Gemeente:
gemeente Goes
Plannaam:
Goese Diep Noord
Status:
vastgesteld
Status Datum:
30-11-2016

DEEL

 

HOOFDSTUK 1 Hoofdstuk

 

Artikel 1 Begrippen

 

In deze regels wordt verstaan onder:

 

1.1 het plan

het bestemmingsplan ‘Goese Diep Noord' van de gemeente Goes;

 

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0664.UPGS04-ON99 met de bijbehorende regels (en eventuele bijlagen);

 

1.3 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

 

1.4 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

 

1.5 aan huis gebonden beroeps- of bedrijfsactiviteit

een beroeps- of bedrijfsactiviteit, niet zijnde prostitutie, die in hoofdzaak niet-publieksaantrekkend is en die door een bewoner op kleine schaal in of bij een woning wordt uitgeoefend, waarbij de woning haar woonfunctie behoudt en de desbetreffende activiteit een ruimtelijke uitstraling heeft die in overeenstemming is met de woonfunctie, bed & breakfast daaronder begrepen, met inachtneming van de volgende regels:

  1. de woning blijft voldoen aan de eisen uit het Bouwbesluit;

  2. ten hoogste 40 m² van de netto vloeroppervlakte van de woning en bijbehorende bouwwerken gezamenlijk mag ten behoeve van beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten in gebruik zijn;

  3. het gebruik heeft een kleinschalig karakter en zal dit behouden;

  4. het gebruik is naar aard in overeenstemming met het woonkarakter van de omgeving;

  5. het gebruik ondersteunt de woonfunctie, dat wil zeggen dat degene die de activiteiten uitvoert tevens gebruiker en bewoner van de woning is;

  6. het gebruik leidt niet tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimte;

  7. de uitoefening van detailhandel, anders dan als ondergeschikte nevenactiviteit in verband met het desbetreffende beroep of bedrijf is niet toegestaan;

  8. reclame-uitingen aan de gevel mogen niet zichtbaar zijn;

  9. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken mogen niet onevenredig worden aangetast;

 

1.6 antennemast

een installatie bestaande uit een antenne, een antennedrager, de bedrading en de al dan niet in een techniekkast opgenomen apparatuur, met de daarbijbehorende bevestigingsconstructie;

 

1.7 archeologische waarde

de aan het gebied toegekende waarde gekenmerkt door voorwerpen of bewoningssporen van vroegere samenlevingen direct onder het aardoppervlak;

 

1.8 architectonische waarde

de aan een gebouw toegekende waarde gekenmerkt door de opbouw en/of indeling van de buitengevel, de dakopbouw en het materiaal en/of kleurgebruik, eventueel in samenhang met de omgeving;

 

1.9 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

 

1.10 bestaande afstands-, hoogte-, inhouds-, en oppervlaktematen en aantallen

afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen en aantallen, die op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan tot stand zijn gekomen of tot stand kunnen komen met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet;

 

1.11 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak;

 

1.12 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

 

1.13 Bevi-inrichting

bedrijven zoals bedoeld in artikel 2 lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen;

 

1.14 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

 

1.15 bouwgrens

de grens van een bouwvlak;

 

1.16 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond waarop ingevolge de regels zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

 

1.17 bouwperceelsgrens

de grens van een bouwperceel;

 

1.18 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

 

1.19 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

 

1.20 bijbehorend bouwwerk

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw of ander bouwwerk, met een dak;

 

1.21 cultuurhistorische waarde

de aan een bouwwerk of een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis heeft gemaakt van dat bouwwerk of dat gebied; Deskundige: een door burgemeester en wethouders aan te wijzen onafhankelijke deskundige of commissie van deskundigen inzake een specifiek aspect van de ruimtelijke ordening;

 

1.22 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, hieronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan diegenen die deze goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

 

1.23 detailhandel in volumineuze goederen/perifere detailhandel

detailhandel in de volgende categorieën:

  1. brand- en explosiegevaarlijke goederen;

  2. auto's, keukens, badkamers, boten, motoren, caravans, landbouwwerktuigen en grove bouwmaterialen;

  3. tuinbenodigdheden;

  4. meubels, al dan niet in combinatie met woninginrichting en stoffering;

  5. en in combinatie daarmee rechtstreeks samenhangende artikelen zoals accessoires, onderdelen, onderhoudsmiddelen en/of materialen;

 

1.24 dienstverlening

het bedrijfsmatig verlenen van diensten, zoals reisbureaus, makelaars, kapsalons, wasserettes, autorijscholen en videotheken;

 

1.25 erf

al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een gebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw;

 

1.26 evenementen

gebeurtenissen, gericht op maximaal 5.000 bezoekers, met betrekking tot kunst, sport, ontspanning en cultuur, die (inclusief opbouw en afbraak) niet langer duren dan 10 dagen per evenement en die maximaal 4x per jaar plaats mogen vinden op dezelfde locatie;

 

1.27 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

 

1.28 gevellijn

denkbeeldige dan wel op de verbeelding aangegeven lijn die strak loopt langs de voorgevel van een hoofdgebouw tot aan de perceelsgrenzen;

 

1.29 hoofdgebouw

gebouw of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;

 

1.30 kantoor(ruimte)

een gebouw of een gedeelte daarvan, dat dient voor het beroepsmatig/ bedrijfsmatig verlenen van diensten op financieel, administratief, juridisch en ontwerp-technisch of een hiermee naar aard gelijk te stellen gebied;

 

1.31 NEN

door de Stichting Nederlands Normalisatie-instituut uitgegeven norm, zoals deze luidde op het moment van vaststelling van het plan;

 

1.32 nutsvoorziening

voorzieningen ten behoeve van het openbaar nut zoals transformatorhuisjes, schakelhuisjes, duikers, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, etc.;

 

1.33 ondergeschikte detailhandel

detailhandel binnen een andere bestemming, ten behoeve waarvan aansluitend op de hoofdfunctie een ruimte is ingericht, in oppervlakte ten hoogste 15% van de bedrijfsvloeroppervlakte van de hoofdfunctie tot ten hoogste 250 m², uitsluitend voor de verkoop van met de hoofdfunctie rechtstreeks verband houdende artikelen;

 

1.34 ondergeschikte horeca

horecavoorziening binnen een andere bestemming, ten behoeve waarvan aansluitend op de hoofdfunctie een ruimte is ingericht, in oppervlakte ten hoogste 15% van de bedrijfsvloeroppervlakte van de hoofdfunctie tot ten hoogste 30 m²;

 

1.35 overkapping

een bouwwerk geen gebouw zijnde, voorzien van een gesloten dak;

 

1.36 passend in het straat- en bebouwingsbeeld:

  1. een goede verhouding tussen bouwmassa en open ruimte;

  2. een goede hoogte-/breedteverhouding tussen de bebouwing onderling;

  3. een samenhang in bouwvorm/architectonisch beeld tussen bebouwing die ruimtelijk op elkaar georiënteerd is;

  4. de cultuurhistorische samenhang in de omgeving;

 

1.37 peil

  1. voor gebouwen waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk grenst aan een weg: de hoogte van die weg (ter plaatse van de hoofdtoegang);

  2. bij ligging in het water: de gemiddelde hoogte van de aangrenzende oevers;

  3. in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het bestaande aansluitende afgewerkte maaiveld;

 

1.38 risicovolle inrichting

een inrichting, bij welke ingevolge het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen een grenswaarde of richtwaarde voor het risico c.q. een risico-afstand moet worden aangehouden bij het in het bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten;

 

1.39 seksinrichting

een voor publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan: een prostitutiebedrijf, waaronder begrepen een erotisch-massagesalon, een seksbioscoop, raamprostitutie, seksautomatenhal, sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;

 

1.40 verblijfsgebied

gronden waarbij de nadruk ligt op het verblijf van personen in het openbaar gebied en die tevens een verkeersfunctie hebben voor fietsers en voetgangers;

 

1.41 voorgevel van een hoofdgebouw

het naar de wegzijde gekeerde deel van een hoofdgebouw. Indien meerdere delen van het hoofdgebouw naar de weg gekeerd zijn, is de op de verbeelding aangegeven gevellijn bepalend;

 

1.42 voorgevelrooilijn

de op een perceel aanwezige lijn of de op de verbeelding aangeduide gevellijn, die ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan is gelegen: evenwijdig aan de weg en in het verlengde van de dichtst bij de weg gelegen gevel van het hoofdgebouw; dan wel (indien deze gevel niet evenwijdig is aan de weg): evenwijdig aan de weg door het dichtst bij de weg gelegen hoekpunt van gevels van het hoofdgebouw;

 

1.43 woning

een gebouw dat dient voor de huisvesting van personen.

 

Artikel 2 Wijze van meten

 

Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

 

2.1 afstanden

afstanden tussen bouwwerken onderling alsmede afstanden van bouwwerken tot perceelsgrenzen worden daar gemeten waar deze afstanden het kleinst zijn.

 

2.2 bouwhoogte van een bouwwerk

de hoogte van een bouwwerk wordt gemeten vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een bouwwerk, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen zoals schoorstenen, antennes en naar aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

 

2.3 bebouwd oppervlak

het bebouwd oppervlak van een bouwperceel of een ander terrein wordt bepaald door de oppervlakten van alle op een terrein gelegen gebouwen bij elkaar op te tellen, tenzij in de regels anders is bepaald;

 

2.4 Bebouwingspercentage

een op de verbeelding of in de regels aangeduid percentage, dat de grootte van het deel van een bouwperceel, toebehorend aan één eigenaar, aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd;

 

2.5 Breedte en diepte van een gebouw of ander bouwwerk

tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels van het hart van de scheidsmuren;

 

2.6 Dakhelling

de dakhelling van een bouwwerk wordt gemeten langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

 

2.7 Goothoogte van een bouwwerk

de goothoogte van een bouwwerk wordt gemeten vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

 

2.8 Hoogte van een windmolen of windturbine

de hoogte van een windmolen of windturbine wordt gemeten vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de windmolen of windturbine;

 

2.9 Inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

 

2.10 Oppervlakte van een bouwwerk

de oppervlakte van een bouwwerk wordt gemeten tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

 

 

2.11 Verschillende goothoogte van een bouwwerk:

indien een gebouw met betrekking tot de constructiedelen als bedoeld onder 2.7 over verschillende hoogten beschikt, wordt als volgt gemeten:

  1. indien zich aan de voorgevelzijde een goot/druiplijn, boeibord of een ander, daarmee gelijk te stellen constructiedeel bevindt, wordt uitgegaan van de hoogte aan de voorgevelzijde;

  2. indien zich – in geval van een lessenaarsdak – aan de voorgevelzijde van het gebouw geen goot/druiplijn, boeibord of een ander, daarmee gelijk te stellen constructiedeel bevindt, wordt uitgegaan van de laagste hoogte;

 

2.12 Vloeroppervlakte

de gebruiksvloeroppervlakte volgens NEN2580.

 

HOOFDSTUK 2 Bestemmingsregels

 

Artikel 3 Groen

 

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. plantsoenen, groenvoorzieningen, speelvoorzieningen, beplanting, parken, bermstroken en bermsloten;

  2. waterpartijen, watergangen en waterhuishoudkundige voorzieningen;

  3. (voet- en fiets)paden, bruggen, straatmeubilair, afvalverzamelvoorzieningen, voorzieningen ten behoeve van openbaar nut, geluidwerende voorzieningen;

  4. voorwerpen van beeldende kunst en gedenktekens.

 

3.2 Bouwregels

Op de gronden mogen, met in achtneming van de op de verbeelding aangegeven aanduidingen, de volgende bouwwerken worden gebouwd:

  1. niet voor bewoning bestemde gebouwen;

  2. bouwwerken geen gebouwen zijnde.

 

3.2.1 Maatvoering

 

Bouwwerk

Maximale

goothoogte

Maximale

bouwhoogte

Maximale

oppervlakte

a.

Niet voor bewoning bestemde gebouwen

 

3.50 meter

15 m²

b.

Antennes

 

5.00 meter

-

c.

Speeltoestellen

 

3.50 meter

-

d.

Openbare nutsvoorzieningen

 

3.50 meter

-

e.

Lichtmasten en overige masten

 

8.00 meter

-

f.

Overige bouwwerken geen gebouwen zijnde

 

2.00 meter

-

 

3.3 Nadere eisen

 

3.3.1 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen, nadere eisen te stellen ten aanzien van:

  1. de plaatsing van niet voor bewoning bestemde gebouwen en bijbehorende bouwwerken ten opzichte van de perceelsgrens en ten opzichte van elkaar;

  2. de dakhelling van hellende dakvlakken van gebouwen;

  3. de plaatsing en vormgeving van bouwwerken geen gebouwen zijnde.

 

3.3.2 Voorwaarden

De in lid 3.3.1 bedoelde nadere eisen mogen slechts worden gesteld met het doel te voorkomen dat de belangen van derden worden geschaad of afbreuk wordt gedaan aan de doeleinden van het plan en met het oog op de bereikbaarheid van gebouwen, bouwwerken geen gebouwen zijnde en gronden in verband met calamiteiten.

 

Artikel 4 Verkeer

 

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Verkeer aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. wegen, straten en paden;

  2. voorwerpen van beeldende kunst en gedenktekens;

  3. bij deze doeleinden behorende voorzieningen zoals pleinen, horecaterrassen, markten, niet permanente vent- en standplaatsen voor ambulante handel, parkeervoorzieningen, groen, water, waterhuishoudkundige voorzieningen, nutsvoorzieningen, sport-, en speelvoorzieningen, straatmeubilair, geluidwerende voorzieningen, kiosken, afvalverzamelvoorzieningen en reclame-uitingen.

 

4.2 Bouwregels

Op de gronden mogen, met in achtneming van de op de verbeelding aangegeven aanduidingen, de volgende bouwwerken worden gebouwd:

  1. niet voor bewoning bestemde gebouwen;

  2. bouwwerken geen gebouwen zijnde.

 

4.2.1 Algemeen

Voor het bouwen van niet voor bewoning bestemde gebouwen gelden de volgende bepalingen:

  1. in afwijking van het bepaalde onder sub a is het toegestaan om nutsvoorzieningen buiten de bebouwingsvlakken op te richten;

  2. bij toepassing van hellende dakvlakken bedraagt de dakhelling minimaal 30 graden en maximaal 55 graden.

 

4.2.2 Maatvoering

 

Bouwwerk

Maximale goothoogte

Maximale bouwhoogte

Maximale oppervlakte

a.

Niet voor bewoning bestemde gebouwen

 

3.20 meter

15m²

b.

Lichtmasten en overige masten

 

8.00 meter

 

c.

Antennes

 

5.00 meter

 

d.

Overige bouwwerken geen gebouwen zijnde

 

2.00 meter

 

 

4.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen ten behoeve van de verkeersveiligheid nadere eisen stellen aan de plaats en afmeting van de bebouwing.

 

4.4 Afwijken van de bouwregels

 

4.4.1 Afwijken

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd af te wijken van het bepaalde in:

  1. lid 4.2.2 sub a mits deze maat met maximaal 1 meter zal worden overschreden;

  2. lid 4.2.2 sub b, c en d tot een hoogte van maximaal 10 meter, m.u.v. erfafscheidingen.

 

4.4.2 Voorwaarden

Er kan slechts worden afgeweken zoals bedoeld in 4.4.1 met dien verstande dat:

  1. dit passend is in het straat- en bebouwingsbeeld;

  2. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden aangetast.

 

4.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in artikel 4.1, wordt in ieder geval gerekend:

  1. het in gebruik nemen van onbebouwde gronden ten behoeve van opslagdoeleinden. Het opslaan in open ruimten van bouwmaterialen, puin en specie is uitsluitend toegestaan in verband met normale onderhoudswerkzaamheden dan wel ter verwezenlijking van de bestemming.

 

Artikel 5 Water

 

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Water aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. wateraanvoer en -afvoer en waterberging, waterhuishouding, paden, waterpartijen, vijvers, en (primaire) waterlopen, zoals sloten, watergangen, singels, vaarwegen alsmede voor bruggen, dammen, groenvoorzieningen en andere tot de bestemming behorende waterhuishoudkundige voorzieningen ten dienste van de waterkering zoals waterinfiltratie en -transportvoorzieningen, nutsvoorzieningen en onderhoud;

  2. ter plaatse van de aanduiding ‘aanlegsteiger’: tevens een steiger en een terras;

  3. bij deze doeleinden behorende voorzieningen, zoals bermen en bermsloten.

 

5.2 Bouwregels

Op de gronden mogen, met in achtneming van de op de verbeelding aangegeven aanduidingen, de volgende bouwwerken worden gebouwd:

  1. keermuren voor de waterbeheersing, oeverbeschoeiingen, duikers, bruggen en steigers;

  2. niet voor bewoning bestemde gebouwen.

 

5.2.1 Maatvoering

 

Bouwwerk

Maximale goothoogte

Maximale bouwhoogte

Maximale oppervlakte

a.

Niet voor bewoning bestemde gebouwen

 

3.20 meter

15m²

b.

Speelvoorzieningen

 

3.00 meter

 

c.

Lichtmasten en overige masten

 

8.00 meter boven NAP

 

d.

Bewegwijzering

 

4.50 meter boven NAP

 

e.

Overige bouwwerken geen gebouwen zijnde

 

2.00 meter

 

 

  1. voor de aan te leggen aanlegsteigers gelden de volgende afmetingen en bepalingen:

1. aanlegsteigers mogen uitsluitend binnen de aanduiding 'aanlegsteiger' worden gebouwd binnen het in eigendom zijnde waterperceel;

2. de aanlegsteigerdekhoogte dient 1.90meter +NAP te bedragen;

3. de paalhoogte aan de voorzijde van de steiger dient 2.70meter +NAP te bedragen of gelijk te zijn aan het steigerdek;

4. aanlegsteigerdekbreedte dient minimaal 0,5 meter en maximaal 1,5 meter te bedragen;

5. aanlegsteigers evenwijdig aan de oeverlijn zijn toegestaan tot een maximum lengte van 10meter;

6. ter plaatse van uitstroomconstructies zijn over een breedte van 4 meter (aan beide zijden 2.00meter uit het hart van de opening) geen aanlegsteigers toegestaan;

7. de voorzijde van de aanlegsteiger dient te worden voorzien van een doorlopende wrijfgording;

8. voor het afmeren en vastleggen mogen maximaal twee palen worden geplaatst in relatie met de aanlegsteiger, in gelijke maat, afwerking en materiaal als de aanlegsteiger.

 

5.3 Afwijken van de bouwregels

 

5.3.1 Afwijken

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd af te wijken van het bepaalde in:

  1. lid 5.2.1 sub c voor lichtmasten en overige masten tot een hoogte van maximaal 10 meter boven NAP.

b. lid 5.2.1.sub f 4 voor een aanlegsteigerdekbreedte van maximaal 2,00meter mits het totale oppervlak van de aanlegsteiger niet meer bedraagt dan 15 meter.

 

5.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in artikel 5.1, wordt in ieder geval gerekend:

  1. het water te gebruiken als ligplaats voor woonboten.

 

Artikel 6 Wonen

 

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Wonen aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. wonen;

  2. parkeervoorzieningen, tuinen, erven, paden, en andere voorzieningen ten behoeve van het wonen;

  3. water;

  4. aan huis gebonden beroepen.

 

6.2 Bouwregels

Op deze gronden mogen, met in achtneming van de op de verbeelding aangegeven aanduidingen, de volgende bouwwerken worden gebouwd:

  1. hoofdgebouwen;

  2. bijbehorende bouwwerken;

  3. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

  4. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - ondergronds parkeren' (sw-op): ondergrondse parkeergarages.

 

6.2.1 Algemeen

  1. ter plaatse van de aanduidingen 'specifieke bouwaanduiding - geschakeld 1' (sba-g1), 'specifieke bouwaanduiding - geschakeld 2' (sba-g2) en 'specifieke bouwaanduiding - aaneengebouwd 1' (sba-aeg1) zijn alle soorten woningen toegstaan met uitzondering van gestapelde woningen;

  2. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - aaneengebouwd 2' (sba-aeg2) zijn naast de onder 6.2.1.a genoemde soorten tevens maximaal 14 gestapelde woningen (appartementen) mogelijk;

  3. ter plaatse van de aanduidingen 'specifieke bouwaanduiding - 'gestapeld 1' (sba-gs1), 'specifieke bouwaanduiding - gestapeld 2' (sba-gs2) en 'specifieke bouwaanduiding - gestapeld 3 (sba-gs3) zijn uitsluitend gestapelde woningen toegestaan;

  4. ter plaatse van de aanduiding 'twee-aaneen' (tae) zijn twee-aaneen gebouwde en vrijstaande woningen toegestaan;

  5. ter plaatse van de aanduiding 'vrijstaand' (vrij) zijn uitsluitend vrijstaande woningen toegestaan;

  6. binnen het op de verbeelding aangegeven bouwvlak mogen hoofdgebouwen, bijbehorende bouwwerken en bouwwerken geen gebouwen zijnde worden gebouwd;

  7. ter plaatse van de aanduiding ‘erf’ mogen uitsluitend bijbehorende bouwwerken en bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd, behorende bij het hoofdgebouw op hetzelfde bouwperceel;

  8. op gronden buiten het bouwvlak en zonder de aanduiding 'erf' mogen uitsluitend bouwwerken geen gebouwen zijnde en geen overkapping zijnde, worden gebouwd;

  9. het bepaalde in artikel 6.2.1 sub f, g en h geldt niet voor ondergrondse parkeergarages;

  10. ter plaatse van de aanduidingen 'specifieke bouwaanduiding' - geschakeld 1' (sba-g1), 'specifieke bouwaanduiding' - geschakeld 2' (sba-g2) bedraagt de bebouwde oppervlakte van de gronden binnen het bouwvlak en ter plaatse van de aanduiding 'erf' gezamenlijk maximaal 60% per bouwperceel;

  11. ter plaatse van de aanduidingen 'specifieke bouwaanduiding - aaneengebouwd 1' (sba-aeg1) en 'specifieke bouwaanduiding - aaneengebouwd 2' (sba-aeg2) bedraagt de bebouwde oppervlakte van de gronden binnen het bouwvlak en ter plaatse van de aanduiding 'erf' gezamenlijk maximaal 50% met een maximum van 200m2 per bouwperceel;

  12. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - gestapeld 1' (sba-gs1) bedraagt de bebouwde oppervlakte van de gronden binnen het bouwvlak maximaal 1250m2 met een maximum van 500m2 per gebouw;

  13. ter plaatse van de aanduiding 'twee-aaneen' (tae) bedraagt de bebouwde oppervlakte van de gronden binnen het bouwvlak en ter plaatse van de aanduiding 'erf' gezamenlijk maximaal 50% met een maximum van 250m2 per bouwperceel;

  14. ter plaatse van de aanduiding 'vrijstaand' (vrij) bedraagt de bebouwde oppervlakte van de gronden binnen het bouwvlak en ter plaatse van de aanduiding 'erf' gezamenlijk maximaal 40% met een maximum van 250m2 per bouwperceel.

 

6.2.2 Hoofdgebouwen

  1. ter plaatse van de aanduidingen 'specifieke bouwaanduiding - gestapeld 1 (sba-gs1) zijn maximaal 40 appartementen, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - gestapeld 2 (sba-gs2) maximaal 7 en ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - gestapeld 3' (sba-gs3) zijn maximaal 17 appartementen toegestaan. Deze appartementen dienen een minimale bruto vloeroppervlakte te hebben van 100m2;

  2. de hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen de op de verbeelding aangegeven bebouwingsvlakken worden gebouwd;

  3. bij de aanduiding sba-g2 dient de gevel van het hoofdgebouw onder een hoek van 45° met de gevellijn te worden gebouwd;

  4. bij de aanduidingen 'specifieke bouwaanduiding - aaneengebouwd 1' (sba-aeg1), 'specifieke bouwaanduiding - aaneengebouwd 2' (sba-aeg2), 'specifieke bouwaanduiding' - geschakeld 1' (sba-g1) en 'twee-aaneen' (tae) dient minimaal 50% van de voorgevel in de gevellijn te worden gebouwd;

  5. ter plaatse van de aanduidingen 'twee-aaneen' (tae) en 'vrijstaand' (vrij) dient een hellend dakvlak te worden toegepast;

  6. bij toepassing van hellende dakvlakken in de vorm van zadeldaken bedraagt de dakhelling ten minste 45°;

  7. met betrekking tot de breedte van een hoofdgebouw - bijbehorende bouwwerken als genoemd in lid 6.2 sub b niet meegerekend - gelden de in het navolgende schema opgenomen bepalingen:

 

Aanduiding

Minimale breedte woning

vrij,

6.00 meter

tae, sba-aeg1, sba-aeg2

5.40 meter

sba-g1, sba-g2

5.00 meter

 

  1. met betrekking tot de afstand tussen een hoofdgebouw en de zijdelingse perceelsgrens gelden de in het navolgende schema opgenomen bepalingen:

Aanduiding

Minimale afstand tot zijdelingse perceelsgrens

vrij

3.00 meter

tae

3.00 meter (aan één zijde)

sba-aeg1, sba-aeg2, sba-gs1, sba-gs2, sba-g1

Niet nader bepaald

sba-g2

2.00 meter

 

6.2.3 Bijbehorende bouwwerken

  1. de afstand tussen bijbehorende bouwwerken en de zijdelingse perceelsgrens en tussen bijbehorende bouwwerken en de voorgevelrooilijn zal ten minste bedragen:

Aanduiding

Minimale afstand tot zijdelingse perceelsgrens

Minimale afstand tot voorgevel rooilijn

vrij

2.00 meter

3.00 meter

tae

Niet van toepassing

3.00 meter

sba-g2

Niet van toepassing

1.00 meter

 

6.2.4 Maatvoering

De goothoogte en bouwhoogte, bedragen ten hoogste de volgende aangegeven maten;

 

Bouwwerk

Maximale goothoogte

Maximale bouwhoogte

a.

hoofdgebouwen

vrij: gelijk aan de afstand van het hoofdgebouw tot de zijdelingse perceelsgrens +0.5m

 

tea: 6m

sba-g1: 4m

sba-g2: 6m

sba-aeg1: 6m

sba-aeg2: 10m

 

vrij: 10m

tea: 12m

sba-g1: 4m

sba-g2: 10

sba-aeg1: 12m

sba-aeg2: 13m

sba-gs1: 14m

sba-gs2: 11m

sba-gs3: 14m

b.

bijbehorende bouwwerken

3.20 meter

5.00 meter

c.

bouwwerken, geen gebouwen zijnde

-

- 2.00 meter
- vóór de gevellijn 1.00 meter

 

6.3 Nadere eisen

 

6.3.1 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen, nadere eisen te stellen ten aanzien van:

  1. de plaatsing van hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken ten opzichte van de perceelsgrens en ten opzichte van elkaar.

  2. de dakhelling van hellende dakvlakken van gebouwen.

  3. de plaatsing en vormgeving van een bouwwerk, geen gebouw zijnde.

 

6.3.2 Voorwaarden

De in lid 6.3.1 bedoelde nadere eisen mogen slechts worden gesteld met het doel te voorkomen dat de belangen van derden worden geschaad of afbreuk wordt gedaan aan de doeleinden van het plan en met het oog op de bereikbaarheid van gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde en gronden in verband met calamiteiten.

 

6.4 Afwijken van de bouwregels

 

6.4.1 Hoofdgebouwen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd af te wijken van het bepaalde in:

  1. lid 6.2.1 sub j t/m n voor het verhogen van het maximaal bebouwde oppervlakte met 10%

  2. lid 6.2.2 sub a voor het vergroten van het maximaal aantal appartementen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - gestapeld ' (sba-gs-1) met maximaal 5 en ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - gestapeld 3' (sba-gs3) met maximaal 3 appartementen;

  3. lid 6.2.2 sub f voor het toepassen van een andere dakvorm of dakhelling

  4. lid 6.2.2 sub h voor een kortere afstand tot de zijdelingse perceelsgrens;

  5. lid 6.2.4 mits deze maat met ten hoogste 1.00 meter zal worden overschreden.

  6. lid 6.2.4 bij de aanduiding 'vrijstaand' (vrij) voor een maximale goothoogte van 10 meter voor een bouwdeel waarvan het maximale oppervlakte minder is dan 40 m2 en de afstand tot de zijdelingese perceelsgrenzen minimaal 8 meter bedraagt.

  7. lid 6.2.4 bij de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding geschakeld 1' (sba-g1) voor een maximale goothoogte van 7 meter voor een bouwdeel waarvan het oppervlak minder is dan 40% van het totale bebouwde oppervlak, mits dit bouwdeel is gesitueerd in de gevellijn en de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens aan een zijde minimaal 3 meter bedraagt.

  8. lid 6.2.4 bij de aanduidingen sba-gs1, sba-gs2 en sba-gs3 voor het verhogen van de maximale bouwhoogte met 4 meter ten behoeve van het realiseren van een extra bouwlaag mits het grondoppervlak van deze extra bouwlaag minder dan 70% bedraagt van het grondoppervlak van het gebouw en mits de gevel van deze extra bouwlaag aan minimaal 3 zijden minimaal 2 meter terugspringt.

 

6.4.2 Bijbehorende bouwwerken

  1. lid 6.2.1 sub m voor een bebouwd oppervlak van ten hoogste 60%, indien de bebouwde oppervlakte van het hoofdgebouw reeds 50% van het bouwperceel bedraagt;

  2. lid 6.2.2 sub d voor het geheel plaatsen van de voorgevel achter de op de verbeelding aangegeven gevel, met dien verstande dat de voorgevel maximaal 3 meter achter de gevellijn mag worden geplaatst;

  3. lid 6.2.3 sub a voor een kortere afstand tot op de zijdelingse perceelsgrens;

  4. lid 6.2.3 sub b voor een kortere afstand tot op (het verlengde van) de gevellijn;

  5. lid 6.2.4 sub b, voor het overschrijden van de maximale bouwhoogte met maximaal 1 meter.

 

6.4.3 Bouwwerken geen bouwwerken zijnde

  1. lid 6.2.4 sub c tot een hoogte van ten hoogste 10.00 meter;

  2. het onder 6.4.3 sub a genoemde geldt niet voor erfafscheidingen.

 

6.4.4 Voorwaarden

Er kan slechts worden afgeweken zoals bedoeld in lid 6.4.1, 6.4.2 en 6.4.3 met dien verstande dat:

  1. het afwijken niet tot gevolg heeft dat het samenhangend straat- en bebouwingsbeeld en de (verkeers-)veiligheid worden aangetast;

  2. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;

  3. de geluidsbelasting op de gevel van de woning niet groter is dan 48 dB.

 

6.5 Wijzigingsbevoegdheid

 

6.5.1 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de op de verbeelding aangegeven aanduidingen binnen de bestemming 'Wonen' te wijzigen, met dien verstande dat:

  1. dit passend is in het straat- en bebouwingsbeeld;

  2. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig wordt aangetast;

  3. de samenstelling van de woningvoorraad in de kern niet onevenredig wordt verstoord;

  4. de te realiseren woning(en) past/passen binnen geldende gemeentelijke woningbouwplanning;

  5. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de op de locatie en in de omgeving én ter plekke aanwezige architectonische, cultuurhistorische en/of archeologische waarden;

  6. voldaan dient te worden aan de bepalingen ingevolge de Wet geluidhinder;

  7. uit een onderzoek naar de bodemkwaliteit dient te blijken dat de bodem geschikt is voor woondoeleinden;

  8. uit een uit te voeren watertoets blijkt dat er geen onevenredige nadelige effecten voortvloeien voor de waterhuishouding.

 

6.5.2 Voorwaarden

Bij het toepassen van deze wijzigingsbevoegdheid zijn de algemene procedureregels van artikel 12 van toepassing.

 

HOOFDSTUK 3 Algemene regels

 

Artikel 7 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

 

Artikel 8 Algemene bouwregels

 

8.1 Bestaande maten

  1. De bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen die meer bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen als ten hoogste toelaatbaar worden aangehouden;

  2. De bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen die minder bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen als ten minste toelaatbaar worden aangehouden;

  3. In geval van herbouw is het bepaalde onder a en b uitsluitend van toepassing, indien de herbouw op dezelfde plaats plaatsvindt.

 

8.2 Overschrijding bouwgrenzen

De bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, mogen in afwijking van de plankaart en hoofdstuk 2 uitsluitend worden overschreden door:

  1. tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, trappen(huizen), galerijen, hellingbanen, erkers, funderingen, balkons, entreeportalen, veranda's en afdaken, alsmede andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen, mits de overschrijding niet meer dan 1,5 meter bedraagt;

  2. de bouw van andere bouwwerken ten dienste van nutsvoorzieningen, mits deze voorzieningen van geringe horizontale en verticale afmetingen zijn en de bouwhoogte in ieder geval niet meer dan 10.00 meter bedraagt. In afwijking van het in vorige zin bepaalde bedraagt de bouwhoogte van voorzieningen voor telecommunicatie ten behoeve van privé-gebruik maximaal 15 m en voor gemeenschappelijk gebruik maximaal 30 m;

  3. voor de bouw van kleine niet voor bewoning bestemde gebouwtjes ten dienste van nutsvoorzieningen. De inhoud van deze gebouwtjes bedraagt ten hoogste 50 m³ en de bouwhoogte ten hoogste 3.00 meter.

 

8.3 Parkeergelegenheid en laad- en losruimte

Bij de uitoefening van de bevoegdheid tot het verlenen van een omgevingsvergunning voor een bouwactiviteit geldt de regel dat voldoende parkeergelegenheid voor auto’s wordt gerealiseerd, alsook, indien de bestemming van een gebouw daartoe aanleiding geeft, voldoende ruimte voor het laden en lossen van goederen, met dien verstande dat:

 

  1. voldoende parkeergelegenheid betekent dat wordt voldaan aan de normen in het ‘ Parkeerbeleidsplan 2009 - 2020' (vastgesteld door de gemeenteraad d.d. 18 februari 2010), zoals opgenomen in bijlage 3 bij de regels, of, indien dit document gedurende de planperiode wordt gewijzigd, aan de normen die in deze wijziging worden opgenomen;

  2. indien het bedoelde onder lid 8.3 sub a onvoldoende uitsluitsel geeft over het te realiseren aantal parkeerplaatsen, de parkeerkencijfers van het CROW worden toegepast;

  3. parkeergelegenheid en laad- en losruimte op eigen terrein wordt gerealiseerd en in stand wordt gehouden.

 

8.4 Afwijkingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in:

a. lid 8.3, indien het voldoen aan de parkeernormen door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit;

b. lid 8.3, indien op een andere wijze in voldoende parkeergelegenheid, dan wel laad- en losruimte wordt voorzien.

c. Aan de afwijkingsbevoegdheid als bedoeld in lid 8.4 sub a wordt slechts toepassing gegeven

indien het samenhangend straat- en bebouwingsbeeld en de (verkeers)veiligheid niet worden aangetast; en geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.

 

Artikel 9 Algemene gebruiksregels

 

Het is verboden de in de dit plan begrepen gronden, gebouwen en bouwwerken te gebruiken, te doen of laten gebruiken op een wijze of tot een doel strijdig met de in dit plan aan de grond gegeven bestemming. Tot het verboden gebruik wordt in ieder geval gerekend:

  1. (on)bebouwde gronden te gebruiken of te laten gebruiken voor de exploitatie van een seksinrichting;

  2. onbebouwde gronden te gebruiken of te laten gebruiken:

  1. als opslagplaats voor bagger en grondinspectie;

  2. als opslagplaats voor vaten, kisten, al dan niet voor gebruik geschikte werktuigen en machines of onderdelen daarvan, oude en nieuwe (bouw)materialen, afval.

  3. puin, grind of brandstoffen.

 

 

Artikel 10 Algemene afwijkingsregels

 

10.1 Afwijkingsregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd af te wijken van de regels in dit plan voor:

  1. geringe afwijkingen, die in het belang zijn van een ruimtelijk of technisch beter verantwoorde plaatsing van bouwwerken of die noodzakelijk zijn in verband met de werkelijke toestand van het terrein;

  2. het afwijken van hoogte- en oppervlaktematen voor bebouwing tot maximaal 10% van de voorgeschreven maten.

 

10.2 Voorwaarden

  1. De in lid 10.1 genoemde afwijkingen kunnen slechts worden verleend, mits:

  1. dit passend is in het straat- en bebouwingsbeeld;

  2. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken.

 

 

Artikel 11 Algemene wijzigingsregels

 

11.1 Geringe afwijkingen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen ten behoeve van geringe afwijkingen in het belang van een ruimtelijke of technisch beter verantwoorde plaatsing van gebouwen of bouwwerken geen gebouwen zijnde, of die noodzakelijk zijn in verband met de werkelijke toestand van het terrein. Hierbij zijn verschuivingen van de bestemmingsgrens met maximaal 5.00 meter toelaatbaar.

 

11.2 Procedureregel

Bij het toepassen van de bevoegdheid als bedoeld in lid 11.1 zijn de algemene procedureregels van artikel 12 van toepassing.

 

 

Artikel 12 Procedureregel

 

12.1 Procedure bij toepassing wijzigingsbevoegdheid

Indien in de regels naar deze bepaling is verwezen, is op de voorbereiding van een besluit tot wijziging van een bestemmingsplan de in afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht geregelde procedure van toepassing.

 

 

HOOFDSTUK 4 Overgangs- en slotregels

 

Artikel 13 Overgangsrecht

 

13.1 Bouwen in strijd met het plan

Voor bouwwerken luidt het overgangsrecht als volgt:

  1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

  1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;

  2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.

  1. Het bevoegd gezag kan eenmalig bij een omgevingsvergunning afwijken van het onder a bepaalde voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.

  2. Het onder lid 13.1 sub a bepaalde is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

 

13.2 Gebruik in strijd met het plan

Voor gebruik luidt het overgangsrecht als volgt:

  1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

  2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid 13.2 sub a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

  3. Indien het gebruik, bedoeld in lid 13.2 sub a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

  4. Het onder a bepaalde is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

 

13.3 Afwijking overgangsrecht

Voor zover toepassing van het overgangsrecht gebruik of bouwwerken uit lid 13.1 en lid 13.2 leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard jegens een of meer natuurlijk personen kunnen burgemeester en wethouders ten behoeve van die persoon of personen van dat overgangsrecht afwijking verlenen.

 

Artikel 14 Slotregel

 

Deze regels worden aangehaald als: ‘regels van het Uitwerkingsplan Goese Diep Noord’.