direct naar inhoud van 4.8 Externe veiligheid
Plan: Hansweert
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0703.01HaBPKom-va01

4.8 Externe veiligheid

Deze paragraaf externe veiligheid is opgesteld voor

  • het consoliderende deel van het bestemmingsplan Hansweert;
  • de Tramper II (eerste fase).

4.8.1 Algemeen

Relevante risicobronnen

In de omgeving en in het plangebied van kom Hansweert is een aantal risicobronnen aanwezig.

  • De route voor het vervoer van gevaarlijke stoffen over de Westerschelde.
  • De route voor het vervoer van gevaarlijke stoffen over het Kanaal door Zuid-Beveland.
  • Enkele transportleidingen voor aardgas en propeen.

Ook over de rijksweg A58 vindt transport van gevaarlijke stoffen plaats. Het plangebied bevindt zich echter buiten het invloedsgebied van de A58 en is daarom verder buiten beschouwing gelaten.

Normstelling

Wat betreft normstelling, begrippenkader en rekenmethodiek voor het bepalen van de risico's, wordt in het beleidsveld voor externe veiligheid gewerkt met twee begrippen.

  • Het plaatsgebonden risico (PR).
  • Het groepsrisico (GR).

Plaatsgebonden risico (PR)

Het PR is omschreven als de kans dat een persoon die gedurende een heel jaar onafgebroken en onbeschermd op een bepaalde plaats verblijft, tengevolge van een ongewoon voorval met een gevaarlijke stof komt te overlijden. Voor het PR geldt de risicocontour van de kans één op een miljoen (10-6) als grenswaarde voor kwetsbare objecten (zoals woningen, afwijken is niet mogelijk). Voor beperkt kwetsbare objecten (zoals bedrijfsgebouwen) geldt deze norm en als richtwaarde (afwijken is mogelijk maar alleen na motivering).

Groepsrisico (GR)

Het GR is de cumulatieve kans dat een groep personen van 10, 100 en 1.000 personen tegelijkertijd komt te overlijden als gevolg van een ongewoon voorval met een gevaarlijke stof. Het GR kan grafisch worden weergegeven in een curve, de zogenaamde fN-curve. De (f) staat hierbij voor de kans op een ongeval en (N) voor het aantal personen dat komt te overlijden, zie ook figuur 4.1. Het GR is niet wettelijk genormeerd. Voor het GR geldt een enkel de oriënterende waarde als richtlijn. De oriënterende waarde wordt gevormd door een rechte lijn in de fN-curve (figuur 4.1).

afbeelding "i_NL.IMRO.0703.01HaBPKom-va01_0006.png"

Figuur 4.1. Oriënterende waarde van het GR (fN-curve)

In navolging van het provinciale beleid, geldt in de gemeente Reimerswaal dat een verantwoording van het GR plaats moet vinden indien:

  • a. het GR de oriënterende waarde overstijgt, of;
  • b. als het GR stijgt boven een factor 10 van de oriënterende waarde, of;
  • c. als het GR met meer dan 10% van de oriënterende waarde toeneemt.

Een verantwoording van het GR is niet vereist als het een enkel (kwetsbaar) object betreft in een nagenoeg maagdelijke omgeving. Het GR is in de referentiesituatie in die gevallen namelijk erg laag, zodat een toename van het GR in die gevallen dan al snel boven de drempel van 10% uitkomt.

Circulaire Risiconormering Vervoer Gevaarlijke Stoffen (CRVGS) en het Basisnet Water

Algemeen

Voor het transport van gevaarlijke stoffen gelden de normen voor het PR en de oriënterende waarde voor het GR zoals hiervoor aangegeven. Het belangrijkste beleidsdocument is daarbij de Nota Risiconormering Vervoer Gevaarlijke Stoffen (NRVGS) uit 1996. De uitgangspunten van de NRVGS zullen op hoofdlijnen worden overgenomen in een Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB) op grond van de Wm. Het gaat om het Besluit transportroutes externe veiligheid (Btev). Als voorbode van beide besluiten is op 4 augustus 2004 de Circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen (CRVGS) in de Staatscourant gepubliceerd. Het Btev zal de NRVGS en de CRVGS gaan vervangen. Wanneer het Btev van kracht wordt, is nog niet bekend.

Basisnet Water

Op dit moment wordt het Basisnet Vervoer Gevaarlijke Stoffen ontwikkeld. Met het Basisnet wordt beoogd een duurzaam evenwicht tussen ruimtelijke ontwikkelingen, vervoer van gevaarlijke stoffen en veiligheid te creëren. Dit gebeurt door alle hoofdvaarwegen, rijkswegen en spoorwegen in te delen in categorieën. Deze categorieën verschillen in de mate waarin er beperkingen gelden voor vervoer en/of ruimtelijke ontwikkelingen. Beperkingen voor het vervoer worden vastgelegd in een gebruiksruimte, beperkingen voor ruimtelijke ontwikkelingen in een veiligheidszone. Voor het transport over het water en is een voorlopige indeling gemaakt. Hier kunnen nog geen rechten aan ontleend worden.

Het streven is het basisnet voor alle transportmodaliteiten (spoor, weg en water) tegelijk vast te stellen. Het Kanaal door Zuid-Beveland maakt onderdeel uit van het Basisnet Water, evenals de Westerschelde. In het eerder genoemde Btev wordt het Basisnet van een juridische basis voorzien. In december 2009 is, vooruitlopend op de inwerkingtreding van het Btev, een wijziging gepubliceerd van de CRVGS (besluit 15 december 2009, Stcr 2009, 19 907). Deze wijziging houdt in dat ten aanzien van de risico's die samenhangen met het vervoer van gevaarlijke stoffen over het water reeds moet worden aangesloten bij de benadering van het Basisnet Water.

Kanaal door Zuid-Beveland

Het Kanaal door Zuid-Beveland is in het Basisnet Water aangeduid als een 'zwarte vaarweg'. Dat betekent dat het binnenvaartverbinding betreft met frequent vervoer van gevaarlijke stoffen waarvoor een toetsingsafstand geldt. Het betreft het zogenaamde plasbrandaandachtsgebied (PAG). Voor zwarte vaarwegen geldt op grond van het Basisnet Water een zone van 25 meter vanaf de oeverlijn als PAG. Binnen het PAG is de bouw van nieuwe kwetsbare objecten enkel toegestaan indien de noodzaak hiervan wordt gemotiveerd en hierover overleg met de vaarwegbeheerder plaatsvindt.

Westerschelde

De Westerschelde is in het Basisnet Water aangeduid als een 'rode vaarweg'. Dat betekent dat het hoofdvaarweg voor zeeschepen betreft met frequent vervoer van gevaarlijke stoffen. Ook hiervoor geldt een toetsingsafstand voor het PAG, te weten een afstand van 40 meter vanaf de oeverlijn.

Vanwege de status van de Westerschelde als internationale vaarroute, geldt dat de verantwoordelijkheid voor het monitoren en borgen van de veiligheidssituatie rondom de vaarroute over de Westerschelde is gelegen bij de internationale Scheldecommissie. Het monitoren hiervan gebeurt buitenom het Basisnet Water. Momenteel vindt in opdracht van deze commissie een herijking plaats van de risico's die samenhangen rondom het transport van gevaarlijke stoffen op de Westerschelde. De resultaten hiervan worden in 2011 verwacht. Vooralsnog moet daarom voor wat betreft de omvang van het invloedsgebied en de hoogte van het GR worden aangesloten bij de uitkomsten van twee eerdere risicostudies (DNV, QRA Toekomstig Transport Gevaarlijke Stoffen (Wester)Schelde, juni 2004 en TNO, Eenmalige afweging Groepsrisico, document 2007, A-R0562/B, juni 2007).

De uitgangspunten (de vervoersaantallen met gevaarlijke stoffen) die aan deze studies ten grondslag hebben gelegen, zijn overigens dezelfde als die in de bijlage 6 bij de CRVGS zijn opgenomen. De herijking heeft overigens enkel betrekking op de omvang van het invloedsgebied en de hoogte van het GR. Aangezien geen andersoortige transporten over de Westerschelde plaats zullen vinden, zijn ten aanzien van het PR of de meest voorkomende ongevalsscenario's geen veranderingen te verwachten.

Kegelligplaatsen

Buiten het plangebied, maar nabij Hansweert, zijn op het Kanaal door Zuid-Beveland kegelligplaatsen aanwezig. Kegelligplaatsen zijn ligplaatsen waar schepen met gevaarlijke stoffen (die een kegel als sein voeren) mogen wachten. Kegelligplaatsen zijn van belang omdat schepen zich aan verplichte vaar- en rusttijden moeten houden. Ze zijn daarmee van essentieel belang voor het functioneren van het netwerk. Het Basisnet Water bevat evenwel geen afstandsnormen rondom kegelligplaatsen die in de besluitvorming in het ruimtelijke spoor in acht moeten worden genomen. Op grond van de CRVGS geldt enkel de algemene norm dat rondom een vervoersas voor gevaarlijke stoffen buiten een afstand van 200 meter geen planologische beperkingen gelden.

Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb)

Op het transport van risicovolle stoffen door buisleidingen is het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) van toepassing. Het besluit werkt met een vaste norm voor het PR die in acht moeten worden genomen bij het vaststellen van een bestemmingsplan. Deze norm betreft de contour van het PR met kans 10-6. Binnen deze contour is de bouw van kwetsbare objecten geheel niet toegestaan. Daarnaast verplicht het Bevb tot het opnemen van een adequate bestemming van solitaire buisleidingen voor het transport van gevaarlijke stoffen in het bestemmingsplan. In elk geval dient de belemmeringenstrook op de verbeelding te worden weergegeven. Bouwwerkzaamheden of het uitvoeren van werkzaamheden binnen deze strook die het leidingbelang kunnen schaden, dienen daarbij aan een aanlegverbod te worden gekoppeld. In de Regeling externe veiligheid buisleidingen (Revb) is een verdere technische uitwerking gemaakt van onderdelen van het Bevb. In het Revb is onder andere is de rekenmethodiek voor het beoordelen van het PR en het GR voorgeschreven.

Het Bevb treedt gefaseerd in werking. Dat houdt in dat per 1 januari 2011 enkel het transport van aardgas en aardolieproducten binnen de werkingssfeer van het Bevb is gebracht. Voor het transport van andersoortige gevaarlijke stoffen is het beleidskader uit de Circulaire K1-, K2- en K3-stoffen (1991) van toepassing gebleven. Voor wat betreft het transport van risicovolle stoffen door buisleidingen, niet-zijnde aardgas, is het daarom nog niet mogelijk om de systematiek van het Bevb te hanteren. Voor deze stoffen is in het Revb nog geen beoordelingsystematiek voor risico's opgenomen. Bij het opstellen van dit bestemmingsplan is daarom voor één van de leidingen in (de nabijheid van) het plangebied uitgegaan van de circulaire uit 1991.

4.8.2 Toetsing risicocontouren en invloedsgebied

Transport van gevaarlijke stoffen over het Water

Kanaal door Zuid-Beveland

Plaatsgebonden risico (PR)

Voor het vervoer van gevaarlijke stoffen over het kanaal geldt dat voor de maatgevende contour voor het PR (10-6) ervan moet worden uitgegaan dat deze is gelegen op de oever. Aan de oever van het kanaal bevinden zich geen kwetsbare objecten in dit bestemmingsplan, zodat aan de normstelling uit de CRVGS wordt voldaan.

Groepsrisico (GR)

Ten aanzien van het GR geven noch het Basisnet Water noch de CRVGS een maat voor het invloedsgebied. Om het invloedsgebied te bepalen is daarom aangesloten bij de uitkomsten van een veiligheidsstudie die in opdracht van de provincie Zeeland in 2006 is uitgevoerd voor de vaarwegen in Zeeland. In deze studie is berekend dat de risicocontour PR 10-8 is gelegen op 17 meter vanaf de oever (AVIV, Risico-inventarisatie vervoer gevaarlijke stoffen over water Zeeland, document 05822, januari 2006).

Aangenomen wordt dat de risicocontour 10-8 in grote lijnen overeenkomt met het invloedsgebied op basis van de 1%-letaliteitsgrens zoals genoemd in de CRVGS. Binnen deze afstand worden geen (beperkt) kwetsbare objecten mogelijk gemaakt. Zodoende behoeft geen inzicht te worden geboden in het GR.

Plasbrandaandachtsgebied (PAG)

Het PAG strekt zich uit tot 25 m landwaarts vanaf de oeverlijn. Binnen deze zone is geen bebouwing aanwezig. Ook wordt geen nieuwe bebouwing binnen deze zone in dit bestemmingsplan mogelijk gemaakt. Hiermee wordt voldaan aan de normstelling uit het Basisnet en de CRVGS.

Kegelligplaatsen

In dit bestemmingsplan worden binnen een afstand van 200 meter van de kegelligplaatsen geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt. Ook de bestaande jeugdsoos is op grotere afstand gelegen dan 200 meter van de kegelligplaatsen. Daarom zijn de risico's rondom de kegelligplaatsen niet nader beschouwd.

Conclusie

Met betrekking tot het transport van gevaarlijke stoffen over het Kanaal door Zuid-Beveland wordt in dit bestemmingsplan voldaan aan de normstelling uit het Basisnet Water en de CRVGS.

Westerschelde

Plaatsgebonden risico (PR)

Op basis van de studie uit 2004 wordt geconcludeerd dat de maatgevende contour van het PR (contour met kans 10-6 per jaar) zich langs de vaargeul bevindt en het land niet raakt. Dit houdt in dat deze contour is gelegen buiten het plangebied. Daarmee wordt voldaan aan de norm voor het PR uit de CRVGS en het Basisnet Water.

In het plangebied is het bedrijf Van der Straaten gesitueerd aan de Westhavendijk. Het bedrijfsperceel is in zijn geheel buitendijks gelegen en maakt deel uit van de oever van de Westerschelde. Dit bedrijf is aan te merken als een beperkt kwetsbaar object. Ter plaatse verblijven geen grote groepen personen of personen die verminderd zelfredzaam zijn.

Voor de toekomstige situatie is onduidelijk hoe de risicocontour van de vaarweg zich zal ontwikkelen. Afhankelijk van de ontwikkeling van het transportvolume gevaarlijke stoffen over de Westerschelde, is het mogelijk dat de contour van het PR met kans 10-6 per jaar in de planperiode gedeeltelijke over de oever komt te liggen. Dit heeft echter geen gevolgen voor het bedrijf Van der Straaten. Voor beperkt kwetsbare objecten is op grond van de CRVGS de contour met kans 10-6 namelijk niet maatgevend.

Groepsrisico (GR)

Het plangebied ligt in zijn geheel in het invloedsgebied van de Westerschelde. In dit bestemmingsplan wordt de bouw van nieuwe woningen (kwetsbare objecten) mogelijk gemaakt. In beginsel moet op grond van de CRVGS en het Basisnet Water inzicht worden geboden in het GR.

De betreffende nieuwe woningen zijn gelegen in de Scheldestraat en omgeving en gedeeltelijk in het deelgebied Tramper II. Het gaat om in totaal 58 woningen. De aanvaardbaarheid van deze nieuwe woningen is in het kader van een vrijstellingsprocedure op grond van artikel 19 lid 1 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (WRO) reeds in 2008 vastgesteld. Sindsdien hebben zich geen nieuwe ontwikkelingen voorgedaan die ertoe zouden nopen nu anders over deze aanvaardbaarheid te oordelen. Het wederom inzichtelijk maken van het GR blijft om deze reden in dit bestemmingsplan achterwege.

Voorts is in dit bestemmingsplan de afronding van deelgebied Tramper II voorzien. Dit is gedaan door middel van een mogelijkheid tot planwijziging waarmee ten hoogste 40 nieuwe woningen kunnen worden gerealiseerd. Voor deze woningen is de aanvaardbaarheid niet betrokken in de eenmalige afweging van het GR rondom de Westerschelde in 2007, of in de vrijstellingsprocedure uit 2008.

In de eenmalige afweging uit 2007 is uitgegaan van een woningbouwontwikkeling bestaande uit 100 woningen op het terrein van het bedrijf Van der Straaten aan de Westhavendijk. Destijds is geconcludeerd dat, inclusief de ontwikkeling van de 100 woningen op het terrein van Van der Straaten, het GR de oriënterende waarde niet overschrijdt. De ontwikkeling van 100 woningen op het terrein van Van der Straaten is niet langer aan de orde. Wel aan de orde is de realisering van de woonwijk De Tramper (40 woningen). Nu de toename van het GR niet met 100 maar met slechts 40 woningen zal toenemen, bestaat evenzeer geen aanleiding om te veronderstellen dat het GR de oriënterende waarde overschreden gaat worden. Om deze reden is een verantwoording van het GR voor deze 40 woningen in dit bestemmingsplan achterwege gebleven.

Zoals aangegeven vindt momenteel een nieuw onderzoek plaats naar het vervoer van gevaarlijke stoffen over de Westerschelde. Dit onderzoek is echter nog niet ver genoeg gevorderd om op te nemen in het bestemmingsplan. De hiervoor genoemde 40 woningen worden in dat kader nader beschouwd. Om ervoor te zorgen dat te zijner tijd de uitkomsten van dit nieuwe onderzoek worden betrokken in de besluitvorming over deze 40 woningen, wordt in de wijzigingsregels hierin voorzien. In de wijzigingsregels is daarom een verplichting opgenomen om de uitkomsten van het nieuwe onderzoek te betrekken bij de verdere planvorming van Tramper II.

Daarnaast vindt momenteel een herstructurering van verzorgingstehuis Maria-oord plaats. Hierdoor zal het aantal verzorgden enigszins toenemen. Deze toename is echter dusdanig marginaal dat het GR om deze reden nagenoeg ongewijzigd zal blijven. Om deze reden is het inzichtelijk maken van het GR als gevolg van de herstructurering bij Maria-oord eveneens achterwege gebleven.

Conclusie

Met betrekking tot het transport van gevaarlijke stoffen over de Westerschelde wordt in dit bestemmingsplan voldaan aan de normstelling voor het PR uit het Basisnet Water en de CRVGS. Voor wat betreft het GR wordt de toetsing van de nieuw te bouwen woningen in deelgebied Tramper II verplicht voorgeschreven in de wijzigingsregels. Hiermee wordt voldoende rekening gehouden met de resultaten van het nieuwe onderzoek naar de risico's rondom de Westerschelde dat nu in uitvoering is.

Transport van gevaarlijke stoffen door buisleidingen

Nabij het plangebied zijn drie buisleidingen gelegen ten behoeve van transport van gevaarlijke stoffen (tabel 4.2).

Tabel 4.2. Overzicht relevante buisleidingen voor transport gevaarlijke stoffen

product   diameter, druk 
 
leidingbeheerder   Veiligheidsafstand of minimale bebouwingsa-fstand tot zgn. kwetsbare bestemmingen   veiligheidsafstand of minimale bebouwingsa-fstand tot zgn. beperkt kwetsbare bestemmingen  
Aardgas A535 Z555-01   20 inch, 66 bar   Gasunie   n.v.t.   n.v.t.  
A53506   20 inch, 60 bar   Gasunie   n.v.t.   n.v.t.  
propeenleiding   6 inch, 100 bar   Dow Benelux N.V.   80 meter voor meter voor propeen   In beide gevallen 0 meter  

Plaatsgebonden risico

  • Aardgasleiding
    Met de inwerkingtreding van het Bevb dient in beginsel alleen rekening te worden gehouden met het ruimtebeslag voor de aardgasleidingen die ook privaatrechtelijk door de leidingbeheerder wordt gereguleerd (de zogenaamde belemmeringenstrook van 5 meter aan weerszijden van de leiding, artikel 14 Bevb). Alleen indien de PR-contour met kans 10-6 zich buiten deze strook bevindt, dient hiermee bij het projecteren van nieuwe kwetsbare objecten rekening te worden gehouden (artikel 11 Bevb).
    In opdracht van de gemeente zijn berekeningen uitgevoerd naar de externe veiligheidsrisico's van ondergrondse hogedruk aardgastransportleidingen met CAROLA (Computer Applicatie voor Risicoberekeningen aan Ondergrondse Leidingen met Aardgas). Het rapport is als bijlage 10 bij het plan opgenomen. Uit de berekeningen blijkt dat de PR 10-6-risicocontour niet buiten de leidingen ligt.
  • Propeenleiding
    Zoals hiervoor is aangegeven, is de beoordelingssystematiek voor risico's rondom het transport van gevaarlijke stoffen door buisleidingen, niet-zijnde aardgas, nog niet definitief vastgesteld. Zodoende moet hiervoor worden terugvallen op de systematiek van de circulaire uit 1991. In tabel 4.2 zijn de veiligheidsafstanden uit deze circulaire opgenomen. Deze afstanden gelden enkel voor kwetsbare bestemmingen. Aangezien de plangrens van het bestemmingsplan op grotere afstand (circa 90 meter) ligt, wordt ruimschoots voldaan aan deze veiligheidsafstanden.

Groepsrisico

  • Aardgasleiding
    In opdracht van de gemeente zijn berekeningen uitgevoerd naar de externe veiligheidsrisico's van ondergrondse hogedruk aardgastransportleidingen met CAROLA (Computer Applicatie voor Risicoberekeningen aan Ondergrondse Leidingen met Aardgas). Het rapport is als bijlage 10 bij het plan opgenomen. Een deel van het plangebied ligt binnen de invloedsgebieden van de hogedruk aardgastransportleidingen A-535 en A-535-06. Aangezien de ontwikkelingen die het bestemmingsplan Hansweert mogelijk maakt buiten de invloedsgebieden van beide leidingen liggen, neemt het groepsrisico niet toe. Het groepsrisico van de leiding A-535 is kleiner dan 0,1 maal de oriëntatiewaarde; de leiding A-535-06 genereert geen groepsrisico.
  • Etheen-/propeenleiding
    Aangezien de rekensystematiek hiervoor nog niet is vastgesteld, kan een verantwoording van het GR voor wat betreft de propeenleiding achterwege blijven.

Conclusie

Geconcludeerd wordt dat het transport van gevaarlijke stoffen door buisleidingen geen belemmering vormt voor de vaststelling van het bestemmingsplan.