direct naar inhoud van 4.8 Externe veiligheid
Plan: Beschermd stadsgezicht Nieuwpoort
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0694.BPbsgNieuwpoortNPT-VG01

4.8 Externe veiligheid

Toetsingskader

Normstelling en beleid

Bij ruimtelijke plannen dient ten aanzien van externe veiligheid naar verschillende aspecten te worden gekeken, namelijk:

  • bedrijven waar opslag, gebruik en/of productie van gevaarlijke stoffen plaatsvindt;
  • vervoer van gevaarlijke stoffen over wegen, spoor, water of leidingen.

Voor zowel bedrijvigheid als vervoer van gevaarlijke stoffen zijn twee aspecten van belang, te weten het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het PR is de kans per jaar dat een persoon dodelijk wordt getroffen door een ongeval, indien hij zich onafgebroken en onbeschermd op een bepaalde plaats zou bevinden. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom de risicobron. Het GR drukt de kans per jaar uit dat een groep van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als direct gevolg van een ongeval waarbij gevaarlijke stoffen betrokken zijn. De norm voor het GR is een oriëntatiewaarde. De gemeente heeft een verantwoordingsplicht als het GR toeneemt en/of de oriëntatiewaarde overschrijdt.

Risicovolle inrichtingen

Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (hierna: Bevi) geeft een wettelijke grondslag aan het externe veiligheidsbeleid rondom risicovolle inrichtingen. Op basis van het Bevi geldt voor het PR rondom een risicovolle inrichting een grenswaarde voor kwetsbare objecten en een richtwaarde voor beperkt kwetsbare objecten. Aan grenswaarden moet altijd worden voldaan, van richtwaarden kan om gewichtige reden worden afgeweken. Zowel de grens- als de richtwaarde liggen op een niveau van 10-6 per jaar. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moet aan de grenswaarde worden voldaan en met de richtwaarde rekening worden gehouden, ongeacht of het een bestaande of een nieuwe situatie betreft. Op basis van het Bevi geldt als oriëntatiewaarde voor het GR:

  • 10-5 voor een ongeval met meer dan 10 dodelijke slachtoffers;
  • 10-7 voor een ongeval met meer dan 100 dodelijke slachtoffers;
  • 10-9 voor een ongeval met meer dan 1.000 dodelijke slachtoffers;
  • enzovoort (een lijn door deze punten bepaalt de norm).

Het Bevi bevat een verantwoordingsplicht ten aanzien van het GR rondom deze inrichtingen.

Vervoer gevaarlijke stoffen

In 2012 zal naar verwachting het Besluit Transportroutes Externe Veiligheid (BTEV) worden vastgesteld. In dat Besluit en het bijbehorende Basisnet (voor wegen/spoorwegen/vaarwegen) worden veiligheidszones aangegeven waarbinnen geen nieuwe kwetsbare objecten mogen worden gerealiseerd (en beperkte kwetsbare objecten slechts onder voorwaarden). Daarnaast gelden in de omgeving van deze transportroutes beperkingen in verband met de mogelijke effecten van een optredende plasbrand (plasbrandaandachtsgebieden).

De huidige risiconormering ten aanzien van het vervoer van gevaarlijke stoffen volgt uit de circulaire risiconormering vervoer van gevaarlijke stoffen (2009). Op basis van de circulaire geldt voor bestaande situaties de grenswaarde voor het PR ter plaatse van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten van 10-5 per jaar en de streefwaarde 10-6 per jaar. In nieuwe situaties is de grenswaarde voor het PR ter plaatse van kwetsbare objecten 10-6 per jaar. Voor beperkt kwetsbare objecten geldt deze waarde als een richtwaarde. Op basis van de circulaire geldt bij een overschrijding van de oriëntatiewaarde voor het GR of een toename van het GR een verantwoordingsplicht. Deze verantwoordingsplicht geldt zowel in bestaande als in nieuwe situaties. De circulaire vermeldt dat op een afstand van 200 m vanaf het tracé in principe geen beperkingen hoeven te worden gesteld aan het ruimtegebruik.

Onderzoek

Risicovolle inrichtingen

Uit de provinciale risicokaart (www.risicokaart.nl) blijkt dat in het plangebied geen risicovolle inrichtingen aanwezig zijn. Deze worden ook niet mogelijk gemaakt. In de omgeving van het plangebied is wel een risicorelevante inrichting aanwezig namelijk Akzo Nobel Decorative Coatings B.V. Hier worden verf, lak, vernis, inkt en mastiek vervaardigd en gevaarlijke stoffen opgeslagen. De PR 10-6-contour van deze inrichting is 50 m en het invloedsgebied voor het groepsrisico is 300 m. De afstand tot het plangebied is circa 700 m. Het plangebied ligt ruim buiten de PR 10-6-contour en het invloedsgebied van deze inrichting. De inrichting vormt dan ook geen belemmering voor de vaststelling van dit bestemmingsplan. Een verantwoording van het GR is dan ook niet nodig.

Vervoer gevaarlijke stoffen over de weg

Ten westen van het plangebied is de provinciale weg N216 gelegen. Over deze weg vindt vervoer van gevaarlijke stoffen plaats. De PR 10-6-contour valt binnen de weg. De PR 10-8-contour, indicatief voor het invloedsgebied, is 30 m. De dichtstbijzijnde afstand van het plangebied tot de weg is circa 65 m. Het plangebied ligt buiten de PR 10-6-contour. Gelet op de aard van de omgeving wordt ruimschoots voldaan aan de oriënterende waarde voor het GR. Tevens vinden in het plangebied geen ruimtelijke ontwikkelingen plaats. Het vervoer van gevaarlijke stoffen over deze weg vormt dan ook geen belemmering voor de vaststelling van dit bestemmingsplan. Een verantwoording van het GR is dan ook niet nodig.

Vervoer gevaarlijke stoffen over het water

Over de Lek vindt eveneens vervoer van gevaarlijke stoffen plaats. De Lek is in het in ontwikkeling zijnde Basisnet vervoer gevaarlijke stoffen aangeduid als binnenvaartverbinding chemische clusters en achterlandverbinding met toetsingsafstand. De PR 10-6-contour ligt niet buiten de oever.

In verband met de effecten van een mogelijke plasbrand op het water, dient in het kader van het Basisnet rekening gehouden te worden met een aandachtsgebied van 25 m vanaf de oeverlijn van de Lek: hierbinnen moet de realisatie van kwetsbare objecten zoveel mogelijk geweerd worden. In de huidige situatie zijn in het plangebied geen kwetsbare objecten gevestigd binnen 25 m van de oeverlijn. Omdat dit bestemmingsplan consoliderend van aard is, worden ook geen nieuwe ontwikkelingen binnen 25 m van de oeverlijn mogelijk gemaakt. In het Ontwerpbasisnet water is aangegeven dat voor een dergelijke vaarweg alleen een GR-berekening en -verantwoording noodzakelijk is als in het plangebied langs de oever sprake is van een populatiedichtheid van meer dan 1.500 personen/ha bij dubbelzijdige bebouwing of 2.250 personen/ha bij enkelzijdige bebouwing. Ter hoogte van het plangebied wordt hier bij lange na niet aan voldaan. Het GR zal dan ook ruimschoots voldoen aan de oriënterende waarde. Omdat dit bestemmingsplan consoliderend van aard is, zal de vaststelling van dit bestemmingsplan geen gevolgen hebben voor de hoogte van het GR. Een verantwoording van het GR is dan ook niet nodig.

Conclusie

Het aspect externe veiligheid staat de uitvoering van het bestemmingsplan niet in de weg.