direct naar inhoud van Artikel 12 Wonen
Plan: Zuid
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0687.BPZUI-OH99

Artikel 12 Wonen

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' (W) aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'dansschool' (da): tevens voor een dansschool;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'garage' (ga): uitsluitend garageboxen en bergplaatsen;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'praktijkruimte' (prr): tevens voor een praktijkruimte;
  • e. bijbehorende erven, tuinen en ontsluitingspaden;
  • f. watergangen en andere voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding, zoals waterinfiltratie en -transportvoorzieningen en ondergrondse bergbezinkbassins.
12.2 Bouwregels
12.2.1 Toelaatbaarheid van bouwwerken

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  • a. op deze gronden worden gebouwd:
    • 1. binnen het bouwvlak:
      • hoofdgebouwen;
      • ter plaatse van de aanduiding 'garage': garageboxen en bergplaatsen;
      • aan- en uitbouwen;
      • bijgebouwen;
      • bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
    • 2. buiten het bouwvlak:
      • bijgebouwen;
      • bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • b. als woningtype is toegestaan:
    • 1. ter plaatse van de aanduiding 'aaneengebouwd' [aeg]': tenminste drie aaneengebouwde woningen;
    • 2. ter plaatse van de aanduiding 'gestapeld' [gs]: gestapelde woningen;
    • 3. ter plaatse van de aanduiding 'twee-aaneen' [tae]': ten hoogste twee aaneengebouwde woningen;
    • 4. ter plaatse van de aanduiding 'vrijstaand' [vrij]: uitsluitend vrijstaande woningen;
  • c. van het hoofdgebouw dient de afstand tot de zijdelings perceelsgrens tenminste te bedragen:
  • 1. ter plaatse van de aanduiding 'vrijstaand' [vrij] : 2,5 m;
  • 2. ter plaatse van de aanduiding 'twee-aaneen' [tae] tot één van de zijdelingse perceelsgrenzen: 2,5 m;
  • 3. ter plaatse van de aanduiding 'aaneengebouwd' [aeg]: tenzij de hoofdgebouwen in de zijdelingse perceelsgrens worden gebouwd 1 m;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'vrijstaand' [vrij] dient buiten het bouwvlak op hetzelfde bouwperceel, de afstand bij bijgebouwen tot de zijdelingse perceelsgrens tenminste 2,5 m te bedragen, met dien verstande dat binnen de genoemde afstand tuinhuisjes en daarmee vergelijkbare bergingen zijn toegestaan, waarvan de oppervlakte niet meer mag bedragen dan 6 m2 en de bouwhoogte niet meer dan 2,7 m; deze oppervlakte wordt meegerekend bij de oppervlakte als bedoeld onder lid 12.2.2 sub a onder c;
  • e. van een bijgebouw dient de voorgevel tenminste 3 m naar achteren te liggen ten opzichte van de voorgevel van het hoofdgebouw;
  • f. voor zover gelegen voor de voorgevelrooilijn, wordt de oppervlakte van bestaande gebouwen niet uitgebreid;
  • g. van een garage dient de afstand tussen de voorgevel van de garage en de perceelsgrens tenminste 5 m te bedragen;
  • h. buiten het bouwvlak zijn niet meer dan 2 vrijstaande bijgebouwen toegestaan;
  • i. van niet aaneen gebouwde gebouwen dient de onderlinge afstand ten minste 1 m te bedragen;
  • j. ter plaatse van de aanduiding 'kap' [kap] mag de kapvorm niet worden veranderd.

12.2.2 Maatvoering
  • a. De goothoogte, bouwhoogte, de oppervlakte en/of de inhoud van een gebouw of bouwwerk, geen gebouw zijnde, bedragen ten hoogste de volgende aangegeven maten:

  bouwwerk   goothoogte   bouwhoogte   oppervlakte / inhoud  
a.   hoofdgebouwen   zie maatvoeringsaanduiding   zie maatvoeringsaanduiding   zie maatvoeringsaanduiding  
b.   aan- en uitbouwen, overkappingen en bijgebouwen   3 m   4,5 m   -  
c.   aan- en uitbouwen, overkappingen en bijgebouwen
buiten het bouwvlak  
3 m   3 m   maximaal 40% en 40 m²  
d   garages   zie maatvoeringsaanduiding   zie maatvoeringsaanduiding   -  
e.   erfafscheidingen grenzend aan openbaar gebied   -   1 m   -  
f.   overige erfafscheidingen   -   2 m   -  
h.   bouwwerken, geen gebouwen zijnde   -   3 m   10 m²  

  • b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - bouwhoogte niet verhogen' [bn] mag de bouwhoogte van gebouwen zoals ten tijde van de dag van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan, niet worden verhoogd.

12.3 Nadere eisen
12.3.1 Bijgebouwen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen omtrent de situering en de goothoogte van een bijgebouw, indien de afstand tot de perceelsgrens over een lengte van meer dan 2,5 m minder dan 1 m bedraagt, teneinde te waarborgen dat de op te richten bebouwing geen onnodig nadelige veranderingen teweeg brengt in de bezonningssituatie op de aangrenzende erven of tuinen en / of in de licht- en luchttoetreding van de aangrenzende bebouwing, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. het stellen van nadere eisen mag er niet toe leiden dat daardoor de gebruikswaarde van de gronden onevenredig wordt geschaad;
  • b. het stellen van nadere eisen mag er niet toe leiden dat de goothoogte van (delen van) gebouwen minder dan 2,5 m zou moeten bedragen;
  • c. het stellen van nadere eisen mag er niet toe leiden dat de maximale bouwmogelijkheden zoals opgenomen in lid 12.2.2 worden verminderd.

12.3.2 Kapvormen en dakkapellen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen omtrent de kapvorm en situering en vorm van dakkapellen teneinde een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld te behouden, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. het stellen van nadere eisen mag er niet toe leiden dat daardoor de gebruikswaarde van de gronden onevenredig wordt geschaad;
  • b. bij (grotendeels) plat afgedekte woningen mag de nadere eis worden gesteld dat de bestaande kapvorm / afdekking wordt behouden;
  • c. nadere eisen mogen worden gesteld om te voorkomen dat het samenhangend straat- en bebouwingsbeeld niet wordt aangetast;
  • d. nadere eisen mogen worden gesteld om het behoud van de hoofdvormen van kapvormen, zoals een lessenaarsdak, zadeldak of asymmetrisch dak te waarborgen.

12.4 Afwijken van de bouwregels
12.4.1 Woningtype en nieuwe woningen

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 12.2.1 sub b teneinde nieuwe woningen of een ander woningtype te kunnen toestaan, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. wat betreft een ander woningtype:
    • 1. ter plaatse van gronden met een aanduiding 'vrijstaand' zijn tevens twee aaneengebouwde woningen toegestaan;
    • 2. ter plaatse van de gronden met een aanduiding 'twee-aaneen' zijn alleen aaneengebouwde woningen toegestaan met een maximum van drie aaneen;
    • 3. indien en voor zover deze afwijkingen het samenhangend straat- en bebouwingsbeeld niet overmatig dan wel negatief beïnvloeden;
  • b. het afwijken heeft niet tot gevolg dat het samenhangend straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheid onevenredig worden aangetast;
  • c. de bevoegdheid tot afwijken mag niet worden toegepast indien toepassing ertoe leidt dat de afstand tussen de nieuwe woningen en de voorgevel van de bestaande woningen minder dan 12 m bedraagt;
  • d. de bevoegdheid tot afwijken mag niet worden toegepast indien daardoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • e. de bevoegdheid tot afwijken mag niet worden toegepast als ter plaatse de geluidsbelasting op de gevel van de woning groter is dan 48 dB.

12.4.2 Oppervlakte erfbebouwing

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 12.2.2 sub a onder c, teneinde een grotere oppervlakte te kunnen toestaan, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. bevoegdheid tot afwijken tot 50% mag worden toegepast om bijgebouwen en overkappingen te kunnen uitbreiden tot ten hoogste 40 m², met dien verstande dat buiten het bouwvlak een aaneengesloten onbebouwde en niet-overkapte oppervlakte wordt gehandhaafd van ten minste 25 m²;
  • b. bevoegdheid tot afwijken mag worden toegepast om bijgebouwen en overkappingen te kunnen uitbreiden tot ten hoogste 80 m², met dien verstande dat:
    • 1. het bebouwingspercentage van 40% niet wordt overschreden;
    • 2. de oppervlakte van het perceel ten minste 1.000 m² bedraagt;
  • c. bevoegdheid tot afwijken wordt niet toegepast indien daardoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.

12.4.3 Uitbreidingen gebouwen en overkappingen voor de voorgevelrooilijn of aan de zijkant van de woning

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 12.2.1 sub e, f en g teneinde voor de voorgevelrooilijn of aan de zijkant van de woning, bijgebouwen en overkappingen toe te staan, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de bevoegdheid tot afwijken mag er niet toe leiden dat het in 12.2.2 sub a onder c genoemde maximale oppervlak wordt overschreden;
  • b. de bevoegdheid tot afwijken mag er niet toe leiden dat het samenhangend straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheid onevenredig worden aangetast;
  • c. aangetoond dient te zijn dat de voorwaarde voor een andere situering op het perceel een te vergaande beperking is;
  • d. de bevoegdheid tot afwijken wordt niet toegepast indien daardoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.

12.4.4 Dakopbouwen

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van de in lid 12.2.2 sub a onder a bedoelde goothoogte en / of bouwhoogte, teneinde dakopbouwen te kunnen toestaan, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de hoofdvorm van de dakopbouwen komt overeen met de hoofdvorm van dakopbouwen in de woonbuurt;
  • b. in geval in de woonbuurt nog geen dakopbouwen zijn geplaatst, is een omgevingsvergunning voor afwijken van het bestemmingsplan alleen toegestaan indien het woningtype, de inrichting en / of de omvang hier aanleiding toe geven;
  • c. situering van een dakopbouw leidt niet tot een extra bouwlaag;
  • d. in afwijking van het bepaalde onder c is de situering van dakopbouwen, vergelijkbaar met een vierde bouwlaag, ter plaatse van de gronden met de 'specifieke bouwaanduiding - bouwlaag' [sba-bl] toegestaan, op voorwaarde dat dezelfde kapvorm wordt toegepast;
  • e. bevoegdheid tot afwijken wordt niet toegepast indien daardoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.

 

12.4.5 Bouwhoogte bijgebouwen

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 12.2.2 sub a onder b inzake de bouwhoogte teneinde hogere bijgebouwen te kunnen toestaan, met inachtneming van de volgende regels;

  • a. de bouwhoogte bedraagt niet meer dan 6 m;
  • b. de bevoegdheid tot afwijken brengt geen relevante veranderingen teweeg in de bezonningssituatie op de aangrenzende erven of tuinen en / of in de licht- en luchttoetreding van de aangrenzende bebouwing;
  • c. bevoegdheid tot afwijken wordt niet toegepast indien daardoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.

12.5 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. op de gronden met de bestemming 'Wonen' is – in samenhang daarmee – ook het gebruik toegestaan van gedeelten van hoofdgebouwen, inclusief aan- en uitbouwen, voor vrije beroepen, voor zover:
    • 1. de woonfunctie in overwegende mate behouden blijft;
    • 2. het gebruik de woonfunctie ondersteunt, dat wil zeggen dat degene die de activiteiten in de woning uitvoert, tevens de gebruiker van de woning is;
    • 3. het geen zodanig verkeersaantrekkende activiteiten betreffen dat deze kunnen leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimte;
    • 4. er geen detailhandel plaatsvindt, uitgezonderd een beperkte verkoop die verband houdt met het beroep of bedrijf aan huis;
    • 5. ten hoogste 30% van het vloeroppervlak, met een maximum van 50 m², van de woning inclusief aan- en uitbouwen ten behoeve van een vrij beroep in gebruik zal zijn;
    • 6. het bedrijvigheid betreft die niet onder de werking van de Wet milieubeheer valt;
    • 7. het beroep niet wordt beoefend in een vrijstaand bijgebouw;
  • b. op de gronden met de bestemming 'Wonen' zijn een bedrijf aan huis en logies niet toegestaan.

12.6 Afwijken van de specifieke gebruiksregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 12.5 onder b teneinde ter plaatse van de gronden met de bestemming 'Wonen'- in samenhang daarmee - ook het gebruik toe te staan van gedeelten van hoofdgebouwen, inclusief aan- en uitbouwen, voor een bedrijf aan huis en bed en breakfast, voor zover:

  • 1. de woonfunctie in overwegende mate behouden blijft;
  • 2. het gebruik de woonfunctie ondersteunt, dat wil zeggen dat degene die de activiteiten in de woning uitvoert, tevens de gebruiker van de woning is;
  • 3. het geen zodanig verkeersaantrekkende activiteiten betreffen dat deze kunnen leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimte;
  • 4. er geen detailhandel plaatsvindt, uitgezonderd een beperkte verkoop die verband houdt met het bedrijf aan huis;
  • 5. ten hoogste 30% van het vloeroppervlak, met een maximum van 50 m², van de woning inclusief aan en uitbouwen ten behoeve van het bedrijf aan huis of een bed en breakfast in gebruik zal zijn;
  • 6. het bedrijvigheid betreft die niet onder de werking van de Wet milieubeheer valt;
  • 7. het beroep niet wordt beoefend in een vrijstaand bijgebouw.
12.7 Wijzigingsbevoegdheid
12.7.1 Gestapelde woningen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de aanduidingen 'vrijstaand', 'twee-aaneen' of 'aaneengebouwd' te wijzigen in de aanduiding 'gestapeld' teneinde gestapelde woningbouw te kunnen toestaan, met inachtneming van de volgende regels; 

  • a. gestapelde woningbouw voorziet in een aantoonbare behoefte, bijvoorbeeld indien bestaande woningen waarnaar weinig vraag is of in de toekomst zal zijn, worden vervangen door gestapelde woningen waarnaar een grotere vraag bestaat of in de toekomst zal bestaan;
  • b. in beginsel leidt toepassing van de wijzigingsbevoegdheid niet tot te grote contrasten tussen de bestaande woonbebouwing en de gestapelde woningbouw, tenzij dit resulteert in het doorbreken van een te eenzijdige samenstelling van de bestaande woningvoorraad in de woonbuurt;
  • c. de wijziging wordt niet toegepast indien daardoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.