direct naar inhoud van 4.4 Externe veiligheid
Plan: Smokkelhoek
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0678.smokkelhoek-vast

4.4 Externe veiligheid

Toetsingskader

Bij ruimtelijke plannen wordt ten aanzien van externe veiligheid naar verschillende aspecten gekeken, namelijk:

  • bedrijven waar opslag, gebruik en/of productie van gevaarlijke stoffen plaatsvindt;
  • vervoer van gevaarlijke stoffen over wegen, spoor, water of leidingen.

In het externe veiligheidsbeleid wordt onderscheid gemaakt in het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het PR is de kans per jaar dat een persoon op een bepaalde plaats overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen, indien hij onafgebroken en onbeschermd op die plaats zou verblijven. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom een inrichting of langs een vervoersas. Het GR drukt de kans per jaar uit dat een groep mensen van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Voor het GR geldt een oriëntatiewaarde. De gemeente heeft een verantwoordingsplicht als het GR toeneemt en/of de oriëntatiewaarde overschrijdt.

Risicorelevante inrichtingen

Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (hierna: Bevi) geeft een wettelijke grondslag aan het externe veiligheidsbeleid rondom risicovolle inrichtingen. Het doel van het besluit is de risico's waaraan burgers in hun leefomgeving worden blootgesteld vanwege risicovolle inrichtingen tot een aanvaardbaar minimum te beperken. Op basis van het Bevi geldt voor het PR een grenswaarde voor kwetsbare objecten en een richtwaarde voor beperkt kwetsbare objecten. Beide liggen op een niveau van 10-6 per jaar. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moet aan deze normen worden voldaan, ongeacht of het een bestaande of nieuwe situatie betreft.

Het Bevi bevat geen norm voor het GR; wel geldt op basis van het Bevi een verantwoordingsplicht ten aanzien van het GR in het invloedsgebied van de inrichting. De in het externe veiligheidsbeleid gehanteerde norm voor het GR geldt daarbij als oriëntatiewaarde.

Vervoer van gevaarlijke stoffen

In de circulaire Risiconormering Vervoer Gevaarlijke Stoffen is het externe veiligheidsbeleid voor het vervoer van gevaarlijke stoffen over water, wegen en spoorwegen opgenomen. Op basis van de circulaire geldt voor bestaande situaties de grenswaarde voor het PR ter plaatse van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten van 10-5 per jaar en de streefwaarde 10-6 per jaar. In nieuwe situaties is de grenswaarde voor het PR ter plaatse van kwetsbare objecten 10-6 per jaar. Voor beperkt kwetsbare objecten geldt deze waarde als een richtwaarde. Op basis van de circulaire geldt bij een overschrijding van de oriëntatiewaarde voor het GR of een toename van het GR een verantwoordingsplicht. Deze verantwoordingsplicht geldt zowel in bestaande als nieuwe situaties. De circulaire vermeldt dat op een afstand van 200 m vanaf het tracé in principe geen beperkingen hoeven te worden gesteld aan het ruimtegebruik.

Vooruitlopend op de vaststelling van het Besluit Transportroutes Externe Veiligheid is de circulaire RVGS per 1 januari 2010 gewijzigd. Met deze wijziging zijn de veiligheidsafstanden uit het Basisnet Weg en het Basisnet Water opgenomen in de circulaire. In het BTEV worden tevens plasbrandaandachtsgebieden benoemd voor transportroutes. Vooruitlopend op de vaststelling van het BTEV wordt, aan de hand van de Basisnetten, al geanticipeerd op de beperkingen voor ruimtelijke ontwikkelingen die samenhangen met deze plasbrandaandachtsgebieden.

Buisleidingen

Per 1 januari 2011 is het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) in werking getreden. In dat Besluit wordt aangesloten bij de risicobenadering uit het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) zodat ook voor buisleidingen normen voor het PR en het GR gelden. Op advies van de minister wordt bij de toetsing van externe veiligheidsrisico's van buisleidingen al enkele jaren rekening gehouden met deze risicobenadering. Op grond van het Bevb dient zowel bij consoliderende bestemmingsplannen als bij ontwikkelingen inzicht te worden gegeven in de afstand tot het plaatsgebonden risico en de hoogte van het groepsrisico als gevolg van het transport van gevaarlijke stoffen door buisleidingen.

Onderzoek

Risicovolle inrichtingen

In het plangebied zijn 2 risicovolle inrichtingen aanwezig. Dit betreffen beide risicovolle inrichtingen en geen BEVI-of BRZO inrichtingen. In figuur 4.2 zijn deze inrichtingen weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0678.smokkelhoek-vast_0004.png"

Figuur 4.2. Risicobronnen Smokkelhoek (bron: www.risicokaart.nl)

  • Farm Pack B.V. is gelegen aan Nijverheidsweg 1. Hier worden voedingsmiddelen en dranken vervaardigd. Hiervoor is een ammoniakkoeling noodzakelijk. Ten gevolge van deze koeling beschikt de inrichting over een PR10-6 contour van 7 meter. Deze contour ligt voor een klein gedeelte buiten de inrichting. Binnen deze contour zijn geen (beperkt) kwetsbare objecten aanwezig. Het groepsrisico is kleiner dan de oriëntatiewaarde, het invloedsgebied is onbekend.
  • FPZ beheer is gevestigd aan Handelsweg 1 en betreft een groothandel in groenten en fruit. De inrichting beschikt ook over een machinekamer. Ten gevolge hiervan heeft de inrichting een PR 10-6 contour van 15 meter, die deels buiten de inrichting ligt. Het groepsrisico ten gevolge van deze inrichting is kleiner dan de oriëntatiewaarde en het invloedsgebied bedraagt 0 meter.

Beide inrichtingen vormen geen belemmering voor de vaststelling van het bestemmingsplan.

Nieuwe risicovolle inrichtingen met een PR-contour binnen de inrichting/perceel, kunnen worden toegestaan op gronden met een bedrijvigheid uit een hogere milieucategorie (categorie 3.2, 4.1 en 4.2). Voorwaarde is dat er enige afstand tot gevoelige functies, zoals de bedrijfswoningen rondom Fleerbosseweegje en de burgerwoningen aan de Smokkelhoekweg, wordt aangehouden. Voorts zijn deze bedrijfssoorten alleen toegestaan nabij goed ontsloten wegen. Hiermee is de externe veiligheid op het bedrijventerrein voldoende gewaarborgd.

Vervoer gevaarlijke stoffen

Zowel ten noorden, ten oosten, ten zuiden als door het plangebied worden gevaarlijke stoffen vervoerd. Dit vindt plaats over het spoor, de weg, het water en door buisleidingen. In het plangebied worden ontwikkelingen mogelijk gemaakt die ervoor kunnen zorgen dat het groepsrisico toeneemt. Ten gevolge van het vervoer van gevaarlijke stoffen over land heeft AVIV RBM-II berekeningen uitgevoerd. De resultaten hiervan zijn weergegeven in de rapportage: "Externe veiligheid bestemmingsplan Smokkelhoek te Kapelle". Deze rapportage is opgenomen als bijlage 1 van de toelichting.

Rijksweg A58/N289

Ten zuiden van het plangebied zijn de Rijksweg A58 en de Provincialeweg N289 gelegen. Voor de Rijksweg A58 geldt dat over het traject ter hoogte van het plangebied geen gevaarlijke stoffen vervoerd mogen worden, dit in verband met de Vlaketunnel. De gevaarlijke stoffen volgen ter plaatse van dit traject een verplichte omleidingsroute over de N289. Derhalve is in het onderzoek uitgegaan van het vervoer van gevaarlijke stoffen over deze omleidingsroute. Conform het basisnet weg blijkt voor het traject A58 wel een plasbrandaandachtsgebied van toepassing van 30 meter vanaf de wegrand.

Binnen dit plasbrandaandachtsgebied mogen geen kwetsbare objecten worden gebouwd. In het bestemmingsplan zal ervoor worden zorg gedragen dat er geen nieuwe bebouwing wordt gerealiseerd binnen het plasbrandaandachtsgebied.

Uit de berekeningen blijkt dat de PR10-6 risicocontour ten gevolge van de N289 op maximaal 19 meter van de weg is gelegen. De PR 10-6 risicocontour reikt hiermee niet tot in het plangebied en vormt daarom geen belemmering voor het bestemmingsplan.

Het groepsrisico ten gevolge van de N289 neemt toe ten gevolge van de ontwikkelingen in het bestemmingsplan. In de huidige situatie is het groepsrisico 0,081 maal de oriëntatiewaarde, ten gevolge van de ontwikkelingen binnen het plangebied stijgt dit groepsrisico tot maximaal 0,164 maal de oriëntatiewaarde bij 43 slachtoffers. Het groepsrisico blijft daarmee een factor 6 onder de oriëntatiewaarde. Ten gevolge van deze stijging dient het groepsrisico verantwoord te worden. Deze verantwoording is in deze paragraaf opgenomen.

Spoorweg

Ten noorden van het plangebied worden gevaarlijke stoffen vervoerd over het spoor. Het betreft het traject Bergen op Zoom - Sloehaven Vlissingen. Voor dit traject zijn eveneens berekeningen verricht om de externe veiligheidssituatie te beoordelen. Hieruit volgt dat de ontwikkelingen in het plangebied geen effect hebben op het groepsrisico. De dorpskern Kapelle is maatgevend voor het groepsrisico omdat hier de bevolkingsdichteid groter is dan op het bedrijventerrein. Daarnaast worden in de nachtperiode de meeste goederenvervoerstreinen gereden. De PR 10-6 risicocontour is 0 meter. Dit betekent dat deze niet voorkomt op dit traject. Het vervoer van gevaarlijke stoffen over het spoor vormt geen belemmering voor het bestemmingsplan. Een verantwoording van het groepsrisico is niet noodzakelijk.

Buisleidingen

Aan de rand van het plangebied zijn twee hogedruk aardgasleidingen gelegen met een invloedsgebied wat reikt tot binnen het plangebied. Dit betreffen de leidingen A513 en A515 van Zebra. Hiervoor zijn Carola-berekeningen uitgevoerd door de omgevingsdienst West-Brabant. Deze berekeningen zijn weergegeven in de rapportage: "QRA Hogedruk aardgasleidingen". Deze is opgenomen als bijlage 2 bij deze toelichting.

Uit deze rapportage blijkt dat beide leidingen niet beschikken over een PR10-6 contour. Dit vormt daarom ook geen belemmering voor het bestemmingsplan. Tevens blijkt dat het groepsrisico ten gevolge van leiding 513 niet berekend kan worden, de kans dat er meerder slachtoffers tegelijk vallen is hiervoor te klein. Het groepsrisico is daarmee verwaarloosbaar klein en niet relevant. Het groeprisico ten gevolge van leiding 515 bedraagt in de huidige situatie 0,007 maal de oriëntatiewaarde. Dit neemt ten gevolge van de ontwikkelingen toe tot maximaal 0,008 maal de oriëntatiewaarde. Het groepsrisico neemt daarmee minimaal toe ten opzichte van de huidige situatie. Het groepsrisico dient hiervoor verantwoord te worden. Deze verantwoording is verderop in deze paragraaf opgenomen.

Naast de buisleidingen met aardgas is in de aanwezige buisleidingenstrook tevens een leiding met aardolie aanwezig. Dit betreft de 24'crude oil leiding van Total Vlissingen. Deze leiding beschikt over een PR10-6 contour van 25 meter. Deze contour reikt (niet) tot het plangebied. Binnen deze contour zijn geen (beperkt) kwetsbare objecten aanwezig en/of geprojecteerd. Deze worden hier ook niet mogelijk gemaakt.

Het groepsrisico ten gevolge van deze leiding is niet bekend. Echter gezien de omgeving en het type leiding kan verondersteld worden dat dit de oriëntatiewaarde niet overschrijdt.

Kanaal door Zuid-Beveland

Aan de Oostzijde van het plangebied is het Kanaal door Zuid-Beveland gelegen. Dit kanaal betreft een zwarte vaarweg conform het basisnet Water. Deze vaarweg is echter op ruim 1100 meter gelegen van het plangebied en vormt daarom geen belemmering voor het bestemmingsplan.

Kerncentrale

Binnen de gemeente Borsele is de kerncentrale EPZ gevestigd. Voor wat betreft de kerncentrale valt het plangebied binnen de schuilzone van de kerncentrale. De kerncentrale valt onder de Kernenergiewet en verder niet onder de wetgeving m.b.t. externe veiligheid.

Verantwoording Groepsrisico

Het groepsrisico ten gevolge van de hogedruk aardgasleidingen en het vervoer van gevaarlijke stoffen over de N289 neemt toe ten opzichte van de huidige situatie ten gevolge van de ontwikkelingen op Smokkelhoek. In beide gevallen blijft het groepsrisico ruim onder de oriëntatiewaarde. Voor de exacte hoogte wordt verwezen naar voorgaande alinea's. Het groepsrisico ten gevolge van het transport van aardgas door buisleidingen neemt minimaal toe.

In verband met de veiligheid zijn in dat kader de bereikbaarheid en de bluswatervoorzieningen geoptimaliseerd.

Bestrijdbaarheid

Bestrijdbaarheid wil zeggen dat de hulpverleningsdiensten met de beschikbare voertuigen binnen de gestelde opkomsttijd ter plaatse zijn en de calamiteit ook kunnen beperken en bestrijden. De bestrijdbaarheid is afhankelijk van de bereikbaarheid en de beschikbare bluswatervoorzieningen. Binnen het plangebied zijn op de juiste plaatsen locaties met open water, enkele specifiek als blusvoorziening, gesitueerd. Deze zijn weergegeven op de verbeelding. Hierover is overleg geweest met de gemeentelijke brandweer. Wat betreft de bestrijdbaarheid wordt dan ook voldaan aan de algemene wensen op dit vlak van de Veiligheidsregio.

In de planregels zijn binnen de bestemmingen waterhuishoudkundige voorzieningen toegestaan. Het bestemmingsplan biedt daarmee extra ruimte om te voorzien in eventuele aanvullende bluswatervoorzieningen. Bij wijziging of herinrichting van de openbare ruimte zal er in overleg met de brandweer gekeken worden naar de mogelijkheden één of meerdere opstelplaatsen nabij (nieuwe) bluswatervoorzieningen te realiseren.

Bereikbaarheid

Het bedrijventerrein is goed bereikbaar. Het bedrijventerrein is vanuit drie tot vier zijden benaderbaar, waarvan drie zijden in korte tijd zijn te benaderen. Destijds is ook specifiek het aantal benaderingswegen verbeterd. De veiligheidsregio heeft aangegeven dat de brandweer zowel overdag, in de avond nacht en het weekend binnen de normtijd van 10 minuten ter plaatse zal zijn. In verband met het in stand houden van deze bereikbaarheid dient tussen de bebouwing een minimale onderlinge afstand van 5 meter gehanteerd te worden.

Zelfredzaamheid

Ten aanzien van zelfredzaamheid geldt het volgende.

  • Er is sprake van een regulier bedrijventerrein. Gebruikers van de bedrijventerreinen zijn niet verminderd zelfredzaam.
  • Functies met niet zelfredzame personen worden uitgesloten nabij risicobronnen.
  • Er zijn diverse vluchtroutes op het bedrijventerrein aanwezig.
  • In het plangebied is het toegestaan binnen het openbaar gebied waarschuwingsmasten op te richten. Indien nodig is het mogelijk aanvullende waarschuwingsmasten te realiseren.

Beheersbaarheid

De gemeentelijke brandweer oefent volgens een oefenschema overeenkomstig de landelijke richtlijnen "leidraad oefenen". In deze leidraad is ook het oefenen in geval van bijzondere risico's een onderdeel. De brandweer is dus voldoende geoefend in het bestrijden van dergelijke situaties.

Afweging en verantwoording groepsrisico

Gelet op het voorgaande wordt het groepsrisico aanvaardbaar geacht. Hiertoe wordt het volgende overwogen.

  • Er is sprake van een bestaand stedelijk gebied; bebouwing en bevolkingsaantallen nemen de komende jaren niet noemenswaardig toe, dat het groepsrisico boven de oriënterende waarde komt.
  • Er zijn verschillende vluchtroutes beschikbaar.
  • De gemeente heeft geen invloed op het vervoer en transport van gevaarlijke stoffen door leidingen en over transportassen.
  • De gemeentelijke brandweer zal blijven oefenen conform de landelijke richtlijnen en is derhalve goed voorbereid op een mogelijke calamiteit.
  • Waterpartijen in het plangebied worden of zijn zo ingericht, dat deze dienen als bluswatervoorziening.

Het vorenstaande geldt ook voor de externe veiligheid inzake leidingen.

Conclusie

Het aspect externe veiligheid staat de uitvoering van het bestemmingsplan niet in de weg. Randvoorwaarden voor ruimtelijke ontwikkelingen zijn daar waar noodzakelijk opgenomen in de regels en op de verbeelding. De ontwikkelingen in dit bestemmingsplan hebben geen nadelige gevolgen voor de situatie met betrekking tot externe veiligheid. Er wordt voldaan aan de wetgeving en het beleidskader en de gemeente heeft de hoogte van het GR verantwoord.