Regels

 

behorende bij het bestemmingsplan Havengebied Goes 1e herziening

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Bestemmingsplan Havengebied Goes 1e herziening

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Vastgesteld door de raad van de gemeente Goes bij besluit van 19 april 2018

 

 

, voorzitter

 

 

, griffier

 

 

Titel Bestemmingsplan

Havengebied Goes 1e herziening

Gemeente

gemeente Goes

Status

vastgesteld

Datum

19 april 2018

Planidn

NL.IMRO.0664.BPGS06-VG99

 

HOOFDSTUK 1 Inleidende regels

 

Artikel 1 Begrippen

 

  1. Plan: het bestemmingsplan "Havengebied Goes 1e herziening" met identificatienummer NL.IMRO.0664.BPGS06-VG99 van de gemeente Goes;

 

  1. Moederplan: het bestemmingsplan "Havengebied Goes" van de gemeente Goes, zoals dat is vastgesteld op 26 mei 2016;

 

  1. Staat van Bedrijfsactiviteiten: de Staat van Bedrijfsactiviteiten die deel uitmaakt van deze regels;

 

  1. Verbeelding: de verbeelding van het bestemmingsplan "Havengebied Goes 1e herziening".

 

 

HOOFDSTUK 2 Bestemmingsplanregels

 

 

Artikel 2 Van toepassing verklaring

 

De regels behorende bij het moederplan zijn onverminderd van toepassing op dit bestemmingsplan. Dit geldt niet voor zover in voorliggend plan in de artikelen 3, 4, 5, 6, 7, 8, 9 en 10 een regeling is getroffen en voor zover het betreft de Staat van Bedrijfsactiviteiten.

  

Indien in het moederplan wordt verwezen naar de verbeelding, wordt daarbij mede de bij dit bestemmingsplan "Havengebied Goes 1e herziening" behorende verbeelding bedoeld.

 

Artikel 3 Gemengd-2

 

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd-2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. het uitoefenen van bedrijfsmatige activiteiten, voor zover deze voorkomen in de categorieën 1 en 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;

  2. cultuur en ontspanning;

  3. dagrecreatie;

  4. dienstverlening met een bruto vloeroppervlakte van maximaal 250 m²;

  5. maatschappelijke activiteiten;

  6. sport;

  7. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - 1': tevens een metaaloppervlaktebehandelingsbedrijf tot en met categorie 4.1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;

  8. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - 2': tevens een groothandel in afval en schroot tot en met categorie 3.1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;

  9. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - 4': tevens een constructiewerkplaats tot en met categorie 3.1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;

alsmede voor:

  1. wegen, straten, paden, verhardingen, groenvoorzieningen en andere voorzieningen ten dienste van de bestemming, waaronder begrepen parkeervoorzieningen, verkeers- en verblijfvoorzieningen, open terrein voor opslag-, los- en laadplaatsen en nutsvoorzieningen;

  2. detailhandel en kantoren als ondergeschikte nevenactiviteit bij de ter plaatse uitgeoefende bedrijfsactiviteiten.

 

3.2 Bouwregels

Op de gronden mogen, met in achtneming van de op de verbeelding aangegeven aanduidingen, de volgende bouwwerken worden gebouwd:

  1. niet voor bewoning bestemde gebouwen;

  2. bedrijfswoningen;

  3. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

 

3.2.1 Algemeen

Voor het bouwen van bouwwerken gelden de volgende bepalingen:

  1. gebouwen mogen uitsluitend binnen het op de verbeelding aangegeven bouwvlak worden gebouwd;

  2. de bebouwde oppervlakte van een bouwperceel bedraagt maximaal 50%, tenzij onder sub c anders is bepaald;

  3. de bebouwde oppervlakte van een bouwperceel bedraagt maximaal ter plaatse van de aanduiding:

  1. 'specifieke vorm van bedrijf - 1’: 1.100 m²;

  2. 'specifieke vorm van bedrijf - 2’: 4.500 m²;

  3. 'specifieke vorm van bedrijf - 4’: 5.600 m².

 

3.2.2 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen, niet zijnde bedrijfswoningen, gelden de volgende bepalingen:

  1. de bouwhoogte van een gebouw bedraagt maximaal 6 meter;

  2. de breedte van een hoofdgebouw bedraagt minimaal 5 meter;

  3. de afstand van een gebouw tot een perceelsgrens aan de openbare weg of aan de waterkant bedraagt minimaal 3 meter en de afstand tot overige perceelsgrenzen minimaal 2 meter;

  4. bij toepassing van hellende dakvlakken bedraagt de dakhelling minimaal 30° en maximaal 55°.

 

3.2.3 Bedrijfswoningen

Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende bepalingen:

  1. per bedrijf mag ten hoogste één bedrijfswoning worden gebouwd;

  2. bouwhoogte van een bedrijfswoning bedraagt maximaal 10 meter;

  3. de afstand van een bedrijfswoning tot een perceelsgrens aan de openbare weg of aan de waterkant bedraagt minimaal 3 meter en de afstand tot overige perceelsgrenzen minimaal 2 meter;

  4. bij toepassing van hellende dakvlakken bedraagt de dakhelling minimaal 30° en maximaal 55°;

  5. de inhoud van een bedrijfswoning bedraagt maximaal 750 m³;

  6. de goot- en bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken bij een bedrijfswoning bedragen maximaal 3,5 meter respectievelijk 5 meter.

 

3.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  1. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt maximaal 2 meter;

  2. de bouwhoogte van vlaggenmasten bedraagt maximaal 8 meter;

  3. de bouwhoogte van geluidswerende voorzieningen bedraagt maximaal 4 meter;

  4. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt maximaal 2 meter.

 

3.3 Nadere eisen

 

3.3.1 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen nadere eisen te stellen ten aanzien van:

  1. de plaatsing van hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken ten opzichte van de perceelsgrens en ten opzichte van elkaar;

  2. de dakhelling van hellende dakvlakken van gebouwen;

  3. de plaatsing en vormgeving van bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

 

3.3.2 Voorwaarden

De in artikel 3.3.1 bedoelde nadere eisen mogen slechts worden gesteld met het doel te voorkomen dat de belangen van derden worden geschaad of afbreuk wordt gedaan aan de doeleinden van het plan en met het oog op de bereikbaarheid van gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en gronden in verband met calamiteiten.

 

3.4 Afwijken van de bouwregels

 

3.4.1 Gebouwen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in:

  1. artikel 3.2.2 sub a voor een grotere bouwhoogte van maximaal 10 meter;

  2. artikel 3.2.2 sub c voor een kleinere afstand tot een perceelsgrens;

  3. artikel 3.2.2 sub d voor het toepassen van een andere dakhelling.

 

3.4.2 Bedrijfswoningen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in:

  1. artikel 3.2.3 sub c voor een kleinere afstand tot een perceelsgrens;

  2. artikel 3.2.3 sub d voor het toepassen van een andere dakhelling.

 

3.4.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in:

  1. artikel 3.2.4 sub b tot een hoogte van maximaal 15 meter;

  2. artikel 3.2.4 sub c tot een hoogte van maximaal 10 meter;

  3. artikel 3.2.4 sub d tot een hoogte van maximaal 10 meter.

 

3.4.4 Voorwaarden

Aan de afwijkingsbevoegdheid als bedoeld in de artikelen 3.4.1, 3.4.2 en 3.4.3 wordt slechts toepassing gegeven indien:

  1. het samenhangend straat- en bebouwingsbeeld en de (verkeers)veiligheid niet worden aangetast;

  2. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.

 

3.5 Specifieke gebruiksregels

 

Voor het gebruik zoals bedoeld in artikel 3.1 gelden de volgende bepalingen:

  1. Bevi-inrichtingen zijn niet toegestaan;

  2. detailhandel in volumineuze goederen is niet toegestaan;

  3. opslag van en detailhandel in consumentenvuurwerk is niet toegestaan;

  4. Wgh-inrichtingen zijn niet toegestaan;

  5. het gebruiken of laten gebruiken van gronden en/of bouwwerken als seksinrichting of voor straatprostitutie is niet toegestaan;

  6. evenementen zijn toegestaan.

 

3.6 Afwijken van de gebruiksregels

 

3.6.1 Afwijken gebruiksregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in:

  1. artikel 3.1 sub a voor de uitoefening van een bedrijfsactiviteit die voorkomt in een hogere categorie van de Staat van Bedrijfsactiviteiten, mits deze activiteit naar haar aard en invloed op de omgeving kan worden gelijkgesteld met een krachtens artikel 3.1 sub a ter plaatse toegelaten categorie bedrijfsactiviteiten;

  2. artikel 3.1 sub a voor de uitoefening van een bedrijfsactiviteit die niet in de Staat van Bedrijfsactiviteiten is genoemd, mits deze activiteit naar haar aard en invloed op de omgeving kan worden gelijkgesteld met een krachtens artikel 3.1 sub a ter plaatse toegelaten categorie bedrijfsactiviteiten.

 

3.6.2 Voorwaarden

Aan de afwijkingsbevoegdheid als bedoeld in artikel 3.6.1 wordt slechts toepassing gegeven indien:

  1. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.

 

3.7 Wijzigingsbevoegdheid verblijfsrecreatie

 

3.7.1 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming ‘Gemengd-2’ te wijzigen ten behoeve van het realiseren van verblijfsrecreatie, onder de navolgende voorwaarden:

  1. het aantal verblijfsrecreatieve eenheden bedraagt maximaal 200 eenheden;

  2. permanente bewoning is niet toegestaan;

  3. een centrale bedrijfsmatige exploitatie is verplicht;

  4. voldaan wordt aan de Wet geluidhinder;

  5. burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van:

  1. het toepassen van de wijzigingsbevoegdheid mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van naastgelegen percelen.

 

3.7.2 Procedureregel

Bij het toepassen van de wijzigingsbevoegdheid als bedoeld in artikel 3.7.1 zijn de algemene procedureregels van artikel 35 van het moederplan van toepassing.

 

 

Artikel 4 Gemengd-3

 

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd-3' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. het uitoefenen van bedrijfsmatige activiteiten voor zover deze voorkomen in de categorieën 1 en 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;

  2. dagrecreatie;

  3. dienstverlening met een bruto vloeroppervlakte van maximaal 250 m²;

  4. maatschappelijke activiteiten;

  5. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van detailhandel - bouwmarkt': tevens detailhandel in bouwmaterialen;

  6. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - 5': tevens een bandenservicebedrijf / groothandel in banden tot en met categorie 3.2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;

  7. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - 6': tevens een groothandel in hout en bouwmaterialen tot en met categorie 3.2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;

  8. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - 7': tevens een groothandel in betonwaren tot en met categorie 3.1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;

  9. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - 8': tevens een scheepsbouw- en reparatiebedrijf tot en met categorie 3.2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;

  10. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - 9': tevens een constructiebedrijf tot en met categorie 3.1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;

  11. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - 10': tevens een duikbedrijf en maritiem dienstverlener tot en met categorie 3.2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;

  12. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - 11': tevens een betonwarenfabriek tot en met categorie 4.2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;

  13. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - 12': tevens een constructiebedrijf tot en met categorie 3.1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;

  14. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - 13': tevens een groothandel in afval en schroot tot en met categorie 3.1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;

alsmede voor:

  1. wegen, verhardingen, groenvoorzieningen en andere voorzieningen ten dienste van de bestemming, waaronder begrepen parkeervoorzieningen, verkeers- en verblijfvoorzieningen, open terrein voor opslag-, los- en laadplaatsen en nutsvoorzieningen;

  2. detailhandel en kantoren als ondergeschikte nevenactiviteit bij de ter plaatse uitgeoefende bedrijfsactiviteiten.

 

4.2 Bouwregels

Op de gronden mogen, met in achtneming van de op de verbeelding aangegeven aanduidingen, de volgende bouwwerken worden gebouwd:

  1. niet voor bewoning bestemde gebouwen;

  2. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning': een bedrijfswoning;

  3. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

 

4.2.1 Algemeen

Voor het bouwen van bouwwerken gelden de volgende bepalingen:

  1. gebouwen mogen uitsluitend binnen het op de verbeelding aangegeven bouwvlak worden gebouwd;

  2. de bebouwde oppervlakte van een bouwperceel bedraagt maximaal 60%, tenzij onder sub c anders is bepaald;

  3. de bebouwde oppervlakte van een bouwperceel bedraagt maximaal ter plaatse van de aanduiding:

  1. 'specifieke vorm van bedrijf - 5’: 1200 m²;

  2. 'specifieke vorm van bedrijf - 6’: 500 m²;

  3. 'specifieke vorm van bedrijf - 7’: 600 m²;

  4. 'specifieke vorm van bedrijf - 8’: 650 m²;

  5. 'specifieke vorm van bedrijf - 9’: 700 m²;

  6. 'specifieke vorm van bedrijf - 10’: 550 m²;

  7. 'specifieke vorm van bedrijf - 11’: 2.200 m²;

  8. 'specifieke vorm van bedrijf - 12’: 500 m²;

  9. 'specifieke vorm van bedrijf - 13’: 2.000 m².

 

4.2.2 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen, niet zijnde bedrijfswoningen, gelden de volgende bepalingen:

  1. de bouwhoogte van een gebouw bedraagt maximaal 6 meter;

  2. de breedte van een hoofdgebouw bedraagt minimaal 5 meter;

  3. de afstand van een gebouw tot de zijdelingse perceelsgrens bedraagt minimaal 2 meter;

  4. bij toepassing van hellende dakvlakken bedraagt de dakhelling minimaal 30° en maximaal 55°.

 

4.2.3 Bedrijfswoningen

Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende bepalingen:

  1. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' mag per bedrijf ten hoogste één bedrijfswoning worden gebouwd;

  2. bouwhoogte van een bedrijfswoning bedraagt maximaal 10 meter;

  3. de afstand van een bedrijfswoning tot de zijdelingse perceelsgrens bedraagt minimaal 2 meter;

  4. bij toepassing van hellende dakvlakken bedraagt de dakhelling minimaal 30° en maximaal 55°;

  5. de inhoud van een bedrijfswoning bedraagt maximaal 750 m³;

  6. de goot- en bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken bij een bedrijfswoning bedragen maximaal 3,5 meter respectievelijk 5 meter.

 

4.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  1. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt maximaal 2 meter;

  2. de bouwhoogte van vlaggenmasten bedraagt maximaal 8 meter;

  3. de bouwhoogte van geluidswerende voorzieningen bedraagt maximaal 4 meter;

  4. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt maximaal 2 meter.

 

4.3 Nadere eisen

 

4.3.1 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen nadere eisen te stellen ten aanzien van:

  1. de plaatsing van hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken ten opzichte van de perceelsgrens en ten opzichte van elkaar;

  2. de dakhelling van hellende dakvlakken van gebouwen;

  3. de plaatsing en vormgeving van bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

 

4.3.2 Voorwaarden

De in artikel 4.3.1 bedoelde nadere eisen mogen slechts worden gesteld met het doel te voorkomen dat de belangen van derden worden geschaad of afbreuk wordt gedaan aan de doeleinden van het plan en met het oog op de bereikbaarheid van gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en gronden in verband met calamiteiten.

 

4.4 Afwijken van de bouwregels

 

4.4.1 Algemeen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in:

  1. artikel 4.2.1 sub a voor het overschrijden van het op de verbeelding aangegeven bouwvlak aan de zijde van de waterkant, mits de oeverconstructie van de haven niet onevenredig wordt aangetast;

  2. artikel 4.2.1 sub b voor het vergroten van de bebouwde oppervlakte van een bouwperceel tot maximaal 70%.

 

 

4.4.2 Gebouwen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in:

  1. artikel 4.2.2 sub a voor een grotere bouwhoogte van maximaal 10 meter;

  2. artikel 4.2.2 sub c voor een kleinere afstand tot een perceelsgrens;

  3. artikel 4.2.2 sub d voor het toepassen van een andere dakhelling.

 

4.4.3 Bedrijfswoningen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in:

  1. artikel 4.2.3 sub a voor het realiseren van bedrijfswoningen ter plaatse van gronden zonder de aanduiding 'bedrijfswoning', met inachtneming van de volgende regels:

  1. het bepaalde in artikel 4.2.3 sub b tot en met sub f is onverminderd van toepassing;

  2. per bouwperceel zijn maximaal drie bedrijfswoningen toegestaan;

  3. per bedrijfswoning bedraagt de oppervlakte van het bouwperceel minimaal 500 m²;

  4. per bedrijfswoning bedraagt de totale oppervlakte van de bedrijfsbebouwing minimaal 200 m², met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - 13' de totale oppervlakte van de bedrijfsbebouwing minimaal 150 m² bedraagt;

  5. binnen de bestemming ‘Gemengd-3’ zijn niet meer dan 20 bedrijfswoningen toegestaan;

  6. de bedrijfswoning dient aan alle geldende milieuwetgeving te voldoen, met dien verstande dat in ieder geval wordt voldaan aan de volgende eisen:

  1. ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van detailhandel - bouwmarkt’ is geen bedrijfswoning toegestaan.

  1. artikel 4.2.3 sub c voor een kleinere afstand tot een perceelsgrens;

  2. artikel 4.2.3 sub d voor het toepassen van een andere dakhelling.

 

4.4.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in:

  1. artikel 4.2.4 sub b tot een hoogte van maximaal 15 meter;

  2. artikel 4.2.4 sub c tot een hoogte van maximaal 10 meter;

  3. artikel 4.2.4 sub d tot een hoogte van maximaal 10 meter.

 

4.4.5 Voorwaarden

Aan de afwijkingsbevoegdheid als bedoeld in de artikelen 4.4.1, 4.4.2, 4.4.3 en 4.4.4 wordt slechts toepassing gegeven indien:

  1. het samenhangend straat- en bebouwingsbeeld en de (verkeers)veiligheid niet worden aangetast;

  2. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.

 

4.5 Specifieke gebruiksregels

Voor het gebruik zoals bedoeld in artikel 4.1 gelden de volgende bepalingen:

  1. Bevi-inrichtingen zijn niet toegestaan;

  2. opslag van en detailhandel in consumentenvuurwerk is niet toegestaan;

  3. Wgh-inrichtingen zijn niet toegestaan;

  4. het gebruiken of laten gebruiken van gronden en/of bouwwerken als seksinrichting of voor straatprostitutie is niet toegestaan;

  5. evenementen zijn toegestaan.

 

4.6 Afwijken van de gebruiksregels

 

4.6.1 Afwijken gebruiksregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in:

  1. artikel 4.1 sub a voor de uitoefening van een bedrijfsactiviteit die voorkomt in een hogere categorie van de Staat van Bedrijfsactiviteiten, mits deze activiteit naar haar aard en invloed op de omgeving kan worden gelijkgesteld met een krachtens artikel 4.1 sub a ter plaatse toegelaten categorie bedrijfsactiviteiten;

  2. artikel 4.1 sub a voor de uitoefening van een bedrijfsactiviteit die niet in de Staat van Bedrijfsactiviteiten is genoemd, mits deze activiteit naar haar aard en invloed op de omgeving kan worden gelijkgesteld met een krachtens artikel 4.1 sub a ter plaatse toegelaten categorie bedrijfsactiviteiten.

 

4.6.2 Voorwaarden

Aan de afwijkingsbevoegdheid als bedoeld in artikel 4.6.1 wordt slechts toepassing gegeven indien:

geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.

 

Artikel 5 Water

 

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. wateraanvoer en -afvoer en waterberging, waterhuishouding, paden, waterpartijen, vijvers en (primaire) waterlopen, zoals sloten, watergangen, singels, vaarwegen, alsmede voor bruggen, dammen, groenvoorzieningen en andere tot de bestemming behorende waterhuishoudkundige voorzieningen ten dienste van de waterkering zoals waterinfiltratie en -transportvoorzieningen, nutsvoorzieningen en onderhoud;

  2. ter plaatse van de aanduiding ‘aanlegsteiger 1’: tevens een aanlegsteiger;

  3. ter plaatse van de aanduiding ‘aanlegsteiger 2’: tevens een aanlegsteiger / terras;

  4. bij deze doeleinden behorende voorzieningen, zoals bermen en bermsloten.

 

5.2 Bouwregels

Op de gronden mogen, met in achtneming van de op de verbeelding aangegeven aanduidingen, de volgende bouwwerken worden gebouwd:

  1. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

 

5.2.1 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  1. de bouwhoogte van speelvoorzieningen bedraagt maximaal 3 meter;

  2. de bouwhoogte van lichtmasten en overige masten bedraagt maximaal 8 meter boven NAP;

  3. de bouwhoogte van bewegwijzering bedraagt maximaal 4,5 meter boven NAP;

  4. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt maximaal 2 meter.

 

5.2.2 Aanlegsteigers

Voor het bouwen van aanlegsteigers gelden de volgende bepalingen:

  1. ter plaatse van de aanduidingen 'aanlegsteiger 1' en 'aanlegsteiger 2' mogen binnen het in eigendom zijnde waterperceel uitsluitend aanlegsteigers worden gebouwd;

  2. de aanlegsteigerdekhoogte bedraagt 1,90 meter boven NAP;

  3. de paalhoogte aan de voorzijde van de steiger bedraagt 2,70 meter boven NAP of is gelijk aan de steigerdekhoogte;

  4. ter plaatse van de aanduiding 'aanlegsteiger 1' bedraagt de aanlegsteigerdekbreedte minimaal 0,5 meter en maximaal 1,5 meter;

  5. ter plaatse van de aanduiding 'aanlegsteiger 1' zijn aanlegsteigers evenwijdig aan de oeverlijn toegestaan tot een lengte van maximaal 10 meter;

  6. ter plaatse van de aanduiding 'aanlegsteiger 2' mag een aanlegsteiger tot maximaal 4 meter uit de achtergevel van de woning de volledige breedte van het perceel beslaan, minus 0,5 meter aan weerszijden bij de zijdelingse perceelsgrenzen,

  7. ter plaatse van de aanduiding 'aanlegsteiger 2' bedraagt de aanlegsteigerdekbreedte vanaf 4 meter uit de achtergevel van de woning maximaal 1 meter;

  8. de voorzijde van de aanlegsteiger dient te worden voorzien van een doorlopende wrijfgording;

  9. voor het afmeren en vastleggen mogen maximaal twee palen worden geplaatst in relatie met de aanlegsteiger, in gelijke maat, afwerking en materiaal als de aanlegsteiger.

 

5.3 Afwijken van de bouwregels

 

5.3.1 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in:

  1. artikel 5.2.1 sub b tot een hoogte tot maximaal 10 meter boven NAP;

 

5.3.2 Aanlegsteigers

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in:

  1. artikel 5.2.2 sub a voor het bouwen van erfafscheidingen bij de zijdelingse perceelsgrenzen ter plaatse van de aanduiding 'aanlegsteiger 2' met een hoogte van maximaal 2 meter ten opzichte van het dek van de aanlegsteiger en een diepte van maximaal 3 meter uit de achtergevel van de woning;

  2. artikel 5.2.2 sub d voor een aanlegsteigerdekbreedte van maximaal 2 meter, mits het totale oppervlak van de aanlegsteiger niet meer bedraagt dan 15 m²;

  3. artikel 5.2.2 sub f voor het bouwen van een aanlegsteiger tot op de zijdelingse perceelsgrens, mits sprake is van meerdere steigers die als één samenhangend geheel zijn ontworpen en op elkaar aansluiten.

 

5.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  1. het innemen van ligplaatsen voor woonboten.

Artikel 6 Wonen-1

 

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen-1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. wonen;

  2. parkeervoorzieningen, verkeersvoorzieningen, speelvoorzieningen, groenvoorzieningen, tuinen, erven, paden, aanlegsteigers, water en andere waterhuishoudkundige voorzieningen, nutsvoorzieningen en andere voorzieningen ten behoeve van het wonen;

  3. aan huis gebonden beroepen.

 

6.2 Bouwregels

Op deze gronden mogen, met in achtneming van de op de verbeelding aangegeven aanduidingen, de volgende bouwwerken worden gebouwd:

  1. hoofdgebouwen;

  2. bijbehorende bouwwerken;

  3. ondergrondse en verdiepte parkeergarages;

  4. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

 

6.2.1 Algemeen

Voor het bouwen van bouwwerken gelden de volgende bepalingen:

  1. het aantal wooneenheden bedraagt maximaal 266, waarvan maximaal 45 gestapelde woningen;

  2. ter plaatse van de aanduiding ‘vrijstaand’ zijn uitsluitend vrijstaande woningen toegestaan;

  3. ter plaatse van de aanduiding ‘twee-aaneen’ zijn uitsluitend twee-aaneen gebouwde woningen toegestaan;

  4. ter plaatse van de aanduiding ‘aaneengebouwd’ zijn minimaal drie aaneengebouwde woningen toegestaan, alsmede twee-aaneen gebouwde woningen;

  5. ter plaatse van de aanduiding ‘gestapeld’ zijn uitsluitend gestapelde woningen toegestaan;

  6. binnen het op de verbeelding aangegeven bouwvlak mogen hoofdgebouwen, bijbehorende bouwwerken en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;

  7. ter plaatse van de aanduiding 'erf' mogen uitsluitend bijbehorende bouwwerken en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, behorende bij het hoofdgebouw op hetzelfde bouwperceel;

  8. op gronden buiten het bouwvlak en zonder aanduiding 'erf' mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde en geen overkappingen zijnde, worden gebouwd;

  9. indien geen bebouwingspercentage is aangegeven, bedraagt de bebouwde oppervlakte van de gronden binnen het bouwvlak en ter plaatse van de aanduiding 'erf' gezamenlijk per bouwperceel maximaal 50% met een maximum van 250 m²;

  10. het bepaalde in sub i is niet van toepassing op gestapelde woningen;

  11. het bepaalde in sub f tot en met sub i geldt niet voor ondergrondse en half-verdiepte parkeergarages.

 

6.2.2 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende bepalingen:

  1. de hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen de op de verbeelding aangegeven bouwvlakken worden gebouwd;

  2. de goot- en bouwhoogte van een hoofdgebouw bedragen maximaal de op de verbeelding aangegeven maat;

  3. de afstand tussen een hoofdgebouw en de zijdelingse perceelsgrens bedraagt op de gronden met de volgende aanduidingen minimaal:

 

6.2.3 Bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende bepalingen:

  1. de goot- en bouwhoogte van een bijbehorend bouwwerk bedragen maximaal 3,5 meter respectievelijk 5 meter.

 

6.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  1. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen tussen de voorgevelrooilijn en de openbare weg bedraagt maximaal 1 meter;

  2. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen elders bedraagt maximaal 2 meter;

  3. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt maximaal 2 meter.

 

6.3 Nadere eisen

 

6.3.1 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen nadere eisen te stellen ten aanzien van:

  1. de plaatsing van hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken ten opzichte van de perceelsgrens en ten opzichte van elkaar;

  2. de dakhelling van hellende dakvlakken van gebouwen;

  3. de plaatsing en vormgeving van bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

 

6.3.2 Voorwaarden

De in artikel 6.3.1 bedoelde nadere eisen mogen slechts worden gesteld met het doel te voorkomen dat de belangen van derden worden geschaad of afbreuk wordt gedaan aan de doeleinden van het plan en met het oog op de bereikbaarheid van gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en gronden in verband met calamiteiten.

 

6.4 Afwijken van de bouwregels

 

6.4.1 Hoofdgebouwen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in:

  1. artikel 6.2.2 sub a voor het bouwen van hoofdgebouwen tot maximaal 3 meter achter de op de verbeelding aangegeven achterste bouwvlakgrens;

  2. artikel 6.2.2 sub b, mits deze maat met maximaal 1 meter zal worden overschreden;

  3. artikel 6.2.2 sub c voor een kleinere afstand tot een perceelsgrens.

 

6.4.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in:

  1. artikel 6.2.4 sub c tot een hoogte van maximaal 10 meter.

 

6.4.3 Voorwaarden

Aan de afwijkingsbevoegdheid als bedoeld in de artikelen 6.4.1 en 6.4.2 wordt slechts toepassing gegeven indien:

  1. het samenhangend straat- en bebouwingsbeeld en de (verkeers)veiligheid niet worden aangetast;

  2. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.

 

6.5 Wijzigingsbevoegdheid

 

6.5.1 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de aanduidingen binnen de bestemming ‘Wonen-1’ te wijzigen, met dien verstande dat:

  1. dit passend is in het straat- en bebouwingsbeeld;

  2. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden aangetast;

  3. de samenstelling van de woningvoorraad in de kern niet onevenredig wordt verstoord;

  4. de te realiseren woning(en) past/passen binnen de geldende gemeentelijke woningbouwplanning;

  5. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de op de locatie en in de omgeving aanwezige architectonische, cultuurhistorische en/of archeologische waarden;

  6. voldaan wordt aan de bepalingen ingevolge de Wet geluidhinder;

  7. uit een onderzoek naar de bodemkwaliteit blijkt dat de bodem geschikt is voor woondoeleinden;

  8. uit een uit te voeren watertoets blijkt dat er geen onevenredige nadelige effecten voortvloeien voor de waterhuishouding.

 

6.5.2 Procedureregel

Bij het toepassen van de wijzigingsbevoegdheid als bedoeld in artikel 6.5.1 zijn de algemene procedureregels van artikel 35 van het moederplan van toepassing.

 

Artikel 7 Wonen-2

 

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen-2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. wonen;

  2. parkeervoorzieningen, verkeersvoorzieningen, speelvoorzieningen, groenvoorzieningen, tuinen, erven, paden, aanlegsteigers, water en andere waterhuishoudkundige voorzieningen, nutsvoorzieningen en andere voorzieningen ten behoeve van het wonen;

  3. aan huis gebonden beroepen.

 

7.2 Bouwregels

Op deze gronden mogen, met in achtneming van de op de verbeelding aangegeven aanduidingen, de volgende bouwwerken worden gebouwd:

  1. hoofdgebouwen;

  2. bijbehorende bouwwerken;

  3. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

  4. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - ondergronds parkeren': ondergrondse parkeergarages.

 

7.2.1 Algemeen

Voor het bouwen van bouwwerken gelden de volgende bepalingen:

  1. ter plaatse van de aanduiding 'vrijstaand' zijn uitsluitend vrijstaande woningen toegestaan;

  2. ter plaatse van de aanduiding 'twee-aaneen' zijn twee-aaneen gebouwde en vrijstaande woningen toegestaan;

  3. ter plaatse van de aanduidingen 'specifieke bouwaanduiding - aaneengebouwd 1', 'specifieke bouwaanduiding - geschakeld 1' en 'specifieke bouwaanduiding - geschakeld 2' zijn alle soorten woningen toegestaan met uitzondering van gestapelde woningen;

  4. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - aaneengebouwd 2' zijn naast de in sub c genoemde soorten woningen tevens maximaal 14 gestapelde woningen mogelijk;

  5. ter plaatse van de aanduidingen 'specifieke bouwaanduiding - gestapeld 1', 'specifieke bouwaanduiding - gestapeld 2' en 'specifieke bouwaanduiding - gestapeld 3' zijn uitsluitend gestapelde woningen toegestaan;

  6. binnen het op de verbeelding aangegeven bouwvlak mogen hoofdgebouwen, bijbehorende bouwwerken en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;

  7. ter plaatse van de aanduiding 'erf' mogen uitsluitend bijbehorende bouwwerken en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, behorende bij het hoofdgebouw op hetzelfde bouwperceel;

  8. op gronden buiten het bouwvlak en zonder aanduiding 'erf' mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde en geen overkappingen zijnde, worden gebouwd;

  9. ter plaatse van de aanduiding 'vrijstaand' bedraagt de bebouwde oppervlakte van de gronden binnen het bouwvlak en ter plaatse van de aanduiding 'erf' gezamenlijk per bouwperceel maximaal 40% met een maximum van 250 ;

  10. ter plaatse van de aanduiding 'twee-aaneen' bedraagt de bebouwde oppervlakte van de gronden binnen het bouwvlak en ter plaatse van de aanduiding 'erf' gezamenlijk per bouwperceel maximaal 50% met een maximum van 250 ;

  11. ter plaatse van de aanduidingen 'specifieke bouwaanduiding - aaneengebouwd 1' en 'specifieke bouwaanduiding - aaneengebouwd 2' bedraagt de bebouwde oppervlakte van de gronden binnen het bouwvlak en ter plaatse van de aanduiding 'erf' gezamenlijk per bouwperceel maximaal 50% met een maximum van 200 ;

  12. ter plaatse van de aanduidingen 'specifieke bouwaanduiding - geschakeld 1' en 'specifieke bouwaanduiding - geschakeld 2' bedraagt de bebouwde oppervlakte van de gronden binnen het bouwvlak en ter plaatse van de aanduiding 'erf' gezamenlijk per bouwperceel maximaal 60%;

  13. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - gestapeld 1' bedraagt de bebouwde oppervlakte van de gronden binnen het bouwvlak maximaal 1.250 met een maximum van 500  per gebouw;

  14. het bepaalde in sub f tot en met sub h en sub m geldt niet voor ondergrondse en half-verdiepte parkeergarages.

 

7.2.2 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende bepalingen:

  1. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - gestapeld 1' zijn maximaal 40 gestapelde woningen toegestaan, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - gestapeld 2' maximaal 7 gestapelde woningen en ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - gestapeld 3' maximaal 17 gestapelde woningen. Deze gestapelde woningen dienen een bruto vloeroppervlakte te hebben van minimaal 100 ;

  2. de hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen de op de verbeelding aangegeven bouwvlakken worden gebouwd;

  3. de goothoogte van een hoofdgebouw bedraagt op de gronden met de volgende aanduidingen maximaal:

  1. de bouwhoogte van een hoofdgebouw bedraagt op de gronden met de volgende aanduidingen maximaal:

  1. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding' - geschakeld 2' dient de voorgevel van het hoofdgebouw onder een hoek van 45° met de gevellijn te worden gebouwd;

  2. ter plaatse van de aanduidingen 'twee-aaneen', 'specifieke bouwaanduiding - aaneengebouwd 1', 'specifieke bouwaanduiding - aaneengebouwd 2' en 'specifieke bouwaanduiding' - geschakeld 1' dient minimaal 50% van de voorgevel van het hoofdgebouw in de gevellijn te worden gebouwd;

  3. ter plaatse van de aanduidingen 'twee-aaneen' en 'vrijstaand' dient een hellend dakvlak te worden toegepast;

  4. bij toepassing van hellende dakvlakken in de vorm van zadeldaken bedraagt de dakhelling minimaal 45°;

  5. de breedte van een hoofdgebouw - bijbehorende bouwwerken als genoemd in artikel 7.2 sub b niet meegerekend - bedraagt op de gronden met de volgende aanduidingen minimaal:

  1. de afstand tussen een hoofdgebouw en de zijdelingse perceelsgrens bedraagt op de gronden met de volgende aanduidingen minimaal:

 

7.2.3 Bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende bepalingen:

  1. de goot- en bouwhoogte van een bijbehorend bouwwerk bedragen maximaal 3,2 meter respectievelijk 5 meter;

  2. de afstand tussen een bijbehorende bouwwerk en de zijdelingse perceelsgrens bedraagt op de gronden met de volgende aanduiding minimaal:

  1. de afstand tussen een bijbehorende bouwwerk en de voorgevelrooilijn bedraagt op de gronden met de volgende aanduidingen minimaal:

 

7.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  1. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen tussen de voorgevelrooilijn en de openbare weg bedraagt maximaal 1 meter;

  2. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen elders bedraagt maximaal 2 meter;

  3. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt maximaal 2 meter.

 

7.3 Nadere eisen

 

7.3.1 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen nadere eisen te stellen ten aanzien van:

  1. de plaatsing van hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken ten opzichte van de perceelsgrens en ten opzichte van elkaar;

  2. de dakhelling van hellende dakvlakken van gebouwen;

  3. de plaatsing en vormgeving van bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

 

7.3.2 Voorwaarden

De in artikel 7.3.1 bedoelde nadere eisen mogen slechts worden gesteld met het doel te voorkomen dat de belangen van derden worden geschaad of afbreuk wordt gedaan aan de doeleinden van het plan en met het oog op de bereikbaarheid van gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en gronden in verband met calamiteiten.

 

7.4 Afwijken van de bouwregels

 

7.4.1 Algemeen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in:

  1. artikel 7.2.1 sub i tot en met sub l voor het verhogen van de bebouwde oppervlakte van de gronden binnen het bouwvlak en ter plaatse van de aanduiding 'erf' per bouwperceel met maximaal 10%.

 

7.4.2 Hoofdgebouwen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in:

  1. artikel 7.2.2 sub a voor het vergroten van het maximaal aantal gestapelde woningen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - gestapeld 1' met maximaal 5 gestapelde woningen en ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - gestapeld 3' met maximaal 3 gestapelde woningen;

  2. artikel 7.2.2 sub a voor een kleinere bruto vloeroppervlakte dan 100 m²;

  3. artikel 7.2.2 sub c, mits deze maat met maximaal 1 meter zal worden overschreden;

  4. artikel 7.2.2 sub c voor een goothoogte van maximaal 10 meter ter plaatse van de aanduiding 'vrijstaand' voor een bouwdeel waarvan de oppervlakte maximaal 40 bedraagt en de afstand tot de zijdelingese perceelsgrenzen minimaal 8 meter;

  5. artikel 7.2.2 sub c en sub d voor een maximale goot- en bouwhoogte van 7 meter ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - geschakeld 1' voor een bouwdeel waarvan de oppervlakte minder is dan 50% van de totale bebouwde oppervlakte, mits dit bouwdeel is gesitueerd in de gevellijn en de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens aan één zijde minimaal 3 meter bedraagt;

  6. artikel 7.2.2 sub d, mits deze maat met maximaal 1 meter zal worden overschreden;

  7. artikel 7.2.2 sub d voor het verhogen van de bouwhoogte met maximaal 4 meter ter plaatse van de aanduidingen 'specifieke bouwaanduiding - gestapeld 1', 'specifieke bouwaanduiding - gestapeld 2' en 'specifieke bouwaanduiding - gestapeld 3' ten behoeve van het realiseren van een extra bouwlaag, mits de grondoppervlakte van deze extra bouwlaag minder is dan 70% van de grondoppervlakte van het gebouw en de gevel van deze extra bouwlaag aan minimaal drie zijden minimaal 2 meter terugspringt ten opzichte van de gevel van het gebouw;

  8. artikel 7.2.2 sub f voor het bouwen van minder dan 50% van de voorgevel van het hoofdgebouw in de gevellijn, met dien verstande dat de voorgevel maximaal 3 meter achter de gevellijn mag worden gebouwd;

  9. artikel 7.2.2 sub g voor het toepassen van een andere dakvorm;

  10. artikel 7.2.2 sub h voor het toepassen van een andere dakhelling;

  11. artikel 7.2.2 sub j voor een kleinere afstand tot een perceelsgrens.

 

7.4.3 Bijbehorende bouwwerken

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in:

  1. artikel 7.2.3 sub a voor een grotere bouwhoogte van maximaal 6 meter;

  2. artikel 7.2.3 sub b voor een kleinere afstand tot een perceelsgrens;

  3. artikel 7.2.3 sub c voor een kleinere afstand tot de voorgevelrooilijn.

 

7.4.4 Bouwwerken, geen bouwwerken zijnde

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in:

  1. artikel 7.2.4 sub c tot een hoogte van maximaal 10 meter.

 

7.4.5 Voorwaarden

Aan de afwijkingsbevoegdheid als bedoeld in de artikelen 7.4.1, 7.4.2, 7.4.3 en 7.4.4 wordt slechts toepassing gegeven indien:

  1. het samenhangend straat- en bebouwingsbeeld en de (verkeers)veiligheid niet worden aangetast;

  2. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.

 

7.5 Wijzigingsbevoegdheid

 

7.5.1 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de aanduidingen binnen de bestemming ‘Wonen-2’ te wijzigen, met dien verstande dat:

  1. dit passend is in het straat- en bebouwingsbeeld;

  2. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden aangetast;

  3. de samenstelling van de woningvoorraad in de kern niet onevenredig wordt verstoord;

  4. de te realiseren woning(en) past/passen binnen de geldende gemeentelijke woningbouwplanning;

  5. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de op de locatie en in de omgeving aanwezige architectonische, cultuurhistorische en/of archeologische waarden;

  6. voldaan wordt aan de bepalingen ingevolge de Wet geluidhinder;

  7. uit een onderzoek naar de bodemkwaliteit blijkt dat de bodem geschikt is voor woondoeleinden;

  8. uit een uit te voeren watertoets blijkt dat er geen onevenredige nadelige effecten voortvloeien voor de waterhuishouding.

 

7.5.2 Voorwaarden

Bij het toepassen van de wijzigingsbevoegdheid als bedoeld in artikel 7.5.1 zijn de algemene procedureregels van artikel 35 van het moederplan van toepassing.

 

Artikel 8 Waterstaat - Waterstaatkundige functie

 

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waterstaat - Waterstaatkundige functie' aangewezen gronden zijn, naast de daarvoor aangewezen andere bestemming(en), primair bestemd voor:

  1. waterkering, waterbeheersing, kaden, dijksloten, sloten, watergangen en singels;

  2. opslag en onderhoud ten behoeve van vaar- en waterwegen, wegen, paden, parkeervoorzieningen en groenvoorzieningen;

  3. havens en sluizen ten dienste van de scheepvaart, de waterstaat en de landbouw.

 

8.2 Bouwregels

 

8.2.1 Algemeen

Voor het bouwen van bouwwerken gelden de volgende bepalingen:

  1. op de gronden mogen ten behoeve van de in artikel 8.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van maximaal 3,5 meter, met dien verstande dat de bouwhoogte van masten maximaal 10 meter boven N.A.P. bedraagt;

  2. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voorzover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.

 

8.3 Afwijken van de bouwregels

 

8.3.1 Afwijken

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in:

  1. artikel 8.2.1 sub a voor een hoogte tot maximaal 10 meter boven NAP;

  2. artikel 8.2.1 sub b voor het bouwen van een nieuw bouwwerk of het vergroten van een bestaand bouwwerk, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, wordt uitgebreid en/of geen gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.

 

8.3.2 Voorwaarden

Aan de afwijkingsbevoegdheid als bedoeld in artikel 8.3.1 wordt slechts toepassing gegeven indien:

  1. de waterstaatkundige belangen niet onevenredig worden geschaad;

  2. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.

 

8.3.3 Procedureregel

Alvorens te beslissen omtrent een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 8.3.1 winnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies in bij de beheerder van de waterkering omtrent de vraag of door het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen de waterstaatkundige belangen niet onevenredig worden geschaad.

 

 

HOOFDSTUK 3 Algemene regels

 

Artikel 9 Algemene bouwregels

 

9.1 Bestaande maten

  1. de bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen die meer bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen als ten hoogste toelaatbaar worden aangehouden;

  2. de bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen die minder bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen als ten minste toelaatbaar worden aangehouden;

  3. in geval van herbouw is het bepaalde onder a en b uitsluitend van toepassing, indien de herbouw op dezelfde plaats plaatsvindt.

 

9.2 Overschrijding bouwgrenzen

De bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, mogen in afwijking van de verbeelding en hoofdstuk 2 uitsluitend worden overschreden door:

  1. tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, trappen(huizen), galerijen, hellingbanen, erkers, funderingen, balkons, entreeportalen, veranda's en afdaken, alsmede andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen, mits de overschrijding niet meer dan 1,5 meter bedraagt.

 

9.3 Parkeergelegenheid en laad- en losruimte

Bij de uitoefening van de bevoegdheid tot het verlenen van een omgevingsvergunning voor een bouwactiviteit geldt de regel dat voldoende parkeergelegenheid voor auto’s wordt gerealiseerd, alsook, indien de bestemming van een gebouw daartoe aanleiding geeft, voldoende ruimte voor het laden en lossen van goederen, met dien verstande dat:

  1. voldoende parkeergelegenheid betekent dat wordt voldaan aan de normen in het ‘Parkeerbeleidsplan 2009 - 2020' (vastgesteld door de gemeenteraad d.d. 18 februari 2010), zoals opgenomen in bijlage 3 van de regels van het moederplan, of, indien dit document gedurende de planperiode wordt gewijzigd, aan de normen die in deze wijziging worden opgenomen;

  2. indien het bedoelde onder a. onvoldoende uitsluitsel geeft over het te realiseren aantal parkeerplaatsen, de parkeerkencijfers van het CROW worden toegepast;

  3. parkeergelegenheid en laad- en losruimte op eigen terrein wordt gerealiseerd en in stand wordt gehouden.

 

9.4 Afwijkingsbevoegdheid

 

9.4.1 Afwijken

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in:

  1. artikel 9.3, indien het voldoen aan de parkeernormen door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit;

  2. artikel 9.3, indien op een andere wijze in voldoende parkeergelegenheid, dan wel laad- en losruimte wordt voorzien.

 

9.4.2 Voorwaarden

Aan de afwijkingsbevoegdheid als bedoeld in artikel 9.4.1 wordt slechts toepassing gegeven indien:

  1. het samenhangend straat- en bebouwingsbeeld en de (verkeers)veiligheid niet worden aangetast;

  2. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.

 

Artikel 10 Algemene aanduidingsregels

 

10.1 Vrijwaringszone molenbiotoop

 

10.1.1 Bouwregels

Binnen de als 'vrijwaringszone - molenbiotoop' aangewezen gronden mag uitsluitend worden gebouwd met inachtneming van de volgende regels:

  1. binnen 100 meter vanaf de molen mag geen bebouwing, hoger dan de onderste punt van de verticaal staande wiek, worden opgericht;

  2. tussen de 100 en de 400 meter vanaf de molen geldt ten aanzien van de maximale bouwhoogte de volgende regel:
    maximale bouwhoogte = (0,013 x afstand tot molen) + (0,2 x askophoogte van molen), vermeerderd met de hoogte onder a.;

waarbij:

- alle maten in meters worden uitgedrukt;

- de maximale bouwhoogte en de askophoogte beide dienen te worden bepaald ten opzichte van hetzelfde peil;

  1. in afwijking van het bepaalde in sub a en sub b wordt op de voor 'Gemengd' aangewezen gronden ter plaatse van de maatvoeringsaanduiding 'maximum bouwhoogte (m) 28' een bouwhoogte van maximaal 28,5 meter toegestaan.

 

10.1.2 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in artikel 10.1.1 teneinde:

  1. een bouwwerk toe te laten dat, gezien vanuit de molen, aan de achterzijde van bestaande bebouwing wordt opgericht en waarbij de hoogte en de breedte binnen de hoogte en breedte blijven van de bestaande bebouwing waarachter het bedoelde bouwwerk wordt opgericht;

  2. een bouwwerk toe te laten dat strekt ter vervanging van bestaande bebouwing en dat al dan niet wordt gebouwd ten behoeve van een andere functie dan de functie van de bestaande bebouwing, voor zover de bebouwingsmogelijkheden, krachtens het vigerende bestemmingsplan waarin de bestaande bebouwing is toegelaten, niet worden vergroot.

Voor zowel de afwijking onder 1 als 2 geldt dat de windvang, het functioneren en de zichtbaarheid van

de molen niet onevenredig mogen worden aangetast.

 

10.1.3 Procedureregels

Voorafgaand aan een beslissing omtrent afwijking als bedoeld in artikel 10.1.2 winnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies bij een molendeskundige instantie over de vraag of bij het bouwplan de belangen van de molen als werktuig en beeldbepalend element voldoende worden ontzien en over de eventueel te stellen voorwaarden.

 

HOOFDSTUK 4 Overgangs- en slotregels

 

Artikel 11 Overgangsrecht

 

11.1 Overgangsrecht gebruik

  1. het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;

  2. het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in artikel 11.1 sub a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;

  3. indien het gebruik, bedoeld in artikel 11.1 sub a, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;

  4. artikel 11.1 sub a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsregels van dat plan.

 

11.2 Overgangsrecht bouwwerken

  1. een bouwwerk dat op het tijdstip van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

- gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;

- na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk teniet is gedaan;

  1. burgemeester en wethouders kunnen eenmalig afwijken van artikel 11.2 sub a voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in artikel 11.2 sub a met maximaal 10%;

  2. artikel 11.2 sub a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

 

Artikel 12 Slotregel

 

Deze regels worden aangehaald als: regels van het bestemmingsplan "Havengebied Goes 1e herziening".

 

 
BIJLAGEN
BIJLAGE 1

 

Staat van Bedrijfsactiviteiten