direct naar inhoud van 6.8 Externe Veiligheid
Plan: Middelburg Buitengebied
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0687.BPBGM-VG99

6.8 Externe Veiligheid

Normstelling en beleid

In ruimtelijke plannen dient ten aanzien van externe veiligheid naar verschillende aspecten te worden gekeken, namelijk:

  • bedrijven waar opslag, gebruik en / of productie van gevaarlijke stoffen plaatsvindt of waar zich installaties bevinden waaraan risico's zijn verbonden waardoor effecten van ongevallen buiten het terrein van de inrichting merkbaar zijn;
  • vervoer van gevaarlijke stoffen over de weg, het spoor, het water of door leidingen.


In het plangebied zijn diverse risicobronnen aanwezig (LPG-tankstation, vervoer gevaarlijke stoffen). Daarnaast bevinden zich buiten het plangebied eveneens enkele risicobronnen die mogelijk relevant kunnen zijn bij eventuele ontwikkelingen in het plangebied.

In het externe veiligheidsbeleid wordt doorgaans onderscheid gemaakt tussen het plaatsgebondenrisico (PR) en het groepsrisico (GR). Het PR is de kans per jaar dat een persoon op een bepaalde plaats overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen, indien hij onafgebroken3en onbeschermd op die plaats zou verblijven. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom een inrichting of langs een vervoersas. Het GR drukt de kans per jaar uit dat een groep mensen van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen.

Besluit externe veiligheid inrichtingen

Op 27 oktober 2004 is het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) in werking getreden. Het besluit geeft een wettelijke grondslag aan het externe veiligheidsbeleid rondom risicovolle inrichtingen. Het doel van het besluit is de risico's waaraan burgers in hun leefomgeving worden blootgesteld vanwege risicovolle inrichtingen tot een aanvaardbaar minimum te beperken.

Op basis van het Bevi geldt voor het PR rondom een risicovolle inrichting een grenswaarde voor kwetsbare objecten en een richtwaarde voor beperkt kwetsbare objecte4. Beide liggen op een niveau van 10-6 per jaar. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moet aan deze normen worden voldaan.

Een LPG-tankstation is een categoriale inrichting waarop het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) van toepassing is. LPG-tankstations zijn aangewezen als categorieën van gevallen waarop de Regeling externe veiligheid inrichtingen (Revi) van toepassing is. Opslag van propaan in hoeveelheden groter dan 13 m² valt eveneens onder de werking van het Bevi. Inrichtingen waar ten hoogste 13 m³ propaan in ten hoogste twee bovengrondse opslagtanks wordt opgeslagen vallen binnen de werkingsfeer van het Besluit algemene inrichtingen milieubeheer (Activiteitenbesluit).

Het Bevi bevat geen norm voor het GR; wel geldt op basis van het Bevi een verantwoordingsplicht voor het GR in het invloedsgebied rondom de inrichting. De in het externe veiligheidsbeleid gehanteerde norm voor het groepsrisico geldt daarbij als buitenwettelijke oriëntatiewaarde. Voor het GR geldt:

  • 10-5 voor een ongeval met meer dan 10 dodelijke slachtoffers;
  • 10-7 voor een ongeval met meer dan 100 dodelijke slachtoffers;
  • 10-9 voor een ongeval met meer dan 1000 dodelijke slachtoffers;
  • enzovoort (een rechte lijn door deze punten bepaalt de norm).

Op grond van de provinciale beleidsvisie Externe Veiligheid (mei 2005) is bij ruimtelijke plannen geen uitgebreide verantwoording van het groepsrisico noodzakelijk wanneer:

  • a. de geplande (kwetsbare) objecten buiten het invloedsgebied liggen (dan is er geen groepsrisico), of
  • b. het een enkel (kwetsbaar) object in een nagenoeg maagdelijke omgeving betreft (dan is het groepsrisico zeer laag5
  • c. het een enkel (kwetsbaar) object in een al zeer volle omgeving betreft, waardoor het effect op het groepsrisico marginaal is6

Pas als de risicosituatie niet voldoet aan de hiervoor genoemde voorwaarden a, b of c, vereist de provincie een uitgebreide verantwoording van het groepsrisico, waarbij aandacht wordt besteed aan de criteria zelfredzaamheid, beheersbaarheid en resteffecten.

Nota risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen

Het externe veiligheidsbeleid voor het vervoer van gevaarlijke stoffen is op dit moment gebaseerd op de Nota risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen (de nota RNVGS). Dit beleid is verder geoperationaliseerd en verduidelijkt in de Circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen (hierna CRNVGS). Een wettelijk kader ontbreekt vooralsnog. Momenteel is een algemene maatregel van bestuur (AMvB) in voorbereiding waarin het aspect externe veiligheid langs transportroutes voor gevaarlijke stoffen wordt geregeld. Het huidige beleid uit de CRNVGS wordt in de nieuwe AMvB wettelijk verankerd.

Onderzoek

LPG en Propaan

In het plangebied is een LPG-tankstation (Shell pompstation, aan de Langeweg) aanwezig. Het tankstation van Shell aan de Langeweg heeft een doorzet van 1.000 m³ per jaar. Daarnaast is in de kern Sint Laurens (Avia pompstation auto Sturm, aan de Noordweg) eveneens een LPG-tankstation aanwezig.

Voor de beoordeling van de gevolgen van het Bevi voor de tankstations is de doorzet van LPG van betekenis en de aanwezigheid van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten in de directe omgeving. Aan de hand van deze gegevens kan het invloedsgebied van de tankstations worden bepaald.

In het bestemmingsplan is voor het LPG-tankstation aan de Langeweg een juridisch-planologische regeling opgenomen. Het LPG-tankstation in Sint Laurens ligt buiten het plangebied, maar het invloedsgebied ligt deels over het plangebied. Binnen het PR en het invloedsgebied voor het GR van de LPG-tankstations worden in het kader van voorliggende bestemmingsplan geen nieuwe kwetsbare dan wel beperkt kwetsbare objecten toegestaan.

Daarnaast is in het plangebied een aantal opslagplaatsen voor propaan aanwezig. Wanneer de aan te houden afstanden voor het PR buiten de perceelsgrenzen van de inrichtingen vallen, zijn ze relevant voor voorliggend bestemmingsplan.

Overige bedrijvigheid

In (de omgeving) van het plangebied liggen enkele bedrijven die van invloed kunnen zijn op de situatie met betrekking tot externe veiligheid in het plangebied. Het betreft dan met name het bedrijf Eastman Middelburg BV, gevestigd aan de Herculesweg op bedrijventerrein Arnestein, en een aantal risicovolle bedrijven die gevestigd zijn op zeehavenindustrieterrein Vlissingen-Oost.

Nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen in de omgeving van Eastman Middelburg B.V. moeten in principe rekening houden met de meest actuele risicocontouren van het bedrijf. Begin 2006 is door het bedrijf een nieuw veiligheidsrapport7 met de actuele risicocontouren; dit rapport is ter beoordeling voorgelegd aan de provincie (in dit kader het bevoegd gezag). Uit het rapport blijkt dat de PR-risicocontour buiten de grens van de inrichting liggen, maar niet binnen de grens van voorliggend plangebied. Het invloedsgebied voor het GR van het bedrijf ligt wel deels in het plangebied. In de huidige situatie wordt echter voldaan aan de oriënterende waarde voor het groepsrisico. Nieuwe (grootschalige) ontwikkelingen zijn daar niet voorzien.

De PR- en GR contouren van de bedrijven op Vlissingen-Oost reiken niet tot in het plangebied. Daarnaast voorziet voorliggend plan niet in (grootschalige) ontwikkelingen.

Als gevolg van mogelijke (kleinschalige) ontwikkelingen (zoals nieuwe bedrijfswoningen) zal het aantal personen binnen het effectgebied zeer minimaal toenemen. Het gaat dan om enkele (kwetsbare) objecten in een nagenoeg maagdelijke omgeving, waardoor het effect op het groepsrisico zeer laag is. Op grond van de provinciale beleidsvisie is derhalve een uitgebreide verantwoording van het groepsrisico niet noodzakelijk. De gemeente acht deze toename marginaal en derhalve aanvaardbaar.

Vervoer gevaarlijke stoffen

Door het buitengebied van Middelburg lopen verschillende transportroutes voor het vervoer van gevaarlijke stoffen.

Kanaal door Walcheren

De risico's van transport van gevaarlijke stoffen over het Kanaal door Walcheren zijn geëvalueerd in het kader van de ontwikkelingen in het stationsgebied van Middelbur8 De onclusies uit het rapport zijn eveneens bruikbaar voor de beoordeling van de risico's ten behoeve van voorliggende bestemmingsplan.

De risico-evaluatie AVIV leidt tot de bevindingen dat er geen individueel (i.c. plaatsgebonden) risico van 10-6 per jaar is op de oever. Ook de oriënterende waarde voor het groepsrisico wordt niet overschreden. Derhalve kan op grond van het voorgaande worden geconcludeerd dat het transport van gevaarlijke stoffen over het Kanaal door Walcheren geen belemmering vormt voor voorliggend bestemmingsplan.

Rijksweg A58 en Nieuwlandseweg en de provinciale weg N254

De Rijksweg A58 en de Nieuwlandseweg zijn aangewezen als transportroutes voor gevaarlijke stoffen. Uit een in opdracht van de provincie Zeeland uitgevoerde risico-inventarisatie voor het wegtransport van gevaarlijke stoffen in Zeeland9 blijkt dat dit transport in de huidige situatie geen aanleiding geeft tot risicoknelpunten.

Gelet op het feit dat de voorliggende bestemmingsplan niet voorziet in de realisering van nieuwe ontwikkelingen, kan worden geconcludeerd dat het transport van gevaarlijke stoffen over genoemde wegen geen belemmering vormt voor voorliggend bestemmingsplan.

Spoorlijn Roosendaal-Vlissingen en Optimalisatie Railontsluiting Sloe (Sloelijn)

In de risico-inventarisatie spoortransport gevaarlijke stoffen Zeeland10 wordt een prognose gesteld voor het vervoer van gevaarlijke stoffen voor 2010. In deze risico-inventarisatie is aangenomen dat de vervoersfrequentie over de spoorlijn Roosendaal-Vlissingen zal toenemen tot 4.450 ketelwagons stofcategorie A per jaar in 2010. Geconcludeerd wordt dat dit nog geen knelpunten met betrekking tot het groepsrisico geeft. In dit rapport wordt echter ook vermeld dat door het Ministerie van Verkeer en Waterstaat hogere vervoerplafonds zijn toegestaan op dit spoorwegtracé. Het vervoer van gevaarlijke stoffen over bepaalde categorieën van (hoofdspoor)wegen en vaarwegen wordt aan jaarlijkse plafonds gebonden. De gebruiksruimte regelt welk vervoer van (categorieën) gevaarlijke stoffen en soms ook welke hoeveelheden per categorie of stof, op een bepaalde route of een routedeel mag plaatsvinden. Daarmee wordt de gebruiksruimte uitgedrukt in een opsomming van stofcategorieën al dan niet met gelimiteerde hoeveelheden. Deze vervoerplafonds dienen te worden gebruikt bij de toepassing van de risicobenadering bij ruimtelijke besluiten. De spoorlijn Roosendaal-Vlissingen is een categorie 2A spoorlijn.

Naar verwachting neemt het vervoer van gevaarlijke stoffen per spoor over de spoorlijn Roosendaal-Vlissingen de komende jaren toe. Hierdoor neemt naar verwachting ook het invloedsgebied en daarmee het groepsrisico toe.

Op 6 oktober 2008 is de geoptimaliseerde railverbinding naar het havengebied Sloe officieel in bedrijf gesteld. Uit het de studie van Externe Veiligheid in de Trajectnota / MER "Optimalisatie Railontsluiting Sloe" (Railinfrabeheer, mei 2001) is gebleken dat noch de grenswaarde voor het plaatsgebonden risico, noch de oriënterende waarde voor het groepsrisico voor het geplande tracé van de Sloelijn wordt overschreden. Daarnaast worden door het opnemen van beveiliging in het traject, de exploitatie van de spoorweg dusdanig georganiseerd dat eventuele risicofactoren worden beperkt. Daarbij spelen de bereikbaarheid en toegankelijkheid van de spoorbaan en de voorzieningen voor hulpdiensten een belangrijke rol.

Voorliggend bestemmingsplan voorziet echter niet in (grootschalige) ontwikkelingen in de nabijheid van het spoor. Als gevolg van mogelijke (kleinschalige) ontwikkelingen zal het aantal personen binnen het effectgebied zeer minimaal toenemen. Het gaat dan om enkele (kwetsbare) objecten in een nagenoeg maagdelijke omgeving, waardoor het effect op het groepsrisico zeer laag is. Op grond van de provinciale beleidsvisie is derhalve een uitgebreide verantwoording van het groepsrisico niet noodzakelijk. De gemeente zal deze toename marginaal en derhalve aanvaardbaar achten.

Het transport van gevaarlijke stoffen zal derhalve geen belemmering vormen voor de omgeving.

Consequenties voor bestemmingsplan

Voorliggend bestemmingsplan voorziet in beperkte mate in nieuwe ontwikkelingen met consequenties voor de externe veiligheid. Op basis van het Bevi geldt voor het PR rondom een risicovolle inrichting een grenswaarde voor kwetsbare objecten en een richtwaarde voor beperkt kwetsbare objecten11. Beide liggen op een niveau van 10-6 per jaar. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moet aan deze normen worden voldaan.

Om te voorkomen dat binnen de PR 10-6 van LPG/Propaan (veiligheidszone) kwetsbare objecten kunnen worden gerealiseerd, is in de voorschriften opgenomen dat nieuwe kwetsbare objecten binnen de veiligheidszone LPG/Propaan niet zijn toegestaan.

Onder nieuwe (beperkt) kwetsbare objecten worden verstaan:

  • a. woningen;
  • b. sociale functie(s) op het agrarisch bedrijf (resocialisatie, therapie, gehandicapten);
  • c. eethuis;
  • d. ijssalon;
  • e. theeschenkerij;
  • f. bezoekerscentrum;
  • g. privékliniek;
  • h. kuuroord;
  • i. cursuscentrum;
  • j. crèche/peuterspeelzaal;
  • k. logies met ontbijt.

Het Bevi en het beleid ten aanzien van externe veiligheid staan de uitvoering van het bestemmingsplan echter niet in de weg. Het bestemmingsplan voldoet vanuit het oogpunt van externe veiligheid aan de eisen van een goede ruimtelijke ordening.