Plan: | Aria |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0664.BPGZ27-VG99 |
In deze regels wordt verstaan onder:
het bestemmingsplan 'Aria' met NL.IMRO.0664.BPGZ27-VG99 van de gemeente Goes;
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
een beroeps- of bedrijfsactiviteit, niet zijnde prostitutie, die in hoofdzaak niet-publieksaantrekkend is en die door een bewoner op kleine schaal in of bij een woning wordt uitgeoefend, bed & breakfast daaronder begrepen, waarbij de woning haar woonfunctie behoudt en de desbetreffende activiteit een ruimtelijke uitstraling heeft die in overeenstemming is met de woonfunctie, met inachtneming van de volgende regels:
een installatie bestaande uit een antenne, een antennedrager, de bedrading en de al dan niet in een techniekkast opgenomen apparatuur, met de daarbijbehorende bevestigingsconstructie;
de aan het gebied toegekende waarde gekenmerkt door voorwerpen of bewoningssporen van vroegere samenlevingen direct onder het aardoppervlak;
de aan een gebouw toegekende waarde gekenmerkt door de opbouw en/of indeling van de buitengevel, de dakopbouw en het materiaal en/of kleurgebruik, eventueel in samenhang met de omgeving;
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;
een onderneming waarbij het accent ligt op het vervaardigen, bewerken, installeren, inzamelen en verhandelen van goederen, waarbij eventueel detailhandel uitsluitend plaatsvindt als ondergeschikt onderdeel van de onderneming in de vorm van verkoop c.q. levering van de ter plaatse vervaardigde, bewerkte of herstelde goederen, dan wel goederen die in rechtstreeks verband staan met de uitgeoefende handelingen;
een gebouw in of bij een bedrijf of op een terrein behorende bij een bedrijf, dat dient voor de huisvesting van een huishouden of een persoon wiens huisvesting daar, gelet op de bestemming van de grond ter plaatse van het bedrijf of het terrein behorende bij het bedrijf, noodzakelijk is;
afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen en aantallen, die op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan tot stand zijn gekomen of tot stand kunnen komen met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;
de grens van een bestemmingsvlak;
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
een gemeenschappelijke ruimte binnen een woonblok die gezamenlijk eigendom is van de omliggende woningeigenaren en mede ruimte biedt aan parkeren;
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;
de grens van een bouwvlak;
een aaneengesloten stuk grond waarop ingevolge de regels zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
de grens van een bouwperceel;
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die op de plaats van bestemming hetzij direct hetzij indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond, bedoeld om ter plaatse te functioneren;
uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw of ander bouwwerk, met een dak;
de aan een bouwwerk of een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis heeft gemaakt van dat bouwwerk of dat gebied;
een door burgemeester en wethouders aan te wijzen onafhankelijke deskundige of commissie van deskundigen inzake een specifiek aspect van de ruimtelijke ordening;
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, hieronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan diegenen die deze goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;
detailhandel in de volgende categorieën:
en in combinatie daarmee rechtstreeks samenhangende artikelen zoals accessoires, onderdelen, onderhoudsmiddelen en/of materialen;
het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen;
al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een gebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw;
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
een denkbeeldige dan wel op de verbeelding aangegeven lijn die strak loopt langs de gevel van een bouwwerk tot aan de perceelsgrenzen;
gebouw of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;
een bedrijf, gericht op één of meer van de navolgende activiteiten:
de belangen uit een oogpunt van een ongestoorde nuts- en energievoorziening en de veiligheid met betrekking tot een leiding;
educatieve, sociaal-medische, sociaal-culturele, levensbeschouwelijke en religieuze, sport- en recreatieve voorzieningen en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening, alsook ondergeschikte detailhandel ten dienste van deze voorzieningen;
een door het bevoegd gezag aan te wijzen onafhankelijke deskundige of commissie van deskundigen inzake milieu;
Normaal Amsterdams Peil;
een voorziening ten behoeve van het openbaar nut, zoals een transformatorhuisje, schakelhuisje, duiker of gemaalgebouwtje;
een bouwwerk geen gebouw zijnde, voorzien van een gesloten dak;
de grens van een bouwperceel;
een voor publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan: een prostitutiebedrijf, waaronder begrepen een erotisch-massagesalon, een seksbioscoop, raamprostitutie, seksautomatenhal, sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;
de Staat van Bedrijfsactiviteiten die deel uitmaakt van deze regels;
de Staat van Horeca-activiteiten die deel uitmaakt van deze regels;
denkbeeldige dan wel op de verbeelding aangegeven lijn die strak loopt langs de voorgevel van een hoofdgebouw tot aan de perceelsgrenzen;
het naar de wegzijde gekeerde deel van een hoofdgebouw. Indien meerdere delen van het hoofdgebouw naar de weg gekeerd zijn, is de op de verbeelding aangegeven gevellijn bepalend;
een gebouw dat dient voor de huisvesting van personen;
Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 afstanden
afstanden tussen bouwwerken onderling alsmede afstanden van bouwwerken tot perceelsgrenzen worden daar gemeten waar deze afstanden het kleinst zijn.
2.2 bouwhoogte van een bouwwerk
de hoogte van een bouwwerk wordt gemeten vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een bouwwerk, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen zoals schoorstenen, antennes en naar aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
2.3 bebouwd oppervlak
het bebouwd oppervlak van een bouwperceel of een ander terrein wordt bepaald door de oppervlakten van alle op een terrein gelegen gebouwen bij elkaar op te tellen, tenzij in de regels anders is bepaald;
2.4 Bebouwingspercentage
een op de verbeelding of in de regels aangeduid percentage, dat de grootte van het deel van een bouwperceel, toebehorend aan één eigenaar, aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd;
2.5 Breedte en diepte van een gebouw of bouwwerk, geen gebouw zijnde
tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels van het hart van de scheidsmuren;
2.6 Dakhelling
de dakhelling van een bouwwerk wordt gemeten langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
2.7 Goothoogte van een bouwwerk
de goothoogte van een bouwwerk wordt gemeten vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
2.8 Hoogte van een windmolen of windturbine
de hoogte van een windmolen of windturbine wordt gemeten vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de windmolen of windturbine;
2.9 Inhoud van een bouwwerk
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
2.10 Oppervlakte van een bouwwerk
de oppervlakte van een bouwwerk wordt gemeten tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
2.11 Verschillende goothoogte van een bouwwerk:
indien een gebouw met betrekking tot de constructiedelen als bedoeld onder 2.7 over verschillende hoogten beschikt, wordt als volgt gemeten:
2.12 Vloeroppervlakte
de gebruiksvloeroppervlakte volgens NEN2580.
De voor Gemengd aangewezen gronden zijn bestemd voor:
Op de gronden mogen, met in achtneming van de op de verbeelding aangegeven aanduidingen, de volgende bouwwerken worden gebouwd:
Voor het bouwen van hoofdgebouwen, niet zijnde bedrijfswoningen, gelden de volgende bepalingen:
Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende bepalingen:
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende bepalingen:
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen, nadere eisen te stellen ten aanzien van:
De in artikel 3.3.1 bedoelde nadere eisen mogen slechts worden gesteld met het doel te voorkomen dat de belangen van derden worden geschaad of afbreuk wordt gedaan aan de doeleinden van het plan en met het oog op de bereikbaarheid van gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en gronden in verband met calamiteiten.
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in:
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in:
Aan de afwijkingsbevoegdheid als bedoeld in de artikelen 3.4.1 en 3.4.2 wordt slechts toepassing gegeven indien:
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in:
Aan de afwijkingsbevoegdheid als bedoeld in artikel 3.6.1 wordt slechts toepassing gegeven indien: het samenhangend straat- en bebouwingsbeeld en de (verkeers)veiligheid niet worden aangetast; geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.
De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
Op de gronden mogen, met in achtneming van de op de verbeelding aangegeven aanduidingen, de volgende bouwwerken worden gebouwd:
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen, nadere eisen te stellen ten aanzien van:
De in lid 4.3.1 bedoelde nadere eisen mogen slechts worden gesteld met het doel te voorkomen dat de belangen van derden worden geschaad of afbreuk wordt gedaan aan de doeleinden van het plan en met het oog op de bereikbaarheid van gebouwen, bouwwerken geen gebouwen zijnde en gronden in verband met calamiteiten.
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in:
Aan de afwijkingsbevoegdheid als bedoeld in artikel 4.4.1 wordt slechts toepassing gegeven indien:
De voor Verkeer aangewezen gronden zijn bestemd voor:
Op de gronden mogen, met in achtneming van de op de verbeelding aangegeven aanduidingen, de volgende bouwwerken worden gebouwd:
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen, nadere eisen te stellen ten aanzien van:
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd af te wijken van het bepaalde in:
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd af te wijken van het bepaalde in:
Aan de afwijkingsbevoegdheid als bedoeld in de artikelen 5.4.1 en 5.4.2 wordt slechts toepassing gegeven indien:
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in artikel 5.1, wordt in ieder geval gerekend:
De voor Wonen aangewezen gronden zijn bestemd voor:
Op deze gronden mogen, met in achtneming van de op de verbeelding aangegeven aanduidingen, de volgende bouwwerken worden gebouwd:
Voor het bouwen van bouwwerken gelden de volgende bepalingen:
Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende bepalingen:
- 'vrijstaand' en 'twee-aaneen': 6 meter;
- 'aaneengebouwd': 5.40 meter;
- 'vrijstaand': 1 meter;
- 'twee-aaneen': aan één zijde 1 meter;
Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende bepalingen:
Voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen, nadere eisen te stellen ten aanzien van:
De in lid 6.3.1 bedoelde nadere eisen mogen slechts worden gesteld met het doel te voorkomen dat de belangen van derden worden geschaad of afbreuk wordt gedaan aan de doeleinden van het plan en met het oog op de bereikbaarheid van gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde en gronden in verband met calamiteiten.
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd af te wijken van het bepaalde in:
Bij afwijking zoals bedoeld in lid 6.4.1, 6.4.2 en 6.4.3 gelden de volgende voorwaarden:
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de op de verbeelding aangegeven aanduidingen binnen de bestemming 'Wonen' te wijzigen, met dien verstande dat:
De voor 'Wonen – Uit te werken-1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
Burgemeester en wethouders werken de in lid 7.1 omschreven bestemming uit overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6, lid 1, sub c Wro en met inachtneming van de aanduidingen op de verbeelding en de volgende regels:
Zolang de bestemming niet is uitgewerkt mogen burgemeester en wethouders slechts een omgevingsvergunning voor het bouwen verlenen, mits een (voor)ontwerp van het uitwerkingsplan ter inzage is gelegd.
De voor 'Wonen – Uit te werken-2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
Burgemeester en wethouders werken de in lid 8.1 omschreven bestemming uit overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6, lid 1, sub c Wro en met inachtneming van de aanduidingen op de verbeelding en de volgende regels:
Zolang de bestemming niet is uitgewerkt mogen burgemeester en wethouders slechts een omgevingsvergunning voor het bouwen verlenen, mits een (voor)ontwerp van het uitwerkingsplan ter inzage is gelegd.
De voor 'Leiding - Gas' aangewezen gronden zijn, naast de daarvoor aangewezen andere bestemming(en), primair bestemd voor de instandhouding en bescherming van gasleidingen;
In geval van strijdigheid van regels gaan de regels van dit artikel vóór de regels die op grond van andere artikelen op de desbetreffende gronden van toepassing zijn. Verder geldt voor zover de op de verbeelding weergegeven dubbelbestemmingen geheel of gedeeltelijk samenvallen, dat de dubbelbestemming 'Leiding-Gas' voorrang krijgt.
Voor het bouwen van bouwwerken gelden de volgende bepalingen:
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in:
Voor zover de in artikel 9.1 bedoelde dubbelbestemming samenvalt met één of meer andere dubbelbestemmingen, worden - ook ten opzichte van de in artikel 9.1 bedoelde dubbelbestemming - de regels in acht genomen die bij deze andere dubbelbestemming(en) behoren.
Het is verboden om zonder of in afwijking van een vergunning van burgemeester en wethouders binnen de op de verbeelding aangegeven zone van de in artikel 9.1 genoemde leidingen de volgende werken en/of werkzaamheden uit te voeren:
Het in artikel 9.5.1 vervatte verbod geldt niet voor het uitvoeren van:
De voor 'Waarde – Archeologie - 1' aangewezen gronden zijn primair bestemd voor het behoud van het ter plaatse aanwezige archeologisch waardevol gebied en van de ter plaatse aanwezige vindplaatsen, voor zover niet beschermd van rijkswege.
Voor zover de in lid 10.1 bedoelde dubbelbestemming samenvalt met een of meer andere dubbelbestemmingen, worden – ook ten opzichte van de in lid 10.1 bedoelde dubbelbestemming– de regels in acht genomen die bij deze andere dubbelbestemming(en) behoren.
Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Waarde – Archeologie - 1' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde of werkzaamheden van burgemeester en wethouders de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
Het verbod van lid 10.4.1 geldt niet voor het uitvoeren van:
De werken en werkzaamheden, zoals in lid 10.4.1 bedoeld, zijn slechts toelaatbaar, indien de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde of werkzaamheden aan de hand van nader archeologisch onderzoek kan aantonen dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden aanwezig zijn. Voorts wordt een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde of werkzaamheden in ieder geval verleend indien:
Burgemeester en wethouders kunnen met inachtneming van het bepaalde in artikel 3.6 Wro de bestemming van archeologisch waardevolle gebieden, met inachtneming van de volgende regels, wijzigen voor:
Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsvlak verwijderen, met inachtneming
van de volgende regels:
Burgemeester en wethouders kunnen de vorm van het bestemmingsvlak veranderen, met inachtneming van de volgende regels:
Bij het toepassen van de bevoegdheid als bedoeld in lid 10.5.1, 10.5.2 en 10.5.3 zijn de algemene procedureregels van artikel 20 van toepassing.
De voor 'Waarde – Archeologie - 2' aangewezen gronden zijn primair bestemd voor het behoud van het ter plaatse aanwezige archeologisch waardevol gebied en van de ter plaatse aanwezige vindplaatsen, voor zover niet beschermd van rijkswege.
Voor zover de in lid 11.1 bedoelde dubbelbestemming samenvalt met een of meer andere dubbelbestemmingen, worden – ook ten opzichte van de in lid 11.1 bedoelde dubbelbestemming– de regels in acht genomen die bij deze andere dubbelbestemming(en) behoren.
Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Waarde – Archeologie - 2' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde of werkzaamheden van burgemeester en wethouders de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
Het verbod van lid 11.4.1 geldt niet voor het uitvoeren van:
De werken en werkzaamheden, zoals in lid 11.4.1 bedoeld, zijn slechts toelaatbaar, indien de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde of werkzaamheden aan de hand van nader archeologisch onderzoek kan aantonen dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden aanwezig zijn. Voorts wordt een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde of werkzaamheden in ieder geval verleend indien:
Burgemeester en wethouders kunnen met inachtneming van het bepaalde in artikel 3.6 Wro de bestemming van archeologisch waardevolle gebieden, met inachtneming van de volgende regels, wijzigen voor:
Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsvlak verwijderen, met inachtneming
van de volgende regels:
Burgemeester en wethouders kunnen de vorm van het bestemmingsvlak veranderen, met inachtneming van de volgende regels:
Bij het toepassen van de bevoegdheid als bedoeld in lid 11.5.1, 11.5.2 en 11.5.3 zijn de algemene procedureregels van artikel 20 van toepassing.
De voor 'Waarde – Archeologie - 3 ' aangewezen gronden zijn primair bestemd voor het behoud van het ter plaatse aanwezige archeologisch waardevol gebied en van de ter plaatse aanwezige vindplaatsen, voor zover niet beschermd van rijkswege.
Voor zover de in lid 12.1 bedoelde dubbelbestemming samenvalt met een of meer andere dubbelbestemmingen, worden – ook ten opzichte van de in lid 12.1 bedoelde dubbelbestemming– de regels in acht genomen die bij deze andere dubbelbestemming(en) behoren.
Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Waarde – Archeologie 3' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde of werkzaamheden van burgemeester en wethouders de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
Het verbod van lid 12.4.1 geldt niet voor het uitvoeren van:
De werken en werkzaamheden, zoals in lid 12.4.1 bedoeld, zijn slechts toelaatbaar, indien de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde of werkzaamheden aan de hand van nader archeologisch onderzoek kan aantonen dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden aanwezig zijn. Voorts wordt een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde of werkzaamheden in ieder geval verleend indien:
Burgemeester en wethouders kunnen met inachtneming van het bepaalde in artikel 3.6 Wro de bestemming van archeologisch waardevolle gebieden, met inachtneming van de volgende regels, wijzigen voor:
Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsvlak verwijderen, met inachtneming
van de volgende regels:
Burgemeester en wethouders kunnen de vorm van het bestemmingsvlak veranderen, met inachtneming van de volgende regels:
Bij het toepassen van de bevoegdheid als bedoeld in lid 12.5.1, 12.5.2 en 12.5.3 zijn de algemene procedureregels van artikel 20 van toepassing.
De voor 'Waarde – Archeologie - 4' aangewezen gronden zijn primair bestemd voor het behoud van het ter plaatse aanwezige archeologisch waardevol gebied en van de ter plaatse aanwezige vindplaatsen, voor zover niet beschermd van rijkswege.
Voor zover de in lid 13.1 bedoelde dubbelbestemming samenvalt met een of meer andere dubbelbestemmingen, worden – ook ten opzichte van de in lid 13.1 bedoelde dubbelbestemming– de regels in acht genomen die bij deze andere dubbelbestemming(en) behoren.
Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Waarde – Archeologie 4' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde of werkzaamheden van burgemeester en wethouders de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
Het verbod van lid 13.4.1 geldt niet voor het uitvoeren van:
De werken en werkzaamheden, zoals in lid 13.4.1 bedoeld, zijn slechts toelaatbaar, indien de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde of werkzaamheden aan de hand van nader archeologisch onderzoek kan aantonen dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden aanwezig zijn. Voorts wordt een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde of werkzaamheden in ieder geval verleend indien:
Burgemeester en wethouders kunnen met inachtneming van het bepaalde in artikel 3.6 Wro de bestemming van archeologisch waardevolle gebieden, met inachtneming van de volgende regels, wijzigen voor:
Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsvlak verwijderen, met inachtneming
van de volgende regels:
Burgemeester en wethouders kunnen de vorm van het bestemmingsvlak veranderen, met inachtneming van de volgende regels:
Bij het toepassen van de bevoegdheid als bedoeld in lid 13.5.1, 13.5.2 en 13.5.3 zijn de algemene procedureregels van artikel 20 van toepassing.
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
De bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, mogen in afwijking van de plankaart en hoofdstuk 2 uitsluitend worden overschreden door:
Ter plaatse van de bestemmingen 'Wonen - Uit te werken-1', 'Wonen - Uit te werken-2' tezamen mogen maximaal 142 woningen worden opgericht.
Bij de uitoefening van de bevoegdheid tot het verlenen van een omgevingsvergunning voor een bouwactiviteit geldt de regel dat voldoende parkeergelegenheid voor auto’s wordt gerealiseerd, alsook, indien de bestemming van een gebouw daartoe aanleiding geeft, voldoende ruimte voor het laden en lossen van goederen. met dien verstande dat:
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in:
Aan de afwijkingsbevoegdheid als bedoeld in artikel 15.5.1 wordt slechts toepassing gegeven indien:
Het is verboden de in de dit plan begrepen gronden, gebouwen en bouwwerken te gebruiken, te doen of te laten gebruiken op een wijze of tot een doel strijdig met de in dit plan aan de grond gegeven bestemming. Tot het verboden gebruik wordt in ieder geval gerekend het gebruiken, te doen of te laten gebruiken van gronden voor de exploitatie van een seksinrichting, een escortbedrijf en raam- en straatprostitutie. Verder wordt onder strijdig gebruik in ieder geval verstaan:
Binnen de als 'geluidzone - weg' aangewezen gronden is het bouwen van nieuwe geluidsgevoelige bebouwing in het kader van de Wet geluidhinder, in overeenstemming met het bepaalde in hoofdstuk 2, uitsluitend toegestaan indien is gebleken dat de geluidsbelasting vanwege het wegverkeer op de gevels van de bebouwing niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde of een verkregen hogere grenswaarde op grond van de Wet geluidhinder met betrekking tot wegverkeerslawaai.
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij een omgevingsvergunning af te wijken van de regels in dit plan voor:
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen ten behoeve van geringe afwijkingen in het belang van een ruimtelijke of technisch beter verantwoorde plaatsing van gebouwen of bouwwerken geen gebouwen zijnde, of die noodzakelijk zijn in verband met de werkelijke toestand van het terrein. Hierbij zijn verschuivingen van de bestemmingsgrens met maximaal 5.00 meter toelaatbaar.
Bij het toepassen van de bevoegdheid als bedoeld in artikel 19.1 zijn de algemene procedureregels van artikel 20 van toepassing.
Indien in de regels naar deze bepaling is verwezen, is op de voorbereiding van een besluit tot wijziging van een bestemmingsplan de in afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht geregelde procedure van toepassing.
Voor bouwwerken luidt het overgangsrecht als volgt:
Voor gebruik luidt het overgangsrecht als volgt:
Voor zover toepassing van het overgangsrecht gebruik of bouwwerken uit lid 21.1 en lid 21.2 leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard jegens een of meer natuurlijk personen kunnen burgemeester en wethouders ten behoeve van die persoon of personen van dat overgangsrecht afwijking verlenen.
Deze regels worden aangehaald als: ‘regels van het bestemmingsplan Aria’.