direct naar inhoud van 3.2 Milieuaspecten
Plan: Griffioen
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0687.BPGRI-OH99

3.2 Milieuaspecten

3.2.1 Milieuaspecten gevestigde bedrijven en voorzieningen

In deze paragraaf wordt voor zover relevant ingegaan op de milieuaspecten van de in het plangebied aanwezige bedrijven en voorzieningen. Onderscheid wordt gemaakt in:

  • bedrijven;
  • horeca;
  • overige.

Bedrijven

Aanbod en situering

In paragraaf 2.1 is reeds aangegeven dat zich in het plangebied een beperkt aantal niet-agrarische bedrijven te midden of op korte afstand van woonbebouwing bevindt.

Staat van Bedrijfsactiviteiten

Voor de milieuzonering en bestemmingregeling van bedrijfslocaties hanteert de gemeente een Staat van Bedrijfsactiviteiten. Gelet op het karakter van de wijk Griffioen, voornamelijk een woongebied met op enkele plaatsen enige vorm van kleinschalige en / of ambachtelijke bedrijvigheid, is gekozen voor de Staat van Bedrijfsactiviteiten "functiemenging"2 (voor een nadere toelichting op deze staat wordt verwezen naar bijlage 3).

Deze staat is gekoppeld aan de planregels van bestemmingsplannen en is een eerste globaal toetsingskader voor de toelaatbaarheid van bedrijven. In een concrete situatie is milieuwetgeving bepalend. Omdat het plangebied grotendeels woongebied is, worden in het bestemmingsplan stringente eisen gesteld aan de toelaatbaarheid van bedrijven.

Inschaling van bedrijven

De thans gevestigde bedrijven zijn geïnventariseerd en ingeschaald in de desbetreffende milieucategorieën van de staat. Uit de inschaling (zie bijlage 4) blijkt dat de zes bedrijven in categorie A of B1 vallen. Categorie A- en B1-bedrijven kunnen direct naast of beneden in een daarvoor omschreven gebied met functiemenging worden toegestaan. De activiteiten zijn zodanig weinig milieubelastend dat de eisen uit het Bouwbesluit toereikend zijn.

Milieuzonering

Om milieuhygiënische redenen kunnen in het plangebied niet alle denkbare bedrijfsactiviteiten worden toegelaten. In verband hiermee is een milieuzonering gewenst, waarbij wordt aangegeven welke categorieën van bedrijfsactiviteiten uit de Staat van Bedrijfsactiviteiten vanuit milieuoogpunt waar toelaatbaar zijn. Op de bedrijfspercelen in het plangebied, worden gegeven de ligging te midden van woonbebouwing, bedrijven tot en met categorie B1 toelaatbaar geacht. Van belang hierbij is dat de huidige bedrijven reeds lange tijd in het plangebied gevestigd zijn. Nieuwvestiging van bedrijven is in het plangebied niet mogelijk.

Klachten over bedrijven

Bij de gemeente zijn geen klachten van omwonenden bekend.

Horeca

Aanbod en situering

Binnen het plangebied bevinden zich twee horecagelegenheden, namelijk Chinees-Aziatisch restaurant Fu Yu Lou (Euromarkt 12) en Frituur 't Hoekje (Euromarkt 2). De horecavestigingen vallen in categorie 1b van de Staat van Horeca-activiteiten.

Staat van Horeca-activiteiten

Voor het reguleren van horecabedrijven is een Staat van Horeca-activiteiten beschikbaar. In dit bestemmingsplan wordt hiervan ten dele gebruikgemaakt.

Vergelijkbaar met de Staat van Bedrijfsactiviteiten worden bij de uitwerking van een ruimtelijk beleid voor hinderlijke horeca-activiteiten drie stappen onderscheiden:

  • indelen van activiteiten in ruimtelijk relevante hindercategorieën;
  • onderscheiden van gebiedstypen met een verschillende hindergevoeligheid;
  • uitwerken van een beleid in hoofdlijnen: in welke gebieden zijn welke categorieën in het algemeen toelaatbaar.

Mede op grond van bovengenoemde criteria worden in de Staat van Horeca-activiteiten drie hindercategorieën onderscheiden (waarvan één categorie met drie subcategorieën): lichte, middelzware en zware horeca.

Voor een uitgebreide toelichting op de Staat van Horeca-activiteiten wordt verwezen naar bijlage 3.

Inschaling en toelaatbaarheid

Uit milieuhygiënisch oogpunt worden in het plangebied horeca-activiteiten uit maximaal categorie 1b rechtstreeks toelaatbaar geacht. Dit zijn lichte horecabedrijven die over het algemeen slechts beperkt hinder veroorzaken voor omwonenden. De gevestigde bedrijven passen in deze inschaling.

Overige

Begraafplaats

Voor de begraafplaats geldt (ingevolge de brochure "Bedrijven en Milieuzonering" van de vereniging van Nederlandse gemeenten (april 2007) een minimum richtafstand van 10 meter tot een rustige woonwijk. De begraafplaats in het plangebied voldoet niet aan alle zijden aan deze richtafstand.

Onderwijsvoorzieningen

De brochure "Bedrijven en milieuzonering" (VNG, 2007) geeft voor scholen voor basis- en voortgezet onderwijs (SBI-code 802) een richtafstand van 30 meter, vanwege het milieuaspect geluid. Met name op het schoolplein aanwezige kinderen kunnen hinder veroorzaken. Daarnaast gelden op grond van het eerder genoemde Activiteitenbesluit voorschriften om de milieuhygiënische situatie in de omgeving te waarborgen. Zo worden onder andere voorwaarden gesteld aan de toegestane maximale geluidsniveaus.

Voorliggend plan voorziet niet in ontwikkelingen. Er zijn geen klachten bekend.

3.2.2 Externe veiligheid

Algemeen

Bij ruimtelijke plannen dient ten aanzien van externe veiligheid aan verschillende aspecten aandacht te worden besteed, namelijk:

  • bedrijven in of in de directe omgeving van het plangebied, waar opslag, gebruik en / of productie van gevaarlijke stoffen plaatsvindt of waar zich installaties bevinden waaraan risico's zijn verbonden waardoor effecten van ongevallen buiten het terrein van de inrichting merkbaar zijn;
  • vervoer van gevaarlijke stoffen over wegen, spoor, water of door leidingen.

In het externe veiligheidsbeleid wordt doorgaans onderscheid gemaakt tussen het plaatsgebondenrisico (PR) en het groepsrisico (GR). Het PR is de kans per jaar dat een persoon op een bepaalde plaats overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen, indien hij onafgebroken3 en onbeschermd op die plaats zou verblijven. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom een inrichting of langs een vervoersas. Het GR drukt de kans per jaar uit dat een groep mensen van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen.

Besluit externe veiligheid inrichtingen

Op 27 oktober 2004 is het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) in werking getreden. Het besluit geeft een wettelijke grondslag aan het externe veiligheidsbeleid rondom risicovolle inrichtingen. Het doel van het besluit is de risico's waaraan burgers in hun leefomgeving worden blootgesteld vanwege risicovolle inrichtingen tot een aanvaardbaar minimum te beperken.

Op basis van het Bevi geldt voor het PR rondom een risicovolle inrichting een grenswaarde voor kwetsbare objecten en een richtwaarde voor beperkt kwetsbare objecten 4. Beide liggen op een niveau van 10-6 per jaar. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moet aan deze normen worden voldaan.

Het Bevi bevat geen norm voor het GR; wel geldt op basis van het Bevi een verantwoordingsplicht voor het GR in het invloedsgebied rondom de inrichting. De in het externe veiligheidsbeleid gehanteerde norm voor het groepsrisico is geldt daarbij als buitenwettelijke oriëntatiewaarde. Voor het GR geldt:

  • 10-5 voor een ongeval met meer dan 10 dodelijke slachtoffers;
  • 10-7 voor een ongeval met meer dan 100 dodelijke slachtoffers;
  • 10-9 voor een ongeval met meer dan 1000 dodelijke slachtoffers;
  • enzovoort (een rechte lijn door deze punten bepaalt de norm).

In het Bevi zijn categoriale inrichtingen benoemd. Het betreft inrichtingen waarvoor door de aard van de activiteit of de aard van de aanwezige gevaarlijke stof(fen) een standaardbenadering kan worden gevolgd. Voor dergelijke inrichtingen wordt uitgegaan van vaste veiligheidsafstanden en hoeft geen kwantitatieve risicoanalyse (QRA) te worden uitgevoerd.

LPG-tankstation

In het plangebied bevindt zich aan de Laan der Verenigde Naties een tankstation waar de verkoop van LPG plaatsvindt (zie bijlage 1). Dit is een risicovolle activiteit waarop het Bevi van toepassing is.

Onderzoek tankstation aan de Laan der Verenigde Naties

In het Bevi zijn LPG-tankstations aangewezen als categorieën van gevallen waarop de Regeling externe veiligheid inrichtingen (Revi) van toepassing is. Voor de beoordeling van de gevolgen van het Bevi voor het LPG-tankstation en de omgeving daarvan is de jaarlijkse LPG-doorzet bepalend. De jaarlijkse LPG-doorzet van het LPG-tankstation bedraagt tot maximaal 1000 m³ (in de milieuvergunning is de jaarlijkse doorzet gelimiteerd op 1.000 m³ LPG per jaar).

Het PR rondom het LPG-tankstation

Uit de bijlage behorende bij het REVI blijkt dat de PR-contour 10-6 op een afstand van 45 m vanaf het vulpunt is gelegen ligt. In de directe omgeving van het LPG-tankstion is één beperkt kwetsbaar object aanwezig, namelijk Keukenstudio de Looff. Een bestaand beperkt kwetsbaar object5 is toegestaan binnen de 10-6 contour. De keukenstudio valt voor ongeveer 100 m² binnen de PR contour. Gelet op het feit dat dit maar 1/8 deel van het bedrijf is en het bovendien een beperkt kwetsbaar object is, acht de gemeente het risico aanvaardbaar.

Nieuwe kwetsbare objecten, zoals bedrijfsgebouwen waar zich op enig moment meer dan 50 personen kunnen bevinden, of beperkt kwetsbare objecten, zijn binnen de PR-contour niet toegestaan.

Het GR rondom het LPG-tankstation

Toets aan oriënterende waarde

Het invloedsgebied van het GR reikt tot 150 m rondom het vulpunt. Binnen het invloedsgebied is momenteel een aantal bedrijven en woningen aanwezig. Met behulp van de Rekenmodule groepsrisico LPG (versie 1.1) kan een indicatie worden gegeven van het groepsrisico. Deze module is uitsluitend geschikt voor standaardsituaties.

Voor het LPG-tankstation aan de Laan der Verenigde Naties zijn de milieugegevens in de rekenmodule ingevoerd. Daarbij is uitgegaan van een maximale LPG-doorzet van 1.000 m³ per jaar. Uit de rapportage, het resultaat van de rekenmodule, blijkt dat er in die situatie (met een doorzet van 1.000 m3) wordt voldaan aan de oriënterende waarde voor het groepsrisico. De rapportage is opgenomen in bijlage 6.

Op grond van de provinciale beleidsvisie Externe Veiligheid (mei 2005) is bij ruimtelijke plannen geen uitgebreide verantwoording van het groepsrisico noodzakelijk wanneer:

  • a. de geplande (kwetsbare) objecten buiten het invloedsgebied liggen (dan is er geen groepsrisico), of
  • b. het een enkel (kwetsbaar) object in een nagenoeg maagdelijke omgeving betreft (dan is het groepsrisico zeer laag), of
  • c. het een enkel (kwetsbaar) object in een al zeer volle omgeving betreft, waardoor het effect op het groepsrisico marginaal is.

Pas als de risicosituatie niet voldoet aan de hiervoor genoemde voorwaarden a, b of c, eist de provincie een uitgebreide verantwoording van het groepsrisico, waarbij aandacht wordt besteed aan de criteria zelfredzaamheid, beheersbaarheid en resteffecten. Zoals al eerder genoemd voorziet voorliggend plan niet in nieuwe kwetsbare of beperkte kwetsbare objecten in de nabijheid van het lpg-tankstation. Het betreft met name een consoliderend bestemmingsplan, waardoor het groepsrisico niet verandert (i.c. marginaal effect zoals onder c.). Derhalve is geen uitgebreide verantwoording van het groepsrisico noodzakelijk.

Daarnaast is uit overleg met de veiligheidsregio gebleken dat de eventuele rampenbestrijding, vanuit de optiek van de brandweer ter zake van bluswatercapaciteit, de bereikbaarheid, maar ook materieel en middelen, op orde is.

De gemeente acht het groepsrisico dan ook aanvaardbaar.

Conclusie

Het plaatsgebonden risico en het groepsrisico vanwege de verkoop van LPG acht de gemeente aanvaardbaar.

Vervoer gevaarlijke stoffen

Voor het vervoer van gevaarlijke stoffen is in augustus 2004 de Circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen gepubliceerd. In deze circulaire is het externe veiligheidsbeleid voor het vervoer van gevaarlijke stoffen opgenomen (plaatsgebonden risico en groepsrisico).

Door het plangebied loopt de Laan der verenigde Naties. Dit is een transportroute voor het vervoer van gevaarlijke stoffen.

Risico-evaluatie

De Laan der Verenigde Naties is aangewezen als transportroute voor gevaarlijke stoffen. Uit een in opdracht van de provincie Zeeland uitgevoerde risico-inventarisatie voor het wegtransport van gevaarlijke stoffen in Zeeland6 blijkt dat dit transport in de huidige situatie geen aanleiding geeft tot risico-knelpunten. Op geen van de beschouwde wegvakken wordt voor het plaatsgebonden risico een niveau van 10-6 per jaar bereikt. Bij geen enkele locatie langs de beschouwde wegen overschrijdt het berekende groepsrisico de oriënterende waarde.

Voorliggend bestemmingsplan voorziet niet in nieuwe ontwikkelingen. Het GR zal derhalve niet wijzigen. Bovendien zal de transportroute binnen enkele jaren worden verlegd naar het nieuwe tracé van de N57 aan de andere zijde van Middelburg.

Conclusie

Op basis van het vorenstaande vormt het aspect vervoer gevaarlijke stoffen geen risico voor het plangebied van dit bestemmingsplan.

3.2.3 Leidingen en telecommunicatieverbindingen

Uit informatie van het Kabel- en leidinginformatiecentrum (oriëntatiemelding) is gebleken dat in en in de directe omgeving van het plangebied geen planologisch relevante solitaire leidingen en geen leidingstroken, hoogspanningsverbindingen en optisch vrije paden voor telecommunicatieverbindingen aanwezig zijn. Dit betekent dat er geen belemmeringen zijn voor de in het plangebied aanwezige functies.