Plan: | Bedrijventerreinen Hulst |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0677.bpbedrijventerrein-001V |
het bestemmingsplan Bedrijventerreinen Hulst van de gemeente Hulst.
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0677.bpbedrijventerrein-001V met de bijbehorende regels en bijlagen.
een aan een hoofdgebouw gebouwd gebouw dat in bouwkundig opzicht te onderscheiden is van het hoofdgebouw.
een geometrisch bepaald vlak of een figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waarvoor ingevolge dit bestemmingsplan regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
een dienstverlenend beroep, dat in een woning of bij de woning behorend bijgebouw uitsluitend door de bewoner(s) van de woning wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en voor zover deze beroepen een ruimtelijke uitstraling hebben die met de woonfunctie in overeenstemming is.
een installatie bestaande uit een antenne, een antennedrager, de bedrading en de al dan niet in een techniekkast opgenomen apparatuur, met de daarbij behorende bevestigingsconstructie.
een antennemast of andere constructie bedoeld voor de bevestiging van een antenne.
de beleidsmedewerker archeologie van de gemeente, de gemeentelijk adviseur archeologie of een door het College van Burgemeester en Wethouders aangewezen deskundige op het gebied van archeologie.
een rapport van een archeologisch onderzoeksbureau of een goed onderbouwd advies van een deskundige op het gebied van archeologie.
vindplaats of vondst met een oudheidkundige waarde. Het betreft hier met name archeologische relicten in hun oorspronkelijke ruimtelijke context. Zowel grote complexen/ structuren zoals nederzettingsterreinen, als afzonderlijke vondsten kunnen met deze term worden aangeduid.
een of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
Een in de regels aangegeven percentage, dat de grootte van het deel van een bouwvlak aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd.
een onderneming gericht op het produceren, bewerken, herstellen, installeren, inzamelen, verwerken, verhuren, opslaan en/of distribueren van goederen.
Een gebouw dat dient voor de uitoefening van één of meer bedrijfsactiviteiten.
een woning in of bij een gebouw of op een terrein, die slechts is bestemd voor bewoning door (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar noodzakelijk is, vanwege de bestemming van het gebouw of het terrein.
een object met een kantoor-, cel-, industrie-, sport- of logiesfunctie als bedoeld in artikel 1.1 van het Bouwbesluit 2012.
afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen, die op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan tot stand zijn gekomen of tot stand zullen komen met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.
de grens van een bestemmingsvlak.
bevoegd gezag zoals bedoeld in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.
een vrijstaand gebouw dat in functioneel en bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw.
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.
de grens van een bouwvlak.
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge deze regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
een grens van een bouwperceel.
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct of indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.
een bouwwerk als bedoeld in lid 1.27, niet zijnde een gebouw.
vuurwerk dat is bestemd voor particulier gebruik.
een uitwendige scheidingsconstructie als bovenafsluiting van een bouwwerk.
het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), verkopen, verhuren en leveren van goederen aan personen die die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroep of bedrijf.
Detailhandel in brand- en explosiegevaarlijke stoffen en detailhandel in ABC-goederen (auto's, boten en caravans), tuincentra, bouwmarkten, grove bouwmaterialen, keukens en sanitair alsmede woninginrichting waaronder meubels, die vanwege de omvang en aard van de gevoerde artikelen een groot oppervlak nodig hebben voor de uitstalling (en uit dien hoofde niet binnen de aangewezen winkelconcentratiegebieden gevestigd kunnen worden).
het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen, zoals reis- en uitzendbureaus, kapsalons, pedicures, wasserettes, makelaarskantoren en bankfilialen.
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
woningen en andere geluidsgevoelige gebouwen en geluidsgevoelige terreinen, zoals bedoeld in artikel 1 van de Wet geluidhinder.
een gebouw of een gedeelte daarvan, dat op een bouwperceel door zijn constructie, afmetingen of functie als het belangrijkste bouwwerk valt aan te merken.
een onderneming gericht op het bedrijfsmatig verstrekken van ter plaatse te nuttigen voedsel en dranken, het bedrijfsmatig exploiteren van zaalaccommodatie en/of het bedrijfsmatig verstrekken van nachtverblijf.
een aantal, aan elkaar door familieband of anderszins gerelateerde, personen, die gezamenlijk één eenheid vormt en als zodanig ook gebruik maakt van één woning.
verkoop via internet aan particulieren, zonder showroom, waarbij het ter plaatse afhalen van een product dat via internet is besteld is toegestaan, alsmede het afrekenen van een product. Opslag is toegestaan.
een bedrijf, dat producten bedrijfsmatig, overwegend via internet, te koop aanbiedt, waaronder begrepen de uitstalling ter verkoop, verkoopt en/of levert aan wederverkopers, dan wel aan bedrijven of instellingen die deze goederen in een door hen gedreven ondernemingen aanwenden dan wel aan particulieren.
een constructie van één of meer dakvlakken met een helling van meer dan 30° en minder dan 65°.
voorzieningen gericht op het verlenen van diensten op administratief, financieel, architectonisch, juridisch of een daarmee naar aard gelijk te stellen functie, waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen.
windmolens of windturbines met een tiphoogte van maximaal 20 meter.
Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie (zie www.sikb.nl).
objecten zoals bedoeld in artikel 1 lid l van het Besluit externe veiligheid inrichtingen.
een gedeelte van het openbaar water, bestemd of geschikt om bij verblijf voor korte of langere duur door een woon-, bedrijfs-, recreatie-, of beroepsschip of een schip voor bijzondere of representatieve doeleinden te worden ingenomen.
dienstverlening waarbij de gehele fysieke distributie (transport, voorraadbeheer, ontvangst, opslag en orderverzameling) en de daaraan verbonden informatiefunctie wordt verzorgd door een producent.
door de Stichting Nederlands Normalisatie-instituut uitgegeven norm, zoals deze luidde op het moment van vaststelling van het plan.
voorzieningen voor het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, voorzieningen voor (ondergrondse) afvalinzameling en apparatuur voor telecommunicatie.
een buiten de dakvlakken uitstekend ondergeschikt deel van een gebouw, zoals een dakvenster, een balkon, een luifel en een bloemenvenster, met uitzondering van een uitgebouwd deel van een gebouw (ter uitbreiding van het oppervlak).
detailhandel die als activiteit in ruimtelijk, functioneel en inkomenswervend opzicht duidelijk ondergeschikt is aan de op de ingevolge het bestemmingsplan toegestane hoofdfunctie en uitsluitend plaatsvindt als niet zelfstandig onderdeel van een onderneming in de vorm van verkoop c.q. levering van ter plaatse vervaardigde, bewerkte of herstelde goederen, dan wel goederen die in rechtstreeks verband staan met de onderneming.
de ontsluiting van een vindplaats met als doel de informatie te verzamelen en vast te leggen die nodig is voor het beantwoorden van de in het Programma van Eisen verwoorde onderzoeksvra(a)g(en) en het behalen van de onderzoeksdoelstellingen.
het blijvend verhogen van het bestaande maaiveld door het aanbrengen van grond of andersoortige materialen.
een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een dak.
elk vaartuig, met uitzondering van een zeilplank, dat uitsluitend of hoofdzakelijk wordt gebruikt voor enige vorm van pleziervaart, waterrecreatie of watersport.
beperkte op de eindgebruiker gerichte verkoop van goederen vanuit een bedrijf dat die goederen vervaardigt/produceert, bewerkt en/of toepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie.
vuurwerk, niet zijnde consumentenvuurwerk.
de code volgens de Standaard Bedrijfsindeling 2008 die door overheid en bedrijfsleven wordt gebruikt om in statistieken bedrijven naar hun belangrijkste activiteit in te delen.
uitstallingsruimte ten behoeve van het te koop aanbieden, verkopen, en/of leveren van ABC-goederen (auto's, boten en caravans).
de in Bijlage 1 opgenomen Staat van Bedrijfsactiviteiten die van deze regels deel uitmaakt.
economische sector bestaande uit: transport, logistieke dienstverlening, distributie, e-commerce en Value Added Logistics en/of Value Added Services.
detailhandel met een al dan niet geheel overdekte verkoopvloeroppervlak waarop artikelen voor de inrichting en het onderhoud van tuinen en de daarmee rechtstreeks samenhangende artikelen worden aangeboden, waaronder voornamelijk worden verstaan tuinhuisjes, tuingereedschappen en tuinmeststoffen, bouwmaterialen voor de tuin waaronder tuinhuisjes, serres en hobbyschuurtjes, tuinmeubelen en tuinverlichting alsmede daarmee vergelijkbare onderhouds- en inrichtingsmaterialen, en voorts de verkoop van kamerplanten, snijbloemen, plantenbakken, potten en vazen.
logistieke bedrijven die zich - naast transport en opslag van goederen - richten op activiteiten die een toegevoegde waarde aan een product opleveren gedurende het logistieke proces of die een toegevoegde waarde opleveren voor het logistieke proces zelf, zoals etikettering, ompakken, toevoegen van onderdelen en software, assemblage, bundelen, voorraadbeheer, terugwinnen van grondstoffen, order-picking en kwaliteitscontroles.
aantasting van een gebied met archeologische waarden. Dit verschijnsel kan zich voordoen: door erosie, afgraving of egalisatie, door (diepe) bewerking van de bovengrond, door zetting als gevolg van ophoging, door verdroging en verzuring.
de naar de weggekeerde gevel van het hoofdgebouw of, indien het een hoofdgebouw betreft met meer dan één naar de weggekeerde gevel de gevel die door zijn aard, functie, constructie of uitstraling als belangrijkste gevel kan worden aangemerkt.
de denkbeeldige lijn die in het verlengde van de gevel van de voorgevel van het hoofdgebouw loopt.
de in Bijlage 5 voor dat gebied, aangegeven vrijstellingsdiepte.
voorzieningen die nodig zijn voor een goede waterkering, wateraanvoer, waterafvoer, waterberging, (hemel)waterinfiltratie en waterkwaliteit. Hierbij kan onder meer gedacht worden aan voorzieningen als duikers, stuwen, infiltratievoorzieningen, gemalen, inlaten, ondergrondse bergbezinkbassins en dergelijke.
bedrijven, zoals bedoeld in artikel 2.1 lid 3 van het Besluit omgevingsrecht, die in belangrijke mate geluidshinder kunnen veroorzaken.
een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden.
Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
de afstand tussen bouwwerken onderling en de afstand van bouwwerken tot perceelsgrenzen worden daar gemeten waar deze afstanden het kleinst zijn.
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en het hart van de scheidingsmuren.
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.
vanaf het peil tot aan de top van de rotor in de hoogste stand van de rotor.
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeiboord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel; indien zich op een gebouw één of meer dakkapellen bevinden waarvan de gezamenlijke breedte meer bedraagt dan 50% van de gevelbreedte, wordt de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn of het boeibord van de dakkapel(len) als goothoogte aangemerkt.
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
tussen de buitenzijde van de afdekking van de overkapping, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van de overkapping.
de gebruiksoppervlakte volgens NEN2580.
De voor 'Bedrijventerrein - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
aanduiding | bedrijfsactiviteit |
specifieke vorm van bedrijf - aannemingsbedrijf | aannemingsbedrijf |
specifieke vorm van bedrijf - autoplaatwerkerij | autoplaatwerkerij |
specifieke vorm van bedrijf - betonwarenfabriek | betonwarenfabriek behorend tot ten hoogste categorie 5.2 Staat van Bedrijfsactiviteiten |
specifieke vorm van bedrijf - bouw- en renovatiebedrijf van caravans | bouw- en renovatiebedrijf van caravans |
specifieke vorm van bedrijf - haven | haven met ten hoogste twee droogdokken, één werkschip en recreatief medegebruik |
specifieke vorm van bedrijf - houtbewerkingsinrichting | houtbewerkingsinrichting |
specifieke vorm van bedrijf - internetveiling | bedrijfsmatige activiteiten in de vorm van internetveiling waarbij ook het afhalen van de geveilde goederen is toegestaan |
specifieke vorm van bedrijf - mouterij | mouterij |
specifieke vorm van bedrijf - oppervlaktebehandelingsbedrijf | oppervlaktebehandelingsbedrijf |
specifieke vorm van bedrijf - overslag | overslag van goederen behorend tot ten hoogste categorie 4.1 Staat van Bedrijfsactiviteiten |
specifieke vorm van bedrijf - detailhandel perifeer | perifere detailhandel in de vorm van grove bouwmaterialen, keukens en sanitair |
specifieke vorm van bedrijf- scheepswerf | scheepbouw en -reparatiebedrijf behorend tot ten hoogste categorie 5.1 Staat van Bedrijfsactiviteiten |
specifieke vorm van bedrijf - schrootverwerkingsbedrijf | schrootverwerkingsbedrijf |
specifieke vorm van bedrijf - smederij, lasinrichting, bankwerkerij e.d. | smederij, lasinrichting, bankwerkerij e.d. |
specifieke vorm van bedrijf - textielbewerkingsinrichting | textielbewerkingsinrichting |
tuincentrum | tuincentrum |
specifieke vorm van bedrijf - zoetwarenfabriek | zoetwarenfabriek |
Voor het bouwen gelden de volgende regels:
gebouwen, overkappingen en silo's | bouwwerk, geen gebouw zijnde | |
a. op deze gronden mag worden gebouwd: | ||
1. binnen het bouwvlak | ja | ja |
2. buiten het bouwvlak | nee | ja |
b. de hoogte bedraagt: | ||
1. goothoogte | ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m)' of 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' ten hoogste de aangegeven maat bedrijfswoningen ten hoogste 6m goothoogte van bijgebouwen en overkappingen bij een bedrijfswoning ten hoogste 3,3 m |
niet van toepassing |
2. bouwhoogte | ter plaatse van de aanduidingen 'maximum bouhoogte (m)' of 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' ten hoogste de aangegeven maat, indien geen bouwhoogte is aangegeven ten hoogste 4 m hoger dan de aangegeven goothoogte bedrijfswoningen ten hoogste 10 m bijgebouwen en overkappingen bij een bedrijfswoning ten hoogste 7,3 m in afwijking van het voorgaande geldt voor silo's ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte silo' ten hoogste de aangegeven maat voor een silo |
- muren en terreinafscheidingen ten hoogste 2 m - lichtmastenen overige masten ten hoogste 10 m - een transportband, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - transportband 1' ten hoogste 24 m - een transportband, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - transportband 2' ten hoogste 16 m - een kraan, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - kraan' 1 kraan van ten hoogste 20 m inclusief de op te heffen last - een bovenloopkraan ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - bovenloopkraan' ten hoogste 7 m - overig bouwwerk, geen gebouw ten hoogste 3 m |
c. de oppervlakte bedraagt niet meer dan: | ||
100% van het bouwperceel tenzij op de verbeelding door middel van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage' anders is bepaald. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - verharding 50' mag maximaal 50% van het bouwperceel bebouwd en verhard worden. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - verharding 20' mag maximaal 20% van het bouwperceel bebouwd en verhard worden. |
niet gemaximeerd | |
d. de aan te houden afstand tot: | ||
1. perceelsgrenzen | 5 m tot de naar de weg gekeerde perceelgrens. 3 m tot de overige perceelgrenzen |
niet van toepassing |
2. gebouwen | 3 m indien niet aaneengebouwd | niet van toepassing |
e. de inhoud bedraagt niet meer dan: | van een bedrijfswoning: 1.000 m3 | niet van toepassing |
f. de dakhelling bedraagt niet meer dan: | ter plaatse van de aanduidingen ' specifieke vorm van bedrijf - verharding 50' en specifieke vorm van bedrijf - verharding 20' 0° en elders 85° | niet van toepassing |
Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.2 sub b voor het toestaan van een hogere bouwhoogte van gebouwen en overkappingen tot maximaal 12 meter, onder de volgende voorwaarden:
Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.2 sub d voor het toestaan dat gebouwen en overkappingen tot op de perceelgrens, onder de volgende voorwaarden:
Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:
Ten aanzien van een internetbedrijf moet aan de volgende regels worden voldaan:
Uitoefening van aan-huis-gebonden-beroepen is toegestaan in een woning en in een aan- en uitbouw of bijgebouw, met inachtneming van de volgende regels:
Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - voorwaardelijke verplichting' geldt voor de bedrijfswoning dat aan de westzijde van de woning een garage dient te worden gebouwd, deze dient in stand te worden gehouden en ook als zodanig te worden gebouwd;
De verplichting in lid a. geldt niet indien op een andere wijze is verzekerd dat het akoestisch niveau op de woning voldoet aan wettelijke normen, omliggende bedrijven niet worden gehinderd in hun bedrijfsvoering en een goed woon- en leefklimaat is verzekerd.
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van lid 3.1 :
Het is verboden op of in de gronden met de aanduidingen 'specifieke vorm van bedrijf - verharding 50' en 'specifieke vorm van bedrijf - verharding 20' , zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning (omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden) van burgemeester en wethouders wegen of paden te verharden en andere oppervlakteverhardingen aan te brengen.
Het in lid 3.6.1 bepaalde is niet van toepassing voor:
De werken of werkzaamheden als bedoeld in lid 3.6.1 zijn slechts toelaatbaar, indien de oppervlakte van deze verharding tezamen met de oppervlakte van bebouwing op het betreffende bouwperceel niet meer bedraagt dan 50% ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - verharding 50' en 20% ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - verharding 20'.
De voor 'Bedrijventerrein - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
in ten hoogste categorie 3.2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
Voor het bouwen gelden de volgende regels:
gebouwen en overkappingen | bouwwerk, geen gebouw zijnde | |
a. op deze gronden mag worden gebouwd: | ||
1. binnen het bouwvlak | ja | ja |
2. buiten het bouwvlak | nee | ja |
b. de hoogte bedraagt: | ||
1. bouwhoogte | ter plaatse van de aanduiding 'minimum bouwhoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' ten hoogste de aangegeven maat | - muren en terreinafscheidingen: 3 m - lichtmasten en overige masten: 10 m |
c. de oppervlakte bedraagt: | ||
1.bedrijfs- gebouwen | per bouwperceel minimaal 20.000 m2 aan bedrijfsgebouwen | niet gemaximeerd |
d. de aan te houden afstand tot: | ||
1. perceelsgrenzen | 5 m tot een perceelgrens | niet van toepassing |
2. gebouwen | 1 m indien niet aaneengebouwd | niet van toepassing |
e. de dakhelling bedraagt niet meer dan: | 0° | niet van toepassing |
alvorens een omgevingsvergunning voor het bouwen kan worden afgegeven dient een door het college van burgemeester en wethouders goedgekeurd inrichtings- en beplantingsplan te zijn uitgevoerd en in stand te worden gehouden, waaruit blijkt dat een goede landschappelijke inpassing van de bebouwing is verzekerd en de waterberging is geborgd.
Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.2.1 sub a voor het toestaan van het bouwen van ondergeschikte bouwdelen buiten het op de verbeelding aangegeven bouwvlak voor zover de overschrijding niet meer bedraagt dan 5 meter en voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:
In afwijking van het bepaalde in artikel 23.2 geldt voor parkeren de volgende CROW parkeernormen per functie:
met dien verstande dat het stallen van het (vracht)verkeer en de parkeerplaatsen op eigen terrein dienen te worden gerealiseerd.
Bedrijven die op grond van de AIM-module van het Ministerie van Infrastructuur en Milieu worden beschouwd als een inrichting van het type A, B of C en die terreinverlichting aanbrengen of wijzigen moeten een lichtonderzoek overleggen dat aantoont dat de verlichtingsinstallatie ter plaatse van de gevel van omwonenden voldoet aan de grenswaarden uit de Richtlijn Lichthinder van de NSVV.
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van lid 4.1 :
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van lid 4.4.2 onder de voorwaarde dat:
De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
Voor het bouwen gelden de volgende regels:
gebouwen en overkappingen | bouwwerk, geen gebouw zijnde | |
a. op deze gronden mag worden gebouwd: | uitsluitend voor nutsvoorzieningen | ja |
b. de hoogte bedraagt: | 3 m | - |
1. bewegwijzering 2. straatmeubilair 3. lichtmasten en overige masten 4. ballenvangers 5. overig bouwwerk, geen gebouw zijnde 6. muren en terreinafscheidingen |
- - - - - - |
1. ten hoogste 4,5 m 2. ten hoogste 3 m 3. ten hoogste 10 m 4. ten hoogste 4 m 5. ten hoogste 3 m 6. ten hoogste 1 m |
c. de oppervlakte bedraagt niet meer dan: | 15 m² | - |
De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
Voor het bouwen gelden de volgende regels:
gebouwen en overkappingen | bouwwerk, geen gebouwen zijnde | |
a. op deze gronden mag worden gebouwd: | nee | ja |
b. de hoogte bedraagt: | - | - muren en terreinafscheidingen ten hoogste 2 m - lichtmasten en overige masten ten hoogste 10 m - overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten hoogste 3 m |
De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
Voor het bouwen gelden de volgende regels:
gebouwen en overkappingen | bouwwerk, geen gebouwen zijnde | |
a. op deze gronden mag worden gebouwd: | uitsluitend voor nutsvoorzieningen | ja |
b. de hoogte bedraagt: | ten hoogste 3 m | - |
1. bewegwijzering 2. straatmeubilair 3. lichtmasten en overige masten 4. overig bouwwerk, geen gebouw zijnde |
- - - - |
1. ten hoogste 4,5 m 2. ten hoogste 3 m 3. ten hoogste 10 m 4. ten hoogste 3 m |
c. de oppervlakte bedraagt: | ten hoogste 5 m² | - |
Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:
Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 7.3.1 sub a om opslag toe te staan, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
Voor het bouwen gelden de volgende regels:
De voor 'Leiding - Gas' aangewezen gronden zijn – behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) – mede bestemd voor een aardgastransportleiding.
Voor het bouwen gelden de volgende regels:
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van de bouwregels voor het bouwen overeenkomstig de andere daar voorkomende bestemming(en) (lid 9.2 onder b) indien de veiligheid van de betrokken leiding niet wordt geschaad en vooraf schriftelijk advies is ingewonnen bij de betrokken leidingexploitant. Een omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien geen kwetsbare objecten worden toegelaten.
Het opslaan van goederen, met uitzondering van het opslaan van goederen voor inspectie en onderhoud van de gasleiding, is niet toegestaan, tenzij hiervoor toestemming is gegeven door de leidingbeheerder.
Het is verboden op of in de gronden met de bestemming Leiding - Gas zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of de volgende werkzaamheden uit te voeren:
Het verbod van lid 9.5.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:
De werken en werkzaamheden, zoals in lid 9.5.1 bedoeld, zijn slechts toelaatbaar, indien het leidingbelang daardoor niet wordt geschaad en vooraf schriftelijk advies is ingewonnen bij de betrokken leidingexploitant.
De voor ' Leiding - Riool' aangewezen gronden zijn – behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) – mede bestemd voor een rioolleiding.
Voor het bouwen gelden de volgende regels:
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van lid 11.2 onder b, indien de bij de betrokken bestemming behorende bouwregels in acht worden genomen en het belang van de leiding(en) door de bouwactiviteiten niet wordt geschaad.
Het opslaan van goederen, met uitzondering van het opslaan van goederen voor inspectie en onderhoud van de rioolleiding, is niet toegestaan, tenzij hiervoor toestemming is gegeven door de leidingbeheerder.
Het is verboden op of in de gronden met de bestemming Leiding - Riool zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of de volgende werkzaamheden uit te voeren:
Het verbod van lid 10.5.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:
De werken en werkzaamheden, zoals in lid 10.5.1 bedoeld, zijn slechts toelaatbaar, indien het leidingbelang daardoor niet wordt geschaad.
De voor 'Leiding - Water' aangewezen gronden zijn – behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) – mede bestemd voor een waterleiding.
Voor het bouwen gelden de volgende regels:
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van lid 11.2 onder b, indien de bij de betrokken bestemming behorende bouwregels in acht worden genomen en het belang van de leiding(en) door de bouwactiviteiten niet wordt geschaad.
Het opslaan van goederen, met uitzondering van het opslaan van goederen voor inspectie en onderhoud van de waterleiding, is niet toegestaan, tenzij hiervoor toestemming is gegeven door de leidingbeheerder.
Het is verboden op of in de gronden met de bestemming Leiding - Water zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of de volgende werkzaamheden uit te voeren:
Het verbod van lid 11.5.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:
De werken en werkzaamheden, zoals in lid 11.5.1 bedoeld, zijn slechts toelaatbaar, indien het leidingbelang daardoor niet wordt geschaad.
De voor 'Waarde - Archeologie 1' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden.
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd via een omgevingsvergunning artikel 2.1, lid 1, sub c juncto artikel 2.12, lid 1, sub a, sub 1 Wabo af te wijken van het bepaalde onder artikel 12.2.2 sub a voor het bouwen in een plangebied met een te verstoren oppervlak groter dan 50 m² onder de vrijstellingsdiepte beneden het maaiveld, indien de aanvrager van de vergunning artikel 2.1, lid 1 sub a Wabo een archeologisch rapport heeft overgelegd, waarin wordt aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden aanwezig zijn of dat de archeologische waarden van het terrein naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate worden veiliggesteld.
Indien uit het onder artikel 12.3.1 genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning zullen of kunnen worden verstoord, kunnen burgemeester en wethouders één of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de vergunning:
Bij het verlenen van een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 12.3.1 , vragen burgemeester en wethouders aan de archeologisch deskundige om advies omtrent het criterium als bedoeld in dat lid. Bij een negatief advies verzoeken burgemeester en wethouders de archeologisch deskundige de verder te nemen stappen aan te geven.
Het is verboden op of in deze gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning artikel 2.1, lid 1 sub b Wabo) de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:
Het in artikel 12.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:
Alvorens de gevraagde omgevingsvergunning te verlenen, vragen burgemeester en wethouders aan de archeologisch deskundige om advies omtrent het criterium als bedoeld in artikel 12.4.3 . Bij een negatief advies verzoeken burgemeester en wethouders de archeologisch deskundige de verder te nemen stappen aan te geven.
Het is verboden bouwwerken die zich op gronden met deze dubbelbestemming bevinden zonder, of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning artikel 2.1, lid 1, sub g Wabo) te slopen.
Het verbod als bedoeld in artikel 12.5.1 is niet van toepassing indien de sloopwerkzaamheden:
In het belang van de archeologische monumentenzorg kunnen burgemeester en wethouders regels verbinden aan een omgevingsvergunning voor het slopen op of in gronden op de verbeelding en aangeduid met ' Waarde - Archeologie 1'.
Aan de omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 12.5.1, kunnen burgemeester en wethouders de regel verbinden dat de sloopwerken vanaf het maaiveld en dieper worden begeleid door een gekwalificeerd deskundige, indien de latere verstoringsoppervlakte groter is dan 50 m² of het latere verstorend oppervlak onder de vrijstellingsdiepte groter is dan 50 m².
Indien tijdens de begeleiding van de sloopwerken volgens de KNA behoudenswaardige vondsten worden aangetroffen, wordt hiervan terstond melding gemaakt bij burgemeester en wethouders die in het belang van de archeologische monumentenzorg aanvullende regels kunnen verbinden aan de omgevingsvergunning tot sloop.
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met toepassing van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening het bestemmingsplan te wijzigen door de bestemming 'Waarde - Archeologie 1', als bedoeld in artikel 12.1 geheel of gedeeltelijk te doen vervallen, indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen behoudenswaardige archeologische waarden (meer) aanwezig zijn.
De voor 'Waarde - Archeologie 2' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden.
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd via een omgevingsvergunning artikel 2.1, lid 1, sub c juncto artikel 2.12, lid 1, sub a, sub 1 Wabo af te wijken van het bepaalde onder artikel 13.2.2 sub a voor het bouwen in een plangebied met een te verstoren oppervlak groter dan 500 m² onder de vrijstellingsdiepte beneden het maaiveld, indien de aanvrager van de vergunning artikel 2.1, lid 1 sub a Wabo een archeologisch rapport heeft overgelegd, waarin wordt aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden aanwezig zijn of dat de archeologische waarden van het terrein naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate worden veiliggesteld.
Indien uit het onder artikel 13.3.1 genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning zullen of kunnen worden verstoord, kunnen burgemeester en wethouders één of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de vergunning:
Bij het verlenen van een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 13.3.1, vragen burgemeester en wethouders aan de archeologisch deskundige om advies omtrent het criterium als bedoeld in dat lid. Bij een negatief advies verzoeken burgemeester en wethouders de archeologisch deskundige de verder te nemen stappen aan te geven.
Het is verboden op of in deze gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning artikel 2.1, lid 1 sub b Wabo) de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:
Het in artikel 13.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:
Alvorens de gevraagde omgevingsvergunning te verlenen, vragen burgemeester en wethouders aan de archeologisch deskundige om advies omtrent het criterium als bedoeld in artikel 13.4.3. Bij een negatief advies verzoeken burgemeester en wethouders de archeologisch deskundige de verder te nemen stappen aan te geven.
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met toepassing van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening het bestemmingsplan te wijzigen door de bestemming 'Waarde - Archeologie 2', als bedoeld in artikel 13.1 geheel of gedeeltelijk te doen vervallen, indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen behoudenswaardige archeologische waarden (meer) aanwezig zijn.
De voor 'Waarde - Archeologie 3' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden.
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd via een omgevingsvergunning artikel 2.1, lid 1, sub c juncto artikel 2.12, lid 1, sub a, sub 1 Wabo af te wijken van het bepaalde onder artikel 14.2.2 sub a voor het bouwen in een plangebied met een te verstoren oppervlak groter dan 1000 m² onder de vrijstellingsdiepte beneden het maaiveld, indien de aanvrager van de vergunning artikel 2.1, lid 1 sub a Wabo een archeologisch rapport heeft overgelegd, waarin wordt aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden aanwezig zijn of dat de archeologische waarden van het terrein naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate worden veiliggesteld.
Indien uit het onder artikel 14.3.1 genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning zullen of kunnen worden verstoord, kunnen burgemeester en wethouders één of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de vergunning:
Bij het verlenen van een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 14.3.1, vragen burgemeester en wethouders aan de archeologisch deskundige om advies omtrent het criterium als bedoeld in dat lid. Bij een negatief advies verzoeken burgemeester en wethouders de archeologisch deskundige de verder te nemen stappen aan te geven.
Het is verboden op of in deze gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning artikel 2.1, lid 1 sub b Wabo) de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:
Het in artikel 14.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:
Alvorens de gevraagde omgevingsvergunning te verlenen, vragen burgemeester en wethouders aan de archeologisch deskundige om advies omtrent het criterium als bedoeld in artikel 14.4.3. Bij een negatief advies verzoeken burgemeester en wethouders de archeologisch deskundige de verder te nemen stappen aan te geven.
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met toepassing van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening het bestemmingsplan te wijzigen door de bestemming 'Waarde - Archeologie 3', als bedoeld in artikel 14.1 geheel of gedeeltelijk te doen vervallen, indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen behoudenswaardige archeologische waarden (meer) aanwezig zijn.
De voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden zijn – behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) – mede bestemd voor de waterkering.
Voor het bouwen gelden de volgende regels:
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van lid 15.2 onder b, indien de bij de betrokken bestemming behorende bouwregels in acht worden genomen en het waterkeringsbelang door de bouwactiviteiten niet onevenredig wordt geschaad, en hierover advies wordt ingewonnen bij de waterbeheerder.
De op de verbeelding voor 'Waterstaatswerken' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
Voor het bouwen gelden de volgende regels:
gebouwen en overkappingen | bouwwerk, geen gebouwen zijnde | |
a. op deze gronden mag worden gebouwd: | uitsluitend voor nutsvoorzieningen en een ontmoetingsplaats uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waterstaat - ontmoetingsplaats' | ja |
b. de hoogte bedraagt: | ten hoogste 3 m, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waterstaat - ontmoetingsplaats ten hoogste de bestaande bouwhoogte | - |
1. bewegwijzering 2. straatmeubilair 3. lichtmasten en overige masten 4. overig bouwwerk, geen gebouw zijnde |
- - - - |
1. ten hoogste 4,5 m 2. ten hoogste 3 m 3. ten hoogste 10 m 4. ten hoogste 3 m |
c. de oppervlakte bedraagt: | ten hoogste 5 m², ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waterstaat - ontmoetingsplaats ten hoogste de bestaande oppervlakte | - |
Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
De bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, mogen in afwijking van aanduidingen, aanduidingsgrenzen en regels worden overschreden door:
Voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken gelden de volgende regels:
Het bevoegd gezag is kan bij het verlenen van een omgevingsvergunning nadere eisen te stellen aan de afmetingen en positie van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten aanzien van:
Tot een gebruik in strijd met de in hoofdstuk 2 genoemde bestemmingen wordt in ieder geval gerekend:
Gebruik van gronden en bouwwerken bij of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan in uitvoering is, dan wel in uitvoering genomen kan worden, en dat strijdig is met de regels van dit bestemmingsplan, mag worden voortgezet met inachtneming van eventuele voorwaarden zoals zijn opgenomen in een omgevingsvergunning.
De gronden ter plaatse van de aanduiding 'geluidzone - industrie' zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, tevens bestemd voor het tegengaan van een te hoge geluidsbelasting op nieuwe geluidgevoelige bebouwing als gevolg van het industrielawaai.
Ter plaatse van de aanduiding 'geluidzone - industrie' mogen, ongeacht het bepaalde in de afzonderlijke bestemmingen, geen geluidsgevoelige bebouwing worden opgericht, dan wel het gebruik van niet geluidsgevoelige bebouwing om te zetten in het gebruik van geluidgevoelige bebouwing, tenzij de geluidsbelasting vanwege het industrieterrein op de gevel van het geluidsgevoelige object de voorheen geldende voorkeursgrenswaarde ingevolge de Wet geluidhinder dan wel de verleende hogere grenswaarde niet wordt overschreden.
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen voor:
De gronden ter plaatse van de aanduiding 'Vrijwaringszone - radar' zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, tevens bestemd voor de bescherming van het radarverstoringsgebied van Vliegbasis Woensdrecht teneinde de verstoring van het radarbeeld te voorkomen.
In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen (artikelen 3 tot en met 9) mogen geen bouwwerken worden opgericht met een hoogte van 63 meter ten opzichte van NAP en meer.
Het bevoegd gezag kan door middel van omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 20.3.2 voor het bouwen overeenkomstig het bepaalde in de andere bestemmingen, met dien verstande dat:
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in hoofdstuk 2 voor het vergroten van de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde:
De omgevingsvergunning wordt niet verleend, indien daardoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.
Het bevoegd gezag kan - tenzij op grond van hoofdstuk 2 reeds afwijking mogelijk is - bij een omgevingsvergunning afwijken van de regels voor:
De omgevingsvergunning wordt niet verleend, indien daardoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in hoofdstuk 2 voor het oprichten van maximaal één kleine windturbine per bouwperceel, mits:
Burgemeester en wethouders kunnen de in het plan opgenomen bestemmingen wijzigen voor overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein. De overschrijdingen mogen echter ten hoogste 3 m bedragen en het bestemmingsvlak mag met ten hoogste 10% worden vergroot.
De wettelijke regelingen waarnaar in de regels wordt verwezen, gelden zoals deze luiden op het moment van vaststelling van het plan.
Het bevoegd gezag toetst bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen en het verlenen van een omgevingsvergunning voor het afwijken van de gebruiksregels of wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid en ruimte voor laden en lossen op eigen terrein. Hiervoor gelden de volgende regels:
Bedrijven gelegen binnen de aanduiding 'overige zone - gezoneerd industrieterrein' die op grond van de AIM-module van het ministerie van Infrastructuur en Milieu worden beschouwd als een inrichting van het type A, B of C, moeten, in geval van oprichting, uitbreiding-/wijziging of verandering, een akoestisch onderzoek overleggen (zie bijlage 2 van deze regels 'Voorwaarden akoestisch onderzoek') die aantoont dat de geluidsbelasting vanuit de bedrijfsactiviteiten passen binnen de geluidzonering van het onderhavige bestemmingsplan.
Voor bouwwerken luidt het overgangsrecht als volgt:
Voor gebruik luidt het overgangsrecht als volgt:
Deze regels worden aangehaald als: 'Regels van het bestemmingsplan Bedrijventerreinen Hulst'.