direct naar inhoud van 7.2 Bestemmingsregeling
Plan: Middelburg Buitengebied
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0687.BPBGM-VG99

7.2 Bestemmingsregeling

7.2.1 Hoofdstuk I: inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

Voor de begrippen is waar mogelijk gebruik gemaakt van de standaardregels uit de SVBP2008. In dit artikel worden de begrippen gedefinieerd die van het "normale" spraakgebruik afwijken of een specifiek juridische betekenis hebben. Bij de toetsing aan het bestemmingsplan zal moeten worden uitgegaan van de in dit artikel aan de betreffende begrippen toegekende betekenis. De begrippen zijn alfabetisch geordend. Een aantal begrippen is niet in de standaard opgenomen en wordt hierna kort toegelicht.

Agrarisch bedrijf

In aansluiting op het gemeentelijk beleid wordt onderscheid wordt gemaakt in grondgebonden en niet-grondgebonden agrarische bedrijven. Onder agrarische bedrijven worden alle bedrijven verstaan die met hun bedrijfsvoering erop gericht zijn om gewassen te telen en / of dieren te houden ten behoeve van de plantaardige of dierlijke productie. Agrarische loon- en nevenbedrijven zonder agrarische productie vallen niet onder deze definitie.

Boerderij- en streekproducten

al dan niet bewerkte agrarische producten waaronder begrepen exotische fruit- en groentesoorten danwel, overige producten afkomstig van het eigen agrarische bedrijf of van andere agrarische bedrijven, alsmede ambachtelijk vervaardigde producten uit de streek.

Artikel 2 Wijze van meten

Dit artikel geeft aan hoe hoogte- en andere maten die bij het bouwen in acht moeten worden genomen, dienen te worden gemeten. Bij de inhoud van bouwwerken is toegevoegd dat ondergrondse bouwwerken bij het berekenen van de inhoud worden meegerekend.

7.2.2 Hoofdstuk II: Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch

Functieaanduidingen

Niet-grondgebonden agrarische bedrijven (het glastuinbouwbedrijf aan de Van 't Hoffweg) en een aantal niet-agrarische nevenactiviteiten zijn voorzien van een specifieke functieaanduiding.

Bouwvlakken

In beginsel moet alle bebouwing voor agrarische bedrijven binnen de op de kaart aangegeven bouwvlakken worden opgericht. Binnen de bouwvlakken mogen gebouwen worden opgericht ten behoeve van het grondgebonden agrarisch bedrijf. In beginsel is voor het bouwvlak uitgegaan van een oppervlakte van 1 ha per bedrijf. Daarbij gelden geen bebouwingspercentages, het gehele bebouwingsvlak mag worden bebouwd.

Bepaalde bebouwing is ook buiten een bouwvlak toegestaan. Dit is in het artikel opgenomen onder 2.2.2 onder a in de bouwregels. Het gaat daarbij bijvoorbeeld om sleufsilo's en kuilvoerplaten en een veldschuur. Per agrarisch bedrijf is het bestaande aantal bedrijfswoningen vastgelegd. De maximuminhoudsmaat voor agrarische bedrijfswoningen bedraagt primair 750 m³. Indien geen bedrijfswoning aanwezig is of reeds een tweede agrarische bedrijfswoning aanwezig is, is dat op de kaart aangegeven.

In verband met verkeersveiligheid en algemene ruimtelijke / stedenbouwkundige uitgangspunten mag niet gebouwd worden binnen 20 meter van wegen met doorgaande plattelandsfunctie en 40 meter van wegen met een doorgaande regionale functie.

In de specifieke gebruiksregels is de aanplant van fruitbomen, als gevolg van de spuitzone, niet toegestaan binnen 50 meter rond woningen van derden en terreinen bestemd voor verblijfs-recreatie (waaronder minicampings).

Flexibiliteitsregels

Binnen de bestemming Agrarisch is een aantal flexibiliteitsregels opgenomen, door middel waarvan specifieke bouw- en gebruiksmogelijkheden kunnen worden geboden. Daarbij wordt onderscheid worden gemaakt in ontheffingen voor bouwen en voor gebruik en in wijzigingsbevoegdheden.

Het plan bevat de volgende ontheffingsmogelijkheden voor het bouwen:

  • niet-grondgebonden agrarische nevenactiviteiten: intensieve veehouderij en glastuinbouw;
  • nieuwbouw ten behoeve van NED's;
  • bouwen nabij wegen;
  • gebouwen buiten de bouwvlakken;
  • overkappingsconstructies als teeltondersteunende voorziening;
  • vergroting van mestopslagruimten;
  • realisatie van mest- en wateropslagruimten buiten de bouwvlakken;
  • overschrijding van de grenzen van bouwvlakken;
  • kleine windturbines;
  • sanitair en / of recreatieruimten op minicampings.


Met betrekking tot het gebruik zijn de volgende ontheffingsmogelijkheden opgenomen:

  • vestiging NED's;
  • realisatie van paardenbakken;
  • uitbreiding van minicamings;
  • tijdelijke huisvesting van seizoensarbeiders;
  • mest- en waterbassins buiten het bouwvlak;
  • bouwen van een windturbine
  • containervelden;
  • weidegang.

Voortvloeiend uit andere aspecten van de ruimtelijke ordening worden aan een aantal ontheffingsmogelijkheden eisen gesteld ten aanzien van de noodzakelijkheid voor het agrarisch bedrijf, landschappelijke inpassing, ruimtelijke kwaliteitswinst en / of voorwaarden met betrekking tot het waterschap. In een privaatrechtelijke overeenkomst worden over een aanleg, het beheer en het onderhoud nadere afspraken vastgelegd.

Nieuwe economische dragers

Het vestigen van een NED is in afwijking van de bestemmingsomschrijving door een ontheffing mogelijk gemaakt, hiervoor is zowel in de bouwregels als in de gebruiksregels een regeling opgenomen. Ontheffing voor het bouwen en gebruik zijn aan elkaar gekoppeld, zodat voor het bouwen van dezelfde regels gelden als voor het gebruik van gebouwen voor NED. Voor monumentale of karakteristieke is in bijlage 1 van de regels een afzonderlijke afweging gemaakt, voor behoud van het monumentale en/of karakteristieke pand.

Agrarische Advies Commissie en Toetsingscommissie NED

De gemeente Middelbrug heeft het convenant ondertekend met betrekking tot de Agrarische Advies Commissie Zeeland (AAZ) en de Toetsingscommissie NED bevestigd. Bij nieuwbouw van gebouwen of bij verandering van de bestemming kan de Agrarische Advies Commissie worden ingeschakeld om advies. Voor nieuwe economische dragers in het landelijk gebied wordt door de gemeente de toetsingscommissie NED ingeschakeld.

Weidegang

Wat betreft de ontheffing van het weidegangcriterium is het volgende van belang. Voor het onderscheid tussen grondgebonden en intensieve veehouderij is het weidegangcriterium cruciaal. Door dit criterium wordt verzekerd dat een grondgebonden veehouderijbedrijf afhankelijk is van de agrarische gronden die het bedrijf omringen. Een melkveehouderijbedrijf met zomerstalvoedering zou als gevolg van deze regel ook als niet-grondgebonden moeten worden aangemerkt. Als het vee op dergelijke bedrijven echter wordt gevoerd met gras van de aan het bouwvlak grenzende gronden, is dat echter niet terecht. Voor dergelijke situaties kan ontheffing worden verleend, zodat de betreffende bedrijven toch als grondgebonden kunnen worden behandeld.

Windturbines

Voor nieuwe windturbines in het bestemmingsplan is het bestemmingsplan een ontheffingsbevoegdheid opgenomen. De hoogte van nieuwe windturbines bij agrarische bedrijven mag ten hoogste 15 meter bedragen.

Voor de bestaande windturbines aan de N254 is een aparte regeling opgenomen. De masten van de windturbines zijn voorzien van een bouwvlak. De rotorbladen moeten zich binnen de (functie)aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - 2 bevinden. De rotorbladen moeten onderdeel uitmaken van de windturbine. De grootte en hoogte van de rotorbladen wordt geregeld binnen de bouwhoogte van een windturbine (tip- en ashoogte). Het verschil tussen tip- en ashoogte bepaalt de lengte van een rotorblad. De ashoogte bepaald de hoogte waarop de rotorbladen zijn bevestigd.

Overige wijzigingsbevoegdheden

Verder zijn de volgende wijzigingsbevoegdheden opgenomen:

  • vergroten van de bouwvlakken;
  • functieverandering na beëindiging van het agrarisch bedrijf;
  • nieuwe minicampings;
  • boog- en gaaskassen en teeltondersteunende voorzieningen buiten bouwvlakken;
  • vergroten bestemmingsvlakken bedrijfsbestemmingen.

De laatste wijzigingsbevoegdheid heeft geen betrekking op agrarische bedrijfsontwikkeling, maar op bedrijfsuitbreiding van bestemmingsvlakken van niet-agrarische bedrijven. Met een wijzigingsbevoegdheid is uitbreiding op agrarische gronden mogelijk.

Bij het toekennen van de aanduidingen is zo veel mogelijk gebruik gemaakt van de standaard (en verplichte) aanduidingen uit SVBP2008. Omdat het aantal aanduidingen in SVBP2008 echter beperkt is en niet alle functies die in het buitengebied aanwezig zijn omvat, zijn aanvullende aanduidingen gebruikt. Deze aanduidingen worden voorzien van een specifieke lettercode (bijvoorbeeld sr - 3: specifieke vorm van recreatie, minicamping).

Artikel 4 Agrarisch-Beschermde Dijken

Binnen de agrarische bestemming zijn de beschermde dijken met uitsluitend (of hoofdzakelijk) een agrarisch gebruik via een specifieke agrarische bestemming geregeld. Het agrarische gebruik is bepalend voor de keuze om een specifieke bestemming binnen de hoofdgroep Agrarisch te creëren. De extra toevoeging in de bestemming maakt duidelijk dat zowel het agrarisch gebruik, als de bescherming van de landschappelijke, cultuurhistorische en ecologische betekenis van de dijken van belang zijn. Bescherming van de dijken wordt geregeld via een aanlegvergunning voor graafwerkzaamheden en (aan)planten. Het creëren van een specifieke bestemming heeft voordelen wat betreft de leesbaarheid van de analoge plankaart ten opzichte van het opnemen van een aanduiding binnen de bestemming Agrarisch.

Artikel 5 Agrarisch met landschapswaarden

Artikel 6 Agrarisch met landschaps- en natuurwaarden

Binnen de hoofdgroep Agrarisch worden de aanwezige landschaps- en / of natuurwaarden via een specifieke bestemming geregeld. Door middel van de specificatie van de bestemming binnen de hoofdgroep Agrarisch worden zowel het agrarisch gebruik als de bescherming van de aanwezige landschaps- en / of natuurwaarden veiliggesteld. De bestemming Agrarisch met landschapswaarden biedt vergelijkbare ontwikkelingsmogelijkheden als de bestemming Agrarisch. Wel worden de ontwikkelingsmogelijkheden in de flexibiliteitsregels getoetst aan de voorkomende landschapswaarden. De ontwikkelingsmogelijkheden binnen de bestemming Agrarisch met landschaps- en natuurwaarden zijn veel minder ruim, vanwege de kwetsbaarheid van de voorkomende natuurwaarden. Daarbij speelt een belangrijke rol dat in deze bestemming geen agrarische bedrijfscentra voorkomen.

Bescherming van de aanwezige landschaps- en / of natuurwaarden vindt in belangrijke mate plaats via aanlegvergunningenstelsels voor werkzaamheden die de landschaps- en natuurwaarden kunnen aantasten.

In de specifieke gebruiksregels is de aanplant van fruitbomen, als gevolg van de spuitzone, niet toegestaan binnen 50 meter rond woningen van derden en terreinen bestemd voor verblijfsrecreatie (waaronder minicampings).

Voor verdere realisering van de ecologische hoofdstructuur (EHS) en de ecologische verbindingszone (EVZ) zijn wijzigingsbevoegdheden opgenomen. Uitbreiding van de EHS heeft betrekking op uitbreiding van de bestaande natuurgebieden; de realisering van ecologische verbindingszones heeft betrekking op stroken langs watergangen, waardoor tevens de waterbergingsmogelijkheden worden vergroot. In deze wijzigingsbevoegdheden is opgenomen dat het plan mag worden aangepast als de eigenaar of gebruiker schriftelijk heeft ingestemd met de natuurontwikkeling. Daarnaast mag dat niet leiden tot onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden.

Artikel 7 Bedrijf

Niet-agrarische bedrijven worden binnen de bestemming Bedrijf voorzien van een toegesneden functieaanduiding. Daarmee worden de bedrijfsactiviteiten specifiek bestemd, overeenkomstig de bestaande situatie.

Voor de bedrijfsfuncties in het plangebied wordt het systeem van de milieuzonering gehanteerd. Per functie wordt een koppeling gelegd met de categorie-indeling van de bij het bestemmingsplan behorende Staat van Bedrijfsactiviteiten. Zowel de aard van de activiteit als de milieucategorie liggen derhalve per locatie vast in het bestemmingsplan. Het gemeentebestuur acht het echter gewenst dat de bestemmingsregeling op dit punt een zekere flexibiliteit bevat, zodat na de beëindiging van een bedrijfsactiviteit in beginsel andere activiteiten kunnen worden gevestigd. Daartoe zijn enkele ontheffings- en wijzigingsbevoegdheden opgenomen. Via ontheffing kunnen bedrijven worden toegelaten uit een categorie van de Staat van Bedrijfsactiviteiten die één categorie hoger zijn dan voor het betreffende perceel geregeld en die naar aard en invloed op de omgeving in de praktijk echter vergelijkbaar zijn met de toegelaten bedrijfsfuncties.

In de specifieke gebruiksregels is het opslaan van goederen buiten de gebouwen en het plaatsen van lichtmasten op het bouwvlak niet toegestaan. Bij de ontheffingsbevoegdheid voor het vergroten van gebouwen en bedrijfspercelen is - naast de voorwaarde van landschappelijke inpassing - in de regeling opgenomen dat vergroting bijdraagt aan verbetering van de ruimtelijke kwaliteit (verevening).

Artikel 8 Bos

De bestemming Bos is toegekend aan de (binnendijkse) gronden die zijn aangewezen als bos, dan wel in eigendom zijn van een terreinbeherende natuurbeschermingsorganisatie en als bos worden beheerd.

Artikel 9 Detailhandel

De in het plangebied aanwezige winkels en een benzineservicestation (A58) zijn als detailhandelsbedrijven bestemd. In de specifieke gebruiksregels is het opslaan van goederen buiten de gebouwen en het plaatsen van lichtmasten op het bouwvlak niet toegestaan. Bij de ontheffingsbevoegdheid voor het vergroten van gebouwen en bedrijfspercelen is - naast de voorwaarde van landschappelijke inpassing - in de regeling opgenomen dat vergroting bijdraagt aan verbetering van de ruimtelijke kwaliteit (verevening).

Artikel 10 Groen

Al het bestaande structurele groen is bestemd tot Groen. In de bestemmingsomschrijving is bepaald dat de bestemming onder andere mag worden gebruikt voor speelvoorzieningen, geluidwerende voorzieningen en nutsvoorzieningen. Binnen deze bestemmingen kunnen voor nutsvoorzieningen worden gebouwd met een oppervlakte en bouwhoogte van ten hoogste 15 m² respectievelijk 3 meter.

Artikel 11 Horeca

De aanwezige horecabedrijven zijn voorzien van de bestemming Horeca. Voor het reguleren van de horecavoorzieningen wordt analoog aan de regeling voor bedrijven gebruikgemaakt van een Staat van Horeca-activiteiten. In deze Staat van Horeca-activiteiten wordt onderscheid gemaakt in drie categorieën van horeca-activiteiten: 1 lichte horeca, 2 middelzware horeca, 3 zware horeca (voor een nadere beschrijving van / toelichting op deze horecacategorieën wordt verwezen naar bijlage 6). Gelet op de aard van het gebied is gekozen voor het toestaan van horeca-activiteiten tot ten hoogste categorie 2.

In de specifieke gebruiksregels is het opslaan van goederen buiten de gebouwen en het plaatsen van lichtmasten op het bouwvlak niet toegestaan. Bij de ontheffingsbevoegdheid voor het vergroten van gebouwen en bedrijfspercelen is - naast de voorwaarde van landschappelijke inpassing - in de regeling opgenomen dat vergroting bijdraagt aan verbetering van de ruimtelijke kwaliteit (verevening).

Artikel 12 Maatschappelijk

De bestemming Maatschappelijke doeleinden is toegekend aan de binnen het plangebied gelegen gedenktekens, begraafplaatsen, nutsvoorzieningen en maatschappelijke functies. In de specifieke gebruiksregels is het opslaan van goederen buiten de gebouwen niet toegestaan. Bij de ontheffingsbevoegdheid voor het vergroten van gebouwen en bedrijfspercelen is - naast de voorwaarde van landschappelijke inpassing - in de regeling opgenomen dat vergroting bijdraagt aan verbetering van de ruimtelijke kwaliteit (verevening). De aanduiding cultuurhistorische waarden is opgenomen daar waar bijzondere cultuurhistorische waarden aanwezig zijn in de vorm van historische monumenten of andere vormen van cultuurhistorisch waardevolle elementen. Deze aanduiding is gebruikt voor de in het plangebied aanwezige bunkers.

Artikel 13 Natuur

Deze bestemming is toegekend aan de (binnendijkse) gronden die zijn aangewezen als beschermd natuurmonument dan wel in eigendom zijn van terreinbeherende natuurbeschermingsorganisaties en als natuurgebied worden beheerd.

Artikel 14 Recreatie-Dagrecreatie,

Artikel 15 Recreatie-Jachthaven

Artikel 16 Recreatie-Verblijfsrecreatie

De dagrecreatieve voorzieningen zoals maneges en volkstuinen zijn voorzien van de bestemming Recreatie-Dagrecreatie (R-DR) met een specifieke aanduiding. Uitbreiden van de gebouwen is tot een maximum van 20% mogelijk, met als voorwaarde het realiseren van ruimtelijke kwaliteitswinst.

De jachthaven van Nieuw en Sint Joostland en de jachthaven aan het Veerse Meer zijn voorzien van de specifieke bestemming Recreatie-Jachthaven.

De bestemming Recreatie-Verblijfsrecreatie (R-VR) heeft betrekking op de recreatieve, hobbymatige paardensport, en campings (geen minicampings).

Artikel 17 Sport

De sportvoorzieningen binnen het plangebied zijn als zodanig bestemd. Het gaat hierbij om de maneges, waar professioneel de ruitersport wordt uitgeoefend. Deze verschillende voorzieningen hebben een specifieke aanduiding.

Artikel 18 Tuin

Artikel 19 Tuin met landschapswaarden

Op de plankaart zijn op de detailkaarten de voortuinen bij woningen bestemd met een aparte bestemming Tuin. In de bestemming Tuin is een ontheffingsbevoegdheid opgenomen voor het uitbouwen van op de aangrenzende gronden gelegen gebouwen. Daarnaast zijn ook een aantal grote tuinen voorzien van de bestemming Tuin. Tuinen met bijzondere waarden hebben de bestemming Tuin met landschapswaarden. De bestemming is overgenomen uit het voorgaande bestemmingsplan Buitengebied. In het verleden was bij deze tuin een landgoed gevestigd, hiervan is de tuin een overblijfsel. De bijzondere waarden van deze tuinen worden beschermd met een aanlegvergunning voor bijvoorbeeld het rooien van bomen, en afgraven of het ophogen van de gronden.

Artikel 20 Verkeer

De openbare wegen en fietspaden zijn voorzien van de bestemming Verkeer. Het aantal rijstroken binnen de bestemming Verkeer is bepaald op maximaal 2. Ook de spoorlijn is opgenomen in de bestemming Verkeer en eveneens voorzien van een specifieke functieaanduiding.

Artikel 21 Verkeer – Beschermde Dijken

Binnen de hoofdgroep Verkeer zijn de beschermde dijken met een verkeersfunctie via een specifieke bestemming geregeld. Het gebruik vormt het uitgangspunt bij de bestemmingstoekenning. De extra toevoeging in de bestemming maakt duidelijk dat zowel het gebruik van verkeer, als de bescherming van de dijken van belang zijn. Bescherming van de dijken wordt geregeld via een aanlegvergunning voor graafwerkzaamheden en (aan)planten.

Artikel 22 Verkeer – Luchthaven

Het vliegveld Midden-Zeeland heeft ook een verkeersfunctie (vliegverkeer). Vanwege het van het weg- en spoorverkeer afwijkende gebruik is gekozen voor een specifieke bestemming binnen de hoofdgroep Verkeer. Het vliegveld is in de hoofdgroep Verkeer gespecificeerd met een specifieke bestemming V-LH (Verkeer, Luchthaven). Dit betekent naast het artikel Verkeer, een specifiek artikel Verkeer – Luchthaven, met daarin de vliegveldgerelateerde regels. Rondom het vliegveld is een aantal vliegzones ingetekend. Voor het vliegveld geldt een hoogtebeperking in verband met aan- en wegvliegroutes. In de algemene aanduidingsregels zijn hieraan regels gebonden. Daarnaast is de hogere grenswaarde voor geluid, de 57 BKL-lijn ingetekend (oostzijde Arnemuiden) op de plankaart. Daar waar de geluidsbelasting hoger is, zijn geen nieuwe geluidsgevoelige functies toegestaan.

Artikel 23 Water

De bestemming Water is toegekend aan de hoofdwatergangen en de grote binnendijks gelegen wateren zonder natuurwaarden. Andere in het plangebied aanwezige – ondergeschikte – watergangen zijn niet specifiek bestemd. Deze maken deel uit van de bestemming Agrarisch.

Artikel 24 Water – Deltawater

Binnen de hoofdgroep Water is het Veerse Meer voorzien van een specifieke bestemming: Water-Deltawater. Op deze wijze worden de aanwezige natuurwaarden, in relatie met de aanwijzing als Natura 2000-gebied, met inachtname van de vaarfunctie, de waterstaatkundige functie, visserij, recreatie en in hieraan ondergeschikte gebruiksvormen, behouden. De extra toevoeging in de bestemming maakt duidelijk dat zowel het gebruik van Water, als de bescherming van de natuurwaarden van het Veerse Meer van belang zijn. Bescherming van het Veerse Meer wordt geregeld via een aanlegvergunning.

Artikel 25 Wonen

Artikel 26 Wonen in bebouwingsconcentraties

Bouwen en bouwomvang

Alle burgerwoningen, met bijbehorende bijgebouwen en tuinen zijn als zodanig bestemd. De inhoudsmaat van woningen bedraagt maximaal 750 m³. Monumentale en cultuurhistorisch waardevolle gebouwen zijn in een lijst in de bijlage bij de planregels opgenomen. Het gaat om drie beschermingsniveaus: beschermde monumenten (rijks- en gemeentelijke monumenten), MIP-panden en overige karakteristieke panden. Bij rijksmonumenten is het beschermingsniveau hoog, dit loopt stapsgewijs af. In de planregels worden hiervoor bouw- en gebruiksregels opgenomen. Op de plankaarten zijn voor de kernen gedetailleerde bestemmingen met bouwvlakken ingetekend. De kernen hebben tevens eigen planregels voor Wonen in bebouwingsconcentraties (W-1). Voor het overige buitengebied geldt dat het bestemmingsvlak tevens bouwvlak is, tenzij anders op de kaart is aangegeven. Buiten de bebouwingsconcentraties zijn planregels opgenomen in de bestemming Wonen. Aan-huis-gebonden beroepen, kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten en aan-huis-gebonden en logies zijn toegestaan in toegestaan van gedeelten van hoofdgebouwen, inclusief aan- en uit of bijgebouwen.

NED's

Zoals in paragraaf 6.4 uiteen is gezet kunnen kleinschalige nevenactiviteiten (NED's) ter plaatse van voormalige agrarische bedrijven plaatsvinden. Dit kan gaan om een bestaande NED waarbij het agrarisch bedrijf is beëindigd of om een nieuwe NED bij een voormalig agrarisch bedrijf. Voormalige agrarische bedrijfswoningen zijn om die reden als zodanig op de plankaart bestemd. Bij burgerwoningen zonder de aanduiding "voormalig agrarisch bedrijf" zijn NED's niet toegelaten. Bij de bestemming Wonen is dezelfde koppeling tussen gebruik en bouwen (vergroten) ten behoeve van NED's toegevoegd, zoals is beschreven bij de bestemming Agrarisch.

Artikel 27 Leiding – Gas

Artikel 28 Leiding – Hoogspanningsleiding

De dubbelbestemmingen Leiding – Hoogspanningsleiding en Leiding – Gas geven aan waar in het buitengebied hoogspannings- en gasleidingen aanwezig zijn. Voor het bouwen gelden in deze gebieden beperkingen, deze zijn geregeld in de bouwregels en met het aanlegvergunningenstelsel. Overleg met de beheerder(s) van leidingen is geregeld in de planregels.

Artikel 29 Waarde – Archeologie – 1

Artikel 30 Waarde – Archeologie – 3

Artikel 31 Vervallen

In het volgende schema (tabel 7) is de bestemmingsregeling met betrekking tot de archeologische waarden in het plangebied samengevat.

Tabel 7 bestemmingsregeling archeologie

afbeelding "i_NL.IMRO.0687.BPBGM-VG99_0019.jpg"


In tabel 7 zijn de verschillende gebiedscategorieën uit het Walcherse archeologiebeleid samengevat. In het buitengebied van Middelburg zijn twee bestemmingen aan de orde: Waarde - Archeologie – 1 (vastgetelde waarden) en Waarde – Archeologie – 3 (middelhoge en hoge verwachtingswaarde). De overige gebiedscategorieën komen niet voor in het plangebied. Als gevolg daarvan is artikel 30 vervallen en komt de bestemming Waarde – Archeologie – 2 niet voor in het bestemmingsplan. De begrenzing van de bestemmingen op de plankaart is overgenomen van de beleidskaart uit de Nota Archeologische Monumentenzorg Walcheren. In de tabel is voorts aangegeven tot welke diepte- en oppervlaktemaat bouwactiviteiten en werkzaamheden zijn vrijgesteld van archeologisch onderzoek. De bestemming Waarden – Archeologie – 1 en -3 betreffen zogenoemde dubbelbestemmingen. De dubbelbestemming is overeenkomstig SVBP2008 met een arcering op de plankaart weergegeven. De bestemming valt samen met een groot aantal andere bestemmingen. De regeling heeft tot doel de bescherming en veiligstelling van het archeologisch erfgoed in de bodem.

Voordat er ten behoeve van een samenvallende bestemming (bijvoorbeeld Wonen) bouwvergunning kan worden verleend, moet eerst worden nagegaan of daardoor geen onevenredige schade aan de archeologische waarden wordt toegebracht. Alleen herbouw van bestaande bebouwing op dezelfde fundering hoeft niet te worden getoetst. Om geen onnodige procedures te hoeven voeren, is gekozen voor een regeling, waarbij na toetsing van de voorkomende archeologische waarden rechtstreeks (dus zonder ontheffing) bouwvergunningen kunnen worden verleend. Voor andere werkzaamheden dan bouwen (bijvoorbeeld graven) is een aanlegvergunningenstelsel opgenomen. Een aanlegvergunning wordt niet verleend indien daardoor in onevenredige mate schade aan de archeologische waarde wordt of kan worden toegebracht. Slechts onder bepaalde voorwaarden is geen ontheffing of aanlegvergunning noodzakelijk.

De gebieden met middelhoge en hoge verwachtingswaarden (WR-A3) is – in verband met de leesbaarheid van de plankaart – op een aparte plankaart opgenomen. Een wijzigingsbevoegdheid is opgenomen voor het veranderen van bouw- en bestemmingsvlakken in verband met het aantreffen (of door middel van archeologisch onderzoek aangetoonde afwezigheid) van archeologische waarden en voor het laten vervallen van de archeologische dubbelbestemming, als is aangetoond dat geen archeologische waarden voorkomen.

Artikel 32 Waarde – Beschermd Stadsgezicht

In dit artikel wordt de waarde van het beschermde Stadsgezicht aan de Noordweg beschreven. Het op de kaart aangegeven gebied wordt met specifieke bouwregels en een aanlegvergunning beschermd.

Artikel 33 Waterstaat – Waterstaatkundige functie

De dubbelbestemming Waterstaat – Waterstaatkundige functie geeft aan, aan welke dijken een waterstaatkundige functie is verbonden (primaire en regionale waterkeringen). Voor het bouwen gelden in deze gebieden aanlegvergunningen voor graven en (aan)planten. Overleg met de beheerder(s) van de dijken is geregeld in de planregels.

7.2.3 Maatschappelijke en economische uitvoerbaarheid

Artikel 34 Anti-dubbeltelregels

Artikel 34 bevat, in afstemming op artikel 3.2.4 Bro, een algemene regeling waarmee kan worden voorkomen dat in feite meer wordt gebouwd dan het bestemmingsplan beoogd, bijvoorbeeld ingeval (onderdelen van) bouwvlakken van eigenaar wisselen.

Artikel 35 Algemene bouwregels

Met de regels over bestaande maten (lid 32.1) wordt voorkomen dat bestaande situaties die afwijken van de maatvoering ingevolge hoofdstuk II - onbedoeld - geheel of gedeeltelijk onder het overgangsrecht vallen.

Artikel 36 Algemene aanduidingsregels

In dit artikel worden alleen die onderdelen voor bouwen van toepassing verklaard die relevantie hebben in het kader van het bestemmingsplan. Voor de geluidszone industrie is een bepaling opgenomen voor geluidsgevoelige objecten. Voor de luchtverkeerszone en de hoogteaanduiding op het vliegveld zijn eveneens bepalingen opgenomen. Teneinde vrije windvang voor molens te garanderen gelden beperkingen voor de hoogte van bebouwing in een cirkel van 400 meter rondom de molen. In en in de directe omgeving van het plangebied bevinden zich meerdere molens. Tot slot zijn voor de invloedsfeer van het munitiedepot (Vlissingen) een veiligheidszone munitie renvooi regels opgenomen. Binnen de Veiligheidszone LPG / propaan geldt dat binnen het invloedsgebied van de PR10-6 contour, nieuwe kwetsbare objecten, zoals is opgesomd niet zijn toegestaan.

Artikel 37 Algemene ontheffingsregels

Voor een aantal, ondergeschikte, afwijkingen van bouwen en / of gebruik ten opzichte van de planregels kunnen burgemeester en wethouders met dit artikel ontheffing verlenen.

Artikel 38 Algemene wijzigingsregels

In lid 1 is een algemene flexibiliteitsregels opgenomen om voor bepaalde onderdelen van bestemmingen of gebouwen dan wel bouwwerken af te wijken van de bestemmingsgrenzen. Overigens geldt ook hier dat deze regels als algemene regel gelden voor alle bestemmingen. Daar waar in de regels een specifieke regeling is getroffen voor het vergroten van bestemmingsvlakken, bouwvlakken, kan geen gebruik worden gemaakt van deze algemene regel.

Artikel 39 Algemene procedureregels

Indien een wijzigingsbevoegdheid door het college wordt toegepast schrijft het volgen van de uniforme openbare voorbereidingsprocedure van afdeling 3.4 Algemene wet bestuursrecht de procedure voor.

Artikel 40 Overige regels

In de overige regels is een regeling opgenomen voor de wettelijke regelingen waarnaar in de regels wordt verwezen, geldend zoals deze luiden op het moment van vaststelling van het plan.