direct naar inhoud van Regels
Plan: De Hul 2a, Alphen
Status: ontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0668.ALPDehul2a-BON1

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 het plan

het bestemmingsplan De Hul 2a, Alphen;

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0668.ALPDehul2a-BON1 met de bijbehorende regels;

1.3 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.4 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.5 aaneengebouwde woning

een woning die samen met twee of meer woningen deel uitmaakt van één bouwmassa, welke bestaat uit de hoofdmassa's van deze woningen;

1.6 afhankelijke woonruimte

een onderdeel van het hoofdgebouw of bijbehorend bouwwerk dat qua ligging een ruimtelijke eenheid vormt met de woning en waarin een gedeelte van de huishouding uit een oogpunt van mantelzorg gehuisvest is;

1.7 afwijken van de bouwregels en/of van de gebruiksregels

een afwijking als bedoeld in artikel 3.6, eerste lid, onder c van de Wet ruimtelijke ordening;

1.8 ander bouwwerk

een bouwwerk, niet zijnde een gebouw of bijbehorend bouwwerk;

1.9 archeologische verwachting

een gebied met een daaraan toegekende hoge, middelmatige of lage archeologische verwachtingswaarde in verband met de in de ondergrond aangetroffen sporen van menselijke aanwezigheid of activiteiten uit het verleden;

1.10 archeologische waarde

terrein dat op basis van de Monumentenwet 1988 is aangewezen als beschermd archeologisch monument;

1.11 archeologisch onderzoek

onderzoek (bureauonderzoek en/of boren en/of geofysisch onderzoek en/of graven en/of begeleiden) verricht door een dienst, bedrijf of instelling erkend door het College voor de Archeologische Kwaliteit (CvAK/SIKB), beschikkend over een opgravingsvergunning ex artikel 39 MW en werkend volgens de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie;

1.12 bebouwde oppervlakte van een perceel of ander terrein

de som van de oppervlakten van alle op een perceel of terrein gelegen gebouwen, bijbehorende bouwwerken en andere bouwwerken 1 m boven peil en buitenwerks gemeten;

1.13 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

1.14 bebouwingspercentage

de gezamenlijke oppervlakte van gebouwen op een bouwperceel, uitgedrukt in procenten van de oppervlakte van dat bouwperceel;

1.15 bed and breakfast

een activiteit ondergeschikt aan een woning die in hoofdzaak bestaat uit het verstrekken van nachtverblijf voor korte tijd en waarbij het verstrekken van maaltijden en/of dranken aan de logerende gasten (daaraan) ondergeschikt is;

1.16 bedrijf aan huis

een bedrijf, waaronder een kappersbedrijf, dat door de gebruiker van een woning in die woning of een bijbehorend bouwwerk wordt uitgeoefend, waarbij de woning in hoofdzaak de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;

1.17 beroep aan huis

een dienstverlenend beroep, inclusief plantenhandel, dat door de gebruiker van een woning in die woning of een bijbehorend bouwwerk uitgeoefend wordt, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;

1.18 bestaand
  • bij bouwwerken: een bouwwerk dat op het moment van inwerkingtreding van het plan bestaat of wordt gebouwd, dan wel nadien kan worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, waarvoor de aanvraag voor het tijdstip van inwerkingtreding is ingediend, tenzij in de regels anders is bepaald;
  • bij gebruik: het gebruik dat op het moment van inwerkingtreding van het plan bestaat, tenzij in de regels anders is bepaald;
  • bij gebruik: het gebruik van gronden voor fruitteelt en boom- en sierteelt indien het gebruik van de betreffende gronden niet langer dan drie jaar onderbroken is geweest.
1.19 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak;

1.20 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.21 bijbehorend bouwwerk

uitbreiding van een (bedrijfs)woning dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend (bedrijfs)woning verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak;

1.22 bevoegd gezag

bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van een besluit ten aanzien van een aanvraag om een omgevingsvergunning of ten aanzien van een al verleende omgevingsvergunning;

1.23 bijgebouw

een vrijstaand danwel aangebouwd gebouw, behorend bij een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw;

1.24 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

1.25 bouwgrens

de grens van een bouwvlak;

1.26 bouwlaag

een boven het peil gelegen en doorlopend gedeelte van een gebouw, dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen binnenwerks is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en ruimte onder de kap;

1.27 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.28 bouwperceelgrens

een grens van een bouwperceel;

1.29 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.30 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.31 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ter verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

1.32 detailhandel in eigen vervaardigde en/of voorgebrachte producten

(streek)producten die door het toegelaten bedrijf zijn voortgebracht, geteeld of vervaardigd;

1.33 dienstverlening

het bedrijfsmatig verlenen van op publiek gerichte diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen;

1.34 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.35 hoofdgebouw

een gebouw dat, gelet op de bestemming, als het belangrijkste bouwwerk op een bouwperceel kan worden aangemerkt;

1.36 inwoning

het bewonen van een woonruimte die deel uitmaakt van een woonruimte die door een ander huishouden in gebruik is genomen, met dien verstande dat woningsplitsing en/of kamerbewoning niet toegestaan is;

1.37 kamerbewoning

het gebruik van een hoofdgebouw door meer dan twee onzelfstandige huishoudens;

1.38 kleinschalige verblijfsrecreatie in bestaande bebouwing

een verblijfsrecreatieve voorziening in de bestaande bebouwing (woonbebouwing, en) van maximaal 5 overnachtingsplaatsen ondergeschikt aan een hoofdfunctie;

1.39 mantelzorg

langdurige zorg die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt geboden aan een hulpbehoevende door personen uit diens directe omgeving, waarbij de zorgverlening rechtstreeks voortvloeit uit de sociale relatie en de gebruikelijke zorg van huisgenoten voor elkaar;

1.40 netto vloeroppervlakte

de som van de oppervlakten van de tot een gebouw behorende binnenruimten, gemeten op vloerniveau, tussen de begrenzende opgaande scheidingsconstructies van de afzonderlijke ruimten;

1.41 normaal onderhoud

het onderhoud van bestaande objecten c.q. de grond dat, gelet op de bestemming, noodzakelijk is voor een goed beheer en gebruik van de gronden en gebouwen;

1.42 omgevingsvergunning

een vergunning als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

1.43 omgevingsvergunning ten behoeve van het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden

een vergunning als bedoeld in artikel 3.3 onder a van de Wet ruimtelijke ordening;

1.44 ondergrond

onder peil;

1.45 overkapping

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, omsloten door maximaal één wand en voorzien van een gesloten dak;

1.46 peil
  • voor gebouwen waarvan de toegang onmiddellijk aan de weg grenst: de hoogte van de kruin van de weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
  • voor gebouwen in het talud van de dijk: de gemiddelde hoogte van het bestaande aansluitende afgewerkte maaiveld ter plaatse van de van de dijk afgekeerde zijde van het gebouw;
  • in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het bestaande aansluitende afgewerkte maaiveld;
  • voor woon en/of werkschepen: de waterlijn;
1.47 prostitutie

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;

1.48 seksinrichting

een voor publiek toegankelijk, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht of vertoning van erotische-pornografische aard plaatsvindt. Hieronder wordt in elk geval verstaan een prostitutiebedrijf, waaronder begrepen een erotische massagesalon, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, sekstheater, of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.49 uitbouw

aan het gebouw vastzittend bouwwerk dat rechtstreeks vanuit het gebouw toegankelijk is;

1.50 voorgevelrooilijn

de lijn waarin de voorgevel van een bouwwerk, dan wel bouwvlak, is gelegen alsmede het verlengde daarvan die gericht is naar de weg en waarop de bebouwing is georiënteerd.

1.51 voorgevel

de naar de openbare weg gekeerde gevel van een gebouw, of indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevel, de gevel die kennelijk als zodanig moet worden aangemerkt;

1.52 voorzieningen van openbaar nut

voorzieningen ten behoeve van het op het openbare net aangesloten nutsvoorziening, het telecommunicatieverkeer, het openbaar vervoer en/of het wegverkeer;

1.53 vrijstaande woning

een bouwmassa bestaande uit één vrijstaand hoofdgebouw;

1.54 wet/wettelijke regeling

waar in deze regels wordt verwezen naar wettelijke regelingen wordt geduid op die regelingen, zoals zij luidden op het tijdstip van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan;

1.55 woning

een complex van ruimten, geschikt en bestemd voor de huisvesting van niet meer dan één huishouden, waaronder begrepen eventueel gemeenschappelijk gebruik van bepaalde ruimten;

1.56 zakelijke dienstverlening

het bedrijfsmatig verlenen van diensten en/of het leggen van contacten of het uitvoeren van commerciële handelingen, uitgezonderd detailhandel;

Artikel 2 Wijze van meten

2.1 Gebouwen en andere bouwwerken

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

  • a. bebouwingspercentage:

het deel van het bouwvlak uitgedrukt in procenten dat bebouwd mag worden, tenzij in de regels anders vermeld staat;

  • b. de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

  • c. de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

  • d. de hoogte van een windturbine:

vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de windturbine;

  • e. de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

in aanvulling op het bepaalde onder 1 geldt voor woningen dat bouwlagen met gevelopeningen (opening in een gevel voor o.a een deur, een venster, etc.), die geheel of gedeeltelijk boven peil gelegen zijn, meegerekend worden bij de bepaling van de inhoud van een bouwwerk.

  • f. de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

  • g. het bebouwd oppervlak van een bouwperceel:

de oppervlakte van alle op een bouwperceel gelegen bouwwerken tezamen;

Bij het meten van en afstand wordt gemeten vanaf het hart van de lijn naar het hart van de lijn (hart op hart).

2.2 Ondergeschikte bouwdelen

Bij de toepassing van de 'wijze van meten' als vermeld in art. 2.1 worden ondergeschikte bouwdelen zoals plinten, pilasters, timpanen, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding niet meer dan 1 m bedraagt.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Water

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor "Water" aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. water ten behoeve van de waterhuishouding;
  • b. (verkeer te water);
  • c. taluds en natuurvriendelijke oevers;
  • d. voorzieningen, zoals kunstwerken en andere waterstaatwerken, en ten behoeve van de waterafvoer en waterberging.
3.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag maximaal 5 m bedragen.

Artikel 4 Wonen

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor "Wonen" aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. één woning per bestemmingsvlak, tenzij middels de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' een ander aantal woningen is aangegeven;
  • b. maximaal 40% van de gebouwen tot een totale vloeroppervlakte van maximaal 80 m2 mag worden ingericht ten dienste van een beroep aan huis, tenzij bestaand meer is.

met de daarbij behorende gebouwen, bijbehorende bouwwerken en andere bouwwerken, erven en tuinen.

4.2 Bouwregels

Binnen deze bestemming mogen gebouwen en andere bouwwerken ten dienste van deze bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende regels:

  • a. woningen dienen binnen een bouwvlak te worden gebouwd;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'twee-aaneen' dienen de woningen aaneen-gebouwd te worden;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'vrijstaand' dienen de woningen vrijstaand gebouwd te worden;
  • d. niet meer dan 50% van het bouwperceel mag worden bebouwd;
  • e. een omgevingsvergunning voor het bebouwen wordt slechts verleend, indien is aangetoond dat wordt of zal worden voorzien in de aanleg van voldoende hemel-waterberging conform de Beleidsregels Keur Waterschap Rivierenland en het Gemeentelijk riool- en waterplan en hun rechtsopvolgers.
  • f. de maatvoering van de gebouwen, bijbehorende bouwwerken en andere bouwwerken binnen het bestemmingsvlak is als volgt:

Woning   maximaal  
goothoogte   5 m  
bouwhoogte   10 m  
inhoud   650 m3 , danwel bestaand indien groter  
afstand zijdelingse perceelsgrenzen   3 m  
   
Bijbehorende bouwwerken   maximaal  
goothoogte   3 m  
bouwhoogte   6 m  
afstand tot woning   20 m  
gezamenlijk oppervlakte   80 m2  
  Minimaal  
achter de voorgevel van de woning op een afstand van   3 m  
   
Andere bouwwerken   maximaal  
de hoogte van andere bouwwerken vóór de naar de weg gekeerde gevel van de woning   1 m  
de hoogte van andere bouwwerken achter de naar de weggekeerde gevel van de woning   2,5 m  
4.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen, met inachtneming van het elders in dit artikel bepaalde, nadere eisen stellen met betrekking tot:

  • a. dakvormen, dakhellingen en nokinrichtingen van de bebouwing;
  • b. de (goot)hoogte van de gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • c. de breedte van de gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • d. de oriëntering van de gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • e. de wijze van afdekking van de gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • f. het aantal en de situering van parkeerplaatsen op het terrein;

De nadere eisen mogen niet op onevenredige wijze het gebruik van bouwwerken en gronden aantasten.

4.4 Afwijken van de bouwregels
4.4.1 Vergroten inhoud woning

Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen om af te wijken van art. 4.2, sub d, waarbij de woning mag worden uitgebreid onder de volgende voorwaarden:

  • a. De uitbreiding tot een maximum van 800 m3 moet plaatsvinden binnen het bestemmingsvlak. De uitbreidingsbevoegdheid geldt niet voor woningen in het buitendijks gelegen gebied;
  • b. De belangen van in de omgeving aanwezige functies en waarden mogen niet onevenredig worden geschaad;
  • c. Een aanvaardbaar woonmilieu moet gewaarborgd zijn.
4.4.2 Vergroten inhoud woning binnen het gebouw

Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen om af te wijken van de inhoudsmaat van de woning, als bedoeld in art. 4.2, sub b, om een uitbreiding van een woning toe te staan tot maximaal de inhoud van het gebouw waarin de woning is gelegen onder de volgende voorwaarden:

  • a. Deze bevoegdheid geldt uitsluitend voor woningen die gelegen zijn onder de kap van het hoofdgebouw;
  • b. De belangen van in de omgeving aanwezige functies en waarden mogen niet onevenredig worden geschaad;
  • c. Een aanvaardbaar woonmilieu moet gewaarborgd zijn.
4.4.3 Vergroten oppervlakte bijbehorende bouwwerken

Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen om af te wijken van de artikel 4.2 , sub d, om de oppervlakte voor bijbehorende bouwwerken te vergroten onder de volgende voorwaarden:

  • a. De (gezamenlijke) oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken mag worden vergroot van 80 naar maximaal 150 m2 waarbij geldt dat de goot- en bouwhoogte tot een oppervlakte van maximaal 120 m2 maximaal 3 en 6 meter mag bedragen. Bij een oppervlakte van meer dan 120 m2 tot het maximum van 150 m2 geldt een bouwhoogte van maximaal 5 meter;
  • b. De totale oppervlakte van de woning en de bijbehorende bouwwerken mag niet meer dan 50% van het bestemmingsvlak innemen.

Deze bevoegdheid tot het vergroten van de oppervlakte van bijbehorende bouwwerken geldt niet voor woningen in het buitendijks gelegen gebied.

4.4.4 Herbouw bijbehorende bouwwerken

Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen om af te wijken van de artikel artikel 4.2 , sub d, en 4.4.3 en de oppervlakte voor bijbehorende bouwwerken vergroten in ruil voor de sloop van ontsierende bijbehorende bouwwerken onder de volgende voorwaarden:

  • a. Van de (gezamenlijke) oppervlakte van de bestaande bijbehorende bouwwerken die aanwezig is boven 150 m2 mag 50% worden teruggebouwd, mits de totale gezamenlijke oppervlakte van de bijgebouwen na herbouw niet meer bedraagt dan 250 m2;
  • b. De totale oppervlakte van de woning en de bijbehorende bouwwerken mag niet meer dan 50% van het bestemmingsvlak innemen;
  • c. indien het nieuwe bijbehorend bouwwerk, gelegen binnen de EHS, niet gebouwd wordt binnen de contouren van de gesloopte gebouwen mag geen onevenredige aantasting van de waarden van de EHS plaatsvinden.
4.4.5 Recreatieve nevenfunctie

Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen om af te wijken van artikel 4.2, waarbij bed and breakfast en/of een theetuin kunnen worden toegelaten onder de volgende voorwaarden:

  • a. het aantal overnachtingsplaatsen bedraagt maximaal 10;
  • b. op eigen terrein dient in voldoende mate te worden voorzien in parkeergelegenheid.
4.4.6 Paardenbak

Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen om af te wijken van artikel 4.2, om een paardenbak te realiseren onder de voorwaarden:

  • a. Een paardenbak kan worden gerealiseerd binnen of direct aansluitend aan het bouwvlak, het bedrijfsperceel of het bestemmingsvlak;
  • b. De aanleg van een paardenbak in de EHS is alleen toegestaan als is aangetoond dat de aanleg de ecologische kernkwaliteiten en omgevingscondities van de EHS ter plaatse niet aantast;
  • c. De aanleg van de paardenbak vindt plaats binnen een afstand van 50 meter van de woning, maar niet tussen de woning en de openbare weg of aan de overzijde van die weg;
  • d. De afstand tot de naastgelegen woningen van derden bedraagt minimaal 50 meter;
  • e. De afmeting van de bak bedraagt maximaal 20 x 60 meter;
  • f. De hoogte van de afrastering en verlichtingsmasten bedragen respectievelijk maximaal 1,4 meter en 4 meter. Lichtmasten zijn niet toegestaan indien de paardenbak binnen de EHS is gelegen.

Deze bevoegdheid geldt niet voor woningen in het buitendijks gelegen gebied.

4.5 Afwijken van de gebruiksregels
4.5.1 Omgevingsvergunning om af te wijken voor bedrijf aan huis

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 4.1 voor de uitoefening van een bedrijf aan huis in het hoofdgebouw of bijbehorend bouwwerk, met dien verstande dat:

  • a. de woonfunctie als hoofdfunctie behouden blijft;
    • 1. bedoeld gebruik geen onevenredige aantasting van het woon- en leefklimaat mag opleveren en geen onevenredige afbreuk mag doen aan het woonkarakter van de wijk of buurt; dit betekent onder meer dat:
    • 2. geen ontheffing wordt verleend voor het uitoefenen van bedrijvigheid, dat onder de werking van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit Milieubeheer (Stb. 1993, 50) valt, tenzij het desbetreffende gebruik door middel van het stellen van voorwaarden verantwoord is;
    • 3. het gebruik naar aard met het woonkarakter van de omgeving in overeenstemming moet zijn;
  • b. het gebruik de woonfunctie dient te ondersteunen, dat wil zeggen dat degene die de activiteiten in het hoofdgebouw of bijbehorend bouwwerk uitvoert, tevens de gebruiker van het hoofdgebouw is;
  • c. het niet betreft zodanig verkeersaantrekkende activiteiten die kunnen leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimten;
  • d. parkeren dient zoveel mogelijk op eigen terrein plaats te vinden;
  • e. voor wat betreft detailhandel er geen duurzame ontwrichting van de detailhandelsstructuur van de gemeente West Maas en Waal mag ontstaan;
  • f. maximaal 40% van het vloeroppervlak van het hoofdgebouw en de daarbij behorende bijbehorende bouwwerken ten behoeve van aan huis gebonden beroepsmatige en/of bedrijfsmatige activiteiten in gebruik mag zijn, zulks met een absoluut maximum van 80 m²;
  • g. detailhandel is uitsluitend op de begane grondvloer toegestaan.
4.5.2 Afwijken mantelzorg/meergeneratiewoning

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in art. 4.1 sub a voor het gebruik van een deel van de woning of bijbehorende bouwwerken bij een woning als afhankelijke woonruimte (inwoning), met dien verstande dat:

  • a. een dergelijke bewoning noodzakelijk is vanuit het oogpunt van mantelzorg;
  • b. op het perceel al een woning aanwezig is;
  • c. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in het geding zijnde belangen waaronder die van omwonenden en (agrarische) bedrijven;
  • d. per woning maximaal één afwijking ten behoeve van inwoning voor mantelzorg mag worden verleend;
  • e. inwoning in beginsel dient plaats te vinden bij, in of direct aansluitend aan de woning, waarbij de afhankelijke woonruimte een onderlinge verbinding met de woning dient te hebben;
  • f. het gebruik van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk als afhankelijke woonruimte is uitsluitend toegestaan indien realisering van de inwoning in of aan de bedrijfswoning vanwege bouwtechnische, financieel-economische of sociaal-medische redenen onmogelijk is;
  • g. maximaal 75 m2 van de woning en/of bijbehorende bouwwerken mag worden gebruikt ten behoeve van de inwoning;
  • h. geen eigen nutsvoorziening is toegestaan;
  • i. er een overeenkomst wordt gesloten met de gemeente West Maas en Waal.
4.6 Wijzigingsbevoegdheid
4.6.1 Verwijderen onbenutte bouwmogelijkheid woning(en)
  • a. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd na afloop van een periode van twee jaar na het onherroepelijk worden van dit bestemmingsplan ter plaatste van de aanduiding “wetgevingszone – wijzigingsgebied 1” het bestemmingsplan te wijzigen door de bouwvlakaanduiding inclusief de maatvoeringsaanduiding 'maximum aantal wooneenheden' van de verbeelding te verwijderen;
  • b. Het opstarten van de procedure om te komen tot een wijziging als bedoeld onder a, is slechts toegestaan ten aanzien van een perceel(sgedeelte) waarvan kan worden geconstateerd dat ter plaatse van de bouwvlakaanduiding en de maatvoeringsaanduiding geen woning(en) is(zijn) opgericht, noch in oprichting is(zijn). Het opstarten van een procedure is niet toegestaan indien een toegekende omgevingsvergunning voor de bouw van (een) woning(en) op het betreffende perceel(sgedeelte) niet is ingetrokken.

Artikel 5 Waarde - Archeologie

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor "Waarde - Archeologie" aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming van de verwachtte en reeds vastgestelde archeologische waarden.

5.2 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
5.2.1 Vergunningplicht

Het is toegestaan om een bodemingreep uit te (laten) voeren. Hierbij geldt dat ter plaatse van de gebiedsaanduiding:

  • a. 'overige zone - waarde archeologie 2' bodemingrepen groter dan 500 m² en dieper dan 40 cm of/dan wel ophogen groter dan 500 m2 en hoger dan 70 cm alleen zijn toegestaan indien een omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden en / of een omgevingsvergunning voor het bouwen is verkregen. Deze regeling geldt ongeacht het bepaalde in de regels bij andere op deze gronden van toepassing zijnde bestemmingen.
5.2.2 Uitzonderingsregeling

Het bepaalde in artikel 5.2.1 is niet van toepassing indien reeds in het kader van een planologische procedure er een selectiebesluit is genomen over de archeologische waarde.

5.2.3 Verlenen van de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden en / of een omgevingsvergunning voor het bouwen

De omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden en / of een omgevingsvergunning voor het bouwen wordt verleend, indien het bevoegd gezag heeft vastgesteld dat de in artikel 5.2.1 genoemde werken en werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden niet zullen leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal danwel dat de verstoring ervan redelijk is in relatie tot het belang van de te verrichten werken en het archeologische belang daarbij voldoende is gewaarborgd.

5.2.4 Onderbouwing van de aanvraag

Om de aanvraag voor een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden en / of een omgevingsvergunning voor het bouwen goed te kunnen beoordelen kan het noodzakelijk zijn dat een rapport wordt overgelegd waarin de archeologische waarde van de gronden die blijkens de aanvraag worden verstoord naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld.

5.2.5 Verbinding van voorschriften

Aan de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden en / of een omgevingsvergunning voor het bouwen kunnen de volgende voorschriften worden verbonden:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor de archeologische waarden in de bodem worden behouden; of
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen; of
  • c. de verplichting om de activiteit die tot bodemverstoring leidt te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg.
5.3 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met toepassing van artikel 3.6 Wet ruimtelijke ordening het bestemmingsplan te wijzigen door:

  • a. de gebieden waar de aanduidingen als genoemd in artikel 5.2.1 betrekking op hebben te veranderen indien dat op basis van nader verkregen archeologisch kennis wenselijk is; of
  • b. de oppervlaktes en / of de dieptes als genoemd in artikel 5.2.1 te veranderen en / of hier desgewenst een extra aanduiding voor op te nemen indien dat op basis van nader verkregen archeologisch kennis wenselijk is.

Artikel 6 Waterstaat - Waterlopen

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor "Waterstaat - Waterlopen" aangewezen gronden zijn, behalve voo de daar voorkomende bestemming, mede bestemd voor een waterhuishoudkundige en waterstaatkundige functie.

6.2 Bouwregels

Op de als "Waterstaat - Waterlopen" aangeduide gronden mogen uitsluitend worden opgericht andere bouwwerken ten behoeve van de doeleinden omschreven in 6.1.

6.3 Afwijjken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 6.2 teneinde het oprichten van bouwwerken ten behoeve van de op deze gronden liggende hoofdbestemming toe te staan, mits hierbij uit hoofde van de bescherming van de waterhuishoudkundige en waterstaatkundige functie en waterkering geen bezwaar bestaat; dienaangaande wordt door het bevoegd gezag, alvorens een vergunning te verlenen, advies ingewonnen bij de beheerder van de watergang.

Artikel 7 Waterstaat - Beschermingszone watergang

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor "Waterstaat - Beschermingszone watergang" aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming en het beheer van de watergang.

7.2 Bouwregels

In afwijking van het bepaalde in de voorgaande artikelen is het op de in lid 7.1 bedoelde gronden niet toegestaan te bouwen, met uitzondering van bouwwerken, geen gebouw zijnde ten dienste van de in lid 7.1 genoemde doeleinden, zoals duikers, keerwanden en merktekens.

7.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen door middel van een omgevingsvergunning afwijken van lid 7.2 voor het bouwen van bouwwerken overeenkomstig het bepaalde in de voorgaande artikelen, mits:

  • a. de veiligheid en het functioneren van de watergang niet wordt geschaad;
  • b. voldaan wordt aan regels behorende bij de ter plaatse geldende andere bestemming(en);
  • c. terzake eerst advies is ingewonnen bij de beheerder van de watergang.
7.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
7.4.1 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden van burgemeester en wethouders op de in artikel 7.1 bedoelde gronden de volgende werken, geen bouwwerken zijnde en/of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het ontgronden, afgraven, vergraven, egaliseren, diepploegen, woelen en mengen van gronden;
  • b. het aanleggen van ondergrondse en/of bovengrondse transport-, energie- en/of communicatieleidingen en alle daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur;
  • c. het aanleggen of verharden van wegen, paden of parkeergelegenheden en het aanbrengen
  • d. van andere oppervlakteverhardingen;
  • e. het aanleggen, verdiepen, verbreden en dempen van sloten, watergangen en overige waterpartijen en het aanbrengen van drainage;
  • f. het in de grond brengen van voorwerpen op een grotere diepte dan 0,30 m;
  • g. het aanbrengen of verwijderen van diepwortelende beplantingen.
7.4.2 Uitzonderingen

Het in lid 7.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

a. het normale onderhoud betreffen dan wel van ondergeschikte betekenis zijn en/of voortvloeien uit het normale gebruik overeenkomstig de bestemming;

b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit bestemmingsplan.

7.4.3 Toelaatbaarheid

a. Een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden mag alleen en moet worden geweigerd, indien door het uitvoeren van de in lid 7.4.1 genoemde werken en/of werkzaamheden, dan wel door de daarvan direct of indirect te verwachten gevolgen, blijvend onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de veiligheid en het functioneren van de watergang, en hieraan door het stellen van voorwaarden niet of onvoldoende kan worden tegemoet gekomen.

b. Een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden als bedoeld in artikel 7.4 wordt slechts verleend nadat terzake advies is ingewonnen van de beheerder van de watergang.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 8 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 9 Algemene bouwregels

9.1 Herbouw woningen
  • a. Herbouw van woningen is, voor zover het de situering van de woning betreft, uitsluitend toegestaan indien en voor zover:
    • 1. de herbouw plaats vindt binnen het bestemmingsvlak;
    • 2. de voorgevel van de te herbouwen woning wordt geplaatst in de (voormalige) voorgevelrooilijn of in de voorgevelrooilijn die parallel loopt met de bestaande voorgevelrooilijn;
    • 3. de belangen van de in de omgeving aanwezige functies en waarden mogen niet onevenredig worden geschaad;
    • 4. de nieuwe situering van de woning stedenbouwkundig en milieuhygiënisch aanvaardbaar is,.

Artikel 10 Algemene gebruiksregels

10.1 Gebruiksverbod

Onder verboden gebruik, als bedoeld in artikel 2.1.1, sub c, van de Wabo, wordt in ieder geval beschouwd een gebruik als:

  • a. staan- of ligplaats voor onderkomens;
  • b. opslagplaats voor onklare voer-, vlieg- en vaartuigen of onderdelen daarvan;
  • c. al dan niet tijdelijke buitenopslag voor gerede of ongerede goederen, zoals vaten, kisten, bouwmaterialen, werktuigen, machines of onderdelen daarvan, indien deze opslag hoger is dan 3 meter of gelegen is voor de voorgevel aan de wegzijde;
  • d. stortplaats voor puin, zand en grind, grond, mest- of afvalstoffen;
  • e. seksinrichting of ten behoeve van prostitutiedoeleinden;
  • f. het gebruik van de gronden voor de beoefening van lawaaisporten (zoals motorcross, quadrijden, modelvliegtuigen, etc.) anders dan de daarvoor door de gemeente aangewezen gronden.
10.2 Uitzondering van verboden gebruik

Het bepaalde in art. 10.1 is niet van toepassing op (tijdelijk) gebruik ten behoeve van de realisering en/of handhaving van de bestemmingen of het normale onderhoud van de gronden en/of bouwwerken.

10.3 Meest doelmatige gebruik

Burgemeester en wethouders kunnen van het bepaalde in art. 10.1 bij een omgevingsvergunning afwijken indien strikte toepassing van dit voorschrift leidt tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, die niet door dringende redenen gerechtvaardigd wordt.

Artikel 11 Algemene aanduidingsregels

11.1 Milieuzone - geurzone

Op de gronden binnen de gebiedsaanduiding "Milieuzone - geurzone" geldt dat:

  • a. geen geurgevoelige objecten mogen worden gebouwd;
  • b. burgermeesters en wethouders bij een omgevingsvergunning kunnen afwijken van het bepaalde onder a indien de geurzone wordt verkleind of de bedrijfsactiviteiten worden beëindigd.
11.2 Vrijwaringszone - dijk - 1
  • a. Ter plaatse van de gebiedsaanduiding "Vrijwaringszone - dijk - 1" zijn de gronden, naast de voor die gronden aangewezen bestemmingen, tevens aangeduid voor de bescherming, onderhoud en instandhouding van de primaire waterkering;
  • b. Ter plaatse van gronden met de gebiedsaanduiding "Vrijwaringszone - dijk - 1" mag niet worden gebouwd;
  • c. Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van lid 11.2 onder b, met inachtneming van de volgende regels:
    • 1. de bij de betrokken bestemming behorende bouwregels worden in acht genomen;
    • 2. het belang van de waterkering wordt niet onevenredig geschaad en vooraf wordt schriftelijk advies ingewonnen bij de betreffende waterbeheerder.
11.3 Vrijwaringszone - dijk - 2

Ter plaatse van de gebiedsaanduiding "Vrijwaringszone - dijk - 2" zijn de gronden, naast de voor die gronden aangewezen bestemmingen, aangeduid als buitenbeschermingszone van de primaire waterkering.

Artikel 12 Algemene afwijkingsregels

12.1 Afwijkingsbevoegdheden

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van de regels van het plan voor:

  • a. het oprichten van bouwwerken voor algemeen nut (zoals abri's, telefooncellen, transformatorhuisjes, gasregel- en drukstations, conmatics), mits de inhoud van elk van deze bouwwerken niet meer bedraagt dan 75 m3 en de bouwhoogte ervan niet meer bedraagt dan 4 m;
  • b. het in geringe mate aanpassen van enig onderdeel van het plan, zoals een bebouwingsgrens, indien bij definitieve uitmeting en verkaveling blijkt, dat deze aanpassing in het belang van een juiste verwerkelijking van het plan gewenst of noodzakelijk is, waarbij de grenzen met niet meer dan 3 m worden verschoven;
  • c. het oprichten van masten ten behoeve van mobiele (beeld)telefonie en zendmasten tot een bouwhoogte van maximaal 15 m;
  • d. de in deze regels opgenomen bebouwingsregels, voor zover betreffende de maximum bouwhoogten de maximumgoothoogtenen het maximum bebouwingspercentage, mits de afwijking niet meer bedraagt dan 10% van de in de regels vastgelegde maten;
12.2 Afwegingscriteria

Van de bevoegdheid van art. 12.1 kan slechts gebruik worden gemaakt indien het bebouwingsbeeld niet onevenredig wordt aangetast.

Artikel 13 Algemene wijzigingsregels

13.1 Wijzigingsbevoegdheden

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd overeenkomstig het bepaalde in art. 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening het plan te wijzigen ten behoeve van:

  • a. het in geringe mate aanpassen van het plan, teneinde enig onderdeel van het plan, zoals een bestemmingsgrens of een bouwgrens te veranderen, indien bij definitieve uitmeting of verkaveling blijkt, dat deze aanpassing in het belang van een juiste verwezenlijking van het plan gewenst of noodzakelijk is en de bestemmingsgrens niet meer dan 5 m en de bouwgrens niet meer dan 10 m worden verschoven;
  • b. het oprichten van gebouwen van openbaar nut, zoals transformatorhuisjes en gemaalgebouwtjes met een inhoud van maximaal 100 m3 en een goothoogte van maximaal 4 m;
  • c. het enigszins anders situeren en/of begrenzen van bouwvlakken, indien dit ten behoeve van de uitvoering van een bouwplan nodig mocht blijken, één en ander, mits de vorm slechts in geringe mate wordt gewijzigd en de oppervlakte van het desbetreffende bouwvlak met niet meer dan 20% wordt vergroot of verkleind.
13.2 Afwegingscriteria

Van de bevoegdheid van art. 13.1 kan slechts gebruik worden gemaakt indien het bebouwingsbeeld niet onevenredig wordt aangetast.

Artikel 14 Algemene procedureregels

Indien burgemeester en wethouders toepassing geven aan het opleggen van nadere eisen of een vermelde wijzigingsregel worden de volgende procedures gevolgd.

14.1 Nadere eisen (conform art. 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening)

Bij de voorbereiding van een besluit tot het opleggen van nadere eisen, opgenomen in de regels van dit bestemmingsplan, is de navolgende voorbereidingsprocedure van toepassing:

  • a. Burgemeester en wethouders maken het voornemen tot het opleggen van nadere eisen van te voren in een huis-aan-huisblad dat in de gemeente wordt verspreid en voorts op de gebruikelijke wijze bekend;
  • b. Het voornemen tot het opleggen van nadere eisen alsmede het ontwerpbesluit en de daarop betrekking hebbende stukken liggen gedurende twee weken voor een ieder ter inzage;
  • c. De bekendmaking houdt de mededeling in dat een belanghebbende schriftelijk zijn zienswijze over het ontwerpbesluit naar voren kan brengen bij burgemeester en wethouders gedurende de termijn van terinzagelegging;
  • d. Het besluit omtrent het opleggen van nadere eisen wordt met redenen omkleed;
  • e. Burgemeester en wethouders stellen de belanghebende van een zienswijze in kennis van hun besluit.

Artikel 15 Overige regels

15.1 Strijdigheid bij dubbelbestemmingen

In geval van onderlinge strijdigheid tussen de regels van de dubbelbestemmingen treden de partijen wiens belangen/functies in de dubbelbestemmingen worden beschermd met elkaar in overleg.

15.2 Gebruiken en uitvoeren
  • a. Onder gebruiken wordt mede begrepen: het in gebruik geven en het laten gebruiken:
  • b. Onder uitvoeren wordt mede begrepen: het doen uitvoeren en het laten uitvoeren.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 16 Overgangsrecht

16.1 Overgangsrecht bouwwerken

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

  • c. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  • d. na het teniet gaan als gevolg van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
16.2 Met een omgevingsvergunning afwijken

Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig in afwijking van lid 16.1 een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in lid 16.1 met maximaal 10%.

16.3 Uitzondering op het overgangsrecht bouwwerken

Lid 16.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning voor het bouwen en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

16.4 Overgangsrecht gebruik

Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

16.5 Strijdig gebruik

Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid 16.4, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

16.6 Verboden gebruik

Indien het gebruik, bedoeld in lid 16.4, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

16.7 Uitzondering op het overgangsrecht gebruik

Lid 16.4 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 17 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan 'De Hul 2a, Alphen'.

Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van …..

De voorzitter, De griffier,