direct naar inhoud van 5.11 Externe veiligheid
Plan: Kapelle Kapelle-Biezelinge
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0678.KapBiez-vast

5.11 Externe veiligheid

Normstelling en beleid
Bij ruimtelijke plannen wordt ten aanzien van externe veiligheid naar verschillende aspecten gekeken:

  • bedrijven waar opslag, gebruik en / of productie van gevaarlijke stoffen plaatsvindt;
  • vervoer van gevaarlijke stoffen over wegen, spoor, water of leidingen.

In het externe veiligheidsbeleid wordt doorgaans onderscheid gemaakt tussen het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het PR is de kans per jaar dat een persoon op een bepaalde plaats overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen, indien hij onafgebroken1 en onbeschermd op die plaats zou verblijven. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom een inrichting of langs een vervoersas. Het GR drukt de kans per jaar uit dat een groep mensen van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen.

Risicovolle inrichtingen
Met het Besluit externe veiligheid inrichtingen (hierna: Bevi) wordt beoogd een wettelijke grondslag te geven aan het externe veiligheidsbeleid rondom risicovolle inrichtingen. Het doel van het besluit is de risico's waaraan burgers in hun leefomgeving worden blootgesteld vanwege risicovolle inrichtingen tot een aanvaardbaar minimum te beperken. Op basis van het Bevi geldt voor het PR rondom een risicovolle inrichting een grenswaarde voor kwetsbare objecten en een richtwaarde voor beperkt kwetsbare objecten 2. Beide liggen op een niveau van 10-6 per jaar. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moet aan deze normen worden voldaan, ongeacht of het een bestaande of nieuwe situatie betreft.

Het Bevi bevat geen norm voor het GR; wel geldt op basis van het Bevi een verantwoordingsplicht ten aanzien van het GR in het invloedsgebied rondom de inrichting. De in het externe veiligheidsbeleid gehanteerde norm voor het GR (zie hieronder) geldt daarbij als buitenwettelijke oriëntatiewaarde.

Vuurwerkbesluit
Ingevolge het Vuurwerkbesluit dient ook via het spoor van de ruimtelijke ordening expliciet aandacht te worden besteed aan de veiligheidsafstanden die gelden voor vuurwerkopslag.

In situaties waarbij niet meer dan 10.000 kg aan consumentenvuurwerk wordt opgeslagen, wordt in het kader van dit bestemmingsplan, wat betreft veiligheidsafstanden, geen extra aandacht besteed. De hiervoor geldende veiligheidsafstand van 8 m van de deuropening van de opslagplaats tot kwetsbare of geprojecteerde kwetsbare objecten is dusdanig klein, dat hieraan in de meeste gevallen kan worden voldaan. In sommige gevallen dienen bouwkundige maatregelen te worden getroffen.

Voor bedrijven die meer dan 10.000 kg opslaan, geldt een vaste afstand van 20 meter in voorwaartse richting, indien het uitsluitend verpakt consumentenvuurwerk betreft. Indien (ook) sprake is van onverpakt vuurwerk, moet een grotere afstand worden aangehouden, afhankelijk van de hoeveelheid vuurwerk in de bufferbewaarplaats (deze afstand kan oplopen tot 48 meter voorwaarts).

Vervoer van gevaarlijke stoffen
Beleidskader
Het externe veiligheidsbeleid voor het vervoer van gevaarlijke stoffen is op dit moment gebaseerd op de Nota risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen (de nota RNVGS). Dit beleid is verder geoperationaliseerd en verduidelijkt in de Circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen (hierna CRNVGS). Een wettelijk kader ontbreekt vooralsnog. Momenteel is een algemene maatregel van bestuur (AMvB) in voorbereiding, waarin het aspect externe veiligheid langs transportroutes voor gevaarlijke stoffen wordt geregeld. Het huidige beleid uit de CRNVGS wordt in de nieuwe AMvB wettelijk verankerd.

Op basis van de circulaire geldt voor bestaande situaties de grenswaarde voor het PR ter plaatse van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten van 10-5 per jaar en de streefwaarde 10-6 per jaar. In nieuwe situaties is de grenswaarde voor het PR ter plaatse van kwetsbare objecten 10-6 per jaar. Voor beperkt kwetsbare objecten geldt deze waarde als een richtwaarde.

Op basis van de circulaire geldt bij een overschrijding van de oriëntatiewaarde voor het GR of een toename van het GR een verantwoordingsplicht3. Deze verantwoordingsplicht geldt zowel in bestaande als nieuwe situaties. De circulaire vermeldt dat op een afstand van 200 m vanaf het tracé in principe geen beperkingen hoeven te worden gesteld aan het ruimtegebruik.

Beleidsvisie provincie Zeeland
Op grond van de provinciale Beleidsvisie externe veiligheid van de Provincie Zeeland (mei 2005) is bij ruimtelijke plannen geen uitgebreide verantwoording van het groepsrisico noodzakelijk wanneer:

  • a. de geplande (kwetsbare) objecten buiten het invloedsgebied liggen (dan is er geen groepsrisico), of
  • b. het een enkel (kwetsbaar) object in een nagenoeg maagdelijke omgeving betreft (dan is het groepsrisico zeer laag)4, of
  • c. het een enkel (kwetsbaar) object in een al zeer volle omgeving betreft, waardoor het effect op het groepsrisico marginaal is5.

Pas als de risicosituatie niet voldoet aan de hiervoor genoemde voorwaarden a, b of c, vereist de provincie een uitgebreide verantwoording van het groepsrisico, waarbij aandacht wordt besteed aan de criteria zelfredzaamheid, beheersbaarheid en resteffecten

Toetsing
Risicovolle inrichtingen
DLF Trifolium, Dijkwelsestraat 70

Binnen of nabij het plangebied zijn een aantal risicovolle inrichtingen gesitueerd. Het gaat ten eerste om DLF Trifolium (voorheen Advanta Seeds B.V.) aan de Dijkwelsestraat 70. Uit de vigerende vergunning op grond van de Wet milieubeheer (hierna: Wm) van dit bedrijf (kenmerk 27/2g d.d. 27 juli 2004), blijkt dat:

  • op het eigen bedrijfsterrein een LPG-installatie aanwezig is, bestaande uit een bovengronds opslagreservoir van 8 m³ met een bijbehorende afleverinstallatie (pagina 12 van de considerans behorende bij de vergunning);
  • de LPG-installatie uitsluitend wordt gebruikt voor het voorzien van brandstof van de in het bedrijf inwerking zijnde vorkheftrucks;
  • in het bedrijf maximaal 30.000 liter of kilo aan bestrijdingsmiddelen en 7.000 kilo of liter aan gevaarlijk afval wordt opgeslagen.

Volgens artikel 2 van het Bevi is dit besluit van toepassing op een LPG-tankstation zoals bedoeld in het Besluit LPG-tankstations. Volgens artikel 1 van het Besluit LPG-tankstations is een LPG-tankstation: een inrichting die dient tot het afleveren van LPG aan motorvoertuigen voor het wegverkeer. De installatie van het bedrijf DLF-Trifolium wordt niet gebruikt voor het afleveren van LPG aan motorvoertuigen bestemd voor het wegverkeer, maar aan vorkheftrucks behorende bij het bedrijf. Voor het leveren van LPG aan motorvoertuigen voor het wegverkeer bestaan thans ook geen plannen. Het betreft daarom geen LPG-tankstation zoals bedoeld in het Besluit LPG-tankstations. Uit de milieuvergunning blijkt ook niet dat het bedrijf gelet op haar overige bedrijfsactiviteiten binnen de werkingssfeer van het Bevi valt nu zij minder dan 10.000 kilo bestrijdingsmiddelen of andere gevaarlijke stoffen opslaat. Hiermee is het Bevi niet van toepassing op het bedrijf DLF-Trifolium.

Op en rond het bedrijf is daarom geen sprake van een relevante PR 10-6-contour, evenmin is sprake van een relevant GR vanwege het bedrijf. Aangezien er in de directe omgeving van deze inrichting daarnaast geen ontwikkelingen plaatsvinden, wordt voldaan aan de normstelling voor externe veiligheid.

Sportcentrum Groenewoud, Bospad
Bij het Sportcentrum Groenewoud (aan het Bospad) wordt in beperkte mate chloorbleek opgeslagen (1,5 m³). Deze opslag heeft geen relevante risicocontouren (geen PR 10-6aanwezig op de Risicokaart) en levert daardoor geen belemmering op voor ontwikkelingen in de omgeving van deze inrichting.

FPZ-beheer
Ten zuidoosten van de kern Biezelinge, buiten het plangebied, ligt bedrijf FPZ-beheer, groothandel in groenten en fruit. Ook bij dit bedrijf zijn de risicocontouren zo gering (geen PR 10-6 aanwezig) dat zij geen gevolgen heeft voor het plangebied.

Farmpack en The Greenery, oude veilingterrein
In het plangebied en omgeving van het plangebied zijn twee bedrijven gevestigd die onder Bevi vallen, namelijk Farmpack en de The Greenery op het oude veilingterrein. Het bedrijf Farmpack heeft een ammoniakkoelinstallatie waarin volgens haar milieuvergunning circa 550 kg ammoniak als koudemiddel in wordt toegepast. Uit tabel 6 van bijlage 1 van het Revi blijkt dat, ongeacht de opstellingsuitvoering van de ammoniakkoelinstallatie, geen risicoafstanden buiten de inrichting gelden vanuit de ammoniakkoelinstallatie, de machinekamer of de bijbehorende leidingen. Het bedrijf van the Greenery is inmiddels beëindigd. De voor deze inrichting verleende milieuvergunning is na de ontmanteling eveneens ingetrokken. Het bedrijf zet haar activiteiten voort op bedrijfsterrein Smokkelhoek, hetgeen buiten het plangebied is gelegen.

De vestiging van nieuwe (categoriale) inrichtingen in het kader van het Bevi zijn in het plangebied niet voorzien en ook niet gewenst.

Vuurwerkbedrijven
In Kapelle zijn twee bedrijven die vuurwerk verkopen: Doeland aan de Dijkwelsestraat 36 en Tuincentrum De Keijzer aan Noordstraat 59. Beide bedrijven hebben een opslag van minder dan 10.000 kg consumentenvuurwerk. De bunkers zijn zodanig gesitueerd dat wordt voldaan aan de in het Vuurwerkbesluit genoemde veiligheidsafstanden. In de omgeving van beide inrichtingen vinden geen nieuwe ontwikkelingen plaats, waardoor wordt voldaan aan de normstelling uit het vuurwerkbesluit.

Vervoer gevaarlijke stoffen
Westerschelde
Over de Westerschelde worden gevaarlijke stoffen vervoerd. Om de risico's van deze vervoersas inzichtelijk te maken is een risicoanalyse uitgevoerd6. Uit de risicoberekeningen is gebleken dat het plaatsgebonden risico van 10-6 niet tot de oever reikt. Het plaatsgebonden risico is daarmee geen belemmering ten aanzien van ontwikkelingen binnen het plangebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.0678.KapBiez-vast_0009.jpg"

Figuur 5.1. Globale ligging invloedsgebied Westerschelde

(bron: TNO, rapport 2007-A-R0562/B, Eenmalige afweging groepsrisico Westerschelde)

In 2007 is een analyse uitgevoerd met betrekking tot de het groepsrisico als gevolg van het vervoer van gevaarlijke stoffen over de Westerschelde7. Uit deze risicoanalyse is gebleken dat het invloedsgebied van de Westerschelde zich uitstrekt tot over de oevers (de bebouwde en ongebouwde gebieden langs de Westerschelde). Het invloedsgebied wordt globaal weergegeven op de onderstaande figuur.Er geldt een groot invloedsgebied voor ongevallen met toxische stoffen (rode lijn) en brandbare stoffen (blauwe lijn). Het invloedsgebied strekt zich echter niet uit tot het plangebied.

Rijksweg A58
Ook over de A58 (ten zuiden van het plangebied) worden gevaarlijke stoffen vervoerd.

De PR 10-6-contour van deze vervoersas is niet buiten de weg gelegen2). De PR 10-8-contour, indicatie voor de omvang van het invloedsgebied, reikt tot 189 m uit de vervoersas. Binnen deze afstand worden geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt, derhalve staat deze vervoersas de vaststelling van het bestemmingsplan niet in de weg.

Spoorlijn Roosendaal-Vlissingen
Over het spoor van Vlissingen naar Roosendaal worden gevaarlijke stoffen vervoerd. In de risico-inventarisatie spoortransport gevaarlijke stoffen Zeeland van AVIV (februari 2006) wordt een prognose gesteld voor het vervoer van gevaarlijke stoffen voor 2010. In deze risico-inventarisatie is aangenomen dat de vervoersfrequentie over de spoorlijn Roosendaal-Vlissingen zal toenemen tot 4.450 ketelwagons stofcategorie A per jaar in 2010. Geconcludeerd wordt dat dit nog geen knelpunten met betrekking tot het groepsrisico geeft. In dit rapport wordt echter ook vermeld dat door het Ministerie van Verkeer en Waterstaat hogere vervoerplafonds zijn toegestaan op dit spoorwegtracé. Het vervoer van gevaarlijke stoffen over bepaalde categorieën van (hoofdspoor)wegen en vaarwegen wordt aan jaarlijkse plafonds gebonden. De gebruiksruimte regelt welk vervoer van (categorieën) gevaarlijke stoffen en soms ook welke hoeveelheden per categorie of stof, op een bepaalde route of een routedeel mag plaatsvinden. Daarmee wordt de gebruiksruimte uitgedrukt in een opsomming van stofcategorieën al dan niet met gelimiteerde hoeveelheden. Deze vervoerplafonds dienen te worden gebruikt bij de toepassing van de risicobenadering bij ruimtelijke besluiten. De spoorlijn Roosendaal-Vlissingen is een categorie 2A spoorlijn. Dit betekent dat de transporthoeveelheden in de volgende tabel toegestaan zijn op de spoorlijn Roosendaal-Vlissingen.

Tabel 5.4. Toegelaten aantal wagonwagens met gevaarlijke stoffen per jaar

stofcategorie
 
maximaal aantal wagonwagens per jaar
 
A: Brandbaar gas   12.500  
B2: Giftig gas   6.600  
B3: Zeer giftig gas   0  
C3: Zeer brandbare vloeistof   5.000  
D3: Giftige vloeistof   15.500  
D4: Zeer giftige vloeistof   1.500  

Naar verwachting neemt het vervoer van gevaarlijke stoffen per spoor over de spoorlijn Roosendaal-Vlissingen de komende jaren toe. Hierdoor neemt naar verwachting ook het invloedsgebied en daarmee het groepsrisico toe.

Binnen het invloedsgebied van het spoor worden een aantal ontwikkelingen gerealiseerd (twee met een directe bestemming en vier met een wijzigingsbevoegdheid), waardoor het GR mogelijk zal toenemen. De oriënterende waarde voor het GR wordt op het desbetreffende baanvak niet overschreden. Aangezien het gaat om beperkte ontwikkelingen binnen bestaand bebouwd gebied (het gaat om functiewijziging) is een uitgebreide verantwoording van het GR thans niet aan de orde (zie ook voorwaarde c. uit de Beleidsvisie externe veiligheid van provincie Zeeland onder het beleidskader). Wel is hierna de verantwoordingsplicht beperkt uitgewerkt. Daarbij is nog geen rekening gehouden met de invulling van het oude veilingterrein met woningbouw, direct langs het spoor (uit te werken woongebied).

Overig vervoer van gevaarlijke stoffen (het kanaal door Zuid-Beveland, Oosterschelde) vindt plaats op een dergelijke afstand dat zij geen gevolgen heeft voor de inrichting van het plangebied.

Verantwoording van het GR
Ter plaatse van een bedrijfsbestemming (Stationsweg) en een woningbestemming (Biezelingsestraat) worden binnen het invloedsgebied van de spoorverbinding Vlissingen-Roosendaal een aantal woningen gerealiseerd. Daarnaast zijn er in het bestemmingsplan een aantal wijzigingsbevoegdheden opgenomen waarmee beperkte aantallen woningen worden gerealiseerd. Gezien de beperkte omvang van de functiewijzigingen zal de oriënterende waarde voor het GR niet worden overschreden. Ten aanzien van deze ontwikkelingen zal de verantwoordingsplicht daarom beperkt worden ingevuld. Daarbij wordt aandacht besteed aan het advies van de Veiligheidsregio Zeeland (VRZ)18.

Zelfredzaamheid
De ontwikkelingen die mogelijk worden gemaakt zullen voornamelijk worden gebruikt door mensen met een hoge zelfredzaamheid (geen scholen, verpleeghuizen of ziekenhuizen). Bovendien gaat het om laagbouw, die relatief gemakkelijk valt te ontvluchten. De locaties zijn alle in een richting van de risicobron af te ontvluchten en worden veelal door meer dan twee wegen ontsloten. De VRZ wijst erop bij de routering van vluchtwegen erop te letten dat twee wegen beschikbaar blijven, zodat één weg in geval van blokkade altijd beschikbaar blijft.

Beheersbaarheid
De ontwikkelingslocaties worden ontsloten door primaire uitvalswegen (de Stationsstraat, de Biezelingsestraat) en zijn relatief goed bereikbaar voor hulpdiensten. De VRZ wijst op de beperkte beschikbaarheid van brandkranen en zal in overleg met de gemeentelijke brandweer een aantal brandkranen ter hoogte van de Stationsstraat plaatsen.

Het ontwerpbestemmingsplan is besproken met de gemeentelijke brandweer. Verdere inbreidings- en herstructureringslocaties moeten worden getoetst aan bereikbaarheid en bluswatervoorziening.

Oude Veilingterrein
De invulling van het oude veilingterrein met woningbouw, direct langs het spoor, wordt in voorliggend bestemmingsplan nog niet direct mogelijk gemaakt. Voor het terrein is een uit te werken bestemming opgenomen. In het kader van die uitwerking zal nadrukkelijk aandacht worden besteed aan het externe veiligheidsaspect, en dan met name het groepsrisico vanwege de spoorlijn.

Het maatgevende rampscenario is een zogenaamde BLEVE (Boiling Liquid Expanding Vapour Explosion). Dit is een explosie die kan voorkomen als een treinwagon met vloeistof onder druk (zoals LPG) openscheurt. Dit rampscenario is voor deze locatie maatgevend voor de optredende risico's en effecten.

Met het oog op de ligging van het nieuwe woongebied direct nabij de spoorlijn is het van belang dat de zelfredzaamheid van aanwezigen in het bestemmingsgebied groot is. Hiervoor is een verantwoording van het groepsrisico opgesteld. Daarin worden met name bouwkundige voorzieningen genoemd als maatregelen gericht op het voorkomen of beperken van slachtoffers. Bij de uitwerking van de derde fase van Zuidhoek zal met externe veiligheid rekening worden gehouden. Dit wordt in de uitwerkingsregels specifiek vastgelegd.

Tenslotte wordt geadviseerd om bij de ontwikkeling van de woningen extra aandacht te besteden aan de technische aspecten, zoals de brandwerendheid. Dit aspect zal echter nader worden uitgewerkt in het kader van het verlenen van de bouwvergunning. Dergelijke bouwtechnische eisen kunnen niet in een bestemmingsplan worden opgenomen.

Conclusie
Voor alle risicobronnen binnen en in de directe omgeving van het plangebied wordt voldaan aan de norm voor het PR. Enkel binnen het invloedsgebied voor het GR van de spoorlijn Vlissingen-Roosendaal vinden enkele ontwikkelingen plaats. Aangezien het gaat om een marginale aanpassing van het bestaand gebied is een verantwoording van het GR niet noodzakelijk. Nader overleg met de Veiligheidsregio is gewenst.