direct naar inhoud van 4.2 Water
Plan: Bedrijventerrein Arkel
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0689.BP1100-vas2

4.2 Water

Waterbeheer en watertoets

Het is wettelijk verplicht een watertoets uit te voeren. Dit is een procedure waarbij de initiatiefnemer in een vroeg stadium overleg voert met de waterbeheerder over het ruimtelijke planvoornemen. De watertoets heeft als doel te voorkomen dat nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen plaatsvinden die in strijd zijn met duurzaam waterbeheer. Het waterkwantiteits- en waterkwaliteitsbeheer binnen het plangebied wordt gevoerd door Waterschap Rivierenland. Tevens beheert zij de waterkeringen en in het Zuid-Hollandse deel van haar beheergebied de wegen, niet zijnde rijks- of provinciale wegen buiten de bebouwde kom. De rioleringstaak binnen het plangebied valt onder de verantwoordelijkheid van de gemeente Giessenlanden. In het kader van de watertoets en het wettelijk vooroverleg is deze waterparagraaf overlegd met het Waterschap waarna de opmerkingen zijn verwerkt in dit bestemmingsplan.

Beleid

Nationaal beleid

Nationaal Waterplan 2009-2015

Voor een duurzaam en klimaatbestendig watersysteem is het van belang bij ruimtelijke ontwikkelingen rekening te houden met waterhuishoudkundige eisen op korte en lange termijn. Om een duurzaam en klimaatbestendig watersysteem te bereiken, moet water bepalender dan voorheen zijn bij de besluitvorming over grote opgaven op het terrein van verstedelijking, bedrijvigheid en industrie, landbouw, natuur, landschap en recreatie. De mate waarin water bepalend is bij ruimtelijke ontwikkelingen hangt af van de aard, omvang en urgentie van de wateropgave in relatie tot andere opgaven, aanwezige functies en bodemgesteldheid, en andere kenmerken in dat gebied. Speerpunten zijn de duurzame zoetwatervoorziening, schoner water met een natuurlijke inrichting en de waterveiligheid. Belangrijk hierbij is het anticiperen op klimaatveranderingen in plaats van reageren en het voorkomen van afwenteling van knelpunten door toepassing van de drietrapsstrategie eerst vasthouden, dan bergen en dan pas aan- en/of afvoeren van water. Bij het creëren van meer ruimte voor water is combineren met andere functies gewenst en moet zoveel mogelijk worden aangesloten bij ruimtelijke ontwikkelingen.

Kabinetsstandpunt Anders omgaan met water, waterbeleid in de 21e eeuw (2000)

Dit kabinetsstandpunt, grotendeels gebaseerd op het Advies van de Commissie Waterbeheer 21e eeuw (WB21), beschrijft de nieuwe aanpak van het waterbeheer, met name in thema's als veiligheid en wateroverlast. Belangrijk is het anticiperen op klimaatveranderingen in plaats van reageren en het voorkomen van afwenteling van knelpunten door toepassing van de drietrapsstrategie eerst vasthouden, dan bergen en dan pas aan- en/of afvoeren van water. Bij het creëren van meer ruimte voor water is combineren met andere functies gewenst en moet zoveel mogelijk worden aangesloten bij ruimtelijke ontwikkelingen.

Nationaal Bestuursakkoord Water

Het Nationaal Bestuursakkoord Water 2003 (NBW) is een overeenkomst tussen het Rijk, de provincies, het InterProvinciaal Overleg (IPO), de Vereniging van Nederlandse Gemeenten en de Unie van Waterschappen. Het beleid van WB21 en Kaderrichtlijn Water (KRW) zijn belangrijke peilers van het akkoord. Het akkoord benadrukt de gezamenlijke verantwoordelijkheid voor het op orde krijgen en houden van het totale watersysteem. Het NBW heeft tot doel om in 2015 het watersysteem op orde te hebben en daarna op orde te houden anticiperend op veranderende omstandigheden zoals onder andere de verwachte klimaatverandering, zeespiegelstijging, bodemdaling en toename van verhard oppervlak. De aanpak en uitvoering van maatregelen vindt gefaseerd plaats. Uitwerking van veiligheid en het voorkomen van wateroverlast vindt waar nodig en mogelijk, ook gelet op financiële middelen, plaats in een integrale werkwijze waarbij de aanpak van watertekorten, tegengaan van verdroging en verdere verbetering van de waterkwaliteit worden betrokken. Eén en ander is een logisch vervolg en nadere uitwerking van het vigerende beleid uit de Vierde Nota Waterhuishouding (1998).

De KRW richt zich op een goede waterkwaliteit in 2015 met als uitgangspunten:

  • 1. de waterkwaliteit mag niet verslechteren (stand-stillbeginsel);
  • 2. de veroorzaker moet in principe maatregelen treffen om de waterkwaliteit te verbeteren.

Provinciaal beleid

Het Provinciaal Waterplan Zuid-Holland 2010-2015 bevat de hoofdlijnen van het provinciaal waterbeleid voor die periode. Het vervangt het provinciaal waterbeleid zoals dat is vastgelegd in het Beleidsplan Groen, Water en Milieu (2006) en vervangt het

Grondwaterplan 2007-2013 en beschrijft dan ook het strategische grondwaterbeleid voor Zuid-Holland. Verder voldoet het plan aan de eisen van de nieuwe Waterwet. De provincie vertaalt in dit plan het beleid uit het nationaal waterplan en het huidige Europese beleid naar provinciale kaders en doelstellingen voor de periode 2010-2015. Conform de herziene sturingsvisie water gaat het met name om de 'wat' vraag. De waterschappen beantwoorden in hun waterbeheerplannen vervolgens vooral de 'hoe' vraag.

Waterschapsbeleid

Het Waterbeheerplan 2010-2015 (2009) heeft een integraal en strategisch karakter. De koers voor de komende zes jaren wordt hierin vastgelegd. In de planperiode staan de volgende aspecten centraal:

  • het bieden van veiligheid tegen overstromingen;
  • het realiseren van de kwantitatieve wateropgave (NBW1);
  • het realiseren van de waterkwaliteits- en ecologische doelstellingen (KRW2);
  • het samen met de gemeenten realiseren van de kwantitatieve wateropgave in het stedelijk gebied en het verbeteren van de waterkwaliteit in stedelijke wateren;
  • het invulling geven aan de samenwerking in de afvalwaterketen.

Het Waterbeheerplan 2010-2015 borduurt voort op de verschillende beleidsplannen die in de afgelopen jaren zijn vastgesteld. Er is dus geen sprake van een breuk in het waterbeleid maar wel van een verdere intensivering. Het is het eerste volledig integrale waterbeheerplan van het waterschap. Alle beleidsaspecten van waterkeringen, watersysteem en afvalwaterketen zijn in dit plan verwoord. Ook zijn voor het eerst de nationale, de provinciale en waterschapsplannen tegelijkertijd opgesteld. Omdat deze verschillende plannen elkaar beïnvloeden is er veel geïnvesteerd in een goede afstemming tussen de verschillende overheden.

Gemeentelijk beleid

Het Waterplan Giessenlanden uit (2004) geeft de visie van de gemeente en het Waterschap op het stedelijk water en het realiseren van een gezond en veilig functionerend watersysteem. Het waterplan heeft betrekking op het oppervlaktewater in de bebouwde gebieden van de zeven kernen: Arkel, Hoogblokland, Hoornaar, Schelluinen, Giessen-Oudekerk, Giessenburg en Noordeloos. De visie is vervolgens uitgewerkt in concrete maatregelen met een bijbehorend uitvoeringsprogramma. Deze maatregelen staan voornamelijk in het kader van het op orde brengen van het watersysteem (waterberging) en het verbeteren van de waterkwaliteit. Hierbij kan gedacht worden aan de aanleg van meer open water in de kern van Arkel en maatregelen om betere doorstroming te bewerkstellen.

Het Gemeentelijk Rioolplan 2009-2013 dat op 28 mei 2009 is vastgesteld door de gemeenteraad geeft inzicht in het functioneren van het rioolsysteem. Hierin zijn de nieuwe ontwikkelingen en een meerjarenonderhoudsprogramma opgenomen, dat de basis is van de vastgestelde gemeentelijke rioolheffing over deze periode.

Huidige situatie

Het plangebied ligt in vier peilgebieden, te weten: "Schotdeuren Hoog" (vast zomer- en winterpeil van 0,65 m NAP). "Schotdeuren Arkel" (zomerpeil -0,85 m NAP en winterpeil -0,90 m NAP). "Blokland" (zomerpeil -1,13 m NAP en winterpeil -1,23 m NAP) en "Binnenkade"(zomerpeil -1,05 m NAP en winetrpeil -1,15 m NAP). De peilgebieden Blokland en Binnenkade hebben beide voornamelijk een landelijke functie.

In het oosten, nabij het inlaatpunt uit het Merwedekanaal, ligt een gebiedje met een afwijkend peil. Middels stuwen wordt hier het waterpeil hoger gehouden. Het peilgebied is gescheiden van het Merwedekanaal (boezemwater) door een boezemwaterkering, die direct aan het kanaal is gelegen.

Een aantal zogenaamde A-watergangen in het plangebied (langs het spoor en langs de Vlietskade) voeren overtollig water af in zuidelijke richting naar een lager gelegen agrarisch peilgebied Binnenkade of in noordelijke richting naar het peilgebied Blokland. Met stuwen wordt gestuurd welk peilgebied het meeste water ontvangt. Waterinlaat vindt plaats vanuit het Merwedekanaal om de watergangen te kunnen aanvullen en doorspoelen.

Langs het Merwedekanaal ligt een regionale waterkering. In 2010 is er een legger vastgesteld voor deze regionale waterkering waarin voor elk traject een dwarsprofiel is opgesteld. In het dwarsprofiel is de kernzone en het profiel van vrije ruimte (pvvr) benoemd. Bebouwing dient buiten de kernzone te blijven en mag het profiel van vrije ruimte niet doorsnijden.

Het plangebied is in de huidige situatie vrijwel grotendeels verhard. In het plangebied ligt drukriolering en (verbeterd) gescheiden riolering. Gekeken dient te worden of herstraten of rioolvervanging mogelijkheden biedt voor de wateropgave.

Volgens het Waterstructuurplan Alblasserwaard en Vijfheerenlanden heeft de kern Arkel een wateropgave van 1,1 ha en het bedrijventerrein Arkel 2,6 ha. In de huidige situatie is er echter alleen bij flinke regenbuien sprake van wateroverlast in het plangebied. De landelijke peilgebieden hebben, getoetst aan de normen van het Waterstructuurplan (welke strenger zijn dan de landelijke (werk)normen), eveneens een tekort aan open water. Het betreft waterberging voor de langere termijn (2050).

De oppervlaktewaterkwaliteit in de hoofdwatergangen is matig, in het oosten van het plangebied is de waterkwaliteit lokaal zelfs slecht. Een klein gedeelte van de watergang aan de noordzijde langs het spoor heeft in het Waterplan een hogere waterkwaliteitsdoelstelling toegekend gekregen, namelijk voor "natuur & ecologie" (bron: Waterplan Giessenlanden, 2004).

Duurzaam stedelijk waterbeheer in relatie tot ruimtelijke ontwikkelingen

De waterbeheerders en de gemeente Giessenlanden hebben zich uitgesproken voor een duurzaam stedelijk waterbeheer. Gelet op de verwachte klimaatverandering (nattere winters, drogere zomers, hevigere buien) streven beiden naar een veerkrachtiger stedelijk watersysteem. Voor nieuwe ontwikkelingen is dit een voorwaarde en in geval dat de verharding toeneemt dient de initiatiefnemer compenserende waterberging te realiseren. Het waterschap hanteert hierbij de vuistregel dat voor elke hectare nieuwe verharding 436 m³ waterberging gerealiseerd moet worden. Deze waterberging dient te worden aangelegd in open water en daarbij mag de maximale peilstijging niet meer dan 20 cm bedragen. Als de toename aan verhard oppervlak voor het stedelijk gebied kleiner is als 500 m² (voor het landelijk gebied geldt kleiner als 1.500 m²) en de ontwikkeling op zichzelf staat (dus geen cumulatief effect), is geen watercompensatie nodig.

Waterbelangen in het bestemmingsplan

Dit bestemmingsplan is consoliderend van aard en biedt daarmee geen concrete mogelijkheden om het watersysteem te verbeteren. Wel is er in het kader van de watertoets overleg gevoerd met het waterschap en zijn het water en de waterkeringen in overleg met het waterschap bestemd. Mochten zich kansen voordoen om waterberging mogelijk te maken moeten deze benut worden. Bij nieuwbouw door herstructurering dient gezocht te worden naar meer waterbergingsmogelijkheden. Diezelfde lijn kan ook toegepast worden bij nieuwbouw op braakliggende terreinen

Op de verbeelding is de boezemwaterkering opgenomen met de (dubbel)bestemming 'Waterstaat - Waterkering'. Binnen deze zone is de Keur van het Waterschap Rivierenland van kracht, waarin bouw- en graafwerkzaamheden zijn verboden mits een watervergunning is aangevraagd. De in het plangebied aanwezige A-watergangen hebben de bestemming 'Water' gekregen.

Tevens is in de regels een afstandsartikel tot gebouwen opgenomen met een aan te houden afstand vanaf water van 5 m bij A-watergangen en 1 m bij overige watergangen.

Conclusie

Het voorliggende bestemmingsplan heeft geen negatieve effecten op het huidige waterhuishoudkundig systeem.