1.1 plan
het bestemmingsplan 'Dorpskern Noordeloos' van de Gemeente Giessenlanden.
1.2 bestemmingsplan
de geometrisch bepaalde planobjecten met bijbehorende regels als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0689.BP4006-vast.
1.3 aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
1.4 aanduidingsgrens
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
1.5 aan- en uitbouw
een aan een hoofdgebouw gebouwd gebouw dat in bouwkundig opzicht te onderscheiden is van het hoofdgebouw.
1.6 aan-huis-gebonden beroep
een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen dienst of beroep dat door zijn beperkte omvang in een woning en daarbij behorende gebouwen, met behoud van de woonfunctie kunnen worden uitgeoefend.
1.7 achtererf
de gronden die behoren bij het hoofdgebouw en gelegen zijn achter de achtergevel van het hoofdgebouw of achter een denkbeeldige lijn in het verlengde daarvan.
1.8 achtergevel
de gevel van het hoofdgebouw die 'tegenover' de voorgevel is gelegen.
1.9 agrarisch bedrijf
een bedrijf, gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van vee, intensieve veehouderijen uitgesloten.
1.10 agrarische deskundige
een door burgemeester en wethouders aan te wijzen onafhankelijke deskundige of commissie van deskundigen op het gebied van landbouw, tuinbouw en veeteelt.
1.11 antennedrager
antennemast of andere constructie bedoeld voor de bevestiging van een antenne.
1.12 antenne-installatie
installatie bestaande uit een antenne, een antennedrager, de bedrading en de al dan niet in een techniekkast opgenomen apparatuur, met de daarbij behorende bevestigingsconstructie.
1.13 archeologisch onderzoek
onderzoek verricht door of namens een dienst of instelling die over een opgravingsvergunning beschikt.
1.14 archeologische deskundige
een door burgemeester en wethouders aan te wijzen onafhankelijke deskundige met betrekking tot archeologische monumentenzorg.
1.15 archeologische waarde
de aan een gebied toegekende waarde in verband met de in dat gebied voorkomende overblijfselen uit oude tijden.
1.16 bebouwing
een of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
1.17 bedrijf
een onderneming gericht op het vervaardigen, bewerken, herstellen, installeren of inzamelen van goederen en diensten.
1.18 bedrijfs- of dienstwoning
een woning in of bij een gebouw of op een terrein, die slechts is bestemd voor bewoning door (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar noodzakelijk is, gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein.
1.19 bedrijfsvloeroppervlak/brutovloeroppervlak
de totale vloeroppervlakte van een kantoor, winkel of bedrijf met inbegrip van de daartoe behorende magazijnen en overige dienstruimten.
1.20 beschermd dorpsgezicht
het gebied dat door respectievelijk de staatssecretaris en de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen respectievelijk van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer bij besluit van 29 december 200 is aangewezen tot beschermd dorpsgezicht in de zin van artikel 35 van de Monumentenwet.
1.21 bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen
afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen, die op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan tot stand zijn gekomen of tot stand zullen komen met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet of de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.
1.22 bestemmingsgrens
de grens van een bestemmingsvlak.
1.23 bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
1.24 Bevi-inrichtingen
bedrijven zoals bedoeld in artikel 2 lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen.
1.25 bevoegd gezag
bevoegd gezag als bedoeld in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.
1.26 bijgebouw
een vrijstaand gebouw, behorende bij een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw en functioneel en bouwkundig ondergeschikt is aan dit hoofdgebouw, zoals garages, hobbyruimten, bergingen en huisdierenverblijven.
1.27 bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een standplaats.
1.28 bouwgrens
de grens van een bouwvlak.
1.29 bouwlaag/woonlaag
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat is begrensd door op (nagenoeg) gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen en dat zodanige afmetingen en vormen heeft dat dit gedeelte zonder ingrijpende voorzieningen voor woonfuncties geschikt of geschikt te maken is.
1.30 bouwperceel
een aaneengesloten stuk grond, waarop krachtens het plan zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
1.31 bouwperceelgrens
een grens van een bouwperceel.
1.32 bouwvlak
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.
1.33 bouwwerk
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond bedoeld om ter plaatse te functioneren.
1.34 café
een horecabedrijf, niet zijnde een discotheek of bar/dancing, uitsluitend of overwegend gericht op het verstrekken van dranken voor consumptie ter plaatse, met als nevenactiviteit het verstrekken van kleine etenswaren, al dan niet ter plaatse bereid.
1.35 consumentenvuurwerk
vuurwerk dat is bestemd voor particulier gebruik.
1.36 cultuurhistorische waarde
de aan een bouwwerk of gebied toegekende waarde in verband met ouderdom, gaafheid en ensemblewaarde.
1.37 dakkapel
een constructie ter vergroting van een gebouw, die zich tussen de dakgoot en de nok van een dakvlak bevindt, waarbij deze constructie onder de noklijn is gelegen en de onderzijde van de constructie in het dakvlak is geplaatst.
1.38 detailhandel
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, hieronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen, geen motorbrandstoffen zijnde, aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.
1.39 dienstverlening
het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen, zoals kantoren, bankfilialen, reis- en uitzendbureaus, kapsalons en pedicures en/of daarmee naar aard gelijk te stellen diensten.
1.40 extensieve dagrecreatie
niet-gemotoriseerde recreatieve activiteiten, zoals wandelen, fietsen, skaten, paardrijden, vissen, zwemmen en natuurobservatie.
1.41 gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
1.42 hoofdgebouw
een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn aard, functie, constructie of afmetingen dan wel gelet op de bestemming als belangrijkste bouwwerk valt aan te merken.
1.43 horecabedrijf
een bedrijf, gericht op één of meer van de navolgende activiteiten:
- het verstrekken van ter plaatse te nuttigen voedsel en dranken;
- het exploiteren van zaalaccommodatie;
- het verstrekken van nachtverblijf.
1.44 kantoor
voorzieningen gericht op het verlenen van diensten op administratief, financieel, architectonisch, juridisch of een daarmee naar aard gelijk te stellen gebied, waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen.
1.45 kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten
het bij voorkeur in een woning door de bewoner op bedrijfsmatige wijze uitoefenen van activiteiten, waarvoor geen melding- of vergunningplicht op grond van het type A bedrijf uit het Activiteitenbesluit geldt en waarbij de woning in overwegende mate zijn woonfunctie behoudt met een ruimtelijke uitstraling die daarbij past.
1.46 landschapswaarde
de aan een gebied toegekende waarde met betrekking tot het waarneembare deel van het aardoppervlak, die wordt bepaald door de herkenbaarheid en de identiteit van de onderlinge samenhang tussen levende en niet-levende natuur.
1.47 maatschappelijke en culturele voorzieningen
educatieve, (para)medische, sociaal-culturele, levensbeschouwelijke, religieuze, onderwijs-, sport- en recreatieve voorzieningen en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening, alsmede ondergeschikte detailhandel en horeca in combinatie met en ten dienste van deze voorzieningen.
1.48 mantelzorg
het voldoen aan een tijdelijke, maar langer dan drie maanden durende behoefte aan zorg op het fysieke, psychische en/of sociale vlak, waarbij de zorgverlening gebeurt op vrijwillige basis en buiten
organisatorisch verband;
1.49 milieudeskundige
een door burgemeester en wethouders aan te wijzen onafhankelijk deskundige inzake milieuactiviteiten.
1.50 monumentencommissie
een door het bevoegd gezag aan te wijzen commissie van deskundigen inzake monumenten en cultuurhistorische panden.
1.51 natuurwaarde
de aan een gebied toegekende waarden in verband met de aanwezige flora en fauna.
1.52 nutsvoorzieningen
voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling en apparatuur voor telecommunicatie.
1.53 ondergeschikte bouw(onder)delen
ondergeschikte delen aan een gebouw zoals trappen, bordessen, funderingen, kelderingangen, overstekende daken, goten, luifels, balkons, balkonhekken, schoorstenen, liftopbouwen, installaties, technische ruimten en andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen.
1.54 overkapping
een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een gesloten dak.
1.55 paardenhouderij
een bedrijf dat uitsluitend is gericht op het houden, stallen of africhten van paarden, alsmede de handel in paarden.
1.56 peil
- voor gebouwen die onmiddellijk aan de weg grenzen: de hoogte van die weg;
- in andere gevallen en voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld.
1.57 perceel
de aaneengesloten, bij elkaar horende en in het gebruik een eenheid vormende gronden behorende bij een woning, bedrijf of instelling.
1.58 platte afdekking
een horizontaal vlak, ter afdekking van een gebouw, dat meer dan tweederde van het grondoppervlak van het gebouw beslaat.
1.59 praktijkruimte
een gebouw of een gedeelte daarvan, dat dient voor het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, architectonisch, kunstzinnig, juridisch, medisch, paramedisch, therapeutisch of een daarmee naar aard gelijk te stellen gebied.
1.60 restaurant
een horecabedrijf, uitsluitend of overwegend gericht op het verstrekken van maaltijden voor consumptie ter plaatse, met als nevenactiviteit het verstrekken van dranken.
1.61 Staat van Bedrijfsactiviteiten 'functiemenging'
de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'functiemenging' die van deze regels deel uitmaakt.
1.62 Staat van Horeca-activiteiten
de Staat van Horeca-activiteiten die van deze regels deel uitmaakt.
1.63 voorgevel
de gevel van het hoofdgebouw die door zijn aard, functie, constructie of 'uitstraling' als belangrijkste gevel kan worden aangemerkt.
1.64 Wgh-inrichtingen
Bedrijven, zoals bedoeld in artikel 2.1 lid 3 van het Besluit omgevingsrecht (Bor), die in belangrijke mate geluidshinder kunnen veroorzaken.
1.65 wooneenheid
een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden.
1.66 zorgboerderij
een boerderij waar mensen met een lichamelijke en/of verstandelijke beperking begeleid locatiegebonden agrarisch of landschappelijk georiënteerde werkzaamheden verrichten.
1.67 zijerf
de gronden die behoren bij het hoofdgebouw en gelegen zijn aan de zijkant(en) van dat hoofdgebouw tussen de denkbeeldige lijnen in het verlengde van de voor- en achtergevel.
Artikel 2 Wijze van meten
Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 afstand
de afstand tussen bouwwerken onderling alsmede afstanden van bouwwerken tot perceelsgrenzen worden daar gemeten waar deze afstanden het kleinst zijn.
2.2 bouwhoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
2.3 breedte, lengte en diepte van een gebouw
tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en het hart van de scheidingsmuren.
2.4 dakhelling
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.
2.5 goothoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord of een ander, daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
2.6 inhoud van een bouwwerk
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
2.7 oppervlakte van een bouwwerk
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
2.8 vloeroppervlakte
de gebruiksoppervlakte volgens NEN2580.
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- een agrarisch bedrijf, zoals genoemd in lid 1.9;
- agrarische bedrijfspercelen behorende bij een agrarisch bedrijf zoals genoemd in lid 1.9;
- ter plaatse van de aanduiding 'zorgboerderij' is tevens een zorgboerderij toegestaan;
- bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen, water en groen.
3.2 Bouwregels
Voor het bouwen gelden de volgende regels:
3.2.1 gebouwen
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
- op deze gronden mogen gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
- gebouwen worden binnen het bouwvlak gebouwd;
- de goothoogte van hoofdgebouwen bedraagt ten hoogste de ter plaatse van de aanduiding 'maximale goothoogte (m)' aangegeven goothoogte;
- aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen dienen gebouwd te worden ten minste 1 meter achter de voorgevel (of het verlengde daarvan) van de bedrijfswoning.
3.2.2 bedrijfswoningen inclusief aan- en uitbouwen
Voor het bouwen van bedrijfswoningen inclusief aan- en uitbouwen gelden de volgende bepalingen:
- per bouwvlak mag één bedrijfswoning gebouwd worden, tenzij met de maatvoeringaanduiding 'maximum aantal wooneenheden' of met de functieaanduiding 'bedrijfswoning uitgesloten' anders is weergegeven;
- de goot- en bouwhoogte van bedrijfswoningen mogen respectievelijk ten hoogste 4 en 10 m bedragen, tenzij anders op de verbeelding aangegeven, waarbij de goothoogte van aan- en uitbouwen ten hoogste 3 m mag bedragen;
- de inhoud per bedrijfswoning (inclusief aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen) mag ten hoogste 850 m³ bedragen;
- het gezamenlijk grondoppervlak van bijgebouwen en overkappingen bij een bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 75 m² met een goothoogte van ten hoogste 3 m;
- indien in de bestaande situatie al meerdere wooneenheden aanwezig zijn binnen een hoofdgebouw, geldt in het geval dat:
- het aantal woningen binnen het hoofdgebouw is of wordt verminderd dan wel;
- het hoofdgebouw geheel of gedeeltelijk is of wordt gesloopt of anderszins tenietgaat.
het niet is toegestaan om afzonderlijke woningen te bouwen overeenkomstig het aantal wooneenheden binnen het hoofdgebouw; bij herbouw van het hoofdgebouw dient het gebouw door één aaneengesloten dak te worden afgedekt.
3.3 Wijzigingsbevoegdheid
3.3.1 Splitsing woning
Het college van burgemeester en wethouders is bevoegd de bestemming van de in
artikel 3 lid 1 genoemde gronden te wijzigen (in de bestemming 'Wonen') ingeval van bedrijfsbeëindiging, teneinde ten behoeve van het behoud van deze panden, splitsing in twee woningen toe te staan, waarbij geldt dat:
- de wijziging wordt toegepast indien de woningsplitsing bijdraagt aan het behoud of verbetering van het oorspronkelijke en eventueel cultuurhistorische waardevolle karakter van de bebouwing;
- het hergebruik plaatsvindt binnen het bestaande bouwvolume; uitbreiding van bebouwing is niet toegestaan waardoor het uitwendige karakter van het hoofdgebouw – zoals dit bepaald is door hoofdafmetingen, onderlinge maatverhoudingen, dakvorm en nokrichting – behouden blijft;
- de inhoud van het te splitsen gebouw ten minste 1.000 m³ bedraagt;
- de woningen na splitsing elk een inhoud van ten minste 400 m³ hebben;
- het aantal woningen na splitsing ten hoogste 2 bedraagt;
- het gezamenlijk te bebouwen oppervlak aan bijgebouwen en overkappingen ten hoogste 50% van het zij- en achtererf met een maximum van 75 m² bedraagt per woning;
- voorzien wordt in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein;
- de wijziging niet mag leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van omliggende (agrarische) bedrijven, voortvloeiende uit de milieu- en dierenwelzijnswetgeving;
- uit bodemonderzoek blijkt dat de bodem geschikt is voor de ter plaatse beoogde functie;
- voldaan dient te worden aan het bepaalde in de Wet geluidhinder;
- voor het overige het bepaalde in de bestemmingen 'Wonen' en 'Tuin' van toepassing is
- als gevolg van de splitsing geen strijdigheid mag ontstaan met de volkshuisvestelijke belangen.
3.3.2 Niet agrarische vervolgfuncties
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om de bestemming Agrarisch zodanig te wijzigen dat - indien sprake is van een algehele beëindiging van een agrarisch bedrijf - de in tabel 1 genoemde vervolgfuncties toegestaan zijn, met dien verstande dat:
- de wijzigingsbevoegdheid uitsluitend wordt toegepast indien het agrarisch gebruik beëindigd is en is aangetoond dat op het betreffende perceel het uitoefenen van een agrarisch bedrijf niet meer mogelijk is;
- de initiatiefnemer dient met een schriftelijke advies van een agrarisch deskundige aan te tonen dat aan het gestelde onder a wordt voldaan;
- er na toepassing van de wijzigingsbevoegdheid geen nieuwe gebouwen mogen worden gebouwd en bestaande gebouwen niet mogen worden uitgebreid;
- in afwijking van het bepaalde onder c geldt dat indien bestaande vrijkomende bedrijfsgebouwen niet geschikt zijn voor de vervolgfunctie, aanspraak gemaakt kan worden op de saneringsregeling waarbij de huidige bebouwing gesloopt wordt waarna 50% van het voormalige bebouwingsoppervlak met een maximum van 600 m² teruggebouwd mag worden;
- na de bestemmingswijziging het bouwvlak zoveel mogelijk beperkt dient te worden tot de gronden waar bebouwing aanwezig is en wordt de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - voormalig agrarisch bedrijfscomplex' opgenomen;
- er geen sprake mag zijn van buitenopslag of andere bedrijfsactiviteiten die buiten de bebouwing plaatsvinden;
- bestaande landschappelijke, cultuurhistorische en natuurwaarden in de directe omgeving niet onevenredig dienen te worden aangetast;
- de aanvrager aan de hand van een schriftelijk advies van een deskundige inzake cultuurhistorie, landschap en/of natuur dient aan te tonen dat aan het gestelde onder g wordt voldaan;
- er sprake dient te zijn van een goede landschappelijke inpassing;
- de publieks- en/of verkeersaantrekkende werking van vervolgfuncties niet onevenredig groot dient te zijn en de bestaande infrastructuur dient berekend te zijn op de nieuwe activiteit;
- er geen onevenredige beperkingen voor omliggende, bestaande agrarische bedrijven mogen optreden (dit betreft zowel de bestaande bedrijfsvoering als de uitbreidings- en ontwikkelingsmogelijkheden);
- parkeren binnen het bouwvlak dient plaats te vinden;
- het aantal woningen niet mag toenemen;
- stapeling van vervolgfuncties niet is toegestaan.
Tabel 1: Toegestane vervolgfuncties
vervolgfuncties |
wonen/hobbyboer |
veehandelsbedrijven, paardenhandel, foeragehandel |
inpandige opslag en stalling van agrarische producten in de bestaande bebouwing |
paardenstalling/pensionstalling/stalhouderij |
veearts/hoefsmederij/KI-station |
ambachtelijke be- en verwerking van agrarische producten (kaasmakerij, imkerij, riet- en vlechtwerk, klompenmakerij) |
huisdierenpension/hondenfokkerij |
sociale functie (resocialisatie, therapie, zorgboerderij) |
inpandige statische volumineuze opslag en stalling van niet agrarische producten/werktuigen/voertuigen in bestaande bebouwing, behorende tot de categorieën 1 en 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten |
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- Bedrijven in de categorieën 1 t/m 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten behorende bij de regels van dit bestemmingsplan;
- ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' is tevens één bedrijfswoning toegestaan;
- ter plaatse van de aanduiding 'caravanstalling' is tevens een inpandige caravanstallig toegestaan;
- ter plaatse van de aanduiding 'hovenier' is tevens een hoveniersbedrijf toegestaan;
- ter plaatse van de aanduiding 'nutsvoorziening' is tevens een nutsvoorziening toegestaan;
- ter plaatse van de aanduiding 'opslag', voor zover bedrijven vallen in de categorie 3 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten behorende bij de regels van dit bestemmingsplan, is opslag uitsluitend toegestaan ter plaatse van deze aanduiding;
- ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - aannemersbedrijf' is tevens een aannemersbedrijf toegestaan.
- ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - metaalbewerking' is tevens een metaalbewerkingsbedrijf toegestaan.
- ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - timmerbedrijf' is tevens een timmerbedrijf toegestaan.
- bedrijfsgebonden kantoren;
- ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - voormalige agrarische bedrijf' is voormalige agrarische bedrijfsbebouwing toegestaan;
- bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen, laad- en losvoorzieningen, water en groen.
4.2 Bouwregels
Voor bouwen gelden de volgende regels:
4.2.1 Gebouwen
- op deze gronden mogen gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
- gebouwen en overkappingen worden binnen het bouwvlak gebouwd;
- met de maatvoeringsaanduiding 'maximum bebouwingspercentage' is aangegeven hoeveel van de gronden binnen het bouwvlak bebouwd mag worden met bedrijfsgebouwen, indien geen maatvoeringsaanduiding is aangegeven mag het bouwvlak volledig worden bebouwd;
- de goothoogte van hoofdgebouwen bedraagt ten hoogste de ter plaatse van de aanduiding 'maximale goothoogte (m)' aangegeven goothoogte;
- de bouwhoogte van hoofdgebouwen mag niet meer bedragen dan de maximale goothoogte vermeerderd met 4 m;
- de hoofdgebouwen dienen vrijstaand of aaneen te worden gebouwd;
- indien de gebouwen niet aaneen worden gebouwd dient de onderlinge afstand ten minste 4 m bedragen;
- de afstand van hoofdgebouwen tot de erfgrens dient ten minste 2 m te bedragen;
- de inhoud van de bedrijfswoning inclusief aan- en uitbouwen bedraagt ten hoogste 600 m³;
- aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen dienen gebouwd te worden ten minste 1 meter achter de voorgevel (of het verlengde daarvan) van de bedrijfswoning;
- het gezamenlijke grondoppervlak van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen per bedrijfswoning bedraagt ten hoogste 50 m²;
- de goothoogte van aan-, uitbouwen en bijgebouwen bedraagt ten hoogste 3 m.
4.2.2 Bouwwerken geen gebouwen zijnde
De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde en geen terreinafscheiding zijnde, bedraagt ten hoogste 6 m.
4.3 Nadere eisen
Het college van burgemeester en wethouders is bevoegd nadere eisen te stellen omtrent de situering van gebouwen mede in verband met de inrichting van de onbebouwde terreinen voor wat betreft de aan- en afvoerroutes van goederen en de parkeerruimte voor (vracht)verkeer, met dien verstande dat:
- daardoor de gebruikswaarde van het terrein niet onevenredig wordt geschaad;
- geen inbreuk wordt gemaakt op het maximaal te bouwen oppervlak van het perceel.
4.4 Specifieke gebruiksregels
Met betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken gelden de volgende regels:
- activiteiten uit kolom 1 van bijlagen C en D van het Besluit milieueffectrapportage 1994 zijn niet toegestaan in de gevallen, zoals genoemd in kolom 2 van de desbetreffende bijlage;
- opslag van goederen met een totale stapelhoogte van meer dan 4 m is op onbebouwde gronden niet toegestaan;
- opslag van consumentenvuurwerk is niet toegestaan;
- Wgh-inrichtingen en Bevi-inrichtingen zijn niet toegestaan;
- per bedrijf is kantoorvloeroppervlak van meer dan 20% van het brutovloeroppervlak niet toegestaan; kantoorvloeroppervlak van meer dan 600 m² per bedrijf is in geen geval toegestaan.
4.5 Afwijken van de gebruiksregels
Afwijken van de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'functiemenging'
Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in
artikel 4 lid 1:
- om bedrijven toe te laten in één categorie hoger dan in artikel 4 lid 1, voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm) geacht kan worden te behoren tot de categorieën, zoals in lid 4.1 genoemd;
- om bedrijven toe te laten die niet in de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'functiemenging' zijn genoemd, voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving geacht kan worden te behoren tot de categorieën, zoals in artikel 4 lid 1 genoemd.
4.6 Wijzigingsbevoegdheid
Het college van burgemeester en wethouders is bevoegd de bestemming van de in
artikel 4 lid 1 genoemde gronden te wijzigen (in de bestemming 'Wonen') ingeval van bedrijfsbeëindiging, teneinde ten behoeve van het behoud van deze panden, splitsing in twee woningen toe te staan, waarbij geldt dat:
- de wijziging wordt toegepast indien de woningsplitsing bijdraagt aan het behoud of verbetering van het oorspronkelijke en eventueel cultuurhistorische waardevolle karakter van de bebouwing;
- het hergebruik plaatsvindt binnen het bestaande bouwvolume; uitbreiding van bebouwing is niet toegestaan waardoor het uitwendige karakter van het hoofdgebouw – zoals dit bepaald is door hoofdafmetingen, onderlinge maatverhoudingen, dakvorm en nokrichting – behouden blijft;
- de inhoud van het te splitsen gebouw ten minste 1.000 m³ bedraagt;
- de woningen na splitsing elk een inhoud van ten minste 400 m³ hebben;
- het aantal woningen na splitsing ten hoogste 2 bedraagt;
- het gezamenlijk te bebouwen oppervlak aan bijgebouwen en overkappingen ten hoogste 50% van het zij- en achtererf met een maximum van 75 m² bedraagt per woning;
- voorzien wordt in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein;
- de wijziging niet mag leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van omliggende (agrarische) bedrijven, voortvloeiende uit de milieu- en dierenwelzijnswetgeving;
- uit bodemonderzoek blijkt dat de bodem geschikt is voor de ter plaatse beoogde functie;
- voldaan dient te worden aan het bepaalde in de Wet geluidhinder;
- voor het overige het bepaalde in de bestemmingen 'Wonen' en 'Tuin' van toepassing is;
- als gevolg van de splitsing geen strijdigheid mag ontstaan met de volkshuisvestelijke belangen.
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Gemengd' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- detailhandel en dienstverlening;
- bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen, water en groen.
5.2 Bouwregels
Voor het bouwen gelden de volgende regels:
- op deze gronden mogen gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
- gebouwen en overkappingen worden binnen het bouwvlak gebouwd;
- de goothoogte van hoofdgebouwen bedraagt ten hoogste de ter plaatse van de aanduiding 'maximale goothoogte (m)' aangegeven goothoogte;
- de hoofdgebouwen mogen vrijstaand of aaneen gebouwd worden;
- indien de hoofdgebouwen niet aaneen worden gebouwd dient de onderlinge afstand ten minste 4 m bedragen;
- de afstand van hoofdgebouwen tot de erfgrens dient ten minste 2 m te bedragen;
- de inhoud van de bedrijfswoning inclusief aan- en uitbouwen bedraagt ten hoogste 600 m³;
- aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen dienen gebouwd te worden ten minste 1 meter achter de voorgevel (of het verlengde daarvan) van de bedrijfswoning;
- de gezamenlijke grondoppervlakte van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen mag per bedrijfswoning ten hoogste 50 m² bedragen;
- indien een niet-inpandige bedrijfswoning niet in de erfgrens wordt gebouwd dient de afstand tot de erfgrens ten minste 4 m te bedragen.
5.3 Specifieke gebruiksregels
Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:
- opslag van goederen met een totale stapelhoogte van meer dan 4 m is op onbebouwde gronden niet toegestaan;
- opslag van consumentenvuurwerk is niet toegestaan;
- verkooppunten voor motorbrandstoffen zijn niet toegestaan.
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- groen, water, speelvoorzieningen en voet- en fietspaden;
6.2 Bouwregels
Voor het bouwen geldt dat op deze gronden uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, mogen worden gebouwd.
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Horeca' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- horeca tot en met horecacategorie 1b van de Staat van Horeca-activiteiten;
- ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' is tevens één bedrijfswoning toegestaan;
- bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen, water en groen.
7.2 Bouwregels
Voor het bouwen gelden de volgende regels:
- op deze gronden mogen gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
- gebouwen worden binnen het bouwvlak gebouwd;
- de goothoogte van gebouwen bedraagt ten hoogste de ter plaatse van de aanduiding 'maximale goothoogte (m)' aangegeven goothoogte;
- de bouwhoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan de maximale goothoogte vermeerderd met 4 m.
7.3 Afwijken van de gebruiksregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in
artikel 7 lid 1:
- om horecabedrijven toe te laten in één categorie hoger dan in artikel 7 lid 1, voor zover het betrokken horecabedrijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of de bijzondere verschijningsvorm) geacht kan worden te behoren tot de categorieën zoals in artikel 7 lid 1 genoemd;
- om horecabedrijven toe te laten die niet in de Staat van Horeca-activiteiten zijn genoemd, voor zover het betrokken horecabedrijf naar aard en invloed op de omgeving geacht kan worden te behoren tot de horecacategorieën, zoals in artikel 7 lid 1 genoemd.
8.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Kantoor' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- kantoren;
- bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen, water en groen.
8.2 Bouwregels
Voor bouwen gelden de volgende regels:
8.2.1 Gebouwen
- op deze gronden mogen gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
- gebouwen en overkappingen worden binnen het bouwvlak gebouwd;
- de goothoogte van hoofdgebouwen bedraagt ten hoogste de ter plaatse van de aanduiding 'maximale goothoogte (m)' aangegeven goothoogte;
- de bouwhoogte van hoofdgebouwen mag niet meer bedragen dan de maximale goothoogte vermeerderd met 4 m;
- de hoofdgebouwen dienen vrijstaand of aaneen te worden gebouwd;
- indien de gebouwen niet aaneen worden gebouwd dient de onderlinge afstand ten minste 4 m bedragen;
- de afstand van hoofdgebouwen tot de erfgrens dient ten minste 2 m te bedragen;
8.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
- de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag maximaal 2 m bedragen, met dien verstande dat de hoogte voor erf- en terreinafscheidingen voor zover gelegen voor de voorgevellijn maximaal 1 m mag bedragen;
- de maximale bouwhoogte van een overkapping bedraagt 3 m, met dien verstande dat de maximale oppervlakte ten hoogste 50% van het achtererfgebied bedraagt met een maximum van 30 m² en de overkapping niet voor de voorgevellijn wordt opgericht;
- de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 3 m bedragen.
Artikel 9 Maatschappelijk
9.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- voorzieningen zoals onderwijs, openbare dienstverlening en verenigingsleven, religieuze instellingen, bibliotheken, jeugd- en kinderopvang, sport, gezondheidszorg en dierenklinieken;
- maatschappelijke en culturele voorzieningen;
- ter plaatse van de aanduiding 'antennemast' is tevens een antennemast toegestaan;
- ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' is tevens een bedrijfswoning toegestaan;
- ter plaatse van de aanduiding 'begraafplaats' is tevens een begraafplaats toegestaan;
- ter plaatse van de aanduiding "horeca" zijn de gronden bestemd voor horecabedrijven uit ten hoogste categorie 1b van de Staat van Horeca-activiteiten, met dien verstande dat het verstrekken van maaltijden ter plaatse in ondergeschikte vorm is toegestaan;
- ter plaatse van de aanduiding "verenigingsleven" de gronden zijn bestemd voor horecabedrijven uit categorie 2 van de Staat van Horeca-activiteiten;
- bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals nutsvoorzieningen, speelvoorzieningen, parkeervoorzieningen, water en groen.
9.2 Bouwregels
Voor het bouwen gelden de volgende regels:
- op deze gronden mogen gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
- gebouwen worden binnen het bouwvlak gebouwd;
- de goothoogte van gebouwen bedraagt ten hoogste de ter plaatse van de aanduiding 'maximale goothoogte (m)' aangegeven goothoogte;
- de bouwhoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan de maximale goothoogte vermeerderd met 4 m;
- de hoogte van een antennemast ter plaatse van de aanduiding antennemast mag niet meer bedragen dan 15 meter.
9.3 Afwijken van de gebruiksregels
Het college van burgemeester en wethouders kan middels een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in
artikel 9 lid 1 sub f:
- om horecabedrijven toe te laten in één categorie hoger dan in artikel 9 lid 1 sub f, voor zover het betrokken horecabedrijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of de bijzondere verschijningsvorm) geacht kan worden te behoren tot de categorieën zoals in artikel 9 lid 1 sub f genoemd;
- om horecabedrijven toe te laten die niet in de Staat van Horeca-activiteiten zijn genoemd, voor zover het betrokken horecabedrijf naar aard en invloed op de omgeving geacht kan worden te behoren tot de horecacategorieën, zoals in artikel 9 lid 1 sub a genoemd.
10.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Recreatie' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- recreatie;
- ter plaatse van de aanduiding 'speelterrein' is tevens een speelterrein toegestaan;
- ter plaatse van de aanduiding 'sportveld' is tevens een sportveld toegestaan;
- ter plaatse van de aanduiding 'volkstuin' zijn tevens volkstuinen toegestaan;
- ter plaatse van de aanduiding 'zwembad' is tevens een zwembad toegestaan;
- bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen, water en toegangswegen.
10.2 Bouwregels
Voor het bouwen gelden de volgende regels:
- op deze gronden mogen gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
- gebouwen worden binnen het bouwvlak gebouwd;
- ter plaatse van de aanduiding 'volkstuin' zijn buiten het bouwvlak tevens, hobbykassen en bergingen met een gezamenlijk vloeroppervlak per volkstuin van ten hoogste 10 m2 en een bouwhoogte van 2,5 meter toegestaan;
- de goothoogte van gebouwen bedraagt ten hoogste de ter plaatse van de aanduiding 'maximale goothoogte (m)' aangegeven goothoogte;
- de bouwhoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan de maximale goothoogte vermeerderd met 4 m;
met dien verstande dat:
- de hoogte van lichtmasten ter plaatse van de aanduiding 'sportveld' maximaal 15 meter mag bedragen;
- de hoogte van een glijbaan maximaal 8 meter mag bedragen;
- de hoogte van speelwerktuigen niet meer dan 5 meter mag bedragen.
11.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Sport' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- sportvelden en verenigingsgebouwen met de daarbij behorende en daaraan ondergeschikte horeca, voor zover voorkomend in categorie 1b van de Staat van Horeca-activiteiten;
- bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals nutsvoorzieningen, verkeers- en parkeervoorzieningen, water en groen.
11.2 Bouwregels
Voor het bouwen gelden de volgende regels:
- op deze gronden mogen gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
- gebouwen worden binnen het bestemmingsvlak gebouwd;
- de bouwhoogte van gebouwen bedraagt ten hoogste de ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte (m)' aangegeven bouwhoogte;
- de bouwhoogte van lichtmasten bedraagt ten hoogste 18 m;
- de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 4 m.
- Het maximaal bebouwingspercentage aan bebouwing binnen het bouwvlak bedraagt ten hoogste het 'maximaal bebouwingspercentage (%)' aangegeven op de verbeelding;
12.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- tuinen bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen;
- bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals nutsvoorzieningen, water en groen.
12.2 Bouwregels
Op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, worden gebouwd.
13.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- verblijfsgebied met een functie voor verblijf, verplaatsing en gebruik ten dienste van de aangrenzende bestemmingen;
- ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van cultuur en ontspanning - muziektent' is tevens een muziektent toegestaan;
- Een GSM opstelpunt ter plaatse van de aanduiding 'zend-/ontvanginstallatie'
- bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals duikers, bruggen, nutsvoorzieningen, speelvoorzieningen, kunstuitingen, parkeervoorzieningen, water en groen.
13.2 Bouwregels
Voor het bouwen gelden de volgende regels:
- Op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, waarbij geldt dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, anders dan ten behoeve van de verkeersgeleiding, wegverlichting, verkeersregeling en wegaanduiding, ten hoogste 3 m bedraagt;
- de hoogte van een GSM opstelpunt bedraagt ten hoogste 30 m.
14.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- water ten behoeve van de waterhuishouding;
- verkeer te water;
- taluds en natuurvriendelijke oevers;
- ter plaatse van de aanduiding 'brug' is tevens een brug toegestaan;
- voorzieningen, zoals kunstwerken en andere waterstaatwerken, ten behoeve van de waterafvoer en waterberging.
14.2 Bouwregels
Op en boven deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd.
15.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- het wonen met aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten;
- ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - voormalige agrarische bedrijfbebouwing' is voormalige agrarische bedrijfsbebouwing toegestaan, waarbij geldt dat de in artikel 15 lid 2 tabel 2 en artikel 15 lid 6.2 tabel 3 genoemde toegestane nevenfuncties met bijbehorend maximaal oppervlak aan bebouwing en gronden in gebruik mag worden genomen ten dienste van de nevenfunctie;
- bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals erven, ontsluitingspaden, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen, water en groen.
15.2 Bouwregels
Voor het bouwen gelden de volgende regels:
- op deze gronden mogen hoofdgebouwen, aan- en uitbouwen, bijgebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
- hoofdgebouwen worden binnen het bouwvlak gebouwd;
- het aantal woningen binnen het bouwvlak mag niet meer bedragen dan door middel van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' is aangegeven;
- ter plaatse van de aanduiding 'gestapeld' zijn tevens gestapelde woningen toegestaan;
- de goothoogte van hoofdgebouwen bedraagt ten hoogste 4 m, tenzij door middel van de aanduiding 'maximale goothoogte (m)' anders is aangegeven;
- de grondoppervlakte van hoofdgebouwen bedraagt ten hoogste 125 m²;
- de onderlinge afstand tussen hoofdgebouwen bedraagt ten minste 4 m indien de woningen niet aaneengebouwd worden;
- indien niet in de zijdelingse perceelsgrens wordt gebouwd bedraagt de afstand van het hoofdgebouw tot de zijdelingse perceelsgrens ten minste 2 m;
- aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen worden achter de voorgevel (of het verlengde daarvan) van het hoofdgebouw gebouwd;
- de afstand van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen tot de zijerfgrens met een weg of parkeerplaats dient ten minste 1 m te bedragen;
- de goothoogte van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bedraagt ten hoogste 3 m;
- ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorische waarden', mag de bestaande maatvoering van gebouwen en/of bijbehorende bouwwerken niet worden gewijzigd, tenzij het bevoegd gezag een omgevingsvergunning tot wijziging, afbraak of verwijdering heeft verleend;
- het gezamenlijk te bebouwen oppervlak aan aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen, met uitzondering van de gronden aangeduid met 'specifieke bouwaanduiding 1', bedraagt 50% van het zij- en achtererf met een maximum van 75 m2.
- de maximale oppervlakte van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding 1'bedraagt ten hoogste 30 m2.
- ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - voormalige agrarisch bedrijfsbebouwing' geldt het volgende:
- de bestaande bebouwing mag in geen geval worden uitgebreid in oppervlak of hoogte;
- nieuwbouw is in geen geval toegestaan, waarbij wordt opgemerkt dat herbouw van bestaande gebouwen op dezelfde locatie zonder uitbreiding in oppervlak en hoogte wel is toegestaan;
- van het bepaalde onder 1 en 2 kan worden afgeweken indien bebouwing (niet zijnde de woning) wordt gesaneerd, met dien verstande dat het oppervlak van de nieuw op te richten bebouwing ten hoogste 50% mag bedragen van de oppervlakte van de bebouwing die wordt afgebroken met een maximum van 200 m²;
Tabel 2: Nevenfuncties rechtstreeks toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'sw-vab'
nevenfunctie | max. m² aan bebouwing | max m² aan gronden |
verkoop-aan-huis van streekeigen agrarische producten | 100 | - |
veearts/hoefsmederij/KI-station | 200 | - |
ambachtelijke be- en verwerking van agrarische producten (kaasmakerij, imkerij, riet- en vlechtwerk, klompenmakerij) | 200 | - |
15.3 Nadere eisen
Het college van burgemeester en wethouders is bevoegd de volgende nadere eisen te stellen ten aanzien van de situering en afmetingen van gebouwen teneinde de stedenbouwkundige kwaliteiten van het cultuurhistorische en landschappelijk waardevolle bebouwingslint te beschermen c.q. te handhaven:
- de gerichtheid van de hoofdgebouwen op de Nieuwendijk, Grotewaard en 't Laantje
- de overwegende ligging evenwijdig aan de lengterichting van de Nieuwendijk, Grotewaard en 't Laantje;
- een overwegend verticale geleding van de hoofdgebouwen;
- de verticale beëindiging van de geleding door kappen of daarmee vergelijkbare elementen,
Met dien verstande dat:
- de afstand van de voorgevel van het hoofdgebouw tot de voorste perceelsgrens maximaal 8 m bedraagt;
- de gebruikswaarde van het te bebouwen perceel niet onevenredig wordt geschaad;
- geen inbreuk wordt gemaakt op het bepaalde in artikel 15 lid 2 sub f en artikel 15 lid 2 sub m ten aanzien van het maximaal te bebouwen gedeelte van de gronden;
- geen inbreuk wordt gemaakt op het bepaalde in artikel 15 lid 2 sub e en artikel 15 lid 2 sub k ten aanzien van de maximale hoogte van gebouwen.
15.4 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van:
- de in artikel 15 lid 2 sub f aangegeven maximale oppervlakte van hoofdgebouwen;
- het bepaalde in lid 18.2 onder n:
- indien en voor zover de oppervlakte van het hoofdgebouw minder dan 125 m² bedraagt;
- het gezamenlijk te bouwen oppervlak als bedoeld in lid artikel 15 lid 2 sub e en artikel 15 lid 2 sub m niet wordt overschreden;
- uitbreiding van het hoofdgebouw vanwege de karakteristiek niet de voorkeur heeft;
- de in artikel 15 lid 2 sub e aangegeven maximale goothoogte van de woningen, met dien verstande dat de goothoogte niet meer dan 6,25 m mag bedragen.
15.5 Specifieke gebruiksregels
- Het gebruik van bijgebouwen als zelfstandige woning of afhankelijke woonruimte is niet toegestaan.
- De vloeroppervlakte ten behoeve van aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten bedraagt ten hoogste 30% van de vloeroppervlakte van de betrokken woning inclusief aan-, uitbouwen en bijgebouwen met een maximum van 50 m².
15.6 Afwijken van de gebruiksregels
15.6.1 Bijgebouw als afhankelijke woonruimte
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in
artikel 15 lid 5 sub a, waarbij wordt toegestaan dat een bijgebouw gebruikt wordt als afhankelijke woonruimte, met dien verstande dat:
- een dergelijke bewoning noodzakelijk is vanuit oogpunt van mantelzorg;
- er geen onevenredig aantasting plaatsvindt van in het geding zijnde belangen waaronder die van omwonenden en (agrarische) bedrijven;
- de afhankelijke woonruimte binnen de vigerende regeling inzake bijgebouwen wordt ingepast met een maximale oppervlakte van 75 m2.
15.6.2 Nevenfuncties
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in
artikel 15 lid 1 sub b, teneinde ter plaatse van de bestemming Wonen zonder aanduiding en de bestemming Wonen met aanduiding 'specifieke vorm van wonen - voormalige agrarische bedrijfsbebouwing', de in tabel 3 met een 0 aangeduide nevenfuncties toe te staan, met inachtneming van het volgende:
- nevenfuncties dienen milieuhygiënisch inpasbaar te zijn; er mogen geen onevenredige beperkingen voor omliggende, bestaande agrarische bedrijven optreden (dit betreft zowel de bestaande bedrijfsvoering als de uitbreidings- en ontwikkelingsmogelijkheden);
- bestaande landschappelijke, cultuurhistorische- en natuurwaarden in de directe omgeving mogen niet onevenredig worden aangetast, hetgeen door de initiatiefnemer aan de hand van een schriftelijk advies van een deskundige inzake cultuurhistorie en landschap wordt aangetoond;
- er mag geen sprake zijn van een onevenredige vergroting van de publieks- en/of verkeersaantrekkende werking;
- bij het inpassen van een nevenfunctie dient, voor zover relevant, zorg te worden gedragen voor een goede landschappelijke inpassing;
- parkeren dient op eigen terrein plaats te vinden binnen het bouwvlak;
- uitoefening van de nevenfunctie dient door de betreffende bewoner te worden uitgevoerd;
- ten behoeve van de nevenfunctie kleinschalig kamperen gelden de volgende regels:
- kampeermiddelen mogen uitsluitend worden geplaatst in de periode van 15 maart tot en met 31 oktober;
- het plaatsen van stacaravans is niet toegestaan.
Tabel 3: Nevenfuncties via afwijking
nevenfunctie | max. m² aan bebouwing | max m² aan gronden | W | W(sw-vab) |
kano- of fietsenverhuur | 100 | - | 0 | 0 |
theeschenkerij | 100 | 500 | 0 | X |
kleinschalige horecagelegenheid/dagrecreatie (theeschenkerij, boerderijcafé, wijnproeverij, speelboerderij) in categorie 1a en 1b van de Staat van Horeca-activiteiten; | 100 | 500 | X | 0 |
kleinschalige detailhandel (verkoop antiek en curiosa) | 100 | - | X | 0 |
kleinschalig kamperen tot ten hoogste 10 standplaatsen | 25 | 1.500 binnen het bouwvlak | X | 0 |
0 = toegestaan
X= niet toegestaan
16.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Woongebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- het wonen met aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten;
- ter plaatse van de aanduiding 'sportschool' is tevens een sportschool toegestaan;
- ter plaatse van de aanduiding 'brandweerkazerne' is tevens een brandweerkazerne toegestaan;
- bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals tuinen, erven, wegen, nutsvoorzieningen, speelvoorzieningen, parkeervoorzieningen, water en groen.
16.2 Bouwregels
Voor het bouwen gelden de volgende regels:
- op deze gronden mogen hoofdgebouwen, aan- en uitbouwen, bijgebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
- hoofdgebouwen worden binnen het bouwvlak gebouwd;
- ter plaatse van de aanduiding 'gestapeld' zijn tevens gesteapelde woningen toegestaan;
- de goothoogte van hoofdgebouwen bedraagt ten hoogste de ter plaatse van de aanduiding 'maximale goothoogte (m)' aangegeven goothoogte;
- de onderlinge afstand tussen hoofdgebouwen bedraagt ten minste 2 m indien de woningen niet aaneengebouwd worden;
- de afstand van een hoofdgebouw tot een zijerfgrens met een weg of parkeerplaats bedraagt ten minste 1 m;
- indien niet in de zijdelingse perceelsgrens wordt gebouwd bedraagt de afstand van het hoofdgebouw tot de zijdelingse perceelsgrens ten minste 1 m;
- uitbreiding van hoofdgebouwen mag niet leiden tot een vermeerdering van het aantal woningen;
- aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen worden achter de voorgevel (of het verlengde daarvan) van het hoofdgebouw gebouwd;
- de afstand van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen tot de zijerfgrens met een weg of parkeerplaats bedraagt ten minste 1 m;
- de goothoogte van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bedraagt ten hoogste 3 m;
- het gezamenlijk oppervlak van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bedraagt ten hoogste 50% van het zij- en achtererf met een maximum van 75 m²;
- de diepte van aan- en uitbouwen, aan de achtergevel bedraagt ten hoogste 4 m.
16.3 Nadere eisen
Het college van burgemeester en wethouders is - met inachtname van de maxima en minima, zoals hiervoor aangegeven - bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van:
- de situering en afmeting van gebouwen;
- de situering van parkeervoorzieningen;
- de situering en inrichting van overige verkeersvoorzieningen;
- de situering van groenvoorzieningen en speelvoorzieningen;
met dien verstande dat:
- daardoor de gebruikswaarde van de gronden niet onevenredig wordt geschaad;
- geen inbreuk wordt gemaakt op het maximaal toelaatbaar te bouwen oppervlak;
- niet geëist kan worden dat de goothoogte van een hoofdgebouw minder dan 4 m bedraagt;
- niet geëist kan worden dat de goothoogte en bouwhoogte van aanbouwen en vrijstaande bijgebouwen minder dan 2,3 m respectievelijk 3 m bedraagt en de lengte van deze bebouwing in de zijerfgrens, gemeten in de zijerfgrens, minder dan 3 m bedraagt.
16.4 Specifieke gebruiksregels
- Het gebruik van bijgebouwen als zelfstandige woning of afhankelijke woonruimte is niet toegestaan.
- De vloeroppervlakte ten behoeve van aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten bedraagt ten hoogste 30% van de vloeroppervlakte van de betrokken woning inclusief aan-, uitbouwen en bijgebouwen met een maximum van 50 m².
16.5 Afwijken van de gebruiksregels
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in
artikel 16 lid 4 sub a, waarbij wordt toegestaan dat een bijgebouw gebruikt wordt als afhankelijke woonruimte, met dien verstande dat:
- een dergelijke bewoning noodzakelijk is vanuit oogpunt van mantelzorg;
- er geen onevenredig aantasting plaatsvindt van in het geding zijnde belangen waaronder die van omwonenden en (agrarische) bedrijven;
- de afhankelijke woonruimte binnen de vigerende regeling inzake bijgebouwen wordt ingepast met een maximale oppervlakte van 75 m2.
Artikel 17 Leiding - Riool
17.1 Bestemmingsomschrijving
De voor "Leiding - Riool” aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het transport van afvalwater door een rioolwaterpersleiding.
17.2 Bouwregels
Op gronden met de bestemming “Leiding - Riool” mogen uitsluitend worden gebouwd:
- Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van de bestemming;
- Voor het bouwen van de in artikel artikel 17 lid 2 sub a bedoelde bouwwerken mag de bouwhoogte niet meer bedragen dan 3 m.
17.3 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in
artikel 17 lid 2 voor de bouw van bouwwerken, indien en voor zover deze zijn toegestaan voor de in de bestemmingsomschrijving van dit artikel bedoelde, eveneens voor deze gronden aangegeven, andere bestemmingen, en, gehoord de betrokken leidingbeheerder, is gebleken dat hierdoor de belangen van de bescherming van de desbetreffende leidingen, of de veiligheid van mensen, dieren en goederen, niet blijvend onevenredig worden geschaad.
17.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
17.4.1 Uitvoeren van werkzaamheden
Het is verboden binnen de bestemming 'Leiding - Riool', zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:
- de werken en werkzaamheden waarvoor ingevolge de bepalingen van de overigens voor de desbetreffende gronden geldende bestemming een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden is vereist;
- het aanbrengen van gesloten verhardingen;
- het wijzigen van het peil van het maaiveld door ophoging of afgraving;
- het verrichten van graafwerkzaamheden;
- diepploegen;
- het aanbrengen van hoogopgaand en/of diep-wortelende beplanting, waaronder rietbeplanting;
- het indrijven van voorwerpen in de grond; het permanent opslaan van goederen, waaronder ook begrepen het opslaan van afvalstoffen; buis- en kabelleidingen voor riolering, nutsbedrijven en overeenkomstige doeleinden.
17.4.2 Uitzonderingen
- werken en werkzaamheden binnen het kader van het normale onderhoud, beheer of herstel van de functies, die het plan aan de gronden toekent;
- werken en werkzaamheden, voor zover daarvoor, op het tijdstip van het van kracht worden van het plan, reeds een vergunning is verleend ingevolge de Ontgrondingenwet;
- werken en werkzaamheden die ten tijde van het van kracht worden van het plan in uitvoering waren;
- werken en werkzaamheden die zijn bedoeld om de directe gevolgen van calamiteiten of plagen te beperken;
- werken en werkzaamheden ten aanzien waarvan door Burgemeester en wethouders is medegedeeld dat deze, wat aard en omvang betreft, van zodanige ondergeschikte betekenis zijn, dat voor de uitvoering daarvan geen omgevingsvergunning wordt vereist.
17.4.3 Onderzoek
Een omgevingsvergunning, als bedoeld in
artikel 17 lid 4.1 kan alleen worden verleend indien, gehoord de betrokken leidingbeheerder, is gebleken dat hierdoor de belangen van de bescherming van de desbetreffende leidingen, of de veiligheid van mensen, dieren en goederen, niet blijvend onevenredig worden geschaad.
Artikel 18 Waarde - Archeologie 1
18.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie - 1' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden.
18.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
- op deze gronden mogen ten behoeve van de in Waarde - Archeologie 1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 3 m;
- ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien:
- de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport heeft overlegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
- de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het bouwen regels te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologische deskundige;
- het bepaalde in dit lid onder b.1 en b.2 is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op een of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:
- vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
- een bouwwerk met een oppervlakte van ten hoogste 30 m²;
- een bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden dieper dan 30 cm en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst.
18.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
18.3.1 Aanlegverbod zonder omgevingsvergunning
Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Waarde - Archeologie - 1' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, aan te leggen, of de volgende werkzaamheden uit te voeren:
- het ophogen van de bodem;
- het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, paden, banen of parkeergelegenheid en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen, zulks indien de oppervlakte van de aan te brengen verhardingen 30 m2 of meer bedragen;
- het aanleggen, verbreden en dempen van sloten, vijvers en andere wateren;
- het verlagen of het verhogen van het waterpeil;
- het aanleggen van ondergrondse kabels en leidingen en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.
- het bebossen van gronden die op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan niet als bosgrond kunnen worden aangemerkt;
- het rooien van bos of boomgaard, waarbij de stobben worden verwijderd;
- het aanleggen van bos of boomgaard;
- het scheuren van grasland over een grotere oppervlakte dan 30 m2;
- het uitvoeren van grondbewerkingen op een grotere diepte of hoogte dan 30 cm, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen en aanleggen van drainage.
18.3.2 Uitzondering op het aanlegverbod
Het verbod van
artikel 18 lid 3.1 is niet van toepassing, indien de werken en werkzaamheden:
- noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarbij artikel 18 lid 2 in acht is genomen;
- een oppervlakte beslaan van ten hoogste 30 m²;
- reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan;
- ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd.
18.3.3 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning
De werken en werkzaamheden, zoals in
artikel 18 lid 3.1 bedoeld, zijn slechts toelaatbaar, indien de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden aan de hand van nader archeologisch onderzoek kan aantonen dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden aanwezig zijn. Voorts zijn de werken en werkzaamheden toelaatbaar, indien:
- de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden een rapport heeft overlegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
- de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de activiteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden voorschriften en beperkingen te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologische deskundige.
Artikel 19 Waarde - Archeologie 2
19.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie - 2' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden.
19.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
- op deze gronden mogen ten behoeve van de in artikel 19 lid 1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 3 m;
- ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien:
- de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport heeft overlegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
- de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het bouwen regels te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologische deskundige;
- het bepaalde in dit lid onder b.1 en b.2 is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op een of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:
- vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
- een bouwwerk met een oppervlakte van ten hoogste 100 m²;
- een bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden dieper dan 30 cm en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst.
19.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
19.3.1 Aanlegverbod zonder omgevingsvergunning
Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Waarde - Archeologie - 2' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, aan te leggen, of de volgende werkzaamheden uit te voeren:
- het ophogen van de bodem;
- het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, paden, banen of parkeergelegenheid en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen, zulks indien de oppervlakte van de aan te brengen verhardingen 100 m2 of meer bedragen;
- het aanleggen, verbreden en dempen van sloten, vijvers en andere wateren;
- het verlagen of het verhogen van het waterpeil;
- het aanleggen van ondergrondse kabels en leidingen en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.
- het bebossen van gronden die op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan niet als bosgrond kunnen worden aangemerkt;
- het rooien van bos of boomgaard, waarbij de stobben worden verwijderd;
- het aanleggen van bos of boomgaard;
- het scheuren van grasland over een grotere oppervlakte dan 100 m2;
- het uitvoeren van grondbewerkingen op een grotere diepte of hoogte dan 30 cm, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen en aanleggen van drainage.
19.3.2 Uitzondering op het aanlegverbod
Het verbod van
artikel 19 lid 3.1 is niet van toepassing, indien de werken en werkzaamheden:
- noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarbij artikel 19 lid 2 in acht is genomen;
- een oppervlakte beslaan van ten hoogste 100 m²;
- reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan;
- ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd.
19.3.3 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning
De werken en werkzaamheden, zoals in
artikel 19 lid 3.1 bedoeld, zijn slechts toelaatbaar, indien de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden aan de hand van nader archeologisch onderzoek kan aantonen dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden aanwezig zijn. Voorts zijn de werken en werkzaamheden toelaatbaar, indien:
- de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden een rapport heeft overlegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
- de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de activiteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden voorschriften en beperkingen te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologische deskundige.
Artikel 20 Waarde - Archeologie 4
20.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie - 4' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden.
20.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
- op deze gronden mogen ten behoeve van de in artikel 20 lid 1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 3 m;
- ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien:
- de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport heeft overlegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
- de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het bouwen regels te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologische deskundige;
- het bepaalde in dit lid onder b.1 en b.2 is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op een of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:
- vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
- een bouwwerk met een oppervlakte van ten hoogste 250 m²;
- een bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden dieper dan 30 cm en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst.
20.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
20.3.1 Aanlegverbod zonder omgevingsvergunning
Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Waarde - Archeologie - 4' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, aan te leggen, of de volgende werkzaamheden uit te voeren:
- het ophogen van de bodem;
- het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, paden, banen of parkeergelegenheid en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen, zulks indien de oppervlakte van de aan te brengen verhardingen 250 m2 of meer bedragen;
- het aanleggen, verbreden en dempen van sloten, vijvers en andere wateren;
- het verlagen of het verhogen van het waterpeil;
- het aanleggen van ondergrondse kabels en leidingen en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.
- het bebossen van gronden die op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan niet als bosgrond kunnen worden aangemerkt;
- het rooien van bos of boomgaard, waarbij de stobben worden verwijderd;
- het aanleggen van bos of boomgaard;
- het scheuren van grasland over een grotere oppervlakte dan 250 m2;
- het uitvoeren van grondbewerkingen op een grotere diepte of hoogte dan 30 cm, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen en aanleggen van drainage.
20.3.2 Uitzondering op het aanlegverbod
Het verbod van
artikel 20 lid 3.1 is niet van toepassing, indien de werken en werkzaamheden:
- noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarbij artikel 20 lid 2 in acht is genomen;
- een oppervlakte beslaan van ten hoogste 250 m²;
- reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan;
- ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd.
20.3.3 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning
De werken en werkzaamheden, zoals in
artikel 20 lid 3.1 bedoeld, zijn slechts toelaatbaar, indien de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden aan de hand van nader archeologisch onderzoek kan aantonen dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden aanwezig zijn. Voorts zijn de werken en werkzaamheden toelaatbaar, indien:
- de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden een rapport heeft overlegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
- de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de activiteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden voorschriften en beperkingen te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologische deskundige.
Artikel 21 Waarde - beschermd dorpsgezicht
21.1 Bestemmingsomschrijving
De voor "Waarde - Beschermd stads en dorpsgezicht" aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en herstel van de cultuurhistorische waarden en het stedenbouwkundig beeld van de binnen het beschermd stadsgezicht voorkomende, dan wel daaraan eigen cultuurhistorische waarden voor zover die bepaald worden door:
- de architectonische waarden van de afzonderlijke gebouwen;
- de historisch bepaalde rangschikking en samenhang van de gebouwen, waaronder mede begrepen bestaande open ruimtes tussen de gebouwen;
- de landschappelijke inpassing van de gebouwen.
21.2 Bouwregels
Er mag uitsluitend worden gebouwd overeenkomstig c.q. aansluitend aan de ten tijde van de tervisielegging van het ontwerp van dit plan bestaande stedenbouwkundig beeld, voor zover betrekking hebbend op:
- voorgevels;
- goot- en bouwhoogte van de gebouwen;
- de breedte en de indeling van de voorgevel van de gebouwen;
- de dakvorm, dakhelling en nokrichting van de gebouwen;
- de bouwhoogte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
21.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan situering, afmetingen en kapvormen van de bebouwing, met het oog op het behoud van de waarden van het beschermd dorpsgezicht, ten behoeve van:
- de instandhouding en herstel van het stedenbouwkundig beeld;
- de landschappelijke kwaliteiten van de omgeving van de bebouwing;
- de cultuurhistorische en ruimtelijke waarden;
Alvorens een omgevingsvergunning af te geven winnen burgemeester en wethouders advies in bij een monumentencommissie omtrent mogelijke aantasting van de waarden van het beschermd stadsgezicht.
Artikel 22 Waterstaat - Waterbergingsgebied
22.1 Bestemmingsomschrijving
De voor '
Waterstaat - Waterbergingsgebied' aangewezen gronden zijn – behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) – mede bestemd voor de waterberging.
22.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
- op de gronden mogen ten behoeve van de in artikel 22 lid 1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
- de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van kademuren bedraagt ten hoogste 3 m;
- ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag – met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels – worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de waterbergingscapaciteit gelijk blijft.
22.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in
artikel 22 lid 2 sub c, met inachtneming van de volgende regels:
- de bij de betrokken bestemming behorende bouwregels worden in acht genomen;
- de waterbergingscapaciteit wordt niet onevenredig geschaad en vooraf wordt schriftelijk advies ingewonnen bij de betreffende waterbeheerder.
22.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
22.4.1 aanlegverbod zonder omgevingsvergunning
Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Waterstaat - Waterberging' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, aan te leggen, of werkzaamheden uit te voeren:
- het ophogen van gronden;
- het dempen van watergangen.
22.4.2 Uitzondering op het aanlegverbod
- noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarvoor een omgevingsvergunning voor het bouwen is verleend, zoals in artikel 22 lid 3 bedoeld;
- normaal onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming betreffen;
- reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan.
22.4.3 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning
De werken en werkzaamheden, zoals in
artikel 22 lid 4.1 bedoeld, zijn slechts toelaatbaar, indien de waterbergingscapaciteit gelijk blijft en vooraf schriftelijk advies is ingewonnen bij de betreffende waterbeheerder.
Artikel 23 Waterstaat - Waterkering
23.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden zijn behalve voor de andere aldaar
voorkomende bestemming(en) mede bestemd voor:
- het in stand houden, het beheer, het onderhoud en de verbetering van de waterkering;
- bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals kunstwerken, dijksloten en andere waterstaatswerken.
23.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
- op deze gronden mogen ten behoeve van de in artikel 23 lid 1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
- de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 3 m;
- ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag niet worden gebouwd.
23.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in
artikel 23 lid 2 sub c, met inachtneming van de volgende regels:
- de bij de betrokken bestemming behorende bouwregels worden in acht genomen;
- het belang van de waterkering wordt niet onevenredig geschaad en vooraf wordt schriftelijk advies ingewonnen bij de betreffende waterbeheerder.
Artikel 24 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 25 Algemene bouwregels
25.1 Toegelaten bouwwerken met afwijkende maten
- Voor een bouwwerk, dat krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden en dat in het plan ingevolge de bestemming is toegelaten, maar waarvan de bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen afwijken van de maatvoeringbepalingen in de bouwregels van de betreffende bestemming, geldt dat:
- bestaande maten, die meer bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen als ten hoogste toelaatbaar worden aangehouden;
- bestaande maten, die minder bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen als ten minste toelaatbaar worden aangehouden.
- Ingeval van herbouw is lid a onder 1 en 2 uitsluitend van toepassing, indien de herbouw op dezelfde plaats plaatsvindt.
- Op een bouwwerk als hiervoor bedoeld, is het Overgangsrecht bouwwerken als opgenomen in dit plan niet van toepassing.
25.2 Percentages
Een op de verbeelding, ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage', of in deze regels aangegeven percentage geeft aan welk deel van het betreffende bouwperceel ten hoogste mag worden bebouwd met gebouwen en overkappingen. Bij het ontbreken van een percentage mag het bouwvlak volledig worden bebouwd, tenzij in hoofdstuk 2 anders is bepaald.
25.3.1
De goothoogte en de inhoudsmaat van een hoofdgebouw, zoals aanwezig ten tijde van het in werking treden van dit plan, mogen – naast de uitbreidingsmogelijkheden zoals opgenomen in hoofdstuk 2 – door het plaatsen van dakkapellen worden vergroot. Bedoelde goothoogte mag ook worden overschreden door hellende dakvlakken, topgevels, schoorstenen en andere ondergeschikte bouwdelen.
25.3.2
De maximaal toelaatbare bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag – tenzij in hoofdstuk 2 anders is geregeld – ten hoogste bedragen:
a. | van erf- en terreinafscheidingen tussen de voorgevel en/of het verlengde daarvan en de openbare weg | 1 m; |
b. | van erf- en terreinafscheidingen elders | 2 m; |
c. | van overkappingen | 3 m; |
d. | van lichtmasten | 9 m; |
e. | van overig straatmeubilair | 4 m; |
f. | van speelwerktuigen | 4 m; |
g. | van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde | 3 m. |
25.3.3
De maximaal toelaatbare goothoogte van aan-, uitbouwen en bijgebouwen mag – tenzij in hoofdstuk 2 anders geregeld – ten hoogste 3 m bedragen.
25.4 Overschrijding bouwgrenzen
De bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, mogen in afwijking van de plankaart en hoofdstuk 2 uitsluitend worden overschreden door:
- tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, trappen(huizen), galerijen, hellingbanen, funderingen, balkons, erkers, serres, entreeportalen, veranda's en afdaken, mits de overschrijding niet meer dan 1,5 m bedraagt;
- andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen, mits de overschrijding niet meer dan 1 m bedraagt.
25.5 Nutsvoorzieningen
Nutsvoorzieningen zijn, voor zover genoemd in de bestemmingsomschrijving, toegestaan indien de bouwhoogte, gemeten vanaf het aansluitend terrein, maximaal 3 m bedraagt en de oppervlakte niet meer bedraagt dan 15 m².
25.6 Ondergronds bouwen
Ondergrondse bebouwing is uitsluitend ter plaatse van hoofdgebouwen, aan- en uitbouwen en bijgebouwen toegestaan, met dien verstande dat geen inbreuk mag worden gemaakt op het maximaal te bebouwen oppervlak van het perceel en eventuele dubbelbestemmingen het realiseren van de bebouwing niet in de weg staat.
25.7 Afstand tot waterlopen
- In verband met het toezicht en onderhoud van (hoofd)watergangen mag geen bebouwing worden geprojecteerd:
- bij A-watergangen, binnen de stroken grond ter breedte van 5 m landwaarts, gemeten vanaf de bovenkant van de taluds;
- bij overige watergangen, binnen de stroken grond ter breedte van 1 m landwaarts, gemeten vanaf de bovenkant van de taluds.
- Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder a teneinde een kleinere afstand toe te laten, na overleg met de waterbeheerder.
Artikel 26 Algemene gebruiksregels
26.1 parkeren
- Parkeerplaatsen op eigen erf dienen in stand te blijven;
- In het geval er door een ontwikkeling sprake is van een toename van de parkeerbehoefte, ten opzichte van het voorgaande gebruik of de voorgaande bebouwing, dient op eigen terrein te worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid om deze toename van de parkeerbehoefte op te vangen, een en ander conform de richtlijnen van het Gemeentelijk Verkeer en Vervoer Plan (GVVP);
- In de gevallen waarin de onder artikel 26 lid 1 sub b genoemde tabel niet voorziet, stelt het college van burgemeester en wethouders de parkeernorm vast.
Artikel 27 Algemene aanduidingsregels
27.1 Vrijwaringszone molenbiotoop
In afwijking van hoofdstuk 2 gelden ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - molenbiotoop' de volgende regels:
- binnen een afstand van 100 m tot het middelpunt van de molen wordt geen bebouwing opgericht hoger dan de onderste punt van de verticaal staande wiek;
- binnen een afstand van 100 tot 400 m tot het middelpunt van de molen wordt geen bebouwing opgericht met een hoogte die meer bedraagt dan 1/100 van de afstand van het bouwwerk tot het middelpunt van de molen, gerekend vanaf de onderste punt van de verticaal staande wiek;
- het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van dit lid onder a en b, indien:
- de vrije windvang of het zicht op de molen al zijn beperkt vanwege aanwezige bebouwing en de windvang en het zicht op de molen niet verder worden beperkt vanwege de nieuw op te richten bebouwing;
- toepassing van de in dit lid onder a bedoelde afstands- en/of hoogtematen de belangen in verband met de nieuw op te richten bebouwing onevenredig zouden schaden;
- indien op grond van hoofdstuk 2 een lagere maximale bouwhoogte geldt dan de maximaal toelaatbare bouwhoogte ingevolge dit lid onder a t/m c, prevaleert de maximaal toelaatbare bouwhoogte van hoofdstuk 2.
27.2 Vrijwaringszone Dijk
- Ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'vrijwaringszone - dijk' zijn de gronden, naast de voor die gronden aangewezen bestemmingen, tevens aangeduid voor de bescherming, onderhoud en instandhouding van de primaire waterkering.
- Ter plaatse van gronden met de gebiedsaanduiding 'vrijwaringszone - dijk' mag niet worden gebouwd.
- Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van artikel 27 lid 2 sub b, met inachtneming van de volgende regels:
- de bij de betrokken bestemming behorende bouwregels worden in acht genomen;
- het belang van de waterkering wordt niet onevenredig geschaad en vooraf wordt schriftelijk advies ingewonnen bij de betreffende waterbeheerder.
Artikel 28 Algemene afwijkingsregels
28.1 Afwijken van maten en bouwgrenzen
Het bevoegd gezag kan – tenzij op grond van hoofdstuk 2 reeds afwijking mogelijk is – bij een omgevingsvergunning afwijken van de regels voor:
- afwijkingen van maten (waaronder percentages) met ten hoogste 10%;
- overschrijding van bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein; de overschrijdingen mogen ten hoogste 2 m bedragen en het bouwvlak mag met ten hoogste 10% worden vergroot.
De omgevingsvergunning wordt niet verleend, indien daardoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.
28.2 Afwijken ten behoeve van splitsing panden
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in
artikel 15 lid 2 sub c, teneinde ten behoeve van het behoud van deze panden, splitsing in twee woningen toe te staan, waarbij geldt dat:
- een omgevingsvergunning wordt verleend indien de woningsplitsing bijdraagt aan het behoud of verbetering van het oorspronkelijke en eventueel cultuurhistorische waardevolle karakter van de bebouwing;
- het gebruik plaatsvindt binnen het bestaande bouwvolume; uitbreiding van bebouwing is niet toegestaan waardoor het uitwendige karakter van het hoofdgebouw – zoals dit bepaald is door hoofdafmetingen, onderlinge maatverhoudingen, dakvorm en nokrichting – behouden blijft;
- de inhoud van het te splitsen gebouw ten minste 1.000 m³ bedraagt;
- de woningen na splitsing elk een inhoud van ten minste 400 m³ hebben;
- het aantal woningen na splitsing ten hoogste 2 bedraagt;
- het gezamenlijk te bebouwen oppervlak aan bijgebouwen en overkappingen ten hoogste 50% van het zij- en achtererf met een maximum van 75 m² bedraagt per woning;
- voorzien wordt in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein;
- de omgevingsvergunning niet mag leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van omliggende (agrarische)bedrijven, voortvloeiende uit de milieu- en dierenwelzijnswetgeving;
- als gevolg van de splitsing geen strijdigheid mag ontstaan met de volkshuisvestelijke belangen.
28.3 Afwijking ten behoeve van splitsing monumentale panden
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in
artikel 15 lid 2 sub c, teneinde ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorische waarden' woningsplitsing in twee woningen toe te staan, ten behoeve van het behoud van deze panden, waarbij geldt dat:
- het uitwendige karakter van het hoofdgebouw - zoals dit bepaald is door hoofdafmetingen, onderlinge maatverhoudingen, dakvorm en nokrichting - behouden blijft;
- het gezamenlijk te bebouwen oppervlak aan bijgebouwen en overkappingen ten hoogste 50% van het zij- en achtererf met een maximum van 75 m² bedraagt per woning;
- voorzien wordt in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein;
- de omgevingsvergunning niet mag leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van omliggende (agrarische)bedrijven, voortvloeiende uit de milieu- en dierenwelzijnswetgeving.
- indien het monumentale pand wordt afgebroken of anderszins teniet gaat, de mogelijkheid tot woningsplitsing vervalt;
- indien op de dag van tervisielegging van het plan reeds sprake is van een woningsplitsing binnen een monumentaal pand, blijft het bepaalde in artikel 15 lid 2 sub c van toepassing, ook indien het monumentale pand wordt afgebroken of anderszins teniet gaat.
28.4 Afwijken Staat van Horeca-activiteiten
- om horecabedrijven toe te laten in één categorie hoger, voor zover het betrokken horecabedrijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of de bijzondere verschijningsvorm) geacht kan worden te behoren tot de categorieën zoals in artikel 7 lid 1 sub a, artikel 9 lid 1 sub f en artikel 11 lid 1 sub a genoemd;
- om horecabedrijven toe te laten die niet in de Staat van Horeca-activiteiten zijn genoemd, voor zover het betrokken horecabedrijf naar aard en invloed op de omgeving geacht kan worden te behoren tot de horecacategorieën, zoals in artikel 7 lid 1 sub a, artikel 9 lid 1 sub f en artikel 11 lid 1 sub a genoemd,
Artikel 29 Algemene wijzigingsregels
29.1 Overschrijden bestemmingsgrenzen
Het college van burgemeester en wethouders is bevoegd de in het plan opgenomen bestemmingen te wijzigen ten behoeve van overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein. De overschrijdingen mogen echter niet meer dan 2 m bedragenen het bestemmingsvlak mag met niet meer dan 10% worden vergroot.
29.2 Archeologische waarden
Wijzigingsbevoegdheid ten behoeve van verwijdering bestemmingsvlak
Het college van burgemeester en wethouders is bevoegd het bestemmingsplan te wijzigen door voor een of meer bestemmingsvlakken de bestemming 'Waarde - Archeologie' geheel of gedeeltelijk van de verbeelding te verwijderen, indien:
- uit nader archeologisch onderzoek is gebleken dat ter plaatse geen archeologische waarden aanwezig zijn;
- het op grond van nader archeologisch onderzoek niet meer noodzakelijk wordt geacht dat het bestemmingsplan ter plaatse in bescherming en veiligstelling van archeologische waarden voorziet.
Artikel 30 Overige regels
Werking wettelijke regelingen
De wettelijke regelingen, waarnaar in de regels van dit plan wordt verwezen, gelden zoals deze luiden op het moment van vaststelling van het plan.
4 Overgangs- en slotregels
Artikel 31 Overgangsrecht
31.1 Overgangsrecht bouwwerken
Voor bouwwerken luidt het overgangsrecht als volgt:
- een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
- gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is tenietgegaan;
- het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van dit lid onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in dit lid onder a met maximaal 10%;
- dit lid onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
31.2 Overgangsrecht gebruik
Voor gebruik luidt het overgangsrecht als volgt:
- het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
- het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in dit lid onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
- indien het gebruik, bedoeld in dit lid onder a, na het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
- dit lid onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 32 Slotregel
Deze regels worden aangehaald onder de naam 'Regels van het bestemmingsplan Dorpskern Noordeloos'.