Plan: | Buitengebied West Maas en Waal |
---|---|
Status: | onherroepelijk |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0668.BUIWestMenW-BOH1 |
Doelstellingen en uitgangspunten
Het uitgangspunt bij het opstellen van het nieuwe bestemmingsplan is dat de regelingen die van kracht zijn op basis van het nu geldende bestemmingsplan voor het buitengebied worden geactualiseerd op basis van de huidige beleidsinzichten en gebruikerswensen. De nieuwe regels moeten aan de volgende eisen voldoen.
Opzet regels
De opbouw van de regels is gelijk aan Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2008. De opbouw is als volgt:
Een bestemmingsartikel (Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels) wordt uit de volgende leden in deze volgorde opgebouwd:
De specifieke nadere eisen, afwijkingsbevoegdheden en wijzigingsbevoegdheden en mogelijk een omgevingsvergunningstelsel voor werken en werkzaamheden zijn zoveel mogelijk per bestemming opgenomen.
Hierdoor wordt direct per bestemming inzicht geboden in de eventuele afwijkingsmogelijkheden en wordt onnodig verwijzen naar andere artikelen voorkomen. Deze werkwijze bevordert de toegankelijkheid van het bestemmingsplan.
Flexibiliteitsregels
Het regels van bestemmingsplan zijn voorzien van flexibiliteitsregels in de vorm van afwijkingsmogelijkheden (afwijken van de bouw- of de gebruiksregels), de mogelijkheden bij verschillende bestemmingen om nadere eisen te stellen en een aantal wijzigingsbevoegdheden.
Voor het opnemen van flexibiliteitsregels is de volgende benadering gehanteerd.
De belangrijkste afwegingsregels en wijzigingsbevoegdheden zijn opgenomen in de bijlage 'Tabel van afwijkingen en wijzigingen' die als bijlage aan de plantoelichting is toegevoegd.
Functieveranderingen en overige ontwikkelingen die niet in deze tabel worden genoemd zullen onder andere op grond van overwegingen die in deze toelichting zijn opgenomen, in een buitenplanse procedure (bijvoorbeeld een apart bestemmingsplan) moeten worden afgewogen. Een buitenplanse procedure is op zijn plaats indien de consequenties van een functieverandering of andere ontwikkeling in grote mate afhankelijk zijn van de (specifieke) omstandigheden van het geval (denk aan aard, omvang en plaats van de ontwikkeling). In dergelijke gevallen is het niet goed mogelijk om alle randvoorwaarden en toetsingskaders in een binnenplanse flexibiliteitsbepaling te noemen.