Plan: | Kapelle-Biezelinge 1e uitwerking |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | uitwerkingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0678.kapbiezUW001-VAST |
Algemeen
Bij ruimtelijke plannen dient ten aanzien van externe veiligheid aan verschillende aspecten aandacht te worden besteed, namelijk:
Er zijn geen risicovolle inrichtingen, LPG-stations, gasleidingen, wegen, of vaarwegen in de directe omgeving aanwezig. In het plangebied was tot voor kort een ammoniakinstallatie aanwezig, op grond waarvan de Oude Veiling was aan te merken als een bedrijf dat onder Bevi valt. Als gevolg van de sanering van de bedrijfsgebouwen van de Oude Veiling is de contour vervallen en is voor de gehele kern Kapelle belangrijke milieu winst geboekt.
De Spoorlijn (traject Vlissingen-Roosendaal) vormt een mogelijk risicovol object. Dit is nader onderzocht.
Onderzoek
In opdracht van vof Van der Biltlaan is op grond van de voorgenomen herstructurering van het voormalige veilingterrein door Grontmij Nederland BV een QRA4 uitgevoerd. I de QRA zijn zowel de woningen als de school betrokken. Over dit onderzoek heeft overleg plaatsgevonden met de Veiligheidsregio Zeeland.
Conclusies van het onderzoek zijn hierna verwoord. Voor de berekeningsmethodiek en de risico's wordt verwezen naar de rapporten van Grontmij, die als afzonderlijke bijlagen bij deze bestemmingsplanherziening zijn opgenomen.
Voor de uitvoering van de berekeningen aan het spoortraject Vlissingen-Roosendaal is uitgegaan van de meest recente jaarintensiteiten voor het vervoer van gevaarlijke stoffen over het spoor die zijn verkregen door ProRail. Voor het uitvoeren van berekeningen voor de toekomstige situatie, met de geplande woningbouw en de school, is gebruik gemaakt van de prognoses uit het rapport “Marktverwachting Vervoer Gevaarlijke Stoffen Per Spoor, d.d. 26 september 2007.”
Uit het RBM II model blijkt dat de 10-6 plaatsgebonden risicocontour niet wordt overschreden. Als gevolg van de transformatie van het voormalig veilingterrein naar een woongebied met een school, zal het groepsrisico in geringe mate toenemen. Er vindt echter geen overschrijding plaats van de oriëntatiewaarde.
Op grond van de provinciale beleidsvisie Externe Veiligheid (mei 2005) en de gemeentelijke nota Integrale Veiligheid (december 2004) is bij ruimtelijke plannen geen uitgebreide verantwoording van het groepsrisico noodzakelijk wanneer:
Pas als de risicosituatie niet voldoet aan de hiervoor genoemde voorwaarden a, b of c, vereist de provincie een uitgebreide verantwoording van het groepsrisico, waarbij aandacht wordt besteed aan de criteria zelfredzaamheid, beheersbaarheid en resteffecten.
Afweging
Het beoogde woongebied vormt een invulling van een lege plek in een al bebouwde omgeving (de kern Kapelle). Er is echter, na realisering van het woongebied en de school, sprake van een toename van het groepsrisico, die net marginaal genoemd kan worden (meer dan 10%).
De gemeente is eerstverantwoordelijke voor het ruimtelijk beleid en het beleid met betrekking tot rampenbestrijding en heeft daarom, in overleg met de betrokken instanties de “Notitie Verantwoording Groepsrisico” opgesteld, waarin de toename van het groepsrisico is verantwoord. Deze notitie maakt deel uit van voorliggend bestemmingsplan en is integraal opgenomen als bijlage.
Conclusie
Over het spoortraject Vlissingen - Bergen op Zoom worden gevaarlijke stoffen getransporteerd met goederentreinen. Uit de door Grontmij uitgevoerde risico-inventarisatie blijkt dat de 10-6 plaatsgebonden risicocontour niet wordt overschreden, maar dat wel sprake is van een toename van het groepsrisico. Op basis van de Notitie Verantwoording Groepsrisico wordt deze toename van het groepsrisico aanvaardbaar geacht.
Het aspect externe veiligheid vormt zodoende geen belemmering voor de voorgenomen realisering van het woongebied, de school en de voorzieningen. Bij de architectonische uitwerking van het plan zullen de randvoorwaarden die door de veiligheidsregio zijn gesteld worden toegepast. Ook vinden eventuele aanpassingen plaats in overleg met de veiligheidsregio.