direct naar inhoud van Bijlage 4 Ecologisch onderzoek
Plan: Goes Oosthof te 's-Heer Arendskerke
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0664.BPHA07-VG99

Bijlage 4 Ecologisch onderzoek

In deze bijlage is het ecologisch onderzoek beschreven. Eerst wordt ingegaan op het toetsingskader dat door wettelijke regelingen wordt bepaald. Vervolgens zijn de uitkomsten en de conclusies van de onderzoeken weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0664.BPHA07-VG99_0006.jpg"

Figuur B4.1. Beeld van de bebouwing, tuin en vijver

Toetsingskader

Flora- en faunawet (soortbescherming)

Wat de soortenbescherming betreft is de Flora- en faunawet van belang. Deze wet is gericht op de bescherming van dier- en plantensoorten in hun natuurlijke leefgebied. De Flora- en faunawet bevat onder meer verbodsbepalingen met betrekking tot het aantasten, verontrusten of verstoren van beschermde dier- en plantensoorten, hun nesten, holen en andere voortplantings- of vaste rust- en verblijfsplaatsen. De wet maakt hierbij een onderscheid tussen 'licht' en 'zwaar' beschermde soorten. Indien sprake is van bestendig beheer, onderhoud of gebruik dan wel van ruimtelijke ontwikkeling of inrichting, gelden voor sommige, met name genoemde soorten, de verbodsbepalingen van de Flora- en faunawet níet. Er is dan sprake van vrijstelling op grond van de wet. Voor zover deze vrijstelling niet van toepassing is, bestaat de mogelijkheid om van de verbodsbepalingen ontheffing te verkrijgen van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit.

De Flora- en faunawet is in zoverre voor de onderhavige ontwikkeling van belang, dat bij de voorbereiding van het plan moet worden onderzocht of deze wet de uitvoering van de mogelijke ontwikkelingen niet in de weg staat. Dit is het geval als ingrepen nodig zijn waarvoor ontheffing ingevolge de Flora- en faunawet zal worden verkregen. In dat geval is de ontwikkeling vanwege de Flora- en faunawet niet uitvoerbaar.

Natuurbeschermingswet 1998 (gebiedsbescherming)

Bij de voorbereiding van het plan moet worden onderzocht of de Natuurbeschermingswet de uitvoering van de ontwikkeling niet in de weg staat. De Natuurbeschermingswet staat de uitvoering van het project in de weg, wanneer de uitvoering tot ingrepen noodzaakt waarvan moet worden aangenomen dat daarvoor geen vergunning ingevolge de Natuurbeschermingswet zal kunnen worden verkregen.

Huidige ecologische waarden

Het plangebied omvat de huidige bebouwing en tuin. Het betreft een tuin met veel gras, stuiken enige opgaande beplanting en een vijver (zie figuur B4.1).

Het natuurloket laat zien dat het kilometerhok waarin het plangebied is gelegen (046-390) goed is onderzocht op vaatplanten, zoogdieren, watervogels en libellen. Naast de kern van 's-Heer Arendskerke om dit kilometerhok ook agrarische gebieden, de oude rijksweg en enige dijken. Op grond van een veldverkenning (16 januari 2009) en gegevens van het Natuurloket worden de volgende beschermde soorten in het plangebied verwacht.

Flora

Op het terrein zijn tijdens de veldverkenning geen beschermde soorten waargenomen. Gezien het gebruik en intensieve onderhoudsniveau van de tuin zijn beschermde planten niet te verwachten.

Vogels

In de tuin en direct rond de huidige bebouwing zijn broedvogels te verwachten. Het betreft hier broedvogels die hun nest in struweel, bomen en rond bebouwing maken. De bomen zijn nog relatief jong daardoor zijn er geen broedvogels met een vaste nestplaats (zoals zwarte kraai) te verwachten.

Zoogdieren

Het Natuurloket geeft aan dat er in het kilometerhok waarin het plangebied is gelegen in totaal 11 verschillende zoogdieren zijn waargenomen die staan vermeld op tabel 1 van de Flora- en faunawet. Er zijn geen soorten van 2/3 waargenomen.

In de tuin zijn kleine zoogdieren aanwezig. Tijdens het veldbezoek zijn sporen van mol en muizen waargenomen. Het betreft hier algemene soorten die staan vermeld op tabel 1 van de Flora- en faunawet. De huidige bebouwing is niet geschikt als verblijfplaats voor vleermuizen.

Amfibieën

Het Natuurloket laat er viersoorten zijn waargenomen die staan vermeld op tabel 1 en een soort die staat vermeld op tabel 2/3 en tevens valt onder de Habitatrichtlijn. Naar verwachting is dit de rugstreeppad.

Door de aanwezigheid van een vijver in het plangebied is er sprake van een geschikt voortplantingsbiotoop en landbiotoop voor amfibieën. Door de wijze van aanleg en onderhoud is de vijver slechts beperkt geschikt (stenen opstaande rand, zie figuur 4.1) De tuin en de directe omgeving van de bebouwing zijn slechts beperkt geschikt als landbiotoop. Dit vanwege de intensieve onderhoud van struikbeplanting. Kort geschoren gras is ongeschikt als landbiotoop. Toch zijn in het plangebied de algemene soorten als kleine watersalamander, groene kikker en gewone pad te verwachten. Deze staan vermeld op tabel 1 van de Flora- en faunawet.

Het gebied is niet geschikt als landbiotoop voor de rugstreeppad, daar er nauwelijks open grond aanwezig is.

Overige soortgroepen

Het plangebied is ongeschikt als biotoop voor overige beschermde soorten.

Toetsing aan Flora- en faunawet

Eventuele sloop van de bestaande bebouwing, grondwerkzaamheden en de bouw leiden mogelijk tot verstoring en / of aantasting van beschermde soorten zoals de kleine zoogdieren, broedvogels en amfibieën. Het betreft hier algemene soorten (tabel 1 van de Flora- en faunawet) waarvoor een vrijstelling geldt. In het plangebied komen geen soorten van tabel 2 en 3 van de Flora- en faunawet voor. De aanvraag van een ontheffing in het kader van de Flora- en faunawet is dan ook niet noodzakelijk.

Broedvogels mogen niet worden verstoord. Dit kan door de werkzaamheden buiten het broedseizoen (broedseizoen is van 15 maart t / m 15 juli) op te starten of door minimaal 20 meter rond een nest geen werkzaamheden uit te voeren.

Op grond van de beschikbare gegevens moet de kans niet worden uitgesloten dat de rugstreeppad zich tijdens de aanleg werkzaamheden vestigt. Door het werkterrein dusdanig af te werken dat er geen ondiepe plassen aanwezig zijn wordt voorkomen dat het werkgebied aantrekkelijk is voor rugstreeppadden. Indien deze voorzorgmaatregelen worden genomen is de kans nihil dat rugstreeppadden zich vestigen. Overwogen zou kunnen worden om het werkterrein gedurende het voortplantingsseizoen te monitoren op de eventuele aanwezigheid van deze soort.

Zorgvuldig handelen

In de Flora- en faunawet staat ook het principe van "zorgvuldige handelen" beschreven. Dit is gericht op het voorkomen van onnodige slachtoffers (ook al geldt voor deze soorten een vrijstelling). Uit het oogpunt van zorgvuldig handelen is het wenselijk om ruim voorafgaande aan de feitelijke ingreep de gras- en oevervegetatie, waar ingrepen zullen plaatsvinden, (frequent) kort te maaien en het maaisel af te voeren. Hierdoor wordt het gebied minder geschikt als leefgebied voor kleine zoogdieren en amfibieën. Deze zullen wegtrekken of zich niet vestigen. De kans op het onbewust doden van deze toch (algemene) dieren is daardoor duidelijk geringer en hiermee kan worden voldaan aan de doelstelling ten aanzien van het zorgvuldig handelen, zoals vastgelegd in de Flora- en faunawet.

Gebiedsbescherming

De locatie vormt geen onderdeel van een beschermd natuurgebied, zoals bedoeld in de Natuurbeschermingswet 1998. Ook in de nabije omgeving zijn geen beschermde natuurgebieden gelegen. De afstand is dusdanig dat er geen sprake kan zijn van beïnvloeding.

Er is derhalve geen sprak van verstoring van beschermde natuurwaarden of potenties als gevolg van externe werking.

Conclusie

Geconcludeerd wordt dat voor de beoogde functieveranderingen geen ontheffing in het kader van de Flora- en faunawet vereist is. Wat de gebieds- en soortenbescherming betreft mag worden geconcludeerd dat zowel de Natuurbeschermingswet 1998 als de Flora- en faunawet geen beletsel vormen voor deze planherziening.