Plan: | Bedrijventerrein Arkel |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0689.BP1100-vas2 |
Plangebied en omgeving
Het plangebied betreft een bedrijventerrein ten noordwesten van de bebouwde kom van Arkel. In het gebied zijn enkele "groene" gebieden aanwezig, zoals (agrarische) graslanden, de spoordijk, de Vlietskade, struweel en bosschages.
Gebiedsbescherming
Het plangebied vormt geen onderdeel van een natuur- of groengebied met een beschermde status, zoals een staats- of beschermd natuurmonument of een speciale beschermingszone ingevolge de Vogel- of Habitatrichtlijn. Ook in de directe omgeving zijn geen speciale beschermingszones aanwezig.
Buiten het plangebied bevindt zich een bestaande ecologische verbindingszone. Deze loopt langs het Merwedekanaal. Aangezien deze zich buiten het plangebied bevindt, zijn er geen negatieve effecten op deze zone te verwachten.
Beschermde soorten
Hieronder wordt beschreven welke beschermde soorten naar verwachting in het plangebied aanwezig zijn. Deze analyse is gebaseerd op veldindrukken en ecologische inventarisatiegegevens. Gedetailleerde ecologische gegevens van dit gebied zijn volgens het Natuurloket vrijwel afwezig.
Flora
Het plangebied herbergt zeer algemene soorten planten van voedselrijk gebied met grasland, oevers, sloten en bosschages. Verder zijn er soortenrijke vegetaties in de spoorbermen aanwezig, waar sprake is van afwijkende voedselarme, zandige groeiplaatsen. Bijzondere plantensoorten zijn hier agrimonie (Rode Lijst), hemelsleutel, wilde reseda, gewoon blaasjeskruid, aardaker en dotterbloem. De beide laatste soorten zijn wettelijk beschermd.
In sloten en oevers in het gehele plangebied groeit mogelijk de beschermde zwanebloem. Deze soort is regionaal vrij algemeen.
Vogels
Het openbare en privé-groen vormen het leefgebied voor verschillende soorten struweelvogels zoals merel, zanglijster, houtduif, roodborst, winterkoning en koolmees. Enkele gebouwen (agrarische bebouwing en oudere woonhuizen) bieden broedgelegenheid aan soorten als huismus, gierzwaluw, spreeuw, witte kwikstaart en kauw. De oevervegetatie is intensief onderhouden en derhalve veelal niet geschikt als broedgebied. De oevers van de sloten aan de rand van het plangebied zijn meer geschikt voor soorten als meerkoet, wilde eend en waterhoen.
Alle in Nederland inheems voorkomende vogelsoorten genieten bescherming ingevolge de Flora- en faunawet.
Zoogdieren
Binnen het plangebied hebben egel, mol, wezel, bunzing, rosse woelmuis en haas naar verwachting een vaste rust-, verblijfs- of voortplantingsplaats. Deze soorten maken met name gebruik van de graslanden, ruige oevers en bermen, de bosschages en erfbeplantingen langs de boerderijen. Het bedrijventerrein zelf is grotendeels verhard, waardoor er geen biotopen aanwezig zijn voor beschermde soorten zoogdieren. Verder komen passerende en foeragerende gewone dwergvleermuis, laatvlieger en watervleermuis voor. Deze dieren vliegen langs de boomkronen en boven het water. De in het plangebied aanwezige bomen zijn ongeschikt als vaste verblijfplaats voor vleermuizen. Onbekend is of in de aanwezige gebouwen vaste verblijfplaatsen van vleermuizen aanwezig zijn. Gezien de zwaar beschermde status van deze dieren (op grond van hun vermelding in bijlage IV van de Europese Habitatrichtlijn) geldt bij ruimtelijke ingrepen een relatief zware ontheffingsprocedure indien vaste verblijfplaatsen worden geschaad. Derhalve is ter plaatse van beoogde ontwikkelingslocaties meer informatie benodigd inzake vleermuisverblijfplaatsen.
Amfibieën en vissen
In de watergangen leven ook verschillende vissoorten waaronder waarschijnlijk de wettelijk beschermde kleine modderkruiper. Mogelijk hebben amfibieën als kleine watersalamander, gewone pad, middelste groene kikker, bruine kikker, rugstreeppad en heikikker een verblijfplaats binnen het plangebied, mits de watergangen geen steile oevers hebben of beschoeid zijn. Bruine kikker, kleine watersalamander en gewone pad gebruiken groenvoorzieningen, kruipruimtes en tuinen om in te overwinteren.
In de zin van de Flora- en faunawet gaat het hier dus om vaste rust- en verblijfplaatsen van beschermde soorten en zijn deze dus ook beschermd. De rugstreeppad en heikikker vallen in dezelfde beschermingscategorie als de eerder genoemde vleermuizen zodat een nadere inventarisatie ter plaatse van ontwikkelingslocaties aanbeveling verdient.
Overige soorten
Er zijn, gezien de voorkomende biotopen, geen beschermde reptielen en/of bijzondere insecten of overige soorten te verwachten in het plangebied. Deze soorten stellen hoge eisen aan hun leefgebied; het plangebied voldoet hier niet aan.
Tabel 4.3: Naar verwachting voorkomende beschermde soorten binnen het plangebied en het beschermingsregime
vrijstellingsregeling Ffw | tabel 1 | aardaker, zwanenbloem en dotterbloem egel, mol, wezel, bunzing, rosse woelmuis en haas bruine kikker, gewone pad, kleine watersalamander en de middelste groene kikker |
|
ontheffingsregeling Ffw | tabel 2 | kleine modderkruiper | |
tabel 3 | bijlage 1 AMvB | geen | |
bijlage IV HR | alle vleermuizen heikikker, rugstreepppad |
||
vogels | cat. 1 t/m 4 | gierzwaluw en huismus |
Flora- en faunawet
Voor de soortenbescherming is de Flora- en faunawet (hierna Ffw) van toepassing. Deze wet is gericht op de bescherming van dier- en plantensoorten in hun natuurlijke leefgebied. De Ffw bevat onder meer verbodsbepalingen met betrekking tot het aantasten, verontrusten of verstoren van beschermde dier- en plantensoorten, hun nesten, holen en andere voortplantings- of vaste rust- en verblijfsplaatsen. De wet maakt hierbij een onderscheid tussen 'licht' en 'zwaar' beschermde soorten. Indien sprake is van bestendig beheer, onderhoud of gebruik, gelden voor sommige, met name genoemde soorten, de verbodsbepalingen van de Ffw niet. Er is dan sprake van vrijstelling op grond van de wet. Voor zover deze vrijstelling niet van toepassing is, bestaat de mogelijkheid om van de verbodsbepalingen ontheffing te verkrijgen van het Ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie. Voor de zwaar beschermde soorten wordt deze ontheffing slechts verleend, indien:
Bij ruimtelijke ontwikkelingen dient in het geval van zwaar beschermde soorten of broedende vogels overtreding van de Ffw voorkomen te worden door het treffen van maatregelen, aangezien voor dergelijke situaties geen ontheffing kan worden verleend.
Met betrekking tot vogels hanteert het Ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie de volgende interpretatie van artikel 11:
De verbodsbepalingen van artikel 11 beperken zich bij vogels tot alleen de plaatsen waar gebroed wordt, inclusief de functionele omgeving om het broeden succesvol te doen zijn, én slechts gedurende de periode dat er gebroed wordt. Er zijn hierop echter verschillende uitzonderingen, te weten:
Nesten die het hele jaar door zijn beschermd
Op de volgende categorieën gelden de verbodsbepalingen van artikel 11 van de Ffw het gehele seizoen.
Nesten die niet het hele jaar door zijn beschermd
In de 'aangepaste lijst jaarrond beschermde vogelnesten' worden de volgende soorten aangegeven als categorie 5. Deze zijn buiten het broedseizoen niet beschermd.
De Ffw is voor dit bestemmingsplan van belang, omdat bij de voorbereiding van het plan moet worden onderzocht of deze wet de uitvoering van het plan niet in de weg staat.
Conclusie
Het bestemmingsplan is het besluit dat ingrepen mogelijk maakt en een aantasting van beschermde dier- of plantensoorten kan betekenen. Uiterlijk bij het nemen van een besluit dat ruimtelijke veranderingen mogelijk maakt, zal daarom zekerheid moeten zijn verkregen of verlening van ontheffing op grond van de Flora- en faunawet nodig zal zijn en of het reëel is te verwachten dat deze zal worden verleend. Het bestemmingsplan is consoliderend van aard. De Flora- en faunawet staat de uitvoering van het bestemmingsplan dan ook niet in de weg.
Bij eventuele toekomstige ontwikkelingen, moet rekening worden gehouden met het volgende: