Plan: | Woonzorgcomplex Hoornaar |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0689.BP3003-vast |
In dit bureauonderzoek is de bestaande situatie vanuit ecologisch oogpunt beschreven en is vermeld welke ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt. Vervolgens is aangegeven waaraan deze ontwikkelingen - wat ecologie betreft - moeten worden getoetst. Hierbij is een onderscheid gemaakt tussen het toetsingskader dat door wettelijke regelingen wordt bepaald en het toetsingskader dat wordt gevormd door het beleid van Rijk, provincie en gemeente.
Huidige situatie
Het plangebied bestaat uit braakliggend terrein en is deels nog verhard.
Beoogde ontwikkelingen
In het plangebied wordt een woonzorgcomplex gerealiseerd. Hiervoor moeten de volgende werkzaamheden worden uitgevoerd:
Toetsingskader
Beleid
De Nota Ruimte geeft het beleidskader voor de duurzame ontwikkeling en een verantwoord toekomstig grondgebruik in de vorm van onder andere de Ecologische Hoofdstructuur (EHS). De EHS is een samenhangend netwerk van bestaande en te ontwikkelen natuurgebieden. Het netwerk wordt gevormd door kerngebieden, natuurontwikkelingsgebieden en ecologische verbindingszones. De EHS is op provinciaal niveau uitgewerkt in de Provinciale Ecologische Hoofdstructuur (PEHS).
Normstelling
Flora- en faunawet
Voor de soortenbescherming is de Flora- en faunawet (hierna Ffw) van toepassing. Deze wet is gericht op de bescherming van dier- en plantensoorten in hun natuurlijke leefgebied. De Ffw bevat onder meer verbodsbepalingen met betrekking tot het aantasten, verontrusten of verstoren van beschermde dier- en plantensoorten, hun nesten, holen en andere voortplantings- of vaste rust- en verblijfsplaatsen. De wet maakt hierbij een onderscheid tussen 'licht' en 'zwaar' beschermde soorten. Indien sprake is van bestendig beheer, onderhoud of gebruik, gelden voor sommige, met name genoemde soorten, de verbodsbepalingen van de Ffw niet. Er is dan sprake van vrijstelling op grond van de wet. Voor zover deze vrijstelling niet van toepassing is, bestaat de mogelijkheid om van de verbodsbepalingen ontheffing te verkrijgen van het Ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie. Voor de zwaar beschermde soorten wordt deze ontheffing slechts verleend, indien:
Bij ruimtelijke ontwikkelingen dient in het geval van zwaar beschermde soorten of broedende vogels overtreding van de Ffw voorkomen te worden door het treffen van maatregelen, aangezien voor dergelijke situaties geen ontheffing kan worden verleend.
Met betrekking tot vogels hanteert het Ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie de volgende interpretatie van artikel 11:
De verbodsbepalingen van artikel 11 beperken zich bij vogels tot alleen de plaatsen waar gebroed wordt, inclusief de functionele omgeving om het broeden succesvol te doen zijn, én slechts gedurende de periode dat er gebroed wordt. Er zijn hierop echter verschillende uitzonderingen, te weten:
Nesten die het hele jaar door zijn beschermd
Op de volgende categorieën gelden de verbodsbepalingen van artikel 11 van de Ffw het gehele seizoen.
Nesten die niet het hele jaar door zijn beschermd
In de 'aangepaste lijst jaarrond beschermde vogelnesten' worden de volgende soorten aangegeven als categorie 5. Deze zijn buiten het broedseizoen niet beschermd.
De Ffw is voor dit bestemmingsplan van belang, omdat bij de voorbereiding van het plan moet worden onderzocht of deze wet de uitvoering van het plan niet in de weg staat.
Natuurbeschermingswet 1998
Uit het oogpunt van gebiedsbescherming is de Natuurbeschermingswet 1998 van belang. Deze wet onderscheidt drie soorten gebieden, te weten:
De wet bevat een zwaar beschermingsregime voor de onder a en b bedoelde gebieden (in de vorm van verboden voor allerlei handelingen, behoudens vergunning van Gedeputeerde Staten of de Minister van EL&I). De bescherming van de onder c bedoelde gebieden vindt plaats door middel van het bestemmingsplan. De speciale beschermingszones (a) hebben een externe werking, zodat ook ingrepen die buiten deze zones plaatsvinden verstoring kunnen veroorzaken en moeten worden getoetst op het effect van de ingreep op soorten en habitats.
Bij de voorbereiding van het bestemmingsplan moet worden onderzocht of de Natuurbeschermingswet 1998 de uitvoering van het plan niet in de weg staat. Dit is het geval wanneer de uitvoering tot ingrepen noodzaakt waarvan moet worden aangenomen dat daarvoor geen vergunning ingevolge de Natuurbeschermingswet 1998 zal kunnen worden verkregen.
Onderzoek
Gebiedsbescherming
Het plangebied vormt geen onderdeel van een natuur- of groengebied met een beschermde status, zoals Natura 2000. Het plangebied maakt ook geen deel uit van de Provinciale Ecologische Hoofdstructuur (PEHS). Deze natuurgebieden liggen op grote afstand van het plangebied en worden niet beïnvloed door de ingreep. Gebiedsbescherming komt derhalve in deze paragraaf niet meer aan de orde.
Soortenbescherming
Voor het plangebied is een quickscan flora en fauna uitgevoerd (zie Bijlage 3 en Bijlage 4). De resultaten van deze quickscan zijn hieronder verwerkt.
Planten
Het plangebied herbergt geen bijzondere of beschermde soorten.
Ongewervelden
In het plangebied komen geen beschermde ongewervelden voor.
Vogels
In het opgaand groen direct langs de randen van het plangebied kunnen algemeen voorkomende vogelsoorten als pimpelmees, koolmees, staartmees, roodborst, spreeuw en ekster hun leefgebied hebben. De watergang kan leefgebied bieden aan watervogels als meerkoet, wilde eend en waterhoen. In het plangebied komen geen jaarrond beschermde nesten voor.
Grondgebonden zoogdieren
Licht beschermde soorten zoogdieren die in het plangebied kunnen voorkomen zijn: diverse soorten muizen, mol, egel, wezel, bunzing, hermelijn. Van deze soorten hebben muizen en mol mogelijk vaste verblijfplaatsen in het plangebied. Voor soorten als egel, bunzing en hermelijn vormt het plangebied onderdeel van een groter leefgebied. In het plangebied komt geen geschikt habitat strikt beschermde soorten (grondgebonden) zoogdieren voor.
Vleermuizen
De opgaande bomen en oevers in het plangebied bieden diverse soorten vleermuizen een geschikte foerageerbiotoop. Het plangebied vormt foerageergebied zonder essentiële functie omdat in de directe omgeving en wijde omgeving volop geschikt foerageergebied voorkomt. De aanwezige bomen zijn gecontroleerd op het voorkomen van geschikte holten. De bomen zijn ofwel te jong om holten te hebben of de aanwezige spleten en kieren vertonen geen tekenen van gebruik door vleermuizen. In het plangebied staan geen bomen die in gebruik zijn als vaste rust- en verblijfplaatsen.
Amfibieën
In het plangebied zijn in de perceelsloten middelste groene kikkers aangetroffen. In de oevers van de Kromme Giessen zijn grote hoeveelheden kikkerlarven aangetroffen. Uit determinatie bleek dat het om heikikkers gaat. De Kromme Giessen vormt voor deze soort geschikt habitat, ondanks aanwezige vis en de daarmee samenhangende predatie. Aangenomen kan worden dat ook gewone pad, bruine kikker en bastaardkikker zich in de Kromme Giessen voortplanten. Voor bastaardkikker en kleine watersalamander vormen de perceelsloten ook geschikt voortplantingshabitat. Van kleine watersalamander zijn meerdere adulte exemplaren in de goed begroeide sloot aan de voorzijde van de percelen waargenomen. Voor heikikker vormen de hopen organisch materiaal en materiaal als hout, platen en planken op de oever geschikt landhabitat. Hierin zijn ook holten aangetroffen, sporen van amfibieën die hierin verblijven. In deze hopen kunnen ook de andere amfibieënsoorten geschikt landhabitat vinden. Voor poelkikker komt geen geschikt habitat voor. Andere (strikt) beschermde amfibieën komen in het plangebied niet voor op grond van het ontbreken van geschikt habitat.
Vissen
In de Kromme Giessen is de kleine modderkruiper aangetroffen, ook de bittervoorn zou hier voor kunnen komen. In de overige watergangen zijn geen beschermde soorten aangetroffen.
Reptielen
In het plangebied zijn geen beschermde soorten waargenomen.
In tabel B.1 staat aangegeven welke beschermde soorten er binnen het plangebied (naar verwachting) voorkomen en onder welk beschermingsregime deze vallen.
Tabel B.1 Beschermde soorten binnen het plangebied en het beschermingsregime
vrijstellingsregeling Ffw | tabel 1 | mol, egel, veldmuis, bosmuis, bosspitsmuis, huisspitsmuis, konijn, wezel en hermelijn bruine kikker, gewone pad en de middelste groene kikker |
|
ontheffingsregeling Ffw | tabel 2 | kleine modderkruiper | |
tabel 3 | bijlage 1 AMvB | bittervoorn | |
bijlage IV HR | vleermuizen (marginaal foerageergebied) heikikker |
||
vogels | cat. 1 t/m 4 | geen |
Toetsing en conclusie
Soortenbescherming
Het bestemmingsplan is het besluit dat ingrepen mogelijk maakt en een aantasting van beschermde dier- of plantensoorten kan betekenen. Uiterlijk bij het nemen van een besluit dat ruimtelijke veranderingen mogelijk maakt, zal daarom zekerheid moeten zijn verkregen dat overtredingen van de Ffw niet optreden.
Het bestemmingsplan voorziet in de bouw van een woonzorgcomplex. De benodigde werkzaamheden ten behoeve van deze ontwikkeling kunnen leiden tot aantasting van te beschermen natuurwaarden.