direct naar inhoud van Artikel 18 Water - Oever
Plan: Buitengebied
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0693.BPBG-VG01

Artikel 18 Water - Oever

18.1 Bestemmingsomschrijving

De voor "Water – Oever" aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. volkstuinen, moestuinen, weitjes en groenvoorzieningen;
  • b. ter plaatse van de aanduiding "kampeerterrein" voor recreatief gebruik, uitsluitend gedurende de periode van 1 april tot 1 oktober;
  • c. waterhuishoudkundige doeleinden;

een en ander met bijbehorende voorzieningen.

18.2 Bouwregels
18.2.1 Algemeen en maatvoering

Uitsluitend zijn toegestaan vergunningvrije bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van deze bestemming met een maximale bouwhoogte van 1,5 m.

18.2.2 Maatvoering grotere percelen

In afwijking van het bepaalde in 18.2.1 zijn op grondpercelen met een minimale oppervlakte van 380 m2 tevens toegestaan:

  • a. steigers met een maximale lengte van 3 m, een maximale breedte van 1,5 m en een hoogte van maximaal 0,50 m boven gemiddeld waterpeil;
  • b. natuurvriendelijke oeververdedigingen/beschoeiingen;
  • c. één gebouw uitsluitend ten behoeve van opslag van onderhoudsmateriaal, mits wordt voldaan aan de volgende bepalingen:
      • de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 2,70 m;
      • indien de perceelsoppervlakte minimaal 400 m2 bedraagt, mag de bebouwde oppervlakte niet groter zijn dan 7,5 m2;
      • indien de perceelsoppervlakte minimaal 1000 m2 bedraagt, mag de bebouwde oppervlakte niet groter zijn dan 11,5 m2;
  • d. gluurmuren en voorlichtingsborden met een bouwhoogte van maximaal 3 m.
18.2.3 Afwijkingenregeling

In afwijking van het voorgaande geldt voor bestaande gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gebouwd krachtens een bouwvergunning, het volgende: indien en voorzover de bestaande maatvoering en/of oppervlaktes en/of situering van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, de genoemde maxima, danwel minima overschrijden, geldt de bestaande maatvoering als maximum respectievelijk minimum.

18.3 Specifieke gebruiksregels
18.3.1 Strijdig gebruik

Onder strijdig gebruik in de zin van artikel 7.10 van de Wet ruimtelijke ordening wordt in ieder geval begrepen het gebruiken of doen of laten gebruiken van de gronden en/of opstallen binnen deze bestemming voor:

  • a. voor het opslaan, storten of bergen van materialen, producten en mest, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • b. voor lawaaisporten;
  • c. voor het plaatsen of geplaatst houden van kampeermiddelen, behoudens ter plaatse van de aanduiding "kampeerterrein" voor zover het betreft één tent of één caravan/tourcaravan (inclusief voortent) per perceel gedurende de periode van 1 april tot 1 oktober;
  • d. voor het aanbrengen van maïs, boomgaarden, fruitteelt, boomteelt, heesters en sierteelt;
  • e. voor het diepploegen of diepwoelen (>40 cm);
  • f. voor het aanbrengen van teeltondersteunende voorzieningen;
  • g. voor het aanbrengen van oppervlakteverhardingen en halfverhardingen groter dan 200 m2;
  • h. het realiseren van paardenbakken.
18.4 Aanlegvergunning
18.4.1 Aanlegvergunningplicht

Het is verboden op de in dit artikel bedoelde gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) de in het schema onder 18.4.4 opgenomen aanlegvergunningplichtige werken en werkzaamheden uit te voeren of te doen of laten uitvoeren.

18.4.2 Uitzonderingen

Het onder 18.4.1 vervatte verbod geldt niet voor werken en werkzaamheden:

  • a. waarvoor ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan aanlegvergunning is verleend;
  • b. welke ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan in uitvoering waren;
  • c. welke betreffen het normale onderhoud en/of landschapsbeheer.
18.4.3 Verlening

De in 18.4.1 bedoelde vergunning wordt slechts verleend indien na een belangenafweging blijkt dat er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de waarden waarop deze bestemming is gericht. Ten behoeve van de belangenafweging zijn in het schema onder 18.4.4 de toetsingscriteria weergegeven.

Alvorens de vergunning wordt verstrekt, wordt door het College van burgemeester en wethouders van Graafstroom eerst een onafhankelijke terzake deskundige gehoord.

18.4.4 Schema aanlegvergunningen

Aanlegvergunningplichtige werken/werkzaamheden   Criteria voor verlening van de aanlegvergunning  
het verwijderen van houtgewas, houtwallen, bosjes   1. deze werkzaamheid vindt plaats in het kader van bos- of natuurbeheer
2. er mag geen blijvende aantasting plaatsvinden van de aanwezige natuurwaarden
3. er mag geen blijvende aantasting plaatsvinden van de aanwezige landschapswaarden ter plaatse van de aanduiding "wro-zone – aanlegvergunning overgangszone".  
het graven, ophogen en egaliseren van de bodem   1. deze werkzaamheden vinden plaats in het kader van het bos- of natuurbeheer;
2. het mag niet leiden tot inklinking;
3. de waterhuishouding wordt niet onevenredig aangetast; hiertoe wordt advies ingewonnen bij de waterbeheerder;
4. het verkavelingspatroon mag niet onevenredig worden aangetast.  
het graven, dempen, vergroten of herprofileren van sloten en kleine oppervlaktewateren   1. deze werkzaamheid vindt plaats in het kader van bos- of natuurbeheer
2. het mag niet leiden tot inklinking;
3. de waterhuishouding wordt niet onevenredig aangetast; hiertoe wordt advies ingewonnen bij de waterbeheerder;
4. het verkavelingspatroon mag niet onevenredig worden aangetast;  
het aanbrengen van oppervlakteverhardingen en half verhardingen van maximaal 200 m2   1. de verhardingen zijn noodzakelijk voor het beheren dan wel verbeteren van bos en natuur dan wel voor het mogelijk maken van extensief recreatief medegebruik;
2. de verhardingen mogen geen onevenredige aantasting betekenen van de aanwezige natuurwaarden
3. de waterhuishouding wordt niet onevenredig aangetast; hiertoe wordt advies ingewonnen bij de waterbeheerder;  
het aanbrengen van ondergrondse leidingen   1. er mag geen blijvende aantasting plaatsvinden van de aanwezige natuurwaarden;
2. het aanbrengen van de leidingen mag niet leiden tot onevenredige aantasting van de agrarische belangen.  
het omzetten (scheuren) van grasland in bouwland   1. er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de landschaps- en natuurwaarden;
2. de karakteristieke openheid mag niet onevenredige worden aangetast.  
het aanbrengen van houtgewas   de karakteristieke openheid mag niet onevenredige worden aangetast. Dit criterium geldt niet ter plaatse van de aanduiding "wro-zone – aanlegvergunning overgangszone"; hier geldt als criterium dat het aanbrengen van houtgewas past binnen de afspraken zoals gemaakt in het convenant Alblassewaard/Vijfheerenlanden.