Type plan: bestemmingsplan
Naam van het plan: Binnendijk 10 en 12, Nieuw en St. Joosland
Status: vastgesteld
Plan identificatie: NL.IMRO.0687.BPBGMBINDIJK-VG01
1 Inleidende regels
 
Artikel 1 Begrippen
 
1.1 plan
het bestemmingsplan ‘Binnendijk 10 en 12, Nieuw en St. Joosland’ met identificatienummer NL.IMRO.0687.BPBGMBINDIJK-VG01 van de gemeente Middelburg.
  
1.2 bestemmingsplan
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.
 
1.3 aan- en uitbouw
een aan een hoofdgebouw gebouwd gebouw dat in bouwkundig opzicht te onderscheiden is van het hoofdgebouw.
 
1.4 aan-huis-gebonden beroep
een dienstverlenend beroep, dat in een woning door de bewoner wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is.
 
1.5 aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
 
1.6 aanduidingsgrens
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
 
1.7 afdekfolie
folie die op de bodem wordt aangebracht ter verbetering van de microklimatologische omstandigheden om de groei van gewassen onder de folie te bevorderen.
 
1.8 agrarisch bedrijf
een bedrijf, gericht op het voortbrengen van agrarische producten door middel van het telen van gewassen en / of het houden van dieren, nader te onderscheiden in:
  1. grondgebonden agrarisch bedrijf:
    1. akker- en vollegrondstuinbouw: de teelt van gewassen op open grond, daaronder niet begrepen sier-, fruit- en bollenteelt;
    2. bollenteelt: de teelt van bloembollen al dan niet in samenhang met de teelt van bolbloemen;
    3. fruitteelt: de teelt van fruit op open grond;
    4. grondgebonden veehouderij: het houden van melk- en ander vee (nagenoeg) geheel op open grond waarvoor in de bedrijfsvoering de weidegang essentieel is, of waarvoor de gronden feitelijk en in overwegende mate voor voerteelt voor het veehouderijbedrijf worden gebruikt;
    5. paardenfokkerij: het fokken van paarden en het houden van paarden voor vlees- en / of melkproductie en/of voor gebruiksgerichte paardenhouderij;
    6. sierteelt: de teelt van siergewassen op open grond al dan niet gecombineerd met de handel in boomkwekerijgewassen en vaste planten;
  2. niet-grondgebonden agrarisch bedrijf:
    1. glastuinbouw: de teelt van gewassen (nagenoeg) geheel met behulp van kassen;
    2. intensieve kwekerij: de teelt van gewassen, paddenstoelen daaronder inbegrepen, in gebouwen;
    3. intensieve veehouderij: de teelt van slacht-, fok-, leg- of pelsdieren in gebouwen en (nagenoeg) zonder weidegang, waarbij de teelt niet afhankelijk is van de agrarische grond als productiemiddel;
  3. aquacultuur: de teelt van (zout)watergebonden organismen waaronder begrepen zagers, schelpdieren en vissen;
1.9 agrarisch loonbedrijf
een bedrijf dat uitsluitend of overwegend gericht is op het verlenen van diensten aan agrarische bedrijven met behulp van landbouwwerktuigen en landbouwapparatuur of op het verrichten van werkzaamheden tot onderhoud of reparatie van landbouwwerktuigen of -apparatuur.
 
1.10 archeologisch onderzoek
onderzoek verricht door of namens een dienst of instelling die over een opgravingsvergunning beschikt.
 
1.11 archeologische waarde
de aan een gebied toegekende waarde in verband met de in dat gebied voorkomende overblijfselen uit oude tijden.
 
1.12 bebouwing
één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
 
1.13 bedrijf
een onderneming gericht op het vervaardigen, bewerken, herstellen, installeren of inzamelen van goederen dan wel op het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij eventueel detailhandel uitsluitend plaatsvindt als niet zelfstandig onderdeel van de onderneming in de vorm van verkoop c.q. levering van ter plaatse vervaardigde, bewerkte of herstelde goederen, dan wel goederen die in rechtstreeks verband staan met de uitgeoefende handelingen.
 
1.14 bedrijfsmatige exploitatie van verblijfsrecreatie
het via een bedrijf, stichting of andere rechtspersoon exploiteren en beheren van een verblijfsrecreatief complex, gericht op het als onderneming jaarlijks aanbieden van recreatief verblijf aan meerdere, steeds wisselende personen.
 
1.15 bedrijfs- of dienstwoning
een woning in of bij een gebouw of op een terrein, die slechts is bestemd voor bewoning door (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar noodzakelijk is, gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein.
 
1.16 bedrijfsvloeroppervlak
de totale vloeroppervlakte van een kantoor, winkel of bedrijf met inbegrip van de daartoe behorende magazijnen en overige dienstruimten.
 
1.17 bedrijfsvloeroppervlak intensieve veehouderij
de gezamenlijke oppervlakte van vaste vloeren in gebouwen, mestdoorlatende vloeren daaronder begrepen, die worden gebruikt voor de huisvesting van dieren, ten behoeve van intensieve veehouderij die bestaat uit de ruimten waar de dieren worden gehuisvest, waaronder worden begrepen de hok- of stalruimten, inclusief scheidingswanden en gangpaden.
 
1.18 bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen
afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen, die op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan tot stand zijn gekomen of tot stand kunnen komen met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet.
 
1.19 bestemmingsgrens
de grens van een bestemmingsvlak.
 
1.20 bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
 
1.21 Bevi-inrichtingen
bedrijven zoals bedoeld in artikel 2 lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen.
 
1.22 bijgebouw
een vrijstaand gebouw dat in functioneel en bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw.
 
1.23 boerderij- en streekproducten
al dan niet bewerkte agrarische producten waaronder begrepen exotische fruit- en groentesoorten danwel, overige producten afkomstig van het eigen agrarische bedrijf of van andere agrarische bedrijven, alsmede ambachtelijk vervaardigde producten uit de streek.
 
1.24 boog- en gaaskassen
al dan niet verplaatsbare constructies, overtrokken met en omsloten door lichtdoorlatend materiaal anders dan glas, ten behoeve van de teelt van tuinbouwgewassen, fruit of siergewassen.
 
1.25 bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.
 
1.26 bouwgrens
de grens van een bouwvlak.
 
1.27 bouwperceel
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
 
1.28 bouwperceelsgrens
een grens van een bouwperceel.
 
1.29 bouwvlak
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.
 
1.30 bouwwerk
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.
 
1.31 centrale voorzieningen voor verblijfsrecreatie
onder centrale voorzieningen voor de verblijfsrecreatie wordt verstaan:
  1. voorzieningen voor verhuur en exploitatie van de verblijfsrecreatie, zoals receptie-, verblijfs- en kantoor- en dienstruimten;
  2. detailhandel, niet zijnde detailhandel in volumineuze goederen, en publieksgerichte dienstverlening, voor zover beide zijn gerelateerd aan de verblijfsrecreatieve functie;
  3. recreatieve voorzieningen gerelateerd aan de verblijfsrecreatieve functie.
1.32 consumentenvuurwerk
vuurwerk dat is bestemd voor particulier gebruik.
 
1.33 containervelden
al dan niet verharde percelen ten behoeve van de teelt van planten in potten.
 
1.34 cultuurhistorische waarde
de aan een bouwwerk of gebied toegekende waarde in verband met ouderdom en / of historische gaafheid.
 
1.35 dakkapel
een constructie ter vergroting van een gebouw, die zich tussen de dakgoot en de nok van een dakvlak bevindt, waarbij deze constructie onder de noklijn is gelegen en de onderzijde van de constructie in het dakvlak is geplaatst.
 
1.36 dakopbouw
een constructie ter vergroting van een gebouw, die zich boven de dakgoot bevindt, waarbij deze constructie (deels) boven de oorspronkelijke nok uitkomt en de onderzijden van de constructie in één of beide dakvlak(ken) is (zijn) geplaatst.
 
1.37 deskundige
een door burgemeester en wethouders aan te wijzen onafhankelijke deskundige of commissie van deskundigen inzake een specifiek aspect van de ruimtelijke ordening, zoals bijvoorbeeld een archeologisch deskundige, landschapsdeskundige, milieudeskundige en natuurdeskundige.
 
1.38 detailhandel
het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), verkopen, en leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.
 
1.39 detailhandel in volumineuze goederen
detailhandel in de volgende categorieën:
  1. detailhandel in brand- en explosiegevaarlijke goederen;
  2. detailhandel in grootschalige goederen, zoals auto's, keukens, badkamers, boten, motoren, caravans, landbouwwerktuigen en grove bouwmaterialen en daarmee rechtstreeks samenhangende artikelen, zoals accessoires, onderhoudsmiddelen, onderdelen en materialen;
  3. tuincentra;
  4. grootschalige meubelbedrijven, al dan niet – in ondergeschikte mate – in combinatie met woninginrichting en stoffering;
  5. bouwmarkten.
1.40 dienstverlening
het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen, zoals reis- en uitzendbureaus, kapsalons, pedicures, wasserettes, makelaarskantoren, internetwinkels en bankfilialen.
 
1.41 extensieve dagrecreatie
niet-gemotoriseerde recreatieve activiteiten, zoals wandelen, fietsen, skaten, paardrijden, vissen, zwemmen en natuurobservatie.
 
1.42 extensief recreatief medegebruik
recreatief medegebruik in de vorm van wandelen, fietsen en bijbehorende recreatieve voorzieningen op een kleine, beperkte schaal.
 
1.43 gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
 
1.44 geluidsgevoelige objecten
woningen en andere geluidsgevoelige gebouwen en geluidsgevoelige terreinen, zoals bedoeld in artikel 1 van de Wet geluidhinder.
 
1.45 geluidshinderlijke inrichtingen
bedrijven, zoals bedoeld in artikel 2.4 van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer, die in belangrijke mate geluidshinder kunnen veroorzaken.
 
1.46 grens gezoneerd industrieterrein
de grens van het terrein waarvoor een zone industrielawaai geldt, zoals bedoeld in artikel 40 van de Wet geluidhinder.
 
1.47 grens zone industrielawaai
de grens van de zone, zoals bedoeld in artikel 40 en artikel 41, leden 1 en 2, van de Wet geluidhinder.
 
1.48 grootschalige detailhandel
grootschalige meubelbedrijven, al dan niet - in ondergeschikte mate - in combinatie met woninginrichting en stoffering, alsmede tuincentra.
 
1.49 hoofdgebouw
een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn constructie, afmetingen of functie als het belangrijkste bouwwerk valt aan te merken.
 
1.50 horecabedrijf
het bedrijfsmatig verstrekken van ter plaatse te nuttigen voedsel en dranken, het bedrijfsmatig exploiteren van zaalaccommodatie en / of het bedrijfsmatig verstrekken van nachtverblijf.
 
1.51 hoveniersbedrijf
een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van telen van gewassen alsmede op het leveren van gewassen en andere goederen voor het inrichten van tuinen dan wel de aanleg en het onderhoud van tuinen voor derden, met dien verstande dat afzonderlijke detailhandel niet is inbegrepen.
 
1.52 kampeermiddelen
  1. een tent, tentwagen, kampeerauto of (sta)caravan, dan wel;
  2. enig ander onderkomen of enig ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan, voor zover geen bouwwerk zijnde waarvoor ingevolge artikel 40 van de Woningwet een bouwvergunning nodig is;
  3. één en ander voor zover deze onderkomens of voertuigen geheel of ten dele blijvend zijn bestemd of opgericht, dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf en waarvan de gebruikers hun hoofdverblijf elders hebben.
1.53 kampeerterrein
terrein of plaats geheel of gedeeltelijk ingericht, en blijkens die inrichting bestemd, om daarop gelegenheid te geven tot het plaatsen of geplaatst houden van kampeermiddelen ten behoeve van recreatief nachtverblijf.
 
1.54 kantoor
voorzieningen gericht op het verlenen van diensten op administratief, financieel, architectonisch, juridisch of een daarmee naar aard gelijk te stellen gebied, waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen.
 
1.55 kassen
bouwwerken van glas of ander lichtdoorlatend materiaal (ten behoeve van de agrarische bedrijfsvoering) met een hoogte van 1,5 m of meer, trek-, tunnel-, schaduw-, boog- en gaaskassen daaronder begrepen.
 
1.56 kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten
het in een woning door de bewoner op bedrijfsmatige wijze uitoefenen van activiteiten, waarvoor geen melding- of vergunningplicht op grond van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer geldt en waarbij de woning in overwegende mate zijn woonfunctie behoudt met een ruimtelijke uitstraling die daarbij past.
 
1.57 kleinschalige dagrecreatieve voorzieningen
voorzieningen, zoals aanlegsteigers, picknickplaatsen, observatiepunten, informatieborden en banken, ten behoeve van activiteiten, zoals wandelen, fietsen, vissen, zwemmen, kanoën en natuurobservatie.
 
1.58 landschapswaarde
de aan een gebied toegekende waarde met betrekking tot het waarneembare deel van het aardoppervlak, die wordt bepaald door de herkenbaarheid en de identiteit van de onderlinge samenhang tussen levende en niet-levende natuur.
 
1.59 manege
een bedrijf dat gericht is op het lesgeven in paardrijden en daarvoor paarden en / of pony's houdt, in combinatie met een of meer van de volgende hiermee samenhangende activiteiten of voorzieningen: het in pension houden van paarden en / of pony's, horeca (kantine, foyer en dergelijke), verenigingsaccommodatie en het houden van wedstrijden of andere evenementen.
 
1.60 mantelzorg
alle vormen van langdurige zorg die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt geboden aan een hulpbehoevende, door personen uit diens directe omgeving, waarbij de zorgverlening rechtstreeks voortvloeit uit de sociale relatie en de gebruikelijke zorg van huisgenoten voor elkaar overstijgt.
 
1.61 mestbassins
werken, niet zijnde bouwwerken, ten behoeve van de opslag van mest, zoals mestzakken, foliebassins en daarmee vergelijkbare vormen van mestopslag.
 
1.62 mestopslagruimten
bouwwerken ten behoeve van de opslag van mest, zoals mestverzamelsilo's en daarmee vergelijkbare vormen van mestopslag.
 
1.63 monumentencommissie
de gemeentelijke monumentencommissie als bedoeld in artikel 15 van de Monumentenwet.
 
1.64 natuurwaarde
de aan een gebied toegekende waarde in verband met de aanwezige flora en fauna.
 
1.65 NED
nieuwe economische drager: een nevenactiviteit die bij een agrarisch bedrijf, of als zelfstandige activiteit bij een voormalig agrarisch bedrijf, mag worden ondernomen.
 
1.66 NEN
door de Stichting Nederlands Normalisatie-instituut uitgegeven norm, zoals deze luidde op het moment van vaststelling van het plan.
 
1.67 neventak
een agrarische bedrijfstak op een agrarisch bedrijf die wat productieomvang betreft ondergeschikt is aan de (grondgebonden) agrarische hoofdtak.
 
1.68 niet-agrarische neventak
niet-agrarische activiteiten als ondergeschikt bestandsdeel van de totale productieomvang van een agrarisch bedrijf.
 
1.69 nutsvoorzieningen
voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling en apparatuur voor telecommunicatie.
 
1.70 ondergronds bouwen
bouwen van gebouwen beneden het peil.
 
1.71 overkapping
een bouwwerk, geen gebouwen zijnde, voorzien van een gesloten dak.
 
1.72 overkappingconstructie als teeltondersteunende voorziening
bouwwerken zonder wanden, overtrokken met lichtdoorlatend materiaal anders dan glas ten behoeve van de bescherming van tuinbouwgewassen tegen neerslag of zonlicht.
 
1.73 paardenfokkerij
een agrarisch bedrijf dat uitsluitend is gericht op het fokken van paarden, de verkoop van gefokte paarden en het houden van paarden ten behoeve van de fokkerij.
 
1.74 paardenhouderij
een bedrijf dat uitsluitend is gericht op het houden, stallen of africhten van paarden, alsmede de handel in paarden.
 
1.75 paardrijactiviteiten
het houden van paarden en / of pony's ten behoeve van verhuur en eigen gebruik, alsmede het bieden van gelegenheid aan derden om hun paarden en / of pony's in pension te stallen en te weiden.
 
1.76 paardrijschool
een bedrijf dat gericht is op het lesgeven in paardrijden en daarvoor paarden en / of pony's houdt.
 
1.77 peil
  1. voor gebouwen waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan de weg grenst: de hoogte van die weg (ter plaatse van de hoofdtoegang);
  2. voor een bouwwerk ter plaatse van de bestemming 'Verkeer' met de aanduiding 'spoorweg': bovenkant spoorstaaf;
  3. in andere gevallen en voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld.
1.78 permanente standplaats kampeermiddel
een standplaats bestemd voor het plaatsen van een kampeermiddel, dat gedurende het gehele jaar aldaar aanwezig mag zijn ten behoeve van recreatief nachtverblijf.
 
1.79 permanente teeltondersteunende voorzieningen
boog- en gaaskassen, overkappingsconstructies en stellingen als teeltondersteunende voorzieningen.
 
1.80 permanente verblijfsrecreatie
verblijfsrecreatie waarbij uitsluitend van seizoensgebonden standplaatsen kampeermiddelen gebruik wordt gemaakt.
 
1.81 plattelandswoning
een van oorsprong agrarische bedrijfswoning die structureel bewoond wordt door personen die geen (bedrijfstechnische) relatie hebben met het agrarisch bedrijf dat ter plaatse nog wordt uitgeoefend.
 
1.82 platte afdekking
een horizontaal vlak, ter afdekking van een gebouw, dat meer dan tweederde van het grondoppervlak van het gebouw beslaat.
 
1.83 pleziervaartuig
elk vaartuig, met uitzondering van een zeilplank, dat uitsluitend of hoofdzakelijk wordt gebruikt voor enige vorm van pleziervaart, waterrecreatie of watersport.
 
1.84 praktijkruimte
een gebouw of een gedeelte daarvan, dat dient voor het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, architectonisch, kunstzinnig, juridisch, medisch, paramedisch, therapeutisch of een daarmee naar aard gelijk te stellen gebied.
 
1.85 recreatiewoning
een permanent ter plaatse aanwezig gebouw, geen woonkeet en geen caravan of andere constructie op wielen zijnde, dat bedoeld is om uitsluitend door een huishouden of daarmee gelijk te stellen groep van personen, dat het hoofdverblijf elders heeft, gedurende een gedeelte van het jaar te worden gebruikt.
 
1.86 reëel agrarisch bedrijf
een agrarisch bedrijf, dat duurzaam werkgelegenheid biedt aan ten minste een halve arbeidskracht (afhankelijk van het aantal dieren, aard van de gewassen de hoeveelheid grond en inrichting van het bedrijf), waarbij de continuïteit op langere termijn gewaarborgd is.
 
1.87 restaurant
een horecabedrijf, uitsluitend of overwegend gericht op het verstrekken van maaltijden voor consumptie ter plaatse, met als nevenactiviteit het verstrekken van dranken.
 
1.88 Staat van Bedrijfsactiviteiten
de Staat van Bedrijfsactiviteiten die van deze regels deel uitmaakt.
 
1.89 Staat van Horeca-activiteiten
de Staat van Horeca-activiteiten die van deze regels deel uitmaakt.
 
1.90 stacaravan
een kampeermiddel uit één niet-samengesteld geheel, die in zijn geheel (over de weg) vervoerd kan worden met een maximale oppervlakte van 55 m², één bouwlaag en maximaal 3,50 meter hoog, gemeten vanaf het maaiveld.
 
1.91 standplaats voor kampeermiddel
het gedeelte van een kampeerterrein aangewezen voor recreatief nachtverblijf in één of meerdere kampeermiddelen, waarbij de standplaatsen voor kampeermiddelen nader zijn te onderscheiden in:
  1. permanente standplaats:
een standplaats bestemd voor het plaatsen van een kampeermiddel en twee bijzettentjes van maximaal 6 m², dat gedurende het gehele jaar aanwezig mag zijn ten behoeve van recreatief nachtverblijf.
  1. niet-permanente standplaats:
een standplaats bestemd voor het plaatsen van één of meerdere kampeermiddelen, niet zijnde een stacaravan, ten behoeve van recreatief nachtverblijf, nader te onderscheiden in:
  • één kampeermiddel met maximaal twee bijzettentjes, van maximaal 6 m² of;
  • maximaal drie tentjes van maximaal 6 m².
 
1.92 teeltondersteunende voorzieningen
boog- en gaaskassen, overkappingsconstructies als teeltondersteunende voorziening en stellingen ten behoeve van de bescherming van plantaardige agrarische teelten en / of de voorkoming van verspreiding van gewasbeschermingsmiddelen, ten behoeve van grondgebonden agrarische teelten.
 
1.93 tuincentrum
een bedrijf, gericht op de teelt en de verhandeling van bomen, heesters, planten, bloemen en andere siergewassen en in samenhang daarmee op de verkoop van artikelen die met de tuinbewerking of de inrichting van tuinen verband houden, zoals tuingereedschap, tuinmeubilair en tuingrond.
 
1.94 verblijfsmiddelen
voor verblijf geschikte - al dan niet aan hun oorspronkelijk gebruik onttrokken - voer- en vaartuigen, arken, caravans, tenten en andere soortgelijke constructies, voor zover geen bouwwerken en geen kampeermiddelen zijnde.
 
1.95 verkoopvloeroppervlakte
de vloeroppervlakte van voor het publiek toegankelijke winkelruimten.
 
1.96 volkstuinen
gronden waarop voor particulier gebruik op recreatieve wijze voedings- en siergewassen worden geteeld.
 
1.97 volwaardig agrarisch bedrijf
een agrarisch bedrijf, dat duurzaam werkgelegenheid biedt aan ten minste één volledige arbeidskracht die een hoofdberoep, hoofdbestaan en volledige dagtaak in het bedrijf vindt (afhankelijk van het aantal dieren, aard van de gewassen de hoeveelheid grond en inrichting van het bedrijf), waarbij de continuïteit op langere termijn gewaarborgd is.
 
1.98 voorgevel
de gevel van het hoofdgebouw die door zijn aard, functie, constructie of uitstraling als belangrijkste gevel kan worden aangemerkt.
 
1.99 waterbassins
werken, niet zijnde bouwwerken, ten behoeve van de opslag van water, zoals foliebassins en daarmee vergelijkbare vormen van wateropslag.
 
1.100 wateropslagruimten
bouwwerken, ten behoeve van de opslag van water, zoals wateropslagtanks en daarmee vergelijkbare vormen van wateropslag.
 
1.101 weidegang
gedurende een substantieel gedeelte van het jaar, nagenoeg dagelijks buiten laten lopen van dieren, op een substantiële oppervlakte landbouwgrond, waarbij een deel van de voerbehoefte door de dieren buiten verzameld wordt en waarbij meer dan 50% van de betreffende landbouwgrond is begroeid.
 
1.102 windturbine
een bouwwerk ter opwekking van energie door benutting van windkracht, met uitzondering van bemalingsinstallaties ten behoeve van de waterhuishouding.
 
1.103 woonschip
elk vaartuig of drijvend voorwerp, dat uitsluitend of hoofdzakelijk wordt gebruikt als woning of recreatieverblijf.
 
1.104 zijerf
de gronden die behoren bij het hoofdgebouw en gelegen zijn aan de zijkant(en) van dat hoofdgebouw tussen de denkbeeldige lijnen in het verlengde van de voor- en achtergevel.
 
1.105 zomerseizoen
de periode van 15 maart tot en met 31 oktober.
 
1.106 zorgboerderij
een agrarisch bedrijf dat mede gericht is op het bieden van zorg, therapeutische arbeid en / of resocialisatie.
 
Artikel 2 Wijze van meten
 
Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
 
2.1 afstanden
de afstand tussen bouwwerken onderling alsmede de afstand van bouwwerken tot perceelsgrenzen worden daar gemeten waar deze afstand het kleinst is.
 
2.2 bouwhoogte van een antenne-installatie
  1. ingeval van een vrijstaande (schotel)antenne-installatie: tussen het peil en het hoogste punt van de (schotel)antenne-installatie;
  2. ingeval van een op of aan een bouwwerk gebouwde (schotel)antenne-installatie: tussen de voet van de (schotel)antenne-installatie en het hoogste punt van de (schotel)antenne-installatie.
2.3 bouwhoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
 
2.4 breedte, lengte en diepte van een bouwwerk
tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en/of het hart van de scheidsmuren.
 
2.5 dakhelling
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.
 
2.6 goothoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot/de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
 
2.7 hoogte van een windturbine
vanaf het peil tot aan de (rotor)as van de windturbine.
 
2.8 hoogte van een woonschip
vanaf het waterpeil tot aan het hoogste punt van het woonschip, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antenne-installaties en naar de aard daarmee gelijk te stellen onderdelen.
 
2.9 inhoud van een bouwwerk
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen, met inbegrip van ondergrondse bouwwerken.
 
2.10 oppervlakte van een bouwwerk
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
 
2.11 oppervlakte van een woonschip
tussen de buitenzijde van de zijwanden, neerwaarts geprojecteerd op het niveau van het waterpeil.
 
2.12 vloeroppervlakte
de gebruiksvloeroppervlakte volgens NEN 2580.
  
2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch
 
3.1 Bestemmingsomschrijving
 
De voor Agrarisch aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. grondgebonden agrarische bedrijven;
  2. en tevens voor:
    1. ter plaatse van de aanduiding 'glastuinbouw': uitsluitend een glastuinbouwbedrijf;
    2. ter plaatse van de aanduiding 'opslag': opslag;
    3. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - 2': gebied voor rotorbladen verbonden aan een windturbine;
    4. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - 3': een minicamping;
    5. ter plaatse van de aanduiding 'windturbine': een windturbine voor het opwekken van energie;
    6. ter plaatse van de aanduiding 'zorgboerderij': tevens een zorgboerderij;
    7. ter plaatse van de aanduiding ‘plattelandswoning’: een plattelandswoning
  3. aan de bestemming ondergeschikte extensieve dagrecreatie met bijbehorende recreatieve fiets-, wandel- en ruiterpaden en daarbij behorende voorzieningen;
  4. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, sloten en watergangen, laad- en losvoorzieningen, nutsvoorzieningen en parkeervoorzieningen.
3.2 Bouwregels
 
3.2.1 Bouwregels voor bouwvlakken
Op een bouwvlak is toegestaan:
  1. ter plaatse van de aanduiding bouwvlak zijn gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde toegestaan;
  2. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding uitgesloten -1', zijn geen gebouwen toegestaan;
  3. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'glastuinbouw' zijn kassen en wateropslagruimten toegestaan;
  4. tenzij anders is aangeduid, is per bouwvlak ten hoogste één bedrijfswoning met aan-, uit- en bijgebouwen toegestaan;
  5. ter plaatse van de aanduiding 'zonder bedrijfswoning' is geen bedrijfswoning toegestaan;
  6. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘plattelandswoning’ is een plattelandswoning toegestaan;
  7. indien gebouwen en overkappingen niet aaneen worden gebouwd, bedraagt de onderlinge afstand ten minste 3 meter;
  8. de afstand van gebouwen en overkappingen tot de bestemming Verkeer bedraagt ten minste 40 meter bij de volgende wegen:
    1. Nieuwe Vlissingseweg;
    2. Postweg (N665);
    3. Veerseweg;
    4. N57;
    5. A58;
  9. de afstand van gebouwen en overkappingen tot de bestemming Verkeer van de overige wegen bedraagt ten minste 20 meter.
3.2.2 Bouwregels voor gronden buiten bouwvlakken
Buiten een bouwvlak zijn uitsluitend toegestaan:
  1. kuilvoerplaten en sleufsilo's, direct aansluitend op bouwvlakken;
  2. terreinafscheidingen.
3.2.3 Bouwhoogte, oppervlakte en inhoud
De goothoogte, bouwhoogte, de oppervlakte en / of de inhoud van een gebouw of bouwwerk, geen gebouwen zijnde, bedragen ten hoogste de volgende aangegeven maten:
 
 
3.3 Afwijken van de bouwregels
 
3.3.1 Niet-grondgebonden agrarische neventakken
Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde in lid 3.1 onder a voor het realiseren van glastuinbouw of intensieve veehouderij als neventak ter plaatse van een bouwvlak, met inachtneming van de volgende regels:
  1. het totale oppervlak aan kassen bedraagt ten hoogste 2.000 m² per bedrijf;
  2. het totale oppervlak aan intensieve veehouderij bedraagt ten hoogste 1.600 m²;
  3. afwijking leidt niet tot onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelmogelijkheden van de omliggende bestemmingen en functies;
  4. afwijking wordt niet verleend:
    1. binnen een afstand van 100 meter van gronden met de bestemming Natuur;
    2. binnen een afstand van 100 meter van gronden met de bestemming Water-Deltawater;
    3. binnen een afstand van 100 meter van de plangrens rond de kernen en verblijfsrecreatieterreinen;
  5. afwijking wordt verleend indien is aangetoond dat het grondgebonden agrarisch bedrijf de hoofdtak vormt en de neventak in omvang daaraan ondergeschikt blijft; alvorens de afwijking te verlenen vragen burgemeester en wethouders hierover schriftelijk advies van de agrarisch deskundige;
  6. afwijking wordt verleend indien is aangetoond dat is voorzien in een adequate landschappelijke inpassing van het bouwvlak, alvorens de afwijking te verlenen vragen burgemeester en wethouders hierover schriftelijk advies van een de landschapsdeskundige;
  7. afwijking wordt slechts verleend als zorg wordt gedragen voor ruimtelijke kwaliteitswinst in de vorm van landschaps- of natuurontwikkeling of het verbeteren van de inrichting van het erf, alvorens de afwijking te verlenen vragen burgemeester en wethouders hierover schriftelijk advies van de landschapsdeskundige;
  8. afwijking leidt niet tot onevenredige gevolgen voor het waterbeheer; indien het verhard oppervlak toeneemt met 1.000 m² of meer, vragen burgemeester en wethouders hierover schriftelijk advies van de waterbeheerder alvorens de afwijking te verlenen;
  9. afwijking leidt niet tot afname van de verkeersveiligheid; alvorens de afwijking te verlenen vragen burgemeester en wethouders hierover schriftelijk advies van de verkeersdeskundige;
  10. afwijking leidt niet tot onevenredige schade aan infrastructuur; alvorens de afwijking te verlenen vragen burgemeester en wethouders hierover schriftelijk advies van de wegbeheerder;
  11. het gebruik van groeibevorderende of conditionerende belichting, zoals assimilatiebelichting of cyclische belichting in kassen is niet toegestaan, tenzij de kassen (gevel en dak) aan de binnenzijde volledig zijn afgeschermd tegen horizontale en verticale lichtuitstraling;
  12. afwijking wordt slechts verleend als een privaatrechtelijke overeenkomst is gesloten over de aanleg, het beheer en het onderhoud van de landschappelijke inpassing en de ruimtelijke kwaliteitswinst;
3.3.2 Bouwen nabij de bestemming Verkeer
Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde in sublid 3.2.1 onder h en i voor het bouwen van een gebouw of overkapping binnen een afstand van respectievelijk 20 of 40 meter tot de bestemming Verkeer, met inachtneming van de volgende regels:
  1. afwijking leidt niet tot een verkeersonveilige situatie;
  2. afwijking leidt niet tot aantasting van de verkeersplanologische functie van de weg;
  3. voor het verlenen van de afwijking wordt door burgemeester en wethouders advies gevraagd aan de wegbeheerder;
3.3.3 Gebouwen buiten bouwvlak
Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde in sublid 3.2.2 voor het bouwen van een gebouw of overkapping, buiten een bouwvlak, met inachtneming van de volgende regels:
  1. het oppervlak bedraagt ten hoogste 100 m²;
  2. de bouwhoogte bedraagt ten hoogste 3,5 meter;
  3. afwijking wordt niet verleend:
    1. binnen een afstand van 100 meter van gronden met de bestemming Natuur;
    2. binnen een afstand van 100 meter van gronden met de bestemming Water-Deltawater;
    3. binnen een afstand van 100 meter van de plangrens rond de kernen en verblijfsrecreatieterreinen;
  4. afwijking wordt verleend indien is aangetoond dat:
    1. afwijking noodzakelijk is voor een doelmatige bedrijfsvoering van het grondgebonden agrarisch bedrijf;
    2. plaatsing op het bouwvlak niet mogelijk of doelmatig is;
alvorens de afwijking te verlenen vragen burgemeester en wethouders hierover schriftelijk advies van de agrarisch deskundige;
  1. afwijking wordt verleend indien is aangetoond dat is voorzien in een adequate landschappelijke inpassing, alvorens de afwijking te verlenen vragen burgemeester en wethouders hierover schriftelijk advies van een landschapsdeskundige;
  2. afwijking wordt slechts verleend als een privaatrechtelijke overeenkomst is gesloten over de aanleg, het beheer en het onderhoud van de landschappelijke inpassing;
3.3.4 Overkappingconstructies als teeltondersteunende voorziening
Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde in lid 3.2.2 voor het bouwen van overkappingconstructies als teeltondersteunende voorziening buiten een bouwvlak, met inachtneming van de volgende regels:
  1. de bouwhoogte bedraagt ten hoogste 4 meter;
  2. de teeltondersteunende voorziening staat ten dienste aan het grondgebonden agrarisch bedrijf;
  3. afwijking wordt niet verleend:
    1. binnen een afstand van 100 meter van gronden met de bestemming Natuur;
    2. binnen een afstand van 100 meter van gronden met de bestemming Water-Deltawater;
    3. binnen een afstand van 100 meter van de plangrens rond de kernen en verblijfsrecreatieterreinen;
  4. afwijking wordt verleend indien is aangetoond dat de afwijking noodzakelijk is voor een doelmatige bedrijfsvoering van het grondgebonden agrarisch bedrijf, alvorens de afwijking te verlenen vragen burgemeester en wethouders hierover schriftelijk advies van de agrarisch deskundige;
  5. afwijking wordt verleend indien is aangetoond dat is voorzien in een adequate landschappelijke inpassing, alvorens de afwijking te verlenen vragen burgemeester en wethouders hierover schriftelijk advies van een landschapsdeskundige;
  6. afwijking wordt slechts verleend als een privaatrechtelijke overeenkomst is gesloten over de aanleg, het beheer en het onderhoud van de landschappelijke inpassing;
3.3.5 Grotere mestopslagruimte
Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde in lid 3.2.3 onder 6 voor het bouwen van een grotere mestopslagruimte als bouwwerk, binnen een bouwvlak, met inachtneming van de volgende regels:
  1. de totale inhoud van mestopslagruimten en mestbassins - mestopslagruimten in gebouwen daaronder begrepen - op het betreffende erf bedraagt ten hoogste 5.000 m³;
  2. het gebruik van de mestopslagruimten ten behoeve van handelsdoeleinden is niet toegestaan;
  3. afwijking wordt verleend indien is aangetoond dat de afwijking noodzakelijk is voor een doelmatige bedrijfsvoering van het grondgebonden agrarisch bedrijf, alvorens de afwijking te verlenen vragen burgemeester en wethouders hierover schriftelijk advies van de agrarisch deskundige;
  4. afwijking wordt verleend indien is aangetoond dat is voorzien in een adequate landschappelijke inpassing;
  5. afwijking leidt niet tot onevenredige gevolgen voor het waterbeheer; indien het verhard oppervlak toeneemt met 1.000 m² of meer, vragen burgemeester en wethouders hierover schriftelijk advies van de waterbeheerder alvorens de afwijking te verlenen;
  6. afwijking leidt niet tot onevenredige aantasting van de gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van naastgelegen percelen;
  7. afwijking wordt slechts verleend als een privaatrechtelijke overeenkomst is gesloten over de aanleg, het beheer en het onderhoud van de landschappelijke inpassing;
3.3.6 Mestopslagruimten aansluitend aan het bouwvlak
Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde in lid 3.2.2 voor het bouwen van een mestopslagruimte als zelfstandig bouwwerk, aansluitend aan het bouwvlak, met inachtneming van het volgende:
  1. de totale inhoud van mestopslagruimten en mestbassins - mestopslagruimten in gebouwen daaronder begrepen - op het betreffende erf bedraagt ten hoogste 5.000 m³;
  2. de bouwhoogte bedraagt ten hoogste 7 meter;
  3. afwijking wordt niet verleend:
    1. binnen een afstand van 100 meter van gronden met de bestemming Natuur;
    2. binnen een afstand van 100 meter van gronden met de bestemming Water-Deltawater;
    3. binnen een afstand van 100 meter van de plangrens rond de kernen en verblijfsrecreatieterreinen;
  4. het gebruik van de mestopslagruimten ten behoeve van handelsdoeleinden is niet toegestaan;
  5. afwijking wordt slechts verleend voor een mestopslagruimte aansluitend aan het bouwvlak, indien is aangetoond dat realisatie van de mestopslagruimten op aan het bouwvlak niet mogelijk is;
  6. afwijking wordt verleend indien is aangetoond dat de afwijking noodzakelijk is voor de continuïteit van het grondgebonden agrarisch bedrijf, alvorens de afwijking te verlenen vragen burgemeester en wethouders hierover schriftelijk advies van de agrarisch deskundige;
  7. afwijking wordt verleend indien is aangetoond dat is voorzien in een adequate landschappelijke inpassing, alvorens de afwijking te verlenen vragen burgemeester en wethouders hierover schriftelijk advies van de landschapsdeskundige;
  8. afwijking leidt niet tot onevenredige versnippering en verstening van het landelijk gebied, alvorens afwijking te verlenen vragen burgemeester en wethouders hierover schriftelijk advies van de landschapsdeskundige;
  9. afwijking leidt niet tot onevenredige gevolgen voor het waterbeheer; indien het verhard oppervlak toeneemt met 1.000 m² of meer, vragen burgemeester en wethouders hierover schriftelijk advies van de waterbeheerder alvorens de afwijking te verlenen;
  10. afwijking leidt niet tot onevenredige aantasting van de gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van naastgelegen percelen;
  11. afwijking wordt slechts verleend als een privaatrechtelijke overeenkomst is gesloten over de aanleg, het beheer en het onderhoud van de landschappelijke inpassing;
3.3.7 Wateropslagruimten
Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde in lid 3.2.2 voor het bouwen van een wateropslagruimte als bouwwerk voor de glastuinbouw aansluitend aan een bouwvlak, met inachtneming van de volgende regels:
  1. de bouwhoogte bedraagt ten hoogste 2 meter;
  2. afwijking wordt slechts verleend indien op het agrarisch bedrijf behorend bouwvlak onvoldoende ruimte aanwezig is om de wateropslagruimte te realiseren;
  3. afwijking wordt verleend indien is aangetoond dat de afwijking noodzakelijk is voor een doelmatige bedrijfsvoering van een glastuinbouwbedrijf of een nevenfunctie glastuinbouw, alvorens de afwijking te verlenen vragen burgemeester en wethouders hierover schriftelijk advies van de agrarisch deskundige;
  4. afwijking wordt verleend indien is aangetoond dat is voorzien in een adequate landschappelijke inpassing, alvorens de afwijking te verlenen vragen burgemeester en wethouders hierover schriftelijk advies van de landschapsdeskundige;
  5. afwijking leidt niet tot onevenredige gevolgen voor het waterbeheer; indien het verhard oppervlak toeneemt met 1.000 m² of meer, vragen burgemeester en wethouders hierover schriftelijk advies van de waterbeheerder alvorens de afwijking te verlenen;
  6. afwijking leidt niet tot onevenredige aantasting van de gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van naastgelegen percelen;
  7. afwijking wordt slechts verleend als een privaatrechtelijke overeenkomst is gesloten over de aanleg, het beheer en het onderhoud van de landschappelijke inpassing;
3.3.8 Overschrijding grenzen bouwvlak
Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde in lid 3.2.2 voor het overschrijden van de grenzen van een bouwvlak met gebouwen en / of overkappingen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met inachtneming van de volgende regels:
  1. afwijking wordt verleend indien de uitbreiding van het bouwvlak ten hoogste 15% van de oppervlakte van de op het kaart aangegeven bouwvlak bedraagt, en de overschrijding van de bouwvakgrenzen ten hoogste 15 meter bedraagt;
  2. afwijking leidt niet tot onevenredige aantasting van de gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van naastgelegen percelen;
  3. afwijking wordt verleend indien is aangetoond dat de afwijking noodzakelijk is voor een doelmatige bedrijfsvoering van het agrarisch bedrijf, alvorens de afwijking te verlenen vragen burgemeester en wethouders hierover schriftelijk advies van de agrarisch deskundige;
  4. afwijking wordt verleend indien is aangetoond dat is voorzien in een adequate landschappelijke inpassing van de gebouwen en / of overkappingen, alvorens de afwijking te verlenen vragen burgemeester en wethouders hierover schriftelijk advies van de landschapsdeskundige;
  5. afwijking leidt niet tot onevenredige gevolgen voor het waterbeheer; indien het verhard oppervlak toeneemt met 1.000 m² of meer, vragen burgemeester en wethouders hierover schriftelijk advies van de waterbeheerder alvorens de afwijking te verlenen;
  6. afwijking wordt slechts verleend als een privaatrechtelijke overeenkomst is gesloten over de aanleg, het beheer en het onderhoud van de landschappelijke inpassing;
3.3.9 Bouwen windturbine
Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde in lid 3.2.3 voor het bouwen van een windturbine ter plaatse van een bouwvlak, met inachtneming van de volgende regels:
  1. de hoogte van een windturbine bedraagt ten hoogste 15 meter;
  2. afwijking wordt niet verleend:
    1. binnen een afstand van 100 meter van gronden met de bestemming Natuur;
    2. binnen een afstand van 100 meter van gronden met de bestemming Water-Deltawater;
    3. binnen een afstand van 100 meter van de dichtstbijzijnde woning en / of plangrens rond de kernen en verblijfsrecreatieterreinen;
  3. per bouwvlak is ten hoogste 1 windturbine toegestaan;
  4. afwijking leidt niet tot onevenredige aantasting van de gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van naastgelegen percelen;
3.3.10 Nieuwbouw NED
Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde in lid 3.1 voor het vervangend nieuw bouwen van een gebouw ten behoeve van een NED ter plaatse van een bouwvlak, met inachtneming van de volgende regels:
  1. de oppervlakte van de NED bedraagt ten hoogste de in bijlage 1 genoemde omvang;
  2. afwijking wordt verleend indien ten minste eenzelfde oppervlak bestaande bedrijfsgebouwen behorende tot het agrarisch bedrijf wordt gesloopt;
  3. afwijking wordt verleend indien ook toepassing is of wordt gegeven aan het bepaalde in lid 3.5.7;
3.3.11 Sanitair en / of recreatieruimte op een minicamping
Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde in lid 3.2.2 voor het bouwen van sanitaire voorzieningen en / of een recreatieruimte ten behoeve van een minicamping buiten een bouwvlak, met de aanduiding 'minicamping' met inachtneming van de volgende regels:
  1. de bouwhoogte van het sanitairgebouw en / of recreatieruimte bedraagt ten hoogste 3,5 meter;
  2. het totale oppervlak van sanitairgebouwen en / of recreatieruimten bedraagt ten hoogste 100 m²;
  3. sanitairgebouwen en / of recreatieruimten zijn uitsluitend direct grenzend aan het bouwvlak toegestaan;
  4. afwijking wordt niet verleend:
    1. binnen een afstand van 100 meter van gronden met de bestemming Natuur;
    2. binnen een afstand van 100 meter van gronden met de bestemming Water-Deltawater;
    3. binnen een afstand van 100 meter van de plangrens rond de kernen en verblijfsrecreatieterreinen;
  5. voorzien wordt in een adequate landschappelijke inpassing die bestaat uit een beplantingsstrook met een dichte struik- en boomlaag van voornamelijk streekeigen soorten, met een breedte van ten minste 5 meter;
  6. afwijking leidt niet tot onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelmogelijkheden van omliggende bestemmingen en functies;
  7. afwijking wordt slechts verleend als een privaatrechtelijke overeenkomst is gesloten over de aanleg, het beheer en het onderhoud van de landschappelijke inpassing;
3.4 Specifieke gebruiksregels
 
Met betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken gelden de volgende regels:
  1. de opslag van goederen, anders dan agrarische producten afkomstig van het eigen agrarisch bedrijf, buiten gebouwen, is niet toegestaan;
  2. op een minicamping zijn niet meer dan 15 standplaatsen toegestaan;
  3. het huisvesten van seizoensarbeiders is niet toegestaan;
  4. de opslag van dierlijke mest, anders dan in een mestopslagruimte, in hoeveelheden groter dan 600 m³, is niet toegestaan;
  5. de opslag van dierlijke mest ten behoeve van handelsdoeleinden is niet toegestaan;
  6. het gebruik van mestbassins is buiten de bouwvlakken niet toegestaan;
  7. het gebruik van waterbassins is buiten de bouwvlakken niet toegestaan;
  8. het gebruik van kuilvoerplaten en sleufsilo's ten behoeve van de opslag van producten die niet afkomstig zijn van, of worden gebruikt op, het eigen agrarisch bedrijf, is niet toegestaan;
  9. paardenbakken, anders dan ten behoeve van een manege, zijn niet toegestaan;
  10. bij een paardenbak is het gebruik van een geluidsinstallatie, of verlichting door middel van lichtmasten niet toegestaan;
  11. het gebruik van tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen voor een aaneengesloten periode van langer dan 10 weken is niet toegestaan;
  12. containervelden zijn buiten een bouwvlak niet toegestaan;
  13. detailhandel, anders dan het verkopen van boerderij- en streekproducten met een oppervlak van ten hoogste 50 m², is niet toegestaan;
  14. het uitoefenen van een aan-huis-gebonden beroep met een oppervlak meer dan 50 m² per agrarische bedrijfswoning of plattelandswoning is niet toegestaan;
  15. het aanbieden van meer dan 5 slaapplaatsen ten behoeve van logies met ontbijt per agrarische bedrijfswoning of plattelandswoning is niet toegestaan;
  16. het gebruiken van een aan- of uitbouw of vrijstaand bijgebouw ten behoeve van het ontvangen of verlenen van mantelzorg is toegestaan;
  17. fruitteelt ter plaatse van gronden die zijn gelegen binnen een afstand van 50 meter van woningen van derden, of terreinen bestemd voor verblijfsrecreatie (minicampings daaronder inbegrepen) is niet toegestaan;
  18. het gebruik van groeibevorderende of conditionerende belichting, zoals assimilatiebelichting of cyclische belichting in kassen is niet toegestaan, tenzij de kassen (gevel en dak) aan de binnenzijde volledig zijn afgeschermd tegen horizontale en verticale lichtuitstraling;
  19. het gebruik van groeibevorderende of conditionerende belichting, zoals assimilatiebelichting of cyclische belichting in boog- en gaaskassen is niet toegestaan.
3.5 Afwijken van de gebruiksregels
 
3.5.1 Mestbassins aansluitend aan het bouwvlak
Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde in lid 3.4 onder f voor mestbassins, geen bouwwerk zijnde, aansluitend aan een bouwvlak, met inachtneming van het volgende:
  1. de totale inhoud van mestopslagruimten en mestbassins - mestopslagruimten in gebouwen daaronder begrepen - op het betreffende erf bedraagt ten hoogste 5.000 m³;
  2. afwijking wordt niet verleend:
    1. binnen een afstand van 100 meter van gronden met de bestemming Natuur;
    2. binnen een afstand van 100 meter van gronden met de bestemming Water-Deltawater;
    3. binnen een afstand van 100 meter van de plangrens rond de kernen en verblijfsrecreatieterreinen;
  3. het gebruik van de mestbassins ten behoeve van handelsdoeleinden is niet toegestaan;
  4. afwijking wordt niet verleend indien op het bij het agrarisch bedrijf behorende bouwvlak voldoende ruimte aanwezig is om het mestbassin te realiseren;
  5. afwijking is noodzakelijk voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering; alvorens de afwijking te verlenen vragen burgemeester en wethouders hierover schriftelijk advies van de agrarisch deskundige;
  6. afwijking wordt verleend indien is aangetoond dat is voorzien in een adequate landschappelijke inpassing van het bouwvlak, alvorens de afwijking te verlenen vragen burgemeester en wethouders hierover schriftelijk advies van de landschapsdeskundige;
  7. afwijking wordt slechts verleend als zorg wordt gedragen voor ruimtelijke kwaliteitswinst in de vorm van landschaps- of natuurontwikkeling, alvorens de afwijking te verlenen vragen burgemeester en wethouders hierover schriftelijk advies van de landschapsdeskundige;
  8. afwijking leidt niet tot onevenredige gevolgen voor het waterbeheer; indien het verhard oppervlak toeneemt met 1.000 m² of meer, vragen burgemeester en wethouders hierover schriftelijk advies van de waterbeheerder alvorens de afwijking te verlenen;
  9. afwijking leidt niet tot onevenredige aantasting van de gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van naastgelegen percelen;
  10. afwijking wordt slechts verleend indien een privaatrechtelijke overeenkomst is gesloten over de aanleg, het beheer en het onderhoud van de landschappelijke inpassing;
3.5.2 Waterbassins aansluitend aan het bouwvlak
Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde in lid 3.4 onder g voor waterbassins, geen bouwwerk zijnde, aansluitend aan een bouwvlak, met inachtneming van de volgende regels:
  1. de totale inhoud van wateropslagruimten en waterbassins - wateropslagruimten in gebouwen daaronder begrepen - op het betreffende erf bedraagt ten hoogste 2.500 m³;
  2. afwijking wordt niet verleend:
    1. binnen een afstand van 100 meter van gronden met de bestemming Natuur;
    2. binnen een afstand van 100 meter van gronden met de bestemming Water-Deltawater;
    3. binnen een afstand van 100 meter van de plangrens rond de kernen en verblijfsrecreatieterreinen;
  3. het gebruik van de waterbassins ten behoeve van handelsdoeleinden is niet toegestaan;
  4. afwijking wordt niet verleend indien op het agrarisch bedrijf behorende bouwvlak voldoende ruimte aanwezig is om het waterbassin te realiseren;
  5. afwijking is noodzakelijk voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering, alvorens de afwijking te verlenen vragen burgemeester en wethouders hierover schriftelijk advies van de agrarisch deskundige;
  6. afwijking wordt verleend indien is aangetoond dat is voorzien in een adequate landschappelijke inpassing, alvorens de afwijking te verlenen vragen burgemeester en wethouders hierover schriftelijk advies van de landschapsdeskundige;
  7. afwijking leidt niet tot onevenredige gevolgen voor het waterbeheer; indien het verhard oppervlak toeneemt met 1.000 m² of meer, vragen burgemeester en wethouders hierover schriftelijk advies van de waterbeheerder alvorens de afwijking te verlenen;
  8. afwijking leidt niet tot onevenredige aantasting van de aanwezige landschapskwaliteiten;
  9. afwijking leidt niet tot onevenredige aantasting van de gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van naastgelegen percelen;
  10. afwijking wordt slechts verleend als een privaatrechtelijke overeenkomst is gesloten over de aanleg, het beheer en het onderhoud van de landschappelijke inpassing;
3.5.3 Containervelden
Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde in sublid 3.4 onder l voor het gebruik van gronden als containervelden, met inachtneming van de volgende regels:
  1. een containerveld heeft een oppervlakte van ten hoogste 1 ha;
  2. een containerveld is gelegen aansluitend op een bouwvlak;
  3. de afwijking leidt niet tot onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelmogelijkheden van naastgelegen percelen;
  4. afwijking wordt verleend indien is aangetoond dat is voorzien in een adequate landschappelijke inpassing van de containervelden, alvorens de afwijking te verlenen vragen burgemeester en wethouders hierover schriftelijk advies aan de landschapsdeskundige;
  5. afwijking leidt niet tot onevenredige gevolgen voor het waterbeheer; indien het bouwvlak toeneemt met 1.000 m² of meer, vragen burgemeester en wethouders hierover schriftelijk advies van de waterbeheerder alvorens de afwijking te verlenen;
  6. afwijking wordt slechts verleend als een privaatrechtelijke overeenkomst is gesloten over de aanleg, het beheer en het onderhoud van de landschappelijke inpassing;
3.5.4 Weidegang
Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde in artikel 1, lid 100, inzake weidegang als criterium voor grondgebonden agrarische bedrijven voor melkveebedrijven die in plaats van weidegang, voldoende ruwvoer telen, met inachtneming van de volgende regels:
  1. uit het te overleggen ondernemersplan inzake de nieuwe bedrijfssituatie, blijkt het volgende:
    1. de gronden zijn in overwegende mate in de directe omgeving van het bedrijf gelegen;
    2. de gronden behoren feitelijk tot het bedrijf;
    3. de gronden worden feitelijk voor ruwvoerteelt voor het bedrijf gebruikt;
    4. de oppervlakte gronden is toereikend voor voerteelt in relatie tot de omvang van de veestapel;
    5. er wordt voldoende voer geteeld voor de voerbehoefte van het eigen bedrijf, zodanig dat het niet gaat om bijvoedering maar om een hoofdbestanddeel in de voervoorziening;
    6. gewassen worden integraal voor voedering van vee gebruikt;
    7. bewerking van de gewassen vindt slechts in ondergeschikte mate plaats en in ieder geval op het bedrijf;
  2. toepassen van weidegang is vanuit de bedrijfssituatie niet mogelijk of niet gewenst;
  3. de continuïteit van voerteelt is ook op langere termijn verzekerd;
  4. afwijking wordt slechts verleend als over de aspecten zoals genoemd in de subleden a tot en met c een schriftelijke overeenkomst met het bedrijf is gesloten;
  5. alvorens afwijking te verlenen vragen burgemeester en wethouders schriftelijk advies over de aspecten die in subleden a tot en met c zijn genoemd aan de agrarische deskundige;
3.5.5 Paardenbak
Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde in lid 3.4 onder j ten behoeve van een paardenbak, met inachtneming van de volgende regels:
  1. het oppervlak van de paardenbak bedraagt ten hoogste 800 m² ;
  2. afwijking wordt niet verleend:
    1. binnen een afstand van 100 meter van gronden met de bestemming Natuur;
    2. binnen een afstand van 100 meter van gronden met de bestemming Water-Deltawater;
    3. binnen een afstand van 50 meter ten opzichte van de meest nabij gelegen woning van derden;
    4. binnen een afstand van 100 meter van de plangrens rond de kernen en verblijfsrecreatieterreinen;
  3. de paardenbak grenst direct aan een bouwvlak of een bestemmingsvlak waarbinnen een woning is toegestaan;
  4. afwijking leidt niet tot onevenredige aantasting van de gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van naastgelegen percelen;
  5. voorzien wordt in een adequate landschappelijke inpassing;
  6. afwijking wordt slechts verleend als een privaatrechtelijke overeenkomst is gesloten over de aanleg, het beheer en het onderhoud van de landschappelijke inpassing;
3.5.6 Tijdelijke huisvesting seizoensarbeiders
Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde in lid 3.4 onder c voor het tijdelijk huisvesten van de aan het betreffende agrarisch bedrijf verbonden seizoensarbeiders, met inachtneming van de volgende regels:
  1. de afwijking wordt slechts verleend ter plaatse van bouwvlakken;
  2. afwijking kan worden verleend voor:
    1. plaatsing van kampeermiddelen;
    2. plaatsing van verplaatsbare woonunits;
    3. realisatie van wooneenheden in bestaande gebouwen;
  3. per agrarisch bedrijf zijn ten hoogste 5 kampeermiddelen of verplaatsbare woonunits toegestaan voor tijdelijke huisvesting van seizoensarbeiders;
  4. het gezamenlijk oppervlak van de wooneenheden in bestaande gebouwen bedraagt ten hoogste 200 m²;
  5. de bouwhoogte bedraagt ten hoogste 3,5 meter;
  6. de plaatsing van de eenheden geschiedt voor ten hoogste één aaneengesloten periode van ten hoogste 10 weken per kalenderjaar;
  7. voorzien wordt in ten minste één parkeerplaats per wooneenheid of kampeermiddel op eigen terrein;
  8. tijdelijke huisvesting van seizoensarbeiders is uitsluitend toegestaan ten behoeve van het betreffende agrarisch bedrijf;
  9. de afwijking leidt niet tot onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelmogelijkheden van naastgelegen percelen;
  10. afwijking wordt verleend indien is aangetoond dat is voorzien in een adequate landschappelijke inpassing van het bouwvlak;
  11. afwijking wordt slechts verleend als zorg wordt gedragen voor ruimtelijke kwaliteitswinst in de vorm van landschaps- of natuurontwikkeling of het verbeteren van de inrichting van het erf, alvorens de afwijking te verlenen vragen burgemeester en wethouders hierover schriftelijk advies van een landschapsdeskundige;
  12. afwijking wordt slechts verleend als een privaatrechtelijke overeenkomst is gesloten over de aanleg, het beheer en het onderhoud van de landschappelijke inpassing en de ruimtelijke kwaliteitswinst;
3.5.7 Nieuwe Economische Dragers (NED's)
Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde in lid 3.1 voor een NED ter plaatse van een bouwvlak, met inachtneming van de volgende regels:
  1. afwijking wordt verleend voor:
    1. een NED die voorkomt in de positieve lijst Nieuwe Economische Dragers zoals opgenomen in bijlage 1;
    2. overige bedrijfsactiviteiten, die naar aard en omvang gelijk te stellen zijn met de NED's zoals vermeld in bijlage 1;
  2. de oppervlakte van een NED bedraagt ten hoogste de in bijlage 1 genoemde omvang;
  3. tenzij toepassing wordt gegeven aan het bepaalde in lid 3.3.10 vindt de NED plaats in bestaande gebouwen op een bouwvlak;
  4. de NED, of alle NED's tezamen, behorende bij een agrarisch bedrijf, wordt of worden uitgeoefend in een kleinschalige omvang, hetgeen blijkt uit:
    1. de arbeidsbehoefte;
    2. de ruimtelijke uitstraling;
    3. de verkeersaantrekkende werking, waarbij de afwijking niet tot een onevenredige toename leidt van de automobiliteit;
    4. de categorie uit de Staat van Bedrijfsactiviteiten waartoe de activiteit behoort, waarbij geldt dat:
      1. de bedrijfsactiviteit ten hoogste tot categorie B1 uit de Staat van Bedrijfsactiviteiten behoort;
      2. de bedrijfsactiviteit ten hoogste tot categorie B2 uit de Staat van Bedrijfsactiviteiten behoort, mits is aangetoond dat daardoor geen milieuhinder voor aangrenzende percelen ontstaat; alvorens de afwijking te verlenen vragen burgemeester en wethouders hierover schriftelijk advies van de milieudeskundige;
  5. de verkeersveiligheid en de verkeersplanologische functie van de weg niet negatief worden beïnvloed;
  6. opslag van goederen ten behoeve van de NED buiten gebouwen is niet toegestaan;
  7. nieuwe bouwwerken, geen gebouwen zijnde, lichtmasten en lichtbakken voor reclamedoeleinden daaronder begrepen, zijn niet toegestaan;
  8. afwijking leidt niet tot onevenredige aantasting van de gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van naastgelegen percelen;
  9. afwijking wordt verleend indien is aangetoond dat is voorzien in een adequate landschappelijke inpassing, alvorens de afwijking te verlenen vragen burgemeester en wethouders hierover schriftelijk advies van de landschapsdeskundige;
  10. afwijking wordt slechts verleend als zorg wordt gedragen voor ruimtelijke kwaliteitswinst in de vorm van landschaps- of natuurontwikkeling of het verbeteren van de inrichting van het erf, alvorens de afwijking te verlenen vragen burgemeester en wethouders hierover schriftelijk advies van de landschapsdeskundige;
  11. afwijking wordt slechts verleend als een privaatrechtelijke overeenkomst is gesloten over de aanleg, het beheer en het onderhoud van de landschappelijke inpassing en de ruimtelijke kwaliteitswinst;
3.5.8 Uitbreiding minicamping
Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde in lid 3.4 onder b, voor het uitbreiden van het aantal standplaatsen op een minicamping, met inachtneming van de volgende regels:
  1. het aantal standplaatsen bedraagt ten hoogste 25;
  2. permanente standplaatsen voor kampeermiddelen zijn niet toegestaan;
  3. voorzien wordt in voldoende parkeerplaatsen ten behoeve van de minicamping op het eigen terrein, waarbij het aantal parkeerplaatsen ten minste 110% van het aantal standplaatsen bedraagt;
  4. de afstand tussen de minicamping en de meest nabij gelegen woning van derden bedraagt ten minste 50 meter; indien de afstand van de minicamping tot de meest nabij gelegen woning van derden in de bestaande situatie reeds minder dan 50 meter bedraagt, mag deze afstand door toepassen van de afwijking niet verkleinen;
  5. buiten het bestemmingvlak is aansluitend een terrein van ten minste 1 ha ten behoeve van de minicamping in eigendom of in pacht bij het betreffende bedrijf;
  6. afwijking leidt niet tot onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van naastgelegen percelen;
  7. voorzien wordt in een adequate landschappelijke inpassing die bestaat uit een beplantingsstrook met een dichte struik- en boomlaag van voornamelijk streekeigen soorten, met een breedte van ten minste 7 meter, alvorens de afwijking te verlenen vragen burgemeester en wethouders hierover schriftelijk advies van de landschapsdeskundige;
  8. afwijking wordt slechts verleend als zorg wordt gedragen voor ruimtelijke kwaliteitswinst in de vorm van landschaps- of natuurontwikkeling of het verbeteren van de inrichting van het erf;
  9. afwijking wordt slechts verleend indien een privaatrechtelijke overeenkomst is gesloten over de aanleg, het beheer en het onderhoud van de landschappelijke inpassing en de ruimtelijke kwaliteitswinst;
3.6 Wijzigingsbevoegdheden
 
3.6.1 Wijziging vergroten bouwvlak
Burgemeester en wethouders kunnen bouwvlakken vergroten, met inachtneming van de volgende regels:
  1. de oppervlakte van het bouwvlak bedraagt ten hoogste 2 ha;
  2. wijziging is noodzakelijk voor een doelmatige bedrijfsvoering; alvorens de wijziging toe te passen vragen burgemeester en wethouders hierover schriftelijk advies aan de agrarisch deskundige;
  3. wijziging wordt toegepast indien is aangetoond dat is voorzien in een adequate landschappelijke inpassing van het bouwvlak;
  4. wijziging leidt niet tot onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van naastgelegen percelen;
  5. wijziging leidt niet tot onevenredige gevolgen voor het waterbeheer; indien het bouwvlak toeneemt met 1.000 m² of meer, vragen burgemeester en wethouders hierover schriftelijk advies van de waterbeheerder alvorens de wijziging toe te passen;
  6. wijziging wordt toegepast indien een privaatrechtelijke overeenkomst is gesloten over de aanleg, het beheer en het onderhoud van de landschappelijke inpassing en de ruimtelijke kwaliteitswinst.
3.6.2 Wijziging stellingen als teeltondersteunende voorziening
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen door het toekennen van bouwvlakken uitsluitend voor de bouw van stellingen als teeltondersteunende voorziening, met inachtneming van de volgende regels:
  1. het bouwvlak grenst aan een agrarisch bouwvlak;
  2. het oppervlak van de stellingen bedraagt ten hoogste 1 ha;
  3. de bouwhoogte bedraagt ten hoogste 1,5 meter;
  4. wijziging wordt niet toegepast:
    1. binnen een afstand van 100 meter van gronden met de bestemming Natuur;
    2. binnen een afstand van 100 meter van gronden met de bestemming Water-Deltawater;
    3. binnen een afstand van 100 meter van de plangrens rond de kernen en verblijfsrecreatieterreinen;
  5. de teeltondersteunende voorzieningen staan ten dienste aan en zijn bedrijfseconomisch ondergeschikt aan het grondgebonden agrarisch bedrijf;
  6. wijziging wordt toegepast indien is aangetoond dat is voorzien in een adequate landschappelijke inpassing van het bouwvlak, alvorens de wijziging wordt toegepast vragen burgemeester en wethouders hierover schriftelijk advies van de landschapsdeskundige;
  7. wijziging wordt slechts toegepast als zorg wordt gedragen voor ruimtelijke kwaliteitswinst in de vorm van landschaps- of natuurontwikkeling, alvorens de afwijking te verlenen vragen burgemeester en wethouders hierover schriftelijk advies van de landschapsdeskundige;
  8. wijziging leidt niet tot onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van naastgelegen percelen; wijziging wordt slechts toegepast indien een privaatrechtelijke overeenkomst is gesloten over de aanleg, het beheer en het onderhoud van de landschappelijke inpassing;
3.6.3 Wijziging boog- en gaaskassen buiten het bouwvlak
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen door het toekennen van bouwvlakken uitsluitend voor de bouw van boog- en gaaskassen als teeltondersteunende voorziening, met inachtneming van de volgende regels:
  1. het bouwvlak grenst aan een agrarisch bouwvlak;
  2. het oppervlak van de boog- en gaaskassen bedraagt ten hoogste 1 ha;
  3. de bouwhoogte bedraagt ten hoogste 3,5 meter;
  4. boog- en gaaskassen staan ten dienste aan en zijn bedrijfseconomisch ondergeschikt aan het grondgebonden agrarisch bedrijf;
  5. het gebruik van groeibevorderende of conditionerende belichting, zoals assimilatiebelichting of cyclische belichting in boog- en gaaskassen is niet toegestaan;
  6. wijziging wordt toegepast indien is aangetoond dat is voorzien in een adequate landschappelijke inpassing van het bouwvlak, alvorens de wijziging toe te passen vragen burgemeester en wethouders hierover schriftelijk advies van de landschapsdeskundige;
  7. wijziging wordt slechts toegepast als zorg wordt gedragen voor ruimtelijke kwaliteitswinst in de vorm van landschaps- of natuurontwikkeling, alvorens de afwijking te verlenen vragen burgemeester en wethouders hierover schriftelijk advies van de landschapsdeskundige;
  8. wijziging leidt niet tot onevenredige gevolgen voor het waterbeheer; indien het bouwvlak toeneemt met 1.000 m² of meer, vragen burgemeester en wethouders hierover schriftelijk advies van de waterbeheerder alvorens de wijziging toe te passen;
  9. wijziging leidt niet tot onevenredige aantasting van de gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van naastgelegen percelen;
3.6.4 Wijziging na bedrijfsbeëindiging
Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming Agrarisch ter plaatse van de aanduiding bouwvlak wijzigen in de bestemming Wonen met de aanduiding specifieke vorm van wonen - 2 en / of Tuin en / of in de bestemming Agrarisch zonder aanduiding of bouwvlak, met inachtneming van de volgende regels:
  1. het agrarisch bedrijf is beëindigd;
  2. het gebruik van een bestaande NED mag worden voortgezet;
  3. het gebruik van een bestaande minicamping mag worden voortgezet;
  4. wijziging leidt niet tot onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van agrarische bedrijven in de omgeving;
3.6.5 Wijziging nieuwe minicamping
Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming Agrarisch ter plaatse van het bouwvlak wijzigen ten behoeve van het vestigen van een nieuwe minicamping door het opnemen van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - 3', met inachtneming van de volgende regels:
  1. het aantal standplaatsen bedraagt ten hoogste 15;
  2. voorzien wordt in voldoende parkeerplaatsen ten behoeve van de minicamping op het eigen terrein, waarbij geldt dat het aantal parkeerplaatsen ten minste 110% van het aantal standplaatsen bedraagt;
  3. de afstand tussen de minicamping en de meest nabij gelegen woning van derden bedraagt ten minste 50 meter;
  4. wijziging wordt niet toegepast:
    1. binnen een afstand van 100 meter van gronden met de bestemming Natuur;
    2. binnen een afstand van 100 meter van gronden met de bestemming Water-Deltawater;
    3. binnen een afstand van 100 meter van de plangrens rond de kernen;
    4. binnen een afstand van 200 meter van de erfgrens van een regulier kampeerterrein;
  5. buiten het bestemmingvlak is aansluitend een terrein van ten minste 1 ha ten behoeve van de minicamping in eigendom of in pacht bij het betreffende bedrijf;
  6. voorzien wordt in een adequate landschappelijke inpassing die bestaat uit een beplantingsstrook met een dichte struik- en boomlaag van voornamelijk streekeigen soorten, met een breedte van ten minste 7 meter, alvorens de wijziging toe te passen vragen burgemeester en wethouders hierover schriftelijk advies van de landschapsdeskundige;
  7. wijziging leidt niet tot onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van naastgelegen percelen;
  8. wijziging wordt toegepast indien een privaatrechtelijke overeenkomst is gesloten over de aanleg, het beheer en het onderhoud van de landschappelijke inpassing en de ruimtelijke kwaliteitswinst;
  9. permanente standplaatsen voor kampeermiddelen zijn niet toegestaan;
  10. de netto standplaatsgrootte bedraagt ten minste 150 m²;
3.6.6 Wijziging beëindigen minicampings
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen door de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - 3' te verwijderen, met inachtneming van de volgende regels:
  1. de betreffende minicamping is beëindigd;
  2. gelijktijdig met de wijziging wordt de overeenkomst betreffende het beheer en het onderhoud van de landschappelijke inpassing en de ruimtelijke kwaliteitswinst ten behoeve van de minicamping ontbonden;
3.6.7 Wijziging installatie opwekken duurzame energie
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen voor het realiseren van een installatie voor het opwekken van duurzame energie binnen een bouwvlak, met inachtneming van de volgende regels:
  1. de bouwhoogte bedraagt ten hoogste 12 meter;
  2. wijziging wordt niet toegepast:
    1. binnen een afstand van 100 meter van gronden met de bestemming Natuur;
    2. binnen een afstand van 100 meter van gronden met de bestemming Water-Deltawater;
    3. binnen een afstand van 100 meter van de plangrens rond de kernen en verblijfsrecreatieterreinen;
  3. de energieproductie is ondergeschikt aan het agrarisch grondgebonden bedrijf;
  4. wijziging leidt niet tot een onevenredige toename van de automobiliteit;
  5. de verkeersveiligheid wordt niet negatief beïnvloed;
  6. de reststof (het digestaat) is een meststof;
  7. de grondstoffen voor energieproductie zijn afkomstig van het eigen bedrijf en / of het digestaat wordt op het eigen bedrijf toegepast;
  8. wijziging wordt toegepast indien is aangetoond dat is voorzien in een adequate landschappelijke inpassing van het bouwvlak;
  9. wijziging wordt slechts toegepast als zorg wordt gedragen voor ruimtelijke kwaliteitswinst in de vorm van landschaps- of natuurontwikkeling of het verbeteren van de inrichting van het erf, alvorens de wijziging toe te passen vragen burgemeester en wethouders hierover schriftelijk advies van de landschapsdeskundige;
  10. wijziging leidt niet tot onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van naastgelegen percelen;
  11. wijziging wordt toegepast indien een privaatrechtelijke overeenkomst is gesloten over de aanleg, het beheer en het onderhoud van de landschappelijke inpassing en de ruimtelijke kwaliteitswinst;
3.6.8 Wijziging vergroten bestemmingsvlakken bedrijfsbestemmingen
Burgemeester en wethouders kunnen bestemmingsvlakken met de bestemming Bedrijf, Detailhandel, Horeca, Maatschappelijk of Recreatie-Verblijsrecreatie vergroten, met inachtneming van de volgende regels:
  1. de oppervlakte van het bestemmingsvlak bedraagt na wijziging ten hoogste 120% van het oppervlak zoals dat ten tijde van vaststelling van het plan was opgenomen;
  2. wijziging wordt toegepast indien is aangetoond dat is voorzien in een adequate landschappelijke inpassing van het bouwvlak, alvorens de wijziging toe te passen vragen burgemeester en wethouders hierover schriftelijk advies van de landschapsdeskundige;
  3. wijziging wordt slechts toegepast als zorg wordt gedragen voor ruimtelijke kwaliteitswinst in de vorm van landschaps- of natuurontwikkeling of het verbeteren van de inrichting van het erf, alvorens de wijziging toe te passen vragen burgemeester en wethouders hierover schriftelijk advies van de landschapsdeskundige;
  4. wijziging leidt niet tot onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van naastgelegen percelen;
  5. wijziging leidt niet tot onevenredige gevolgen voor het waterbeheer; indien het bestemmingsvlak toeneemt met 1.000 m² of meer, vragen burgemeester en wethouders hierover schriftelijk advies van de waterbeheerder alvorens de wijziging toe te passen;
  6. wijziging vindt slechts plaats als zorg wordt gedragen voor ruimtelijke kwaliteitswinst in de vorm van landschaps- of natuurontwikkeling of het verbeteren van de inrichting van het erf;
  7. wijziging vindt plaats als is aangetoond dat uitbreiding ter plaatse noodzakelijk is en verplaatsing naar een bedrijventerrein niet mogelijk is;
  8. wijziging wordt toegepast indien een privaatrechtelijke overeenkomst is gesloten over de aanleg, het beheer en het onderhoud van de landschappelijke inpassing en de ruimtelijke kwaliteitswinst;
3.6.9 Waterberging en/of natuurontwikkeling
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen voor waterberging en/of natuurontwikkeling door de bestemming te veranderen in de bestemming Water, binnen een afstand van 25 meter aan weerszijden van de bestemming Water voorafgaan aan de wijziging, met inachtneming van de volgende regels:
  1. wijziging mag niet leiden tot onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden ter plaatse van aangrenzende percelen;
  2. de betreffende gronden gebruiksvrij zijn verworven ten behoeve van de aanleg van de Waterschapsecologische infrastructuur, of dat de eigenaren en / of gebruikers schriftelijk hebben ingestemd met de wijziging;
3.6.10 Tweede bedrijfswoning
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen ten behoeve van de bouw van een tweede bedrijfswoning bij een agrarisch bedrijf, met inachtneming van de volgende regels:
  1. voor de toepassing van de wijzigingsbevoegdheid worden binnen het bouwvlak reeds aanwezige woningen aangemerkt als bedrijfswoningen;
  2. wijziging is alleen toegestaan indien dit voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering noodzakelijk is, waarbij in ieder geval sprake moet zijn van een omvang van het bedrijf die duurzaam werk en inkomen biedt aan twee volwaardige arbeidskrachten en waar permanent toezicht door twee personen vereist is; alvorens wijziging toe te passen vragen burgemeester en wethouders hierover schriftelijk advies van de agrarisch deskundige;
  3. de bedrijfswoning moet in de directe nabijheid van de reeds bestaande bedrijfsgebouwen worden geprojecteerd;
  4. er mogen geen onevenredige beperkingen voor omliggende bestemmingen optreden voor wat betreft zowel de bestaande bedrijfsvoering als de uitbreidings- en ontwikkelingsmogelijkheden;
  5. uit akoestisch onderzoek moet blijken dat de geluidsbelasting op de gevel voldoet aan de daaraan op basis van de Wet geluidhinder te stellen voorwaarden;
3 Algemene regels
Artikel 4 Anti-dubbeltelregel
 
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
  
Artikel 5 Algemene bouwregels
 
5.1 Bestaande maten
 
Met betrekking tot bestaande maten gelden de volgende regels:
  1. de bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen die meer bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen als ten hoogste toelaatbaar worden aangehouden;
  2. de bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen die minder bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen als ten minste toelaatbaar worden aangehouden;
  3. ingeval van herbouw is dit lid onder a en b uitsluitend van toepassing, indien de herbouw op dezelfde plaats plaatsvindt.
5.2 Overschrijding bouwgrenzen
 
De bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, mogen in afwijking van aanduidingsgrenzen, aanduidingen en regels worden overschreden door:
  1. tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, trappen(huizen), galerijen, hellingbanen, funderingen, balkons, entreeportalen, veranda's en afdaken, alsmede andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen, mits de overschrijding niet meer dan 1,5 m bedraagt;
  2. de bouw van andere bouwwerken ten dienste van nutsvoorzieningen, mits deze voorzieningen van geringe horizontale en verticale afmetingen zijn en de bouwhoogte in ieder geval niet meer dan 10 m; in afwijking van het in vorige zin bepaalde bedraagt de bouwhoogte van voorzieningen voor telecommunicatie ten behoeve van privégebruik maximaal 15 m en voor gemeenschappelijk gebruik maximaal 30 m;
  3. voor de bouw van kleine niet voor bewoning bestemde gebouwtjes ten dienste van nutsvoorzieningen; de inhoud van deze gebouwtjes bedraagt ten hoogste 50 m³ en de bouwhoogte ten hoogste 3 m.
Artikel 6 Algemene gebruiksregels
 
6.1 Gebruiksregels
 
Met betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken gelden de volgende regels:
  1. het is verboden gronden en bouwwerken in strijd met de bestemming, of in strijd met het gebruik, waarvoor ingevolge de regels van dit artikel toestemming is verleend te gebruiken of laten gebruiken.
  2. tenzij het vormen van opslag of plaatsing betreft die noodzakelijk zijn ter realisering van het ingevolge de bestemming toegelaten gebruik of die zijn aan te merken als een normaal bestanddeel van dat toegelaten gebruik, wordt onder strijdig gebruik in ieder geval verstaan;
    1. de opslag van bagger en grondspecie;
    2. de opslag van vaten, kisten, als dan niet voor gebruik geschikte werktuigen en machines of onderdelen daarvan, oude en nieuwe bouwmaterialen, afval, puin, zand, grind en brandstoffen;
    3. de opslag van al dan niet voor gebruik geschikte vervoermiddelen of onderdelen daarvan;
    4. de opslag van goederen met een totale stapelhoogte van meer dan 2 meter op onbebouwde gronden;
    5. opslag van meer dan 10.000 kg consumentenvuurwerk;
    6. geluidshinderlijke inrichtingen en Bevi-inrichtingen;
    7. de plaatsing van toer – en stacaravans, woonwagens, tenthuisjes, vaartuigen en soortgelijke verblijfsvoorzieningen;
    8. reclamemasten, reclamezuilen en andere reclame-uitingen zijn niet toegestaan.
6.2 Afwijken van de gebruiksregels
 
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 6.1 indien strikte toepassing leidt tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, die niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.
 
Artikel 7 Algemene aanduidingsregels
 
7.1 Geluidszone – Industrie
 
Binnen de aanduiding 'Geluidszone - Industrie' geldt dat nieuwe geluidsgevoelige objecten niet zijn toegestaan.
  
Artikel 8 Algemene afwijkingsregels
 
8.1 Algemene afwijkingsregels
 
Burgemeester en wethouders kunnen - tenzij op grond van hoofdstuk 2 reeds afgeweken kan worden – afwijken van de planregels voor:
  1. afwijkingen van maten (waaronder percentages) met ten hoogste 10%;
  2. overschrijding van bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein; de overschrijdingen mogen echter ten hoogste 3 m bedragen en het bouwvlak mag met ten hoogste 10% worden vergroot.
  3. afwijking wordt niet verleend, indien daardoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;
De bevoegdheid tot afwijken wordt niet gebruikt, indien daardoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.
 
Artikel 9 Algemene wijzigingsregels
 
9.1 Overschrijding bestemmingsgrenzen
 
Burgemeester en wethouders kunnen de in het plan opgenomen bestemmingen wijzigen ten behoeve van overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein. De overschrijdingen mogen echter ten hoogste 3 m bedragen en het bestemmingsvlak mag met ten hoogste 10% worden vergroot.
  
4 Overgangs- en slotregels
Artikel 10 Overgangsrecht
 
10.1 Overgangsrecht bouwwerken
 
Voor bouwwerken luidt het overgangsrecht als volgt:
  1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  2. Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig afwijken van het eerste lid voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
  3. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
10.2 Overgangsrecht gebruik
 
Voor gebruik luidt het overgangsrecht als volgt:
  1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  3. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  4. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 11 Slotregel
 
Deze regels worden aangehaald als: 'regels van het bestemmingsplan Binnendijk 10 en 12, Nieuw en St Joosland’.