direct naar inhoud van 4.8 Flora en fauna
Plan: Schelluinen-Oost
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0689.BP6001-vast

4.8 Flora en fauna

In het kader van een goede ruimtelijke ordening moet de uitvoerbaarheid van een ruimtelijk plan worden aangetoond. In dit verband is het van belang dat, gelet op de verplichtingen ingevolge de Flora- en faunawet (Ffw), aannemelijk moet worden gemaakt dat de gunstige staat van instandhouding van de beschermde soorten niet in het geding is. Onderstaande paragraaf geeft een samenvatting van de bevindingen van het veldbezoek dat is uitgevoerd door Bureau Waardenburg9.

Bestaande situatie

Het plangebied kent een zevental graslandpercelen, die ten tijde van het veldbezoek, in gebruik waren als hooiland. De graslandpercelen worden gescheiden door kavelsloten. Aan de zoom van het plangebied is opgaande begroeiing in de vorm van (knot)wilgen en populieren aanwezig.

Ontwikkeling

De voorgenomen ingreep betreft de ontwikkeling van een drietal bouwkavels inclusief bijbehorende ontsluitingsweg. De bouwkavels liggen op de graslandpercelen aan de oostzijde van het dorp. Bij de ontwikkeling van de bouwkavels worden delen van sloten gedempt, begroeiing verwijderd en grasland vergraven.

Onderzoek

In de sloten binnen het plangebied zijn de strikt beschermde soorten kleine modderkruiper, heikikker en platte schijfhoren aangetroffen. Tevens zijn in de directe omgeving van het plangebied geluidswaarnemingen gedaan van de strikt beschermde rugstreeppad. Het landbiotoop van de rugstreeppad bestaat vermoedelijk uit erf en aangelegen rommelhoekjes van de boerderij aan de Nolweg. Ook zijn in het plangebied middelste groene kikker en kleine watersalamander aangetroffen. In de begroeide zoom van het plangebied zijn geen sporen aangetroffen van kleine zoogdieren. Strikt beschermde plantensoorten (of resten hiervan) zijn niet aangetroffen in het plangebied. Gegeven het intensieve agrarische gebruik van de graspercelen worden geen strikt beschermde plantensoorten verwacht.

Nesten van broedvogels zijn niet waargenomen. Gezien de structuurrijke zoom kan niet worden uitgesloten dat de rand van het terrein bezocht wordt door vleermuizen. Vaste verblijfplaatsen van strikt beschermde zoogdieren worden binnen het plangebied niet verwacht.

Conclusie

Van de bovengenoemde soorten geldt een vrijstelling met uitzondering van kleine modderkruiper, heikikker, platte schijfhoren en rugstreeppad. Voor al de strikt beschermde soorten geldt dat ze relatief algemeen voorkomen in de Alblasserwaard en Vijfheerenlanden. De gunstige instandhouding van de populatie is dan ook niet in het geding. Wel zal een licht negatief effect optreden doordat leefgebied verloren gaat. Dit geldt het sterkst voor de rugstreeppad die afhankelijk is van rommelhoekjes, etc. op erven.

Aanbevelingen

Bij het vergraven van de percelen, het verwijderen van de begroeiing en dempen van de sloten dient verstoring en het doden van kleine modderkruiper, heikikker en rugstreeppad te worden voorkomen. Aanbevolen wordt de werkzaamheden buiten het voortplantingsseizoen uit te voeren. Het voortplantingsseizoen van de betreffende amfibieƫn en kleine modderkruiper loopt vanaf maart tot en met september. Om het verlies van habitat te compenseren wordt voorgesteld rond het plangebied de kwaliteit van het habitat te verbeteren. Op deze wijze kunnen de negatieve effecten worden gecompenseerd met een gering ruimtebeslag. Tijdens de bouw dient kolonisatie van de bouwterreinen door rugstreeppadden onmogelijk te worden gemaakt door plaatsing van schermen.

Aanbevolen wordt de bomen en/of beplanting buiten het broedseizoen te verwijderen. Het broedseizoen loopt vanaf half maart tot en met augustus. Indien de werkzaamheden binnen dit seizoen zijn gepland kunnen deze worden uitgevoerd indien is vastgesteld dat er met de werkzaamheden geen nesten van broedvogels worden verstoord. Dit kan door voorafgaande aan de uitvoering van de werkzaamheden de bomen en/of beplanting te controleren op nesten.