Regels
behorende bij het bestemmingsplan Bebouwde kom Oud Sabbinge
Bestemmingsplan Bebouwde kom Oud Sabbinge
Vastgesteld door de raad van de gemeente Goes bij besluit van 15 februari 2018
, voorzitter
, griffier
Titel Bestemmingsplan |
Bebouwde kom Oud Sabbinge |
Gemeente |
Goes |
Status |
vastgesteld |
Datum |
15 februari 2018 |
Planidn |
NL.IMRO.0664.BPOS01-VG99 |
HOOFDSTUK 1 Inleidende regels
Artikel 1 Begrippen
Plan: het bestemmingsplan Bebouwde kom Oud Sabbinge met identificatienummer NL.IMRO.0664.BPOS01-VG99 van de gemeente Goes;
Bestemmingsplan: de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;
Aanduiding: een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
Aanduidingsgrens: de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
Aan huis gebonden beroeps- of bedrijfsactiviteit: een beroeps- of bedrijfsactiviteit, niet zijnde prostitutie, die in hoofdzaak niet-publieksaantrekkend is en die door een bewoner op kleine schaal in of bij een woning wordt uitgeoefend, bed & breakfast daaronder begrepen, waarbij de woning haar woonfunctie behoudt en de desbetreffende activiteit een ruimtelijke uitstraling heeft die in overeenstemming is met de woonfunctie, met inachtneming van de volgende regels:
ten hoogste 40% van de netto vloeroppervlakte van de woning en bijbehorende bouwwerken gezamenlijk, met een maximum van 40 m², mag ten behoeve van beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten in gebruik zijn;
het gebruik leidt niet tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimte;
de uitoefening van detailhandel is niet toegestaan, tenzij de detailhandel een ondergeschikte nevenactiviteit is in verband met de beroeps- of bedrijfsmatige activiteit, dan wel de verkoop van goederen uitsluitend via internet plaatsvindt en ter plaatse opgeslagen goederen slechts op afspraak kunnen worden afgehaald, waarbij geen sprake is van een voor het publiek toegankelijke winkel- of uitstallingsruimte;
Agrarisch bedrijf: een bedrijf, gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren, nader te onderscheiden in:
grondgebonden agrarisch bedrijf:
akker- en vollegrondstuinbouw: de teelt van gewassen op open grond, daaronder niet begrepen sier-, fruit- en bollenteelt;
bollenteelt: de teelt van bloembollen al dan niet in samenhang met de teelt van bolbloemen;
fruitteelt: de teelt van fruit op open grond;
grondgebonden veehouderij: het houden van melk- en ander vee (nagenoeg) geheel op open grond waarvoor in de bedrijfsvoering de weidegang essentieel is;
paardenfokkerij: het fokken van paarden en het houden van paarden ten behoeve van de vlees- en/of melkproductie;
sierteelt: de teelt van siergewassen op open grond al dan niet gecombineerd met de handel in boomkwekerijgewassen en vaste planten;
niet-grondgebonden agrarisch bedrijf:
glastuinbouw: de teelt van gewassen (nagenoeg) geheel met behulp van kassen;
intensieve kwekerij: de teelt van gewassen, paddenstoelen daaronder begrepen, in gebouwen;
intensieve veehouderij: de teelt van slacht-, fok-, leg- of pelsdieren in gebouwen en (nagenoeg) zonder weidegang, waarbij de teelt niet afhankelijk is van de agrarische grond als productiemiddel;
aquacultuur: de teelt van (zout)watergebonden organismen waaronder begrepen zagers, zeekraal, schelpdieren en vissen;
overige teelten van gewassen of dieren al dan niet in gebouwen;
Antennemast: een installatie bestaande uit een antenne, een antennedrager, de bedrading en de al dan niet in een techniekkast opgenomen apparatuur, met de daarbij behorende bevestigingsconstructie;
Archeologische waarde: de aan een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door voorwerpen of bewoningssporen van vroegere samenlevingen direct onder het aardoppervlak;
Architectonische waarde: de aan een gebouw toegekende waarde, gekenmerkt door de opbouw en/of indeling van de buitengevel, de dakopbouw en het materiaal en/of kleurgebruik, eventueel in samenhang met de omgeving;
Bebouwing: één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
Bedrijf: een onderneming waarbij het accent ligt op het vervaardigen, bewerken, installeren, inzamelen en verhandelen van goederen, waarbij eventueel detailhandel uitsluitend plaatsvindt als ondergeschikt onderdeel van de onderneming in de vorm van verkoop c.q. levering van de ter plaatse vervaardigde, bewerkte of herstelde goederen, dan wel goederen die in rechtstreeks verband staan met de uitgeoefende handelingen;
Bedrijfsgebouw: een gebouw dat dient voor de uitoefening van een of meer bedrijfsactiviteiten;
Bedrijfsmatige exploitatie: het via een bedrijf, stichting of andere rechtspersoon voeren van de exploitatie en het beheer van een complex voor verblijfsrecreatie, gericht op het als onderneming aan meerdere, steeds wisselende, personen per jaar aanbieden van recreatief verblijf;
Bedrijfswoning: een gebouw in of bij een bedrijf of op een terrein behorende bij een bedrijf, dat dient voor de huisvesting van een huishouden of een persoon wiens huisvesting daar, gelet op de bestemming van de grond ter plaatse van het bedrijf of het terrein behorende bij het bedrijf, noodzakelijk is;
Bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen en aantallen: afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen en aantallen, die op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan tot stand zijn gekomen of tot stand kunnen komen met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;
Bestemmingsgrens: de grens van een bestemmingsvlak;
Bestemmingsvlak: een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
Bevi-inrichting: een bedrijf zoals bedoeld in artikel 2 lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen;
Boogkas: een al dan niet verplaatsbare gebouw, overtrokken met en omsloten door lichtdoorlatend materiaal anders dan glas, ten behoeve van de teelt van gewassen;
Bouwen: het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;
Bouwgrens: de grens van een bouwvlak;
Bouwperceel: een aaneengesloten stuk grond waarop ingevolge de regels zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
Bouwperceelgrens: de grens van een bouwperceel;
Bouwvlak: een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten;
Bouwwerk: elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die op de plaats van bestemming hetzij direct hetzij indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond, bedoeld om ter plaatse te functioneren;
Bijbehorend bouwwerk: uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw of ander bouwwerk, met een dak;
Cultuurhistorische waarde: de aan een bouwwerk of een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis heeft gemaakt van dat bouwwerk of dat gebied;
Deskundige: een door burgemeester en wethouders aan te wijzen onafhankelijke deskundige of commissie van deskundigen inzake een specifiek aspect van de ruimtelijke ordening;
Detailhandel: het bedrijfsmatig te koop aanbieden, hieronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan diegenen die deze goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;
Detailhandel in volumineuze goederen/perifere detailhandel: detailhandel in de volgende categorieën:
brand- en explosiegevaarlijke goederen;
auto's, keukens, badkamers, boten, motoren, caravans, landbouwwerktuigen en grove bouwmaterialen;
tuinbenodigdheden;
meubels, al dan niet in combinatie met woninginrichting en stoffering;
en in combinatie daarmee rechtstreeks samenhangende artikelen zoals accessoires, onderdelen, onderhoudsmiddelen en/of materialen;
Dienstverlening: het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen;
Erf: al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw;
Evenement: gebeurtenis met betrekking tot kunst, sport, ontspanning en cultuur.
Gebouw: elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
Gevellijn: een denkbeeldige dan wel op de verbeelding aangegeven lijn die strak loopt langs de gevel van een bouwwerk tot aan de perceelsgrenzen.
Groothandel: het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, verkopen of leveren van goederen aan wederverkopers, personen, bedrijven of instellingen ter aanwending in een andere bedrijfsactiviteit;
Hoofdgebouw: gebouw of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;
Horecabedrijf: een bedrijf, gericht op één of meer van de navolgende activiteiten:
het verstrekken van ter plaatse te nuttigen voedsel en dranken;
het exploiteren van zaalaccommodatie;
het verstrekken van nachtverblijf;
Kampeermiddel: een tent, tentwagen, kampeerauto of caravan, dan wel enig ander onderkomen of enig ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan, voor zover geen bouwwerk zijnde waarvoor ingevolge de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht een omgevingsvergunning voor het bouwen vereist is, een en ander voor zover deze onderkomens of voertuigen geheel of ten dele blijvend zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf;
Kampeerseizoen: de jaarlijkse periode van 15 maart tot en met 31 oktober;
Kampeerterrein: een terrein of plaats, geheel of gedeeltelijk ingericht en blijkens die inrichting bestemd om daarop gelegenheid te geven tot het plaatsen of geplaatst houden van kampeermiddelen ten behoeve van recreatief nachtverblijf;
Kantoor(ruimte): een gebouw of een gedeelte daarvan, dat dient voor het beroepsmatig/ bedrijfsmatig verlenen van diensten op financieel, administratief, juridisch en ontwerp-technisch of een hiermee naar aard gelijk te stellen gebied, waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen;
Landschappelijke waarde: de aan een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het waarneembare deel van het aardoppervlak, die wordt bepaald door de onderlinge samenhang en beïnvloeding van de levende en niet-levende natuur;
Maatschappelijke activiteit: een educatieve, medische, sociale, culturele, levensbeschouwelijke, sport- of recreatieve activiteit dan wel een activiteit ten behoeve van openbare dienstverlening;
Maatvoeringsgrens: de grens van een maatvoeringsvlak;
Maatvoeringsvlak: een geometrisch bepaald vlak waarmee de gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels voor bepaalde bouwwerken eenzelfde maatvoering geldt;
Natuurwetenschappelijke waarde: de aan een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door geologische, geomorfologische, bodemkundige en biologische elementen, zowel afzonderlijk als in onderlinge samenhang;
Nutsvoorziening: een voorziening ten behoeve van het openbaar nut, zoals een transformatorhuisje, schakelhuisje, duiker of gemaalgebouwtje;
Overkapping: een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een gesloten dak;
Passend in het straat- en bebouwingsbeeld:
een goede verhouding tussen bouwmassa en open ruimte;
een goede hoogte-/breedteverhouding tussen de bebouwing onderling;
een samenhang in bouwvorm/architectonisch beeld tussen bebouwing die ruimtelijk op elkaar georiënteerd is;
de cultuurhistorische samenhang in de omgeving;
Peil:
voor gebouwen waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk grenst aan een weg: de hoogte van die weg (ter plaatse van de hoofdtoegang);
bij ligging in het water: de gemiddelde hoogte van de aangrenzende oevers;
in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het op het tijdstip van de inwerkingtreding van onderhavig bestemmingsplan bestaande aansluitende afgewerkte maaiveld;
Seksinrichting: een voor publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in omvang alsof zij bedrijfsmatig is, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan: een prostitutiebedrijf, waaronder begrepen een erotische massagesalon, seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;
Staat van Bedrijfsactiviteiten: de Staat van Bedrijfsactiviteiten die deel uitmaakt van deze regels;
Staat van Horeca-activiteiten: de Staat van Horeca-activiteiten die deel uitmaakt van deze regels;
Stacaravan: een kampeermiddel bestaande uit één niet-samengesteld geheel, voorzien van een as en wielenstelsel en een dissel, met een maximale oppervlakte van 70m² en een maximale hoogte van 4,5 meter;
Standplaats: een ruimte voor het plaatsen van een kampeermiddel;
Voorgevelrooilijn: een denkbeeldige dan wel op de verbeelding aangegeven lijn die strak loopt langs de voorgevel van een hoofdgebouw tot aan de perceelsgrenzen;
Voorgevel van een hoofdgebouw: het naar de wegzijde gekeerde deel van een hoofdgebouw. Indien meerdere delen van het hoofdgebouw naar de weg gekeerd zijn, is de op de verbeelding aangegeven gevellijn bepalend;
Webshop: de bedrijfsmatige verkoop van goederen uitsluitend via internet, waarbij ter plaatse:
verkoop en betaling van goederen plaatsvindt;
uitsluitend een voor het publiek toegankelijke afhaalruimte en beperkte showroom aanwezig is, waarbij sprake is van ondergeschikte detailhandel;
Wgh-inrichting: een bedrijf als bedoeld in artikel 2.1 lid 3 van het Besluit omgevingsrecht dat in belangrijke mate geluidshinder kan veroorzaken;
Woning: een hoofdgebouw, dan wel een onderdeel van een hoofdgebouw, dat dient voor de huisvesting van personen;
Zorgboerderij: een grondgebonden agrarisch bedrijf dat mede is gericht op het verlenen van diensten op educatief en sociaal-medisch gebied in de vorm van dagbesteding, al dan niet in combinatie met het bieden van gelegenheid voor begeleid wonen voor personen met een zorgindicatie als nevenactiviteit.
Artikel 2 Wijze van meten
Bij het toepassen van deze regels gelden de volgende aanwijzingen:
Afstanden: afstanden van bouwwerken onderling alsmede afstanden van bouwwerken tot de perceelsgrens worden daar gemeten, waar deze afstanden het kleinst zijn;
Bebouwd oppervlak: het bebouwd oppervlak van een bouwperceel of een ander terrein wordt bepaald door de oppervlakten van alle op een terrein gelegen bouwwerken bij elkaar op te tellen;
Bebouwingspercentage: het bebouwingspercentage wordt berekend door het bebouwd oppervlak te delen door de oppervlakte van het bouwperceel of de oppervlakte van het maatvoeringsvlak waar het percentage is ingeschreven;
Bouwhoogte van een bouwwerk: de bouwhoogte van een bouwwerk wordt gemeten vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een bouwwerk, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen zoals schoorstenen, antennes en naar aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
Breedte en diepte van een gebouw of ander bouwwerk: de breedte en diepte worden gemeten tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en het hart van de scheidsmuren;
Dakhelling: de dakhelling wordt gemeten langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
Goothoogte van een bouwwerk: de goothoogte van een bouwwerk wordt gemeten vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
Inhoud van een bouwwerk: de inhoud van een bouwwerk wordt gemeten tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
Oppervlakte van een bouwwerk: de oppervlakte van een bouwwerk wordt gemeten tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
De hoogte van een windturbine: de hoogte van een windturbine wordt gemeten vanaf het peil tot aan de as van de windturbine.
HOOFDSTUK 2 Bestemmingsplanregels
Artikel 3 Agrarisch
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
de bedrijfsvoering van grondgebonden agrarische bedrijven, met uitzondering van het fokken en/of houden van vee;
wegen, paden, parkeervoorzieningen, water, groenvoorzieningen, voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding en andere voorzieningen ten dienste van de bestemming.
3.2 Bouwregels
Op de gronden mogen, met in achtneming van de op de verbeelding aangegeven aanduidingen, de volgende bouwwerken worden gebouwd:
niet voor bewoning bestemde gebouwen;
bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
3.2.1 Algemeen
Voor het bouwen van bouwwerken gelden de volgende bepalingen:
gebouwen en overkappingen mogen uitsluitend binnen het op de verbeelding aangegeven bouwvlak worden gebouwd;
de totale oppervlakte van gebouwen en overkappingen bedraagt maximaal het met de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' aangegeven bebouwingspercentage van het maatvoeringsvlak. Indien geen bebouwingspercentage is aangegeven, geldt een bebouwingspercentage van 100% van het bouwvlak.
3.2.2 Gebouwen
Voor het bouwen van gebouwen, niet zijnde bedrijfswoningen, gelden de volgende bepalingen:
de goot- en bouwhoogte van een gebouw bedragen maximaal de op de verbeelding aangegeven maat;
3.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen tussen de voorgevelrooilijn en de openbare weg bedraagt maximaal 1 meter;
de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen elders bedraagt maximaal 2 meter;
de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt maximaal 5 meter.
3.3 Nadere eisen
3.3.1 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen, nadere eisen te stellen ten aanzien van de situering en afmetingen van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, indien zulks noodzakelijk is:
ter voorkoming van een onevenredige aantasting van de landschappelijke, natuurwetenschappelijke en/of cultuurhistorische waarden van aangrenzende gronden;
ter voorkoming van een onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;
ten behoeve van de landschappelijke inpassing;
ten behoeve van de milieusituatie;
ten behoeve van de verkeersveiligheid.
3.3.2 Voorwaarden
De in artikel 3.3.1 bedoelde nadere eisen mogen slechts worden gesteld met het doel te voorkomen dat de belangen van derden worden geschaad of afbreuk wordt gedaan aan de doeleinden van het plan en met het oog op de bereikbaarheid van gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en gronden in verband met calamiteiten.
3.4 Afwijken van de bouwregels
3.4.1 Gebouwen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in:
artikel 3.2.1, sub a voor het buiten het agrarisch bouwvlak bouwen c.q. aanleggen van:
tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen met een maximale bouwhoogte van 3 meter en voor tijdelijke boogkassen tot een oppervlakte van maximaal 1 hectare per bedrijf;
waterbassins, mits een bouwwerk zijnde, met een inhoud van maximaal 200 m³ en een bouwhoogte van maximaal 2.50 meter;
3.4.2 Voorwaarden
Aan de afwijkingsbevoegdheid als bedoeld in artikel 3.4.1 wordt slechts toepassing gegeven indien:
het samenhangend straat- en bebouwingsbeeld en de (verkeers)veiligheid niet worden aangetast;
geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.
3.5 Specifieke gebruiksregels
3.5.1 Strijdig gebruik
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
het aanleggen van een mestbassin (mestzak of foliebassin);
het gebruik van gronden als opslagplaats voor bagger en specie, behoudens het tijdelijk deponeren van baggerspecie in het kader van normaal onderhoud van waterlopen.
3.5.2 Toelaatbaar gebruik
Tot een gebruik, niet strijdig met deze bestemming, wordt gerekend:
het aanleggen van een waterbassin met een aarden wal binnen het bouwvlak;
het plaatsen en gebruiken van tijdelijke kweektunnels met een hoogte van maximaal 1,2 meter buiten het bebouwingsvlak, gedurende maximaal 4 maanden per jaar;
de kortstondige opslag van vaste meststoffen buiten het bebouwingsvlak ten behoeve van de directe aanwending op de landbouwgronden, al dan niet op een verharde ondergrond, geen mestplaat zijnde;
het gebruik van bestaande agrarische bedrijfsgebouwen (uitgezonderd kassen) voor winterstalling van boten en caravans en als stalruimte voor niet-beroepsmatig gehouden vee;
het gebruik van bestaande agrarische bedrijfsgebouwen voor de verkoop van agrarische producten, mits de totale oppervlakte ten behoeve van deze voorziening maximaal 40 m² per bedrijf bedraagt.
3.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden
3.6.1 Verbod voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden zijnde zonder vergunning
Het is verboden zonder of in afwijking van een vergunning van burgemeester en wethouders de volgende werken en/of werkzaamheden uit te voeren:
het planten van fruitteeltbomen buiten bestaande boomgaarden binnen een zone van 50 meter rondom woon- en verblijfsrecreatiegebieden;
het gebruik van chemische bestrijdingsmiddelen onder hoge druk bij opgaande beplanting.
3.6.2 Uitzondering op het verbod voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden
Het in artikel 3.6.1 vervatte verbod geldt niet voor het uitvoeren van:
werken en/of werkzaamheden voor normaal onderhoud en beheer, mits deze niet leiden tot onevenredige schade aan en/of onomkeerbare gevolgen voor de landschappelijke, geomorfologische of archeologische waarden.
3.6.3 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden
3.7 Wijzigingsbevoegdheid
3.7.1 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen:
voor het omzetten van de bestemming van bedrijfswoningen, bedrijfsgebouwen en gronden, waarvan de agrarische functie door bedrijfsbeëindiging is gewijzigd in de bestemming 'Wonen' met de aanduiding tuin of erf . Na planwijziging is artikel 12 van de regels van overeenkomstige toepassing. Voor planwijziging geldt tevens het toetsingscriterium:
geen ernstige beperking agrarische functie.
3.7.2 Procedureregel
Bij het toepassen van de wijzigingsbevoegdheid als bedoeld in artikel 3.7.1 zijn de algemene procedureregels van artikel 21 van toepassing.
Artikel 4 Bedrijf
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
het uitoefenen van:
ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 1': bedrijfsmatige activiteiten voor zover deze voorkomen in categorie 1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
ter plaatse van de aanduiding 'opslag' tevens opslag aardappelen, groente en fruit
ter plaatse van de aanduiding 'nutsvoorziening' uitsluitend een nutsvoorziening;
ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - orgelmakerij' tevens een orgelmakerij;
ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - recreatief gebruik op verdieping toegestaan' uitsluitend recreatief gebruik op de verdieping;
detailhandel en kantoren als ondergeschikte nevenactiviteit bij de ter plaatse uitgeoefende activiteiten;
webshops;
wegen, paden, parkeervoorzieningen, water, groenvoorzieningen, tuinen, erven, voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding, andere voorzieningen ten dienste van de bestemming en nutsvoorzieningen.
4.2 Bouwregels
Op de gronden mogen, met in achtneming van de op de verbeelding aangegeven aanduidingen, de volgende bouwwerken worden gebouwd:
niet voor bewoning bestemde gebouwen;
bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
4.2.1 Algemeen
Voor het bouwen van bouwwerken gelden de volgende bepalingen:
gebouwen en overkappingen mogen uitsluitend binnen het op de verbeelding aangegeven bouwvlak worden gebouwd.
de totale oppervlakte van gebouwen en overkappingen op ieder bouwperceel bedraagt maximaal het met de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' aangegeven bebouwingspercentage van het maatvoeringsvlak;
indien geen bebouwingspercentage is aangegeven, geldt een bebouwingspercentage van 100% van het bouwvlak.
4.2.2 Gebouwen
Voor het bouwen van gebouwen, niet zijnde bedrijfswoningen, gelden de volgende bepalingen:
de goot- en bouwhoogte van een gebouw bedragen maximaal de op de verbeelding aangegeven maat.
4.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt maximaal 2 meter;
de bouwhoogte van lichtmasten en vlaggenmasten bedraagt maximaal 8 meter;
de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt maximaal 3,5 meter.
4.3 Nadere eisen
4.3.1 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen, nadere eisen te stellen ten aanzien van:
de situering van bedrijven en bedrijfsuitbreidingen;
de plaatsing van hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken ten opzichte van de perceelsgrens en ten opzichte van elkaar;
de plaatsing en afmeting van bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
de inrichting van de gronden voor wat betreft de aanleg en profilering van toegangs- en ontsluitingswegen;
het gebruik van de gronden ten behoeve van opslag;
de dakhelling van hellende dakvlakken van gebouwen;
de plaatsing en vormgeving van bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
4.3.2 Voorwaarden
De in artikel 4.3.1 bedoelde nadere eisen mogen slechts worden gesteld met het doel te voorkomen dat de belangen van derden worden geschaad of afbreuk wordt gedaan aan de doeleinden van het plan en met het oog op de bereikbaarheid van gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en gronden in verband met calamiteiten.
4.4 Afwijken van de bouwregels
4.4.1 Gebouwen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in:
artikel 4.2.2 sub a,mits deze maten met maximaal 1 meter worden overschreden.
4.4.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in:
artikel 4.2.3 sub b tot een hoogte van maximaal 15 meter;
artikel 4.2.3 sub c tot een hoogte van maximaal 10 meter.
4.4.3 Voorwaarden
Aan de afwijkingsbevoegdheid als bedoeld in de artikelen 4.4.1 en 4.4.2 wordt slechts toepassing gegeven indien:
het samenhangend straat- en bebouwingsbeeld en de (verkeers)veiligheid niet worden aangetast;
geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.
4.5 Specifieke gebruiksregels
Met betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken gelden de volgende regels:
tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
het gebruiken van de gronden voor opslag van goederen, waaronder begrepen puin, ter plaatse van onbebouwde gronden tot een gezamenlijke hoogte van meer dan 6 meter;
vestiging van zelfstandige kantoren;
bij webshops mag maximaal 15% van het totale bedrijfsvloeroppervlak worden ingericht als showroom met een maximum van 150 m²;
vuurwerkbedrijven zijn niet toegestaan;
Wgh-inrichtingen zijn niet toegestaan.
4.6 Afwijken van de gebruiksregels
4.6.1 Afwijken gebruiksregels
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in:
artikel 4.1 sub a voor de uitoefening van een bedrijfsactiviteit die voorkomt in een hogere categorie van de Staat van Bedrijfsactiviteiten, mits deze activiteit naar haar aard en invloed op de omgeving kan worden gelijkgesteld met een krachtens artikel 4.1 sub a ter plaatse toegelaten categorie bedrijfsactiviteiten;
artikel 4.1 sub a voor de uitoefening van een bedrijfsactiviteit die niet in de Staat van Bedrijfsactiviteiten is genoemd, mits deze activiteit naar haar aard en invloed op de omgeving kan worden gelijkgesteld met een krachtens artikel 4.1 sub a ter plaatse toegelaten categorie bedrijfsactiviteiten.
4.6.2 Voorwaarden
Aan de afwijkingsbevoegdheid als bedoeld in artikel 4.6.1 wordt slechts toepassing gegeven indien:
het samenhangend straat- en bebouwingsbeeld en de (verkeers)veiligheid niet worden aangetast;
geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.
4.7 Wijzigingsbevoegdheid
4.7.1 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen in die zin dat de categorie-indeling van de Staat van Bedrijfsactiviteiten wordt gewijzigd, mits een wijziging van de belasting van de desbetreffende typen van bedrijven op het milieu als gevolg van technologische ontwikkelingen daartoe aanleiding geeft.
4.7.2 Voorwaarden
Bij het toepassen van de wijzigingsbevoegdheid als bedoeld in artikel 4.7.1 dient een milieudeskundige te worden gehoord met betrekking tot de vraag of aan de in dat artikel genoemde criteria voor het toepassen van de wijzigingsbevoegdheid is voldaan.
4.7.3 Procedureregel
Bij het toepassen van de wijzigingsbevoegdheid als bedoeld in artikel 4.7.1 zijn de algemene procedureregels van artikel 21 van toepassing.
Artikel 5 Bos
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Bos' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
het behoud, de ontwikkeling en de versterking van het bos voor natuur, landschap en diversiteit in terreintypen;
dagrecreatief medegebruik, zoals wandelen, fietsen, paardrijden en andere daarmee vergelijkbare recreatieve activiteiten;
paden, parkeervoorzieningen, water, bermstroken, bermsloten, voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding, andere voorzieningen ten dienste van de bestemming en nutsvoorzieningen.
5.2 Bouwregels
Op de gronden mogen, met in achtneming van de op de verbeelding aangegeven aanduidingen, de volgende bouwwerken worden gebouwd:
niet voor bewoning bestemde gebouwen;
bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
5.2.1 Algemeen
Voor het bouwen van bouwwerken gelden de volgende bepalingen:
de bebouwde oppervlakte bedraagt gezamelijk maximaal 60 m²;
de goot- en bouwhoogte van een gebouw bedragen maximaal 4 meter respectievelijk 6 meter;
de afstand tussen een gebouw en de zijdelingse perceelsgrens bedraagt minimaal 20 meter.
5.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
de bouwhoogte van lichtmasten en vlaggenmasten bedraagt maximaal 8 meter;
de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt maximaal 2,5 meter.
5.3 Nadere eisen
5.3.1 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen, nadere eisen te stellen ten aanzien van de situering en afmetingen van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, indien zulks noodzakelijk is:
ter voorkoming van een onevenredige aantasting van de landschappelijke, natuurwetenschappelijke en/of cultuurhistorische waarden van aangrenzende gronden;
ter voorkoming van een onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;
ten behoeve van de landschappelijke inpassing;
ten behoeve van de milieusituatie;
ten behoeve van de verkeersveiligheid.
5.3.2 Voorwaarden
De in artikel 5.3.1 bedoelde nadere eisen mogen slechts worden gesteld met het doel te voorkomen dat de belangen van derden worden geschaad of afbreuk wordt gedaan aan de doeleinden van het plan en met het oog op de bereikbaarheid van gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en gronden in verband met calamiteiten.
5.4 Afwijken van de bouwregels
5.4.1 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in:
artikel 5.2.2 sub a tot een hoogte van maximaal 10 meter;
artikel 5.2.2 sub b tot een hoogte van maximaal 5 meter.
5.4.2 Voorwaarden
Aan de afwijkingsbevoegdheid als bedoeld in artikel 5.4.1 wordt slechts toepassing gegeven indien:
de landschappelijke, natuurwetenschappelijke en/of cultuurhistorische waarden van aangrenzende gronden niet onevenredig worden aangetast;
geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.
5.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden
5.5.1 Verbod voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden zonder vergunning
Het is verboden om zonder of in afwijking van een vergunning van burgemeester en wethouders de volgende werken en/of werkzaamheden uit te voeren:
het aanbrengen, verleggen en verbreden van paden, wegen en parkeergelegenheden, alsmede het aanbrengen van oppervlakteverhardingen;
het aanbrengen en verleggen van boven- en ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur;
het ontginnen, verlagen, afgraven, ophogen of egaliseren van de bodem;
het graven, verbreden, dempen van sloten, het geheel of gedeeltelijk dempen van drinkputten en welen, het aanleggen van gesloten drainagesystemen of het diepploegen dieper dan 30 cm;
het wijzigen dan wel verwijderen, ofwel het vellen of rooien, van houtwalprofielen en houtgewassen;
het storten en lozen van specie.
5.5.2 Uitzondering op het verbod voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden
Het in artikel 5.5.1 vervatte verbod geldt niet voor het uitvoeren van:
werken en/of werkzaamheden voor normaal onderhoud en beheer, mits deze niet leiden tot onevenredige schade aan en/of onomkeerbare gevolgen voor de landschappelijke, geomorfologische of archeologische waarden en werken en/of werkzaamheden die noodzakelijk zijn ten behoeve van de instandhouding van de waterkering;
5.5.3 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden
Werken en/of werkzaamheden als bedoeld in artikel 5.5.1 zijn slechts toelaatbaar indien hierdoor, dan wel door de te verwachten gevolgen, één of meer waarden en/of functies van de gronden, die het plan beoogt te beschermen, niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast;
Artikel 6 Groen
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - calamiteitenontsluiting' tevens een calamiteitenontsluitingsweg;
plantsoenen, groenvoorzieningen, speelvoorzieningen, beplanting, parken, bermstroken en bermsloten;
waterpartijen, watergangen en andere voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding;
(voet- en fiets)paden, bruggen, straatmeubilair, afvalverzamelvoorzieningen, nutsvoorzieningen en geluidwerende voorzieningen;
voorwerpen van beeldende kunst en gedenktekens.
6.2 Bouwregels
Op de gronden mogen de volgende bouwwerken worden gebouwd:
niet voor bewoning bestemde gebouwen;
bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
6.2.1 Gebouwen
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:
de oppervlakte van een gebouw bedraagt maximaal 15 m²;
de bouwhoogte van een gebouw bedraagt maximaal 3,5 meter.
6.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
de bouwhoogte van lichtmasten en vlaggenmasten bedraagt maximaal 8 meter;
de bouwhoogte van speelvoorzieningen bedraagt maximaal 4 meter;
de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt maximaal 2 meter.
6.3 Nadere eisen
6.3.1 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen, nadere eisen te stellen ten aanzien van:
de plaatsing van hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken ten opzichte van de perceelsgrens en ten opzichte van elkaar;
de dakhelling van hellende dakvlakken van gebouwen;
de plaatsing en vormgeving van bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
6.3.2 Voorwaarden
De in artikel 6.3.1 bedoelde nadere eisen mogen slechts worden gesteld met het doel te voorkomen dat de belangen van derden worden geschaad of afbreuk wordt gedaan aan de doeleinden van het plan en met het oog op de bereikbaarheid van gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en gronden in verband met calamiteiten.
6.4 Afwijken van de bouwregels
6.4.1 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in:
artikel 6.2.2sub a tot een hoogte van maximaal 15 meter;
artikel 6.2.2 sub c tot een hoogte van maximaal 5 meter.
6.4.2 Voorwaarden
Aan de afwijkingsbevoegdheid als bedoeld in artikel 6.4.1 wordt slechts toepassing gegeven indien:
de landschappelijke, natuurwetenschappelijke en/of cultuurhistorische waarden van aangrenzende gronden niet onevenredig worden aangetast;
geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.
6.5 Afwijken van de gebruiksregels
6.5.1 Afwijken gebruiksregels
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in:
artikel 6.1 voor het realiseren van jongerenontmoetingsplaatsen;
artikel 6.1 voor het gebruiken van maximaal 10% van het bestemmingsvlak voor parkeervoorzieningen.
6.5.2 Voorwaarden
Aan de afwijkingsbevoegdheid als bedoeld in artikel 6.5.1 wordt slechts toepassing gegeven indien:
de landschappelijke, natuurwetenschappelijke en/of cultuurhistorische waarden van aangrenzende gronden niet onevenredig worden aangetast;
geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.
Artikel 7 Recreatie-Verblijfsrecreatie 1
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Recreatie-Verblijfsrecreatie' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - molen': uitsluitend een molenstomp;
centrumvoorzieningen met detailhandel, horeca tot en met categorie 1b, sportaccommodatie, speelvoorzieningen, een receptie, magazijnen, kantoren, vergaderruimten, gebouwen ten behoeve van onderhoud en beheer ten dienste van de recreatieve voorzieningen;
wonen ten behoeve van het bedrijf;
aan huis gebonden beroeps- en bedrijfsactiviteiten;
sanitaire voorzieningen, wegen, paden, parkeervoorzieningen, water, groenvoorzieningen, tuinen,erven,voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding, andere voorzieningen ten dienste van de bestemming en nutsvoorzieningen.
7.2 Bouwregels
Op de gronden mogen, met in achtneming van de op de verbeelding aangegeven aanduidingen, de volgende bouwwerken worden gebouwd danwel geplaatst;
gebouwen;
maximaal één bedrijfswoning met de daarbij behorende bouwwerken;
kampeermiddelen;
bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
7.2.1 Algemeen
Voor het bouwen van bouwwerken gelden de volgende bepalingen:
de gebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd met inachtname van een bebouwingspercentage van maximaal 5% buiten het op de verbeelding aangegeven bouwvlak en een bebouwingspercentage van maximaal 75% binnen het op de verbeelding aangegeven bouwvlak;
gebouwen ten dienste van centrumvoorzieningen mogen uitsluitend binnen het op de verbeelding aangegeven bouwvlak worden gebouwd;
de bedrijfsvloeroppervlakte ten behoeve van detailhandelsvoorzieningen bedraagt maximaal 400 m² met dien verstande dat ten behoeve van de verkoop van kampeermiddelen geen nieuwe zelfstandige gebouwen gebouwd mogen worden;
de goot- en bouwhoogte van een gebouw bedragen maximaal 6,00 meter respectievelijk 10,00 meter;
de oppervlakte van sanitairgebouwen, gebouwen voor onderhoud en opslag en overige niet voor bewoning bestemde gebouwen bedraagt maximaal 250 m² per gebouw;
het aantal standplaatsen voor trekkershutten en campingcottages bedraagt maximaal 25;
7.2.2 Bedrijfswoningen
Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende bepalingen:
er mag uitsluitend binnen het op de verbeelding aangegeven bouwvlak een bedrijfswoning worden gebouwd;
de inhoud van een bedrijfswoning bedraagt maximaal 750 m³;
de goot- en bouwhoogte van een bedrijfswoning bedragen maximaal 6,00 meter respectievelijk 10,00 meter;
bij een bedrijfswoning mogen bijbehorende bouwwerken worden gebouwd met een gezamenlijke oppervlakte van maximaal 60 m²;
de goot- en bouwhoogte van een bijbehorend bouwwerk bedragen maximaal 3,5 meter respectievelijk 6 meter.
7.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen tussen de voorgevelrooilijn en de openbare weg bedraagt maximaal 1 meter;
de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen elders bedraagt maximaal 2 meter;
de bouwhoogte van vlaggenmasten bedraagt maximaal 8 meter;
de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt maximaal 2 meter.
7.3 Nadere eisen
7.3.1 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen, nadere eisen te stellen ten aanzien van de situering en afmetingen van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, indien zulks noodzakelijk is:
ter voorkoming van een onevenredige aantasting van de landschappelijke, natuurwetenschappelijke en/of cultuurhistorische waarden van aangrenzende gronden;
ter voorkoming van een onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;
ten behoeve van de landschappelijke inpassing;
ten behoeve van de milieusituatie;
ten behoeve van de verkeersveiligheid.
7.3.2 Voorwaarden
De in artikel 7.3.1 bedoelde nadere eisen mogen slechts worden gesteld met het doel te voorkomen dat de belangen van derden worden geschaad of afbreuk wordt gedaan aan de doeleinden van het plan en met het oog op de bereikbaarheid van gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en gronden in verband met calamiteiten.
7.4 Afwijken van de bouwregels
7.4.1 Gebouwen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in:
artikel 7.2.1 sub a tot een bebouwingspercentage van maximaal 6% buiten het op de kaart aangegeven bouwvlak en en een bebouwingspercentage van maximaal 85% binnen het op de verbeelding aangegeven bouwvlak;
artikel 7.2.1, sub d tot een overschijding van de maximale goot- en bouwhoogte met maximaal 1 meter;
artikel 7.2.1, sub e tot een oppervlakte van maximaal 400 m² per gebouw;
artikel 7.2.1, sub f tot een maximum van 50 trekkershutten en campingcottages;
7.4.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in:
artikel 7.2.3 sub c tot een hoogte van maximaal 10 meter;
artikel 7.2.3 sub d tot een hoogte van maximaal 10 meter.
7.4.3 Voorwaarden
Aan de afwijkingsbevoegdheid als bedoeld in de artikelen 7.4.1 en 7.4.2 wordt slechts toepassing gegeven indien:
het samenhangend straat- en bebouwingsbeeld en de (verkeers)veiligheid niet worden aangetast;
geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.
7.5 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
het permanent bewonen of laten bewonen van recreatiewoningen;
het gebruik van meer dan 10% van de gronden binnen het plangebied ten behoeve van de verkoop van kampeermiddelen;
Artikel 8 Recreatie-Verblijfsrecreatie 2
8.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Recreatie-Verblijfsrecreatie 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
verblijfsrecreatie;
wonen ten behoeve van het bedrijf;
aan huis gebonden beroeps- of bedrijfsactiviteiten;
detailhandelsvoorzieningen ten dienste van de bestemming;
horecavoorzieningen tot en met categorie 1b ten dienste van de bestemming;
sanitaire voorzieningen, wegen, paden, parkeervoorzieningen, water, groenvoorzieningen, tuinen,erven,voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding, andere voorzieningen ten dienste van de bestemming en nutsvoorzieningen.
8.2 Bouwregels
Op de gronden mogen, met in achtneming van de op de verbeelding aangegeven aanduidingen, de volgende bouwwerken worden gebouwd:
gebouwen
kampeermiddelen;
maximaal één bedrijfswoning met de daarbij behorende bouwwerken;
bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
8.2.1 Algemeen
Voor het bouwen van bouwwerken gelden de volgende bepalingen:
de gebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd met inachtname van een bebouwingspercentage van maximaal 15% buiten het op de verbeelding aangegeven bouwvlak en een bebouwingspercentage van maximaal 100% binnen het op de verbeelding aangegeven bouwvlak;
de in artikel 8.1 sub a,b,c,d en e benoemde gebouwen mogen uitsluitend binnen het op de verbeelding aangegeven bouwvlak worden gebouwd;
de bedrijfsvloeroppervlakte ten behoeve van detailhandelsvoorzieningen bedraagt gezamelijk maximaal 250 m²;
de bedrijfsvloeroppervlakte ten behoeve van horecavoorzieningen bedraagt gezamelijk maximaal 250 m²;
er mogen maximaal zes chalets worden geplaatst;
de bebouwde oppervlakte van een chalet bedraagt maximaal 80 m²
de goot- en bouwhoogte van een chalet bedraagt maximaal 3,5 respectievelijk 6 meter.
8.2.2 Bedrijfswoningen
Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende bepalingen:
de inhoud van een bedrijfswoning bedraagt maximaal 750 m³;
de goot- en bouwhoogte van een bedrijfswoning bedragen maximaal de op de verbeelding aangegeven maat;
bij iedere bedrijfswoning mogen bijbehorende bouwwerken worden gebouwd met een gezamenlijke oppervlakte van maximaal 60 m²;
de goot- en bouwhoogte van een bijbehorend bouwwerk bedragen maximaal 3,2 meter respectievelijk 5 meter.
8.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen tussen de voorgevelrooilijn en de openbare weg bedraagt maximaal 1 meter;
de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen elders bedraagt maximaal 2 meter;
de bouwhoogte van vlaggenmasten bedraagt maximaal 8 meter;
de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt maximaal 2 meter.
8.3 Nadere eisen
8.3.1 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen, nadere eisen te stellen ten aanzien van de situering en afmetingen van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, indien zulks noodzakelijk is:
ter voorkoming van een onevenredige aantasting van de landschappelijke, natuurwetenschappelijke en/of cultuurhistorische waarden van aangrenzende gronden;
ter voorkoming van een onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;
ten behoeve van de landschappelijke inpassing;
ten behoeve van de milieusituatie;
ten behoeve van de verkeersveiligheid.
8.3.2 Voorwaarden
De in artikel 8.3.1 bedoelde nadere eisen mogen slechts worden gesteld met het doel te voorkomen dat de belangen van derden worden geschaad of afbreuk wordt gedaan aan de doeleinden van het plan en met het oog op de bereikbaarheid van gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en gronden in verband met calamiteiten.
8.4 Afwijken van de bouwregels
8.4.1 Gebouwen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in:
artikel 8.2.1 sub a tot een bebouwingspercentage van maximaal 16% buiten het op de kaart aangegeven bouwvlak;
artikel 8.2.1 sub c en sub d tot een oppervlakte van maximaal 350 m²;
artikel 8.2.1 sub g en artikel 8.2.2 sub b tot een overschijding van de maximale goot- en bouwhoogte met maximaal 1 meter;
8.4.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in:
artikel 8.2.3 sub c tot een hoogte van maximaal 10 meter;
artikel 8.2.3 sub d tot een hoogte van maximaal 10 meter.
8.4.3 Voorwaarden
Aan de afwijkingsbevoegdheid als bedoeld in de artikelen 8.4.1 en 8.4.2 wordt slechts toepassing gegeven indien:
het samenhangend straat- en bebouwingsbeeld en de (verkeers)veiligheid niet worden aangetast;
geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.
8.5 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
het permanent bewonen of laten bewonen van recreatiewoningen;
het aanbieden van faciliteiten voor verblijfsrecreatie anders dan door middel van bedrijfsmatige exploitatie.
Artikel 9 Tuin
9.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - paardenbak' tevens een paardenbak;
voortuinen, zijtuinen en achtertuinen, behorende bij de op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouwen;
voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding.
9.2 Bouwregels
Op de gronden mogen de volgende bouwwerken worden gebouwd:
bijbehorende bouwwerken;
bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
9.2.1 Bijbehorende bouwwerken
Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende bepalingen:
de bouwhoogte van een bijbehorende bouwwerk bedraagt maximaal 3 meter.
9.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen tussen de voorgevelrooilijn en de openbare weg bedraagt maximaal 1 meter;
de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen elders bedraagt maximaal 2 meter;
de bouwhoogte van vlaggenmasten bedraagt maximaal 8 meter;
de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt maximaal 3 meter.
9.3 Specifieke gebruiksregels
Tot een strijdig, gebruik met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
het gebruik van gronden voor de stalling en opslag van (aan het oorspronkelijk gebruik ontrokken) voer-, vaar- of vliegtuigen en kampeermiddelen;
het gebruik van gronden voor het storten van puin en afvalstoffen;
het gebruik van gronden voor reclamedoeleinden.
Artikel 10 Verkeer
10.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
wegen, straten en paden;
bij deze doeleinden behorende voorzieningen zoals pleinen, terrassen, markten, standplaatsen, parkeervoorzieningen, groen, water, waterhuishoudkundige voorzieningen, nutsvoorzieningen, sport-, en speelvoorzieningen, jongerenontmoetingsplaatsen, straatmeubilair, geluidwerende voorzieningen, kiosken, afvalverzamelvoorzieningen, reclame-uitingen, voorwerpen van beeldende kunst en gedenktekens.
10.2 Bouwregels
Op de gronden mogen de volgende bouwwerken worden gebouwd:
bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
10.2.1 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
de bouwhoogte van lichtmasten en vlaggenmasten bedraagt maximaal 8 meter;
de bouwhoogte van speelvoorzieningen bedraagt maximaal 4 meter;
de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt maximaal 2 meter.
10.3 Nadere eisen
10.3.1 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen, ten behoeve van de verkeersveiligheid nadere eisen te stellen ten aanzien van de plaats en afmetingen van bebouwing.
10.4 Afwijken van de bouwregels
10.4.1 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in:
artikel 10.2.1 sub a tot een hoogte van maximaal 15 meter;
artikel 10.2.1 sub b en c tot een hoogte van maximaal 10 meter.
10.4.2 Voorwaarden
Aan de afwijkingsbevoegdheid als bedoeld in de artikelen 10.4.1 en 10.4.1 wordt slechts toepassing gegeven indien:
het samenhangend straat- en bebouwingsbeeld en de (verkeers)veiligheid niet worden aangetast;
geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.
10.5 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
het in gebruik nemen van onbebouwde gronden ten behoeve van opslagdoeleinden. Het opslaan in open ruimten van bouwmaterialen, puin en specie is uitsluitend toegestaan in verband met normale onderhoudswerkzaamheden dan wel ter verwezenlijking van de bestemming.
Artikel 11 Water
11.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
wateraanvoer en -afvoer, waterberging, waterhuishouding, paden, waterpartijen, vijvers en (primaire) waterlopen, alsmede voor bruggen, dammen, groenvoorzieningen, voorzieningen ten dienste van de waterkering en nutsvoorzieningen;
bij deze doeleinden behorende voorzieningen, zoals bermen, bermsloten en beplantingen;
11.2 Bouwregels
Op de gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:
bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
11.2.1 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
de bouwhoogte van speelvoorzieningen bedraagt maximaal 3 meter;
de bouwhoogte van bewegwijzering bedraagt maximaal 4,5 meter boven NAP;
de bouwhoogte van masten bedraagt maximaal 8 meter boven NAP.
11.3 Afwijken van de bouwregels
11.3.1 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in:
artikel 11.2.1 sub c tot een hoogte tot maximaal 10 meter boven NAP.
Artikel 12 Wonen
12.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
de huisvesting van personen in een woning;
aan huis gebonden beroeps- of bedrijfsactiviteiten;
ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorie': het behoud en herstel van de ter plaatse aanwezige of potentiële cultuurhistorie;
ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen-schuur': uitsluitend de opslag en berging van goederen en stoffen waarvoor geen melding gedaan hoeft te worden dan wel een vergunning is vereist op grond van milieuwetgeving en/of het hobbymatig houden van dieren;
parkeervoorzieningen, tuinen, erven, paden, voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding en andere voorzieningen ten dienste van de bestemming.
12.2 Bouwregels
Op de gronden mogen, met in achtneming van de op de verbeelding aangegeven aanduidingen, de volgende bouwwerken worden gebouwd:
hoofdgebouwen;
bijbehorende bouwwerken;
bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
12.2.1 Algemeen
Voor het bouwen van bouwwerken gelden de volgende bepalingen:
ter plaatse van de aanduiding 'aaneengebouwd' zijn uitsluitend minimaal drie aaneengebouwde woningen toegestaan;
ter plaatse van de aanduiding 'twee-aan-een' zijn twee-aaneen gebouwde en vrijstaande woningen toegestaan;
ter plaatse van de aanduiding 'vrijstaand' zijn uitsluitend vrijstaande woningen toegestaan;
binnen het op de verbeelding aangegeven bouwvlak mogen hoofdgebouwen, bijbehorende bouwwerken en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
ter plaatse van de aanduiding 'erf' mogen uitsluitend bijbehorende bouwwerken en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, behorende bij het hoofdgebouw op hetzelfde bouwperceel;
op gronden buiten het bouwvlak en zonder aanduiding 'erf' mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde en geen overkappingen zijnde, worden gebouwd;
indien geen bebouwingspercentage is aangegeven, bedraagt de bebouwde oppervlakte van de gronden binnen het bouwvlak en ter plaatse van de aanduiding 'erf' gezamenlijk maximaal 50% met een maximum van 250 m².
12.2.2 Hoofdgebouwen
Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende bepalingen:
de goot- en bouwhoogte van een hoofdgebouw bedragen maximaal de op de verbeelding aangegeven maat;
de breedte van een hoofdgebouw - bijbehorende bouwwerken niet meegerekend - bedraagt op de gronden met de volgende aanduidingen minimaal:
- 'vrijstaand' en 'twee-aan-een': 6 meter;
- 'aaneengebouwd': 5 meter;
de afstand tussen een hoofdgebouw en de zijdelingse perceelsgrens bedraagt op de gronden met de volgende aanduidingen minimaal:
- 'vrijstaand': 3 meter;
- 'twee-aan-een': aan één zijde 3 meter;
- 'aaneengebouwd': voor de hoekwoning 2 meter.
12.2.3 Bijbehorende bouwwerken
Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende bepalingen:
de goot- en bouwhoogte van een bijbehorend bouwwerk bedragen maximaal 3,2 meter respectievelijk 5 meter;
de afstand tussen een bijbehorend bouwwerk en de voorgevelrooilijn bedraagt minimaal 3 meter.
12.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen tussen de voorgevelrooilijn en de openbare weg bedraagt maximaal 1 meter;
de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen elders bedraagt maximaal 2 meter;
de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt maximaal 2 meter.
12.3 Nadere eisen
12.3.1 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen, nadere eisen te stellen ten aanzien van:
de plaatsing van hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken ten opzichte van de perceelsgrens en ten opzichte van elkaar;
de dakhelling van hellende dakvlakken van gebouwen;
de plaatsing en vormgeving van bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
12.3.2 Voorwaarden
De in artikel 12.3.1 bedoelde nadere eisen mogen slechts worden gesteld met het doel te voorkomen dat de belangen van derden worden geschaad of afbreuk wordt gedaan aan de doeleinden van het plan en met het oog op de bereikbaarheid van gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en gronden in verband met calamiteiten.
12.4 Afwijken van de bouwregels
12.4.1 Hoofdgebouwen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in:
artikel 12.2.2 sub a, mits deze maat met maximaal 1 meter zal worden overschreden;
artikel 12.2.2 sub c voor een kortere afstand tot op de zijdelingse perceelsgrens.
12.4.2 Bijbehorende bouwwerken
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in:
artikel 12.2.3 sub b voor een kortere afstand tot op de voorgevelrooilijn.
12.4.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in:
artikel 12.2.4sub c tot een hoogte van maximaal 10 meter.
12.4.4 Voorwaarden
Aan de afwijkingsbevoegdheid als bedoeld in de artikelen 12.4.1, 12.4.2 en 12.4.3 wordt slechts toepassing gegeven indien:
het samenhangend straat- en bebouwingsbeeld en de (verkeers)veiligheid niet worden aangetast;
geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.
12.5 Wijzigingsbevoegdheid
12.5.1 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de aanduidingen binnen de bestemming 'Wonen' te wijzigen, met dien verstande dat:
dit passend is in het straat- en bebouwingsbeeld;
de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden aangetast;
de samenstelling van de woningvoorraad in de kern niet onevenredig wordt verstoord;
de te realiseren woning(en) past/passen binnen geldende gemeentelijke woningbouwplanning.
12.5.2 Procedureregel
Bij het toepassen van de wijzigingsbevoegdheid als bedoeld in artikel 12.5.1 zijn de algemene procedureregels van artikel 21 van toepassing.
Artikel 13 Waarde - Archeologie 1
13.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde – Archeologie 1' aangewezen gronden zijn primair bestemd voor het behoud van het ter plaatse aanwezige archeologisch waardevol gebied en van de ter plaatse aanwezige vindplaatsen, voor zover niet beschermd van rijkswege.
13.2 Bouwregels
13.2.1 Algemeen
Voor het bouwen van bouwwerken gelden de volgende bepalingen:
op deze gronden mogen ten behoeve van de in artikel 13.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van maximaal 2 meter;
ten behoeve van andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien:
burgemeester en wethouders beschikken over een verklaring van een archeologisch deskundige waaruit blijkt dat het opstellen van een rapport met daarin een beschrijving van de archeologische waarden van de betrokken locatie niet nodig is;
niet is voldaan aan het bepaalde onder 1: de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld;
de betrokken archeologische waarden, gelet op het onder 2 genoemde rapport, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het bouwen regels te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologische deskundige;
het bepaalde in artikel 13.2.1 sub b is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op één of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:
vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
een bouwwerk waarvan de oppervlakte van de verstoring maximaal 50 m² bedraagt;
een bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden niet dieper dan 40 cm wordt geplaatst.
13.3 Specifieke gebruiksregels
13.3.1 Verhouding tot andere dubbelbestemmingen
Voor zover de in artikel 13.1 bedoelde dubbelbestemming samenvalt met een of meer andere dubbelbestemmingen, worden – ook ten opzichte van de in artikel 13.1 bedoelde dubbelbestemming – de regels in acht genomen die bij deze andere dubbelbestemming(en) behoren.
13.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden
13.4.1 Verbod voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden zonder vergunning
Het is verboden zonder of in afwijking van een vergunning van burgemeester en wethouders de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
het uitvoeren van grondbewerkingen op een grotere diepte dan 40 cm, waartoe worden gerekend het afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen en aanleggen van drainage, tenzij deze werkzaamheden noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarvoor met toepassing van artikel 13.2.1 sub b of sub c een omgevingsvergunning voor het bouwen is verleend;
het verlagen of verhogen van het waterpeil, tenzij dit een maatregel is van de bevoegde waterbeheerder;
het planten of rooien van bomen waarbij de stobben worden verwijderd;
het aanbrengen van ondergrondse kabels en leidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.
13.4.2 Uitzondering op het verbod voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden
Het in artikel 13.4.1 vervatte verbod geldt niet voor het uitvoeren van:
werken en/of werkzaamheden die normaal beheer of onderhoud betreffen;
werken en/of werkzaamheden die op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan in uitvoering zijn;
werken en/of werkzaamheden die mogen worden uitgevoerd krachtens een verleende omgevingsvergunning voor het bouwen of een ontgrondingsvergunning;
werken en/of werkzaamheden waarbij geen grondbewerkingen plaatsvinden dieper dan 40 cm beneden het maaiveld;
werken en/of werkzaamheden waarvan de oppervlakte van de verstoring maximaal 50 m² bedraagt;
archeologisch onderzoek.
13.4.3 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden
De werken en werkzaamheden, zoals in artikel13.4.1 bedoeld, zijn slechts toelaatbaar, indien de aanvrager van de omgevingsvergunning aan de hand van nader archeologisch onderzoek kan aantonen dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden aanwezig zijn. Voorts wordt een omgevingsvergunning in ieder geval verleend indien:
de aanvrager van de omgevingsvergunning aan de hand van archeologisch onderzoek heeft aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden aanwezig zijn;
de aanvrager van de omgevingsvergunning een rapport heeft overgelegd waarin wordt aangetoond dat de archeologische waarden van het betrokken terrein in voldoende mate worden veiliggesteld;
de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de activiteiten niet worden geschaad of mogelijke schade wordt voorkomen door aan de omgevingsvergunning regels te verbinden, gericht op:
het treffen van maatregelen waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
het doen van opgravingen;
begeleiding van de activiteiten door de archeologisch deskundige;
alvorens omtrent het verlenen van een omgevingsvergunning te beslissen, winnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies in bij de archeologisch deskundige.
13.5 Wijzigingsbevoegdheid
13.5.1 Wijzigen bestemming
Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming van archeologisch waardevolle gebieden, met inachtneming van de volgende regels, wijzigen voor:
het toekennen van de aanduiding 'Rijksmonument' aan gronden die ingevolge artikel 3 van de Monumentenwet 1988 zijn of worden beschermd;
het toekennen van een lagere waarde aan gronden met de bestemming 'Waarde – Archeologie 1' indien uit archeologisch onderzoek blijkt dat deze gronden van een lagere archeologische waarde zijn.
13.5.2 Geheel of gedeeltelijk verwijderen archeologische bestemming
Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsvlak verwijderen, met inachtneming van de volgende regels:
uit archeologisch onderzoek is gebleken dat ter plaatse geen archeologische waarden aanwezig zijn;
op grond van archeologisch onderzoek wordt het niet meer noodzakelijk geacht dat het bestemmingsplan ter plaatse in bescherming en veiligstelling van archeologische waarden voorziet;
alvorens omtrent de vaststelling van een wijziging te beslissen, winnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies in bij een archeologisch deskundige.
13.5.3 Wijzigen vorm bestemmingsvlak
Burgemeester en wethouders kunnen de vorm van het bestemmingsvlak veranderen, met inachtneming van de volgende regels:
wijziging is op grond van archeologisch onderzoek noodzakelijk of gewenst met het oog op de bescherming of de veiligstelling van de ter plaatse aanwezige archeologische waarden;
zonder verandering van de vorm van het bestemmingsvlak kan de bebouwing ten behoeve van de voor de gronden geldende andere bestemming niet of niet doelmatig worden gerealiseerd;
er wordt geen onevenredige afbreuk gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;
alvorens omtrent de vaststelling van een wijziging te beslissen, winnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies in bij een archeologisch deskundige.
13.5.4 Procedureregel
Bij het toepassen van de bevoegdheid als bedoeld in de artikelen 13.5.1, 13.5.2 en 13.5.3 zijn de algemene procedureregels van artikel 21 van toepassing.
Artikel 14 Waarde - Archeologie 2
14.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde – Archeologie 2' aangewezen gronden zijn primair bestemd voor het behoud van het ter plaatse aanwezige archeologisch waardevol gebied en van de ter plaatse aanwezige vindplaatsen, voor zover niet beschermd van rijkswege.
14.2 Bouwregels
14.2.1 Algemeen
Voor het bouwen van bouwwerken gelden de volgende bepalingen:
op deze gronden mogen ten behoeve van de in artikel 14.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van maximaal 2 meter;
ten behoeve van andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien:
burgemeester en wethouders beschikken over een verklaring van een archeologisch deskundige waaruit blijkt dat het opstellen van een rapport met daarin een beschrijving van de archeologische waarden van de betrokken locatie niet nodig is;
niet is voldaan aan het bepaalde onder 1: de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld;
de betrokken archeologische waarden, gelet op het onder 2 genoemde rapport, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het bouwen regels te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologische deskundige;
het bepaalde in artikel 14.2.1 sub b is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op één of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:
vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
een bouwwerk waarvan de oppervlakte van de verstoring maximaal 250 m² bedraagt;
een bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden niet dieper dan 40 cm wordt geplaatst.
14.3 Specifieke gebruiksregels
14.3.1 Verhouding tot andere dubbelbestemmingen
Voor zover de in artikel 14.1 bedoelde dubbelbestemming samenvalt met een of meer andere dubbelbestemmingen, worden – ook ten opzichte van de in artikel 14.1 bedoelde dubbelbestemming – de regels in acht genomen die bij deze andere dubbelbestemming(en) behoren.
14.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden
14.4.1 Verbod voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden zonder vergunning
Het is verboden zonder of in afwijking van een vergunning van burgemeester en wethouders de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
het uitvoeren van grondbewerkingen op een grotere diepte dan 40 cm, waartoe worden gerekend het afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen en aanleggen van drainage, tenzij deze werkzaamheden noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarvoor met toepassing van artikel 14.2.1 sub b of sub c een omgevingsvergunning voor het bouwen is verleend;
het verlagen of verhogen van het waterpeil, tenzij dit een maatregel is van de bevoegde waterbeheerder;
het planten of rooien van bomen waarbij de stobben worden verwijderd;
het aanbrengen van ondergrondse kabels en leidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.
14.4.2 Uitzondering op het verbod voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden
Het in artikel 14.4.1 vervatte verbod geldt niet voor het uitvoeren van:
werken en/of werkzaamheden die normaal beheer of onderhoud betreffen;
werken en/of werkzaamheden die op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan in uitvoering zijn;
werken en/of werkzaamheden die mogen worden uitgevoerd krachtens een verleende omgevingsvergunning voor het bouwen of een ontgrondingsvergunning;
werken en/of werkzaamheden waarbij geen grondbewerkingen plaatsvinden dieper dan 40 cm beneden het maaiveld;
werken en/of werkzaamheden waarvan de oppervlakte van de verstoring maximaal 250 m² bedraagt;
archeologisch onderzoek.
14.4.3 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden
De werken en werkzaamheden, zoals in artikel 14.4.1 bedoeld, zijn slechts toelaatbaar, indien de aanvrager van de omgevingsvergunning aan de hand van nader archeologisch onderzoek kan aantonen dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden aanwezig zijn. Voorts wordt een omgevingsvergunning in ieder geval verleend indien:
de aanvrager van de omgevingsvergunning aan de hand van archeologisch onderzoek heeft aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden aanwezig zijn;
de aanvrager van de omgevingsvergunning een rapport heeft overgelegd waarin wordt aangetoond dat de archeologische waarden van het betrokken terrein in voldoende mate worden veiliggesteld;
de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de activiteiten niet worden geschaad of mogelijke schade wordt voorkomen door aan de omgevingsvergunning regels te verbinden, gericht op:
het treffen van maatregelen waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
het doen van opgravingen;
begeleiding van de activiteiten door de archeologisch deskundige;
alvorens omtrent het verlenen van een omgevingsvergunning te beslissen, winnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies in bij de archeologisch deskundige.
14.5 Wijzigingsbevoegdheid
14.5.1 Wijzigen bestemming
Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming van archeologisch waardevolle gebieden, met inachtneming van de volgende regels, wijzigen voor:
het toekennen van de aanduiding 'Rijksmonument' aan gronden die ingevolge artikel 3 van de Monumentenwet 1988 zijn of worden beschermd;
het toekennen van een lagere waarde aan gronden met de bestemming 'Waarde – Archeologie 2' indien uit archeologisch onderzoek blijkt dat deze gronden van een lagere archeologische waarde zijn.
14.5.2 Geheel of gedeeltelijk verwijderen archeologische bestemming
Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsvlak verwijderen, met inachtneming van de volgende regels:
uit archeologisch onderzoek is gebleken dat ter plaatse geen archeologische waarden aanwezig zijn;
op grond van archeologisch onderzoek wordt het niet meer noodzakelijk geacht dat het bestemmingsplan ter plaatse in bescherming en veiligstelling van archeologische waarden voorziet;
alvorens omtrent de vaststelling van een wijziging te beslissen, winnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies in bij een archeologisch deskundige.
14.5.3 Wijzigen vorm bestemmingsvlak
Burgemeester en wethouders kunnen de vorm van het bestemmingsvlak veranderen, met inachtneming van de volgende regels:
wijziging is op grond van archeologisch onderzoek noodzakelijk of gewenst met het oog op de bescherming of de veiligstelling van de ter plaatse aanwezige archeologische waarden;
zonder verandering van de vorm van het bestemmingsvlak kan de bebouwing ten behoeve van de voor de gronden geldende andere bestemming niet of niet doelmatig worden gerealiseerd;
er wordt geen onevenredige afbreuk gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;
alvorens omtrent de vaststelling van een wijziging te beslissen, winnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies in bij een archeologisch deskundige.
14.5.4 Procedureregel
Bij het toepassen van de bevoegdheid als bedoeld in de artikelen14.5.1, 14.5.2 en 14.5.3 zijn de algemene procedureregels van artikel 21 van toepassing.
HOOFDSTUK 3 Algemene regels
Artikel 15 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 16 Algemene bouwregels
16.1 Bestaande maten
de bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen die meer bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen als ten hoogste toelaatbaar worden aangehouden;
de bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen die minder bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen als ten minste toelaatbaar worden aangehouden;
in geval van herbouw is het bepaalde onder a en b uitsluitend van toepassing, indien de herbouw op dezelfde plaats plaatsvindt.
16.2 Overschrijding bouwgrenzen
De bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, mogen in afwijking van de verbeelding en hoofdstuk 2 uitsluitend worden overschreden door:
tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, trappen(huizen), galerijen, hellingbanen, erkers, funderingen, balkons, entreeportalen, veranda's en afdaken, alsmede andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen, mits de overschrijding niet meer dan 1,5 meter bedraagt.
16.3 Parkeergelegenheid en laad- en losruimte
Bij de uitoefening van de bevoegdheid tot het verlenen van een omgevingsvergunning voor een bouwactiviteit geldt de regel dat voldoende parkeergelegenheid voor auto’s wordt gerealiseerd, alsook, indien de bestemming van een gebouw daartoe aanleiding geeft, voldoende ruimte voor het laden en lossen van goederen, met dien verstande dat:
voldoende parkeergelegenheid betekent dat wordt voldaan aan de normen in het ‘Parkeerbeleidsplan 2009 - 2020' (vastgesteld door de gemeenteraad d.d. 18 februari 2010), zoals opgenomen in de bijlage bij de regels, of, indien dit document gedurende de planperiode wordt gewijzigd, aan de normen die in deze wijziging worden opgenomen;
indien het bedoelde onder a. onvoldoende uitsluitsel geeft over het te realiseren aantal parkeerplaatsen, de parkeerkencijfers van het CROW worden toegepast;
parkeergelegenheid en laad- en losruimte op eigen terrein wordt gerealiseerd en in stand wordt gehouden.
16.4 Afwijkingsbevoegdheid
16.4.1 Afwijken
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in:
16.3, indien het voldoen aan de parkeernormen door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit;
artikel 16.3, indien op een andere wijze in voldoende parkeergelegenheid, dan wel laad- en losruimte wordt voorzien.
16.4.2 Voorwaarden
Aan de afwijkingsbevoegdheid als bedoeld in artikel 16.4.1 wordt slechts toepassing gegeven indien:
het samenhangend straat- en bebouwingsbeeld en de (verkeers)veiligheid niet worden aangetast;
geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.
Artikel 17 Algemene gebruiksregels
Het is verboden de in de dit plan begrepen gronden, gebouwen en bouwwerken te gebruiken, te doen of te laten gebruiken op een wijze of tot een doel strijdig met de in dit plan aan de grond gegeven bestemming. Tot het verboden gebruik wordt in ieder geval gerekend het gebruiken, te doen of te laten gebruiken van gronden voor de exploitatie van een seksinrichting, een escortbedrijf en raam- en straatprostitutie.
Verder wordt onder strijdig gebruik in ieder geval verstaan:
onbebouwde gronden te gebruiken of te laten gebruiken:
- als opslagplaats voor bagger en grondinspectie;
- als opslagplaats voor vaten, kisten, al dan niet voor gebruik geschikte werktuigen en machines of onderdelen daarvan, oude en nieuwe (bouw)materialen en afval;
- puin, grind of brandstoffen.
Artikel 18 Algemene aanduidingsregels
18.1 Veiligheidszone LPG
18.1.1 Bouwregels
Binnen de aanduiding "Veiligheidszone LPG" zijn nieuwe kwetsbare objecten niet toegestaan.
18.1.2 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in artikel 18.1, wordt in ieder geval gerekend:
het gebruik van de gronden en bouwwerken als kwetsbaar of beperkt kwetsbaar object.
18.1.3 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, het bestemmingsplan wijzigen in die zin dat:
de bestemming veiligheidszone LPG van de verbeelding wordt verwijderd, mits:
de betreffende risicovolle inrichting ter plaatse is beëndigd;
de bestemming veiligheidszone :PG op de verbeelding wordt gewijzigd (verkleind), mits:
voor de risicovolle inrichting een vergunning ingevolge de Wet milieubeheer is verleend of gewijzigd;
de ligging van de zone is afgestemd op de met deze vergunning corresponderende veiligheidsafstand ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen;
zich binnen de gewijzigde zone geen kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten bevinden;
geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de veiligheid van personen;
advies wordt ingewonnen bij de Veiligheidsregio.
Artikel 19 Algemene afwijkingsregels
19.1 Afwijkingsbevoegdheid
19.1.1 Afwijkingsregels
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij een omgevingsvergunning af te wijken van de regels in dit plan voor:
het oprichten van antennes en masten tot een hoogte van maximaal 15 meter;
geringe afwijkingen, die in het belang zijn van een ruimtelijk of technisch beter verantwoorde plaatsing van bouwwerken of die noodzakelijk zijn in verband met de werkelijke toestand van het terrein;
overschrijdingen van maten (waaronder percentages) met ten hoogste 10% met dien verstande dat deze bepaling niet van toepassing is op de inhoudsmaat van bedrijfswoningen.
19.1.2 Voorwaarden
Aan de afwijkingsbevoegdheid als bedoeld in artikel 19.1.1 wordt slechts toepassing gegeven indien:
het samenhangend straat- en bebouwingsbeeld en de (verkeers)veiligheid niet worden aangetast;
geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.
Artikel 20 Algemene wijzigingsregels
20.1 Wijzigingsbevoegdheid
20.1.1 Geringe afwijkingen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen ten behoeve van geringe afwijkingen, die in het belang zijn van een ruimtelijke of technisch beter verantwoorde plaatsing van gebouwen of bouwwerken, geen gebouwen zijnde, of die noodzakelijk zijn in verband met de werkelijke toestand van het terrein. Hierbij zijn verschuivingen van de bestemmingsgrens met maximaal 5 meter toelaatbaar.
20.1.2 Procedureregel
Bij het toepassen van de bevoegdheid als bedoeld in artikel 20.1.1 zijn de algemene procedureregels van artikel 21 van toepassing.
Artikel 21 Algemene procedureregels
21.1 Procedure bij toepassing wijzigingsbevoegdheid
Indien in de regels naar deze bepaling is verwezen, is op de voorbereiding van een besluit tot wijziging van een bestemmingsplan de in afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht geregelde procedure van toepassing.
Artikel 22 Strafbepaling
Overtreding van het bepaalde in:
artikel 3.6.1
artikel 5.5.1
artikel 13.4.1
artikel 14.4.1
is een strafbaar feit in de zin van artikel 1a onder 2 van de Wet op de economische delicten.
HOOFDSTUK 4 Overgangs- en slotregels
Artikel 23 Overgangsrecht
23.1 Overgangsrecht gebruik
het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in artikel 23.1 sub a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
indien het gebruik, bedoeld in artikel 23.1 sub a, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
artikel 23.1 sub a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsregels van dat plan.
23.2 Overgangsrecht bouwwerken
een bouwwerk dat op het tijdstip van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
- gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk teniet is gedaan;
burgemeester en wethouders kunnen eenmalig afwijken van artikel 23.2 sub a voor het vergoten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in artikel 23.2 sub a met maximaal 10%;
artikel 23.2 sub a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
Artikel 24 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als: regels van het bestemmingsplan Bebouwde kom Oud Sabbinge