedragen dan het aantal bestaande bedrijfswoningen;
-
c. de inhoud van de woning mag niet meer bedragen dan de toegestane inhoud van de bestaande bedrijfswoning;
-
d. bestaande bedrijfsgebouwen worden gesloopt, waarbij geldt dat 200 m² als bijgebouw per woning is toegestaan;
-
e. het bouwvlak wordt verkleind tot de voormalige agrarische bedrijfswoning(en) met bijbehorende bouwwerken, tuinen, erven en verhardingen;
-
f. in de toelichting van het wijzigingsplan wordt aandacht besteed aan de gemaakte belangenafweging;
-
g. wijziging is niet toegestaan binnen 50 m van gronden waarop fruitteelt is toegelaten, met dien verstande dat een kortere afstand is toegestaan indien wijziging niet of nagenoeg niet leidt tot hinder bij de woonfunctie en de kleinere afstand niet leidt tot onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende bestemmingen en functies;
-
h. vóóraf wordt inzicht gegeven in:
-
1. de bodemhygiëne;
-
2. externe veiligheid;
-
3. wegverkeerslawaai;
-
4. spoorweglawaai;
-
5. de luchtkwaliteit;
-
6. ecologische waarden.
3.7.2 Toestaan bijzondere woonvorm
Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming Wonen wijzigen ten behoeve van bijzondere woonvormen, met inachtneming van de volgende regels:
-
a. de bijzondere woonvorm past naar omvang in het beoogde gebouw, een en ander conform de Prestatie-eisen AWBZ-voorzieningen, en in de omgeving;
-
b. de bijzondere woonvorm mag geen onevenredige hinder voor het woon- en leefmilieu opleveren en geen onevenredige afbreuk doen aan het woonkarakter van de buurt, waarbij tevens wordt aangetoond dat de bijzondere woonvorm geen onevenredige beperking tot gevolg heeft voor het woongenot van aangrenzende woonpercelen;
-
c. wijziging is niet toegestaan binnen 50 m van gronden waarop fruitteelt is toegelaten, met dien verstande dat een kortere afstand is toegestaan indien wijziging niet of nagenoeg niet leidt tot hinder bij de woonfunctie en de kleinere afstand niet leidt tot onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende bestemmingen en functies;
-
d. voorzien wordt in een adequate ontsluiting en afwikkeling van autoverkeer en toereikende parkeergelegenheid voor personeel en bezoekers;
-
e. in het wijzigingsplan wordt:
-
1. de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - bijzondere woonvorm' opgenomen;
-
2. de bepaling 'ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - bijzondere woonvorm' zijn gronden tevens bestemd voor een bijzondere woonvorm' opgenomen.
3.7.3 Beëindiging bijzondere woonvorm
Burgemeester en wethouders kunnen de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - bijzondere woonvorm' verwijderen, met inachtneming van de volgende regels:
-
a. de wijzigingsbevoegdheid wordt toegepast voor zover het gebruik overeenkomstig de aanduiding voor de duur van ten minste 2 jaar aaneengesloten is onderbroken of zoveel eerder als met belanghebbenden is overeengekomen;
-
b. in het wijzigingsplan wordt aandacht besteed aan de gemaakte belangenafweging.