direct naar inhoud van 5.9 Ecologie
Plan: Kapelle Kapelle-Biezelinge
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0678.KapBiez-vast

5.9 Ecologie

In het kader van de natuurbescherming is het beleid inzake gebiedsbescherming en de soortenbescherming van belang.

Gebiedsbescherming
Regelgeving
Op 1 oktober 2005 is de (gewijzigde) "Natuurbeschermingswet 1998" in werking getreden. De Europese regelgeving in het kader van de Vogel- en Habitatrichtlijn is nu geheel in Nederlandse wetgeving geïmplementeerd.

Toetsing
In de directe omgeving zijn geen gebieden aanwezen of aangemeld die vallen onder de Natuurbeschermingswet 1998.

Soortbescherming
Regelgeving
De Flora- en faunawet bevat onder meer verbodsbepalingen met betrekking tot het aantasten, verontrusten of verstoren van beschermde dier- en plantensoorten, hun nesten, holen en andere voortplantings- of vaste rust- en verblijfsplaatsen. De wet maakt hierbij een onderscheid tussen 'licht' en 'zwaar' beschermde soorten. Indien sprake is van bestendig beheer, onderhoud of gebruik dan wel van ruimtelijke ontwikkeling of inrichting, gelden voor sommige, met name genoemde soorten, de verbodsbepalingen van de Flora- en faunawet níet. In dat geval is dan sprake van vrijstelling op grond van de wet. Voor zover deze vrijstelling niet van toepassing is, bestaat de mogelijkheid om van de verbodsbepalingen ontheffing te verkrijgen van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit. Voor de zwaar beschermde soorten wordt deze ontheffing slechts verleend, indien:

  • er sprake is van een wettelijk geregeld belang (waaronder het belang van land- en bosbouw, bestendig gebruik en ruimtelijke inrichting en ontwikkeling);
  • er geen alternatief is;
  • geen afbreuk wordt gedaan aan een gunstige staat van instandhouding van de soort.

De Flora- en faunawet is in zoverre voor het onderhavige bestemmingsplan van belang, dat bij de voorbereiding van het plan moet worden onderzocht of deze wet de uitvoering van het bestemmingsplan niet in de weg staat. Dit zal zich voordoen, wanneer de uitvoering van het bestemmingsplan tot ingrepen noodzaakt waarvan moet worden aangenomen dat daarvoor geen ontheffing ingevolge de Flora- en faunawet zal worden verkregen. In dat geval is het bestemmingsplan vanwege de Flora- en faunawet niet uitvoerbaar.

Toetsing
De gronden die van functie veranderen zijn in gebruik als grasland. Het gebied vervult mogelijk een functie als leefgebied voor algemene soorten zoogdieren (mol, huisspitsmuis en veldmuis) en als foerageergebied voor egel en vleermuizen. Het gebied vormt geen onderdeel van een migratie route van vleermuizen en is door het huidige beheer ongeschikt als leefgebied voor amfibieën. In de directe omgeving kunnen broedvogels aanwezig zijn. Het perceel zelf is ongeschikt als nestplaats. Van de kans op het verstoren van beschermde natuurwaarden door de voorgenomen ontwikkeling geen sprake.

Tabel 5.3. Beschermde soorten in het plangebied en het beschermingsregime

soorten   vrijstellingsregeling Flora- en faunawet   ontheffingsregeling Flora- en faunawet  
amfibieën   -   -  
zoogdieren   egel, mol, huisspitsmuis en veldmuis   -  
vogels   Alle aanwezige soorten vogels   -  

Conclusies
In het plangebied zijn licht beschermde soorten aanwezig, waarvoor geen ontheffing in het kader van de Flora- en faunawet hoeft te worden aangevraagd. Langs de randen van het plangebied kunnen broedvogels aanwezig zijn, die licht beschermd zijn, maar niet mogen worden verstoord of aangetast. Broedvogels worden niet verstoord indien de werkzaamheden buiten het broedseizoen starten (half maart tot en met half juli). Wat de soortenbescherming betreft mag worden geconcludeerd dat de Flora- en faunawet geen beletsel vormt voor uitvoering van de ruimtelijke onderbouwing. Gebiedsbescherming is niet aan de orde.