Behorende bij het bestemmingsplan “De Weitjes Zuid” van de gemeente Goes.
Bestemmingsplan
"De Weitjes Zuid"
Vastgesteld door de raad van de gemeente Goes bij besluit van 15 december 2011,
![i_NL.IMRO.0664.BPGO13-VG99_111000.png [image]](i_NL.IMRO.0664.BPGO13-VG99_111000.png)
![i_NL.IMRO.0664.BPGO13-VG99_111001.png [image]](i_NL.IMRO.0664.BPGO13-VG99_111001.png)
Titel Bestemmingsplan De Weitjes Zuid
Gemeente Goes
Status Vastgesteld
Datum januari 2012
Planidn NL.IMRO.0664.BPGO13-VG99
HOOFDSTUK 1 Inleidende regels
Artikel 1 Begrippen
-
Het plan: het bestemmingsplan "De Weitjes Zuid" van de gemeente Goes;
-
Bestemmingsplan: de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0664.BPGO13-VG99 met de bijbehorende regels (en eventuele bijlagen);
-
Aanduiding: een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de Regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en / of het bebouwen van deze gronden;
-
Aanduidingsgrens: de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
-
Antennemast: een installatie bestaande uit een antenne, een antennedrager, de bedrading en de al dan niet in een techniekkast opgenomen apparatuur, met de daarbijbehorende bevestigingsconstructie;
-
Archeologische waarde: de aan het gebied toegekende waarde gekenmerkt door voorwerpen of bewoningssporen van vroegere samenlevingen direct onder het aardoppervlak;
-
Architectonische waarde: de aan een gebouw toegekende waarde gekenmerkt door de opbouw en/of indeling van de buitengevel, de dakopbouw en het materiaal en/of kleurgebruik, eventueel in samenhang met de omgeving;
-
Bebouwing: één of meer gebouwen en / of bouwwerken geen gebouwen zijnde;
-
Bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen en aantallen: afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen en aantallen, die op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan tot stand zijn gekomen of tot stand kunnen komen met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet;
-
Bestemmingsgrens: de grens van een bestemmingsvlak;
-
Bestemmingsvlak: een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
-
Bevi-inrichting: bedrijf zoals bedoeld in artikel 2 lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen;
-
Bouwen: het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;
-
Bouwgrens: de grens van een bouwvlak;
-
Bouwperceel: een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
-
Bouwperceelgrens: een grens van een bouwperceel;
-
Bouwvlak: een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;
-
Bouwwerk: elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
-
Bijbehorend bouwwerk: uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd op de grond staand gebouw of ander bouwwerk, met een dak;
-
Deskundige: een door burgemeester en wethouders aan te wijzen onafhankelijke deskundige of commissie van deskundigen inzake een specifiek aspect van de ruimtelijke ordening.
-
Erf: al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een gebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw;
-
Gebouw: elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
-
Gevellijn: denkbeeldige dan wel op de plankaart aangegeven lijn die strak loopt langs de voorgevel van een hoofdgebouw tot aan de perceelsgrenzen;
-
Hoofdgebouw: gebouw of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;
-
Maatschappelijke activiteiten: educatieve, sociaal-medische, sociaal-culturele, levensbeschouwelijke, sport- en recreatieve activiteiten en activiteiten ten behoeve van openbare dienstverlening;
-
Nutsvoorzieningen (voorzieningen ten behoeve van openbaar nut): voorzieningen ten behoeve van het openbaar nut, zoals transformatorhuisjes, schakelhuisjes, duikers, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, etc.;
-
Ondergeschikte horeca: horecavoorziening binnen een andere bestemming, ten behoeve waarvan aansluitend op de hoofdfunctie een ruimte is ingericht, in oppervlakte ten hoogste 15% van de bedrijfsvloeroppervlakte van de hoofdfunctie;
-
Overkapping: een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een gesloten dak;
-
Passend in het straat- en bebouwingsbeeld: a. een goede verhouding tussen bouwmassa en open ruimte;
b. een goede hoogte-/breedteverhouding tussen de bebouwing onderling;
c. een samenhang in bouwvorm/architectonisch beeld tussen bebouwing die ruimtelijk op elkaar georiënteerd is;
d. de cultuurhistorische samenhang in de omgeving.
-
Peil: a. voor gebouwen waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk grenst aan een weg: de hoogte van die weg (ter plaatse van de hoofdtoegang);
b. bij ligging in het water: de gemiddelde hoogte van de aangrenzende oevers;
c. in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het op het tijdstip van de inwerkingtreding van onderhavig bestemmingsplan bestaande aansluitende afgewerkte maaiveld;
-
Voorgevel van een hoofdgebouw: het naar de wegzijde gekeerde deel van een hoofdgebouw; indien meerdere delen van het hoofdgebouw naar de weg gekeerd zijn, is de op de verbeelding aangegeven voorgevelrooilijn bepalend;
-
Wgh- inrichtingen: bedrijven als genoemd in artikel 2.4 van het Inrichtingen –en vergunningsbesluit milieubeheer die in belangrijke mate geluidshinder kunnen veroorzaken.
Artikel 2 Wijze van meten
Bij het toepassen van deze regels gelden de volgende aanwijzingen:
1. Afstanden: Afstanden van bouwwerken onderling alsmede afstanden van bouwwerken tot de perceelsgrens worden daar gemeten, waar deze afstanden het kleinst zijn;
2. Bebouwd oppervlak: Het bebouwd oppervlak van een bouwperceel, of een ander terrein wordt bepaald door de oppervlakten van alle op een terrein gelegen gebouwen bij elkaar op te tellen, tenzij in de regels anders is bepaald;
3. Bebouwingspercentage: Het bebouwingspercentage wordt per bouwperceel berekend van het totale bouwperceel waar het percentage is ingeschreven;
4. Bouwhoogte van een bouwwerk: de hoogte van een bouwwerk wordt gemeten vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een bouwwerk, met uitzondering van ongeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
5. Breedte en diepte van een gebouw of ander bouwwerk: tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels van het hart van de scheidsmuren;
6. Dakhelling: De dakhelling van een bouwwerk wordt gemeten langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
7. Goothoogte van een bouwwerk: De goothoogte van een bouwwerk wordt gemeten vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
9. Inhoud van een bouwwerk: Tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het art van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
10. Oppervlakte van een bouwwerk: De oppervlakte van een bouwwerk wordt gemeten tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
11. Verschillende goothoogte van een bouwwerk: Indien een gebouw met betrekking tot de constructiedelen als bedoeld onder 2.7 over verschillende hoogten beschikt, wordt als volgt gemeten:
a. indien zich aan de voorgevelzijde een goot / druiplijn, boeibord of een ander, daarmee gelijk te stellen constructiedeel bevindt, wordt uitgegaan van de hoogte aan de voorgevelzijde;
b. indien zich – in geval van een lessenaarsdak – aan de voorgevelzijde van het gebouw geen goot / druiplijn, boeibord of een ander, daarmee gelijk te stellen constructiedeel bevindt, wordt uitgegaan van de laagste hoogte;
12. Vloeroppervlak: de gebruiksvloeroppervlakte volgens NEN2580.
HOOFDSTUK 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Groen 1
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Groen 1 (G1) aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
plantsoenen, groenvoorzieningen, bermstroken, bermsloten, beplantingen en parken;
-
waterpartijen, watergangen en andere voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding;
-
(voet- en fiets)paden, bruggen, straatmeubilair, afvalverzamelvoorzieningen, voorzieningen ten behoeve van openbaar nut en geluidwerende voorzieningen;
-
ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - brandweer oefenterrein' (sb-bro) een oefenveld voor de brandweer.
3.2 Bouwregels
Op de gronden mogen, met in achtneming van de op de verbeelding aangegeven aanduidingen, de volgende bouwwerken worden gebouwd:
-
niet voor bewoning bestemde gebouwen;
-
bouwwerken geen gebouwen zijnde.
3.2.1 Maatvoering
De maximale bouwhoogte en de maximale oppervlakte van antennes, openbare nutsvoorzieningen en bouwwerken geen gebouwen zijnde bedragen ten hoogste de volgende aangegeven maten:
|
Bouwwerk
|
Maximale bouwhoogte
|
Maximale oppervlakte
|
a.
|
niet voor bewoning bestemde gebouwen
|
5.00 meter
|
15m2
|
b.
|
bouwwerken geen gebouwen zijnde
|
2.00 meter
|
|
c.
|
Antennes
|
5.00 meter
|
|
d.
|
Lichtmasten en overige masten
|
8.00 meter
|
|
3.3 Nadere eisen
3.3.1 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen, nadere eisen te stellen ten aanzien van:
-
de plaatsing van niet voor bewoning bestemde gebouwen ten opzichte van de perceelsgrens en ten opzichte van elkaar;
-
de plaatsing en vormgeving van bouwwerken geen gebouwen zijnde.
3.3.2 Voorwaarden
-
De in lid 3.3.1 bedoelde nadere eisen mogen slechts worden gesteld met het doel te voorkomen dat de belangen van derden worden geschaad of afbreuk wordt gedaan aan de doeleinden van het plan en met het oog op de bereikbaarheid van gebouwen, bouwwerken geen gebouwen zijnde en gronden in verband met calamiteiten.
3.4 Afwijken van de gebruiksregels
3.4.1 Afwijken
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd af te wijken van het bepaalde in:
-
lid 3.1 voor het toestaan om ten hoogste 10% van het bestemmingsvlak te gebruiken voor parkeervoorzieningen.
Artikel 4 Groen 2
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Groen 2 (G2) aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
plantsoenen, groenvoorzieningen, bermstroken, bermsloten, beplantingen en parken;
-
waterpartijen, watergangen en andere voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding;
-
voorzieningen ten behoeve van openbaar nut en geluidwerende voorzieningen.
4.2 Bouwregels
Op de gronden mogen, met in achtneming van de op de verbeelding aangegeven aanduidingen, de volgende bouwwerken worden gebouwd:
-
niet voor bewoning bestemde gebouwen;
-
bouwwerken geen gebouwen zijnde.
4.2.1 Maatvoering
De goothoogte, bouwhoogte en maximale de oppervlakte van openbare nutsvoorzieningen en bouwwerken geen gebouwen zijnde bedragen ten hoogste de volgende aangegeven maten:
|
Bouwwerk
|
Maximale bouwhoogte
|
Maximale oppervlakte
|
a.
|
niet voor bewoning bestemde gebouwen
|
5.00 meter
|
15m2
|
b.
|
bouwwerken geen gebouwen zijnde
|
2.00 meter
|
|
c.
|
Antennes
|
5.00 meter
|
|
d.
|
Lichtmasten en overige masten
|
8.00 meter
|
|
4.3 Nadere eisen
4.3.1 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen, nadere eisen te stellen ten aanzien van:
-
de plaatsing van bouwwerken geen gebouwen zijnde ten opzichte van de perceelsgrens en ten opzichte van elkaar;
-
de plaatsing en vormgeving van bouwwerken geen gebouwen zijnde.
4.3.2 Voorwaarden
-
De in lid 4.3.1 bedoelde nadere eisen mogen slechts worden gesteld met het doel te voorkomen dat de belangen van derden worden geschaad of afbreuk wordt gedaan aan de doeleinden van het plan en met het oog op de bereikbaarheid van bouwwerken geen gebouwen zijnde en gronden in verband met calamiteiten.
Artikel 5 Maatschappelijk
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Maatschappelijk (M) aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
maatschappelijke activiteiten;
-
parkeervoorzieningen, straatmeubilair, erven, paden en andere voorzieningen ten dienste van de bestemming.
5.2 Bouwregels
Op de gronden mogen, met in achtneming van de op de verbeelding aangegeven aanduidingen, de volgende bouwwerken worden gebouwd:
-
hoofdgebouwen;
-
bijbehorende bouwwerken;
-
bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
5.2.1 Algemeen
-
Hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen het op de verbeelding aangegeven bouwvlak worden gebouwd;
-
buiten het bouwvlak mogen tevens bijbehorende bouwwerken en bouwwerken geen gebouwen zijnde worden gerealiseerd met een maximaal bebouwingspercentage van 5% van het oppervlak van de bestemming niet behorend tot het bouwvlak.
5.2.2 Maatvoering
De goothoogte, bouwhoogte, de oppervlakte en/of inhoud van het hoofdgebouw, bijbehorende bouwwerken en bouwwerken geen gebouwen zijnde bedragen ten hoogste de volgende aangegeven maten:
|
Bouwwerk
|
Maximale goothoogte
|
Maximale bouwhoogte
|
Maximale oppervlakte
|
a.
|
Hoofdgebouwen
|
Zie op de verbeelding aangegeven maat
|
Zie op de verbeelding aangegeven maat
|
Zie op de verbeelding aangeven bebouwingspercentage
|
b.
|
Bijbehorende bouwwerken
|
3.20 meter
|
3.20 meter
|
Zie op de verbeelding aangegeven bebouwingspercentage.
|
c.
|
Bouwwerken geen gebouwen zijnde
|
-
|
2.00 meter;
vóór de voorgevel 1.00 meter.
|
Zie op de verbeelding aangegeven bebouwingspercentage.
|
5.3 Nadere eisen
5.3.1 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen, nadere eisen te stellen ten aanzien van:
-
-
de plaatsing van het hoofdgebouw en overige gebouwen ten opzichte van de perceelsgrens en ten opzichte van elkaar;
-
de plaatsing en vormgeving van bouwwerken geen gebouwen zijnde.
5.3.2 Voorwaarden
-
De in lid 5.3.1 bedoelde nadere eisen mogen slechts worden gesteld met het doel te voorkomen dat de belangen van derden worden geschaad of afbreuk wordt gedaan aan de doeleinden van het plan en met het oog op de bereikbaarheid van gebouwen, bouwwerken geen gebouwen zijnde en gronden in verband met calamiteiten;
5.4 Afwijken van de bouwregels
5.4.1 Afwijken
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd af te wijken van het bepaalde in:
-
Lid 5.2.2 sub a mits deze maat met maximaal 1 meter zal worden overschreden;
-
Lid 5.2.2 sub a en het vergroten van het bebouwingspercentage tot 80%;
-
Lid 5.2.2 sub c tot een hoogte van maximaal 10 meter met uitzondering van erfafscheidingen.
5.4.2 Voorwaarden
Er mag slechts worden afgeweken zoals bedoeld in lid 5.4.1 op voorwaarde dat:
-
de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden aangetast;
-
het samenhangend straat- en bebouwingsbeeld en de (verkeers)veiligheid niet worden aangetast;
-
geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.
5.5 Specifieke gebruiksregels
5.5.1 Parkeren
Voor het parkeren gelden de volgende regels:
er dient voldaan te worden aan de parkeernormen uit het 'Parkeerbeleidsplan 2009 - 2020' (vastgesteld door de gemeenteraad d.d. 18 februari 2010), zoals opgenomen in de bijlage.
Artikel 6 Sport
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Sport (S) aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
sportactiviteiten
-
sport- en speelvelden;
-
ondergeschikte horeca-activiteiten uitsluitend ten dienste van deze voorzieningen;
-
parkeervoorzieningen, groen, water, paden en andere voorzieningen ten dienste van de bestemming.
6.2 Bouwregels
Op de gronden mogen, met in achtneming van de op de verbeelding aangegeven aanduidingen, de volgende bouwwerken worden gebouwd:
-
niet voor bewoning bestemde gebouwen;
-
bijbehorende bouwwerken;
-
bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
6.2.1 Algemeen
-
Niet voor bewoning bestemde gebouwen, bijbehorende bouwwerken en bouwwerken geen gebouwen zijnde worden binnen het op de verbeelding aangegeven bouwvlak gebouwd;
6.2.2 Maatvoering
De goothoogte en bouwhoogte van niet voor bewoning bestemde gebouwen of een bouwwerk geen gebouwen zijnde bedragen ten hoogste de volgende aangegeven maten:
|
Bouwwerk
|
Maximale goothoogte
|
Maximale bouwhoogte
|
Maximale oppervlakte
|
a.
|
Niet voor bewoning bestemde gebouwen
|
Zie op de verbeelding aangegeven maat;
|
Zie op de verbeelding aangegeven maat;
|
Zie op de verbeelding
aangegeven bebouwings-
percentage;
|
b.
|
bijbehorende bouwwerken
|
3.20 meter
|
3.20 meter
|
Zie op de verbeelding
aangegeven bebouwings-
percentage;
|
c.
|
Bouwwerken geen gebouwen zijnde
|
-
|
4.00 meter
voor de voorgevel 1.00 meter.
|
Zie op de verbeelding
aangegeven bebouwings-
percentage;
|
d.
|
Antennes
|
-
|
5.00 meter
|
|
e.
|
Lichtmasten en overige masten
|
-
|
15.00 meter
|
|
6.3 Nadere eisen
6.3.1 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen, nadere eisen te stellen ten aanzien van:
-
-
De plaatsing van hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken ten opzichte van de perceelsgrens en ten opzichte van elkaar.
-
De plaatsing en vormgeving van andere bouwwerken.
6.3.2 Voorwaarden
De in lid 6.3.1 bedoelde nadere eisen mogen slechts worden gesteld met het doel te voorkomen dat de belangen van derden worden geschaad of afbreuk wordt gedaan aan de doeleinden van het plan en met het oog op de bereikbaarheid van gebouwen, andere bouwwerken en gronden in verband met calamiteiten.
6.4 Afwijken van de bouwregels
6.4.1 Afwijken
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd af te wijken van het bepaalde in:
-
Lid 6.2.2 sub a mits deze maat met ten hoogste 1.00 meter zal worden overschreden;
-
Lid 6.2.2 sub c tot een hoogte van ten hoogste 6.00 meter.
6.4.2 Voorwaarden
Er mag slechts worden afgeweken zoals bedoeld in lid 6.4.1 op voorwaarde dat:
-
-
de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden aangetast.
-
het samenhangend straat- en bebouwingsbeeld en de (verkeers)veiligheid niet worden aangetast;
-
geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.
6.5 Specifieke gebruiksregels
6.5.1 Parkeren
Voor het parkeren gelden de volgende regels:
er dient voldaan te worden aan de parkeernormen uit het 'Parkeerbeleidsplan 2009 - 2020' (vastgesteld door de gemeenteraad d.d. 18 februari 2010), zoals opgenomen in de bijlage.
Artikel 7 Verkeer
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Verkeer (V) aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
wegen, straten en paden;
-
bij deze doeleinden behorende voorzieningen zoals parkeervoorzieningen, groen, water, waterhuishoudkundige voorzieningen, nutsvoorzieningen, straatmeubilair, geluidwerende voorzieningen en afvalverzamelvoorzieningen.
7.2 Bouwregels
Op de gronden mogen, met in achtneming van de op de verbeelding aangegeven aanduidingen, de volgende bouwwerken worden gebouwd:
-
niet voor bewoning bestemde gebouwen;
-
bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
7.2.1 Maatvoering
De goothoogte, bouwhoogte, de oppervlakte en/of inhoud van een gebouw of een bouwwerk geen gebouwen zijnde bedragen ten hoogste de volgende aangegeven maten:
|
Bouwwerk
|
Maximale goothoogte
|
Maximale bouwhoogte
|
Maximale oppervlakte
|
a.
|
Niet voor bewoning bestemde gebouwen
|
3.20 meter
|
3.20 meter
|
Nutsgebouwen: 15 m2
|
b.
|
Bouwwerken geen gebouwen zijnde
|
2.00 meter
|
2.00 meter
|
|
c.
|
Lichtmasten en overige masten
|
|
8.00 meter
|
|
7.3 Nadere eisen
7.3.1 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen ten behoeve van de verkeersveiligheid nadere eisen
stellen aan de plaats en afmeting van bebouwing.
7.4 Afwijken van de bouwregels
7.4.1 Afwijken
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd af te wijken van het bepaalde in:
-
Lid 7.2.2 sub a mits deze maat met maximaal 1 meter zal worden overschreden
7.4.2 Voorwaarden
Er kan slechts worden afgeweken zoals bedoeld in 7.4.1 met dien verstande dat:
-
dit passend is in het straat- en bebouwingsbeeld;
-
de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden aangetast.
7.5 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in artikel 7.1, wordt in
ieder geval gerekend:
-
het in gebruik nemen van onbebouwde gronden ten behoeve van opslagdoeleinden. Het opslaan in open ruimten van bouwmaterialen, puin en specie is uitsluitend toegestaan in verband met normale onderhoudswerkzaamheden dan wel ter verwezenlijking van de bestemming.
Artikel 8 Waarde- Archeologie 1
8.1 Bestemmingsomschrijving
-
De voor “Waarde – Archeologie 1” aangewezen gronden zijn primair bestemd voor het behoud van het ter plaatse aanwezige archeologisch waardevol gebied en van de ter plaatse aanwezige vindplaatsen, niet zijnde beschermd van rijkswege;
8.2 Bouwregels
-
Op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 8.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 2 meter;
-
ten behoeve van andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag -met inachtneming van de voor de betrokken bestemming geldende (bouw)regels- uitsluitend worden gebouwd, indien:
-
burgemeester en wethouders beschikken over een verklaring van de archeologische deskundige waaruit blijkt dat het opstellen van een rapport met daarin een beschrijving van de archeologische waarden van de betrokken locatie niet nodig is;
-
niet is voldaan aan het bepaalde onder 1: de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport heeft overlegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld;
-
de betrokken archeologische waarden, gelet op het onder 2 genoemde rapport, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het bouwen regels te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door de archeologische deskundige;
-
het bepaalde in lid 8.2 sub b is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op één of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:
-
vervanging, ondergronds slopen, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
-
een bouwwerk met een oppervlakte van ten hoogste 100m²;
-
een bouwwerk inclusief de fundering - waaronder begrepen paalfunderingen - en de voor de aanleg hiervan noodzakelijke graafwerkzaamheden, waarbij de verstoring niet dieper reikt dan 40 cm beneden peil.
8.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde of werkzaamheden zonder vergunning
8.3.1 verbod voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde of werkzaamheden zonder vergunning
Het is verboden op of in de gronden met de bestemming “Waarde-Archeologie 1” zonder
omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde of werkzaamheden van burgemeester en wethouders de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
-
het uitvoeren van grondbewerkingen op een grotere diepte dan 40 cm, waartoe worden gerekend het afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen en aanleggen van drainage, tenzij deze werkzaamheden noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarvoor met toepassing van lid 8.4.1 sub b of omgevingsvergunning voor het bouwen is verleend of ophogen van gronden met meer dan 40 cm;
-
het verlagen of verhogen van het waterpeil;
-
het planten of rooien van bomen waarbij de stobben worden verwijderd;
-
het aanbrengen van ondergrondse kabels en leidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.
8.3.2 Uitzondering op het verbod voor het voeren van een werk, geen bouwwerk zijnde of werkzaamheden
Het verbod van lid 8.4.1 geldt niet voor het uitvoeren van:
a. werken en/of werkzaamheden die normaal beheer of onderhoud betreffen;
b. werken en/of werkzaamheden die op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan
in uitvoering zijn;
c. werken of werkzaamheden die mogen worden uitgevoerd krachtens een verleende
bouw- of omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde of
werkzaamheden of ontgrondingvergunning;
d. werken of werkzaamheden waarbij geen grondbewerkingen plaatsvinden dieper dan
40 cm beneden het maaiveld;
e. werken of werkzaamheden over een oppervlakte van ten hoogste 100m²;
f. archeologisch onderzoek.
8.3.3 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde of werkzaamheden zonder vergunning
De werken en werkzaamheden, zoals in lid 8.4.1 bedoeld, zijn slechts toelaatbaar, indien de
aanvrager van de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk
zijnde of werkzaamheden aan de hand van nader archeologisch onderzoek kan aantonen dat
op de betrokken locatie geen archeologische waarden aanwezig zijn. Voorts wordt een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde of werkzaamheden in ieder geval verleend indien:
-
de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde of werkzaamheden aan de hand van archeologisch onderzoek heeft aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden aanwezig zijn;
-
de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde of werkzaamheden een rapport heeft overlegd waarin wordt aangetoond dat de archeologische waarden van het betrokken terrein in voldoende mate worden veiliggesteld
-
de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de activiteiten niet worden geschaad of mogelijke schade wordt voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde of werkzaamheden regels te verbinden, gericht op:
-
het treffen van maatregelen waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
-
het doen van opgravingen;
-
begeleiding van de activiteiten door de archeologisch deskundige.
-
alvorens omtrent het verlenen van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde of werkzaamheden te beslissen, winnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies in bij de archeologisch deskundige.
8.4 Wijzigingsbevoegdheid
8.4.1 Geheel of gedeeltelijk verwijderen archeologische aanduidingen
Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsvlak verwijderen, met inachtneming van de volgende regels:
-
uit archeologisch onderzoek is gebleken dat ter plaatse geen archeologische waarden aanwezig zijn;
-
op grond van archeologisch onderzoek wordt het niet meer noodzakelijk geacht dat het bestemmingsplan ter plaatse in bescherming en veiligstelling van archeologische waarden voorziet;
-
alvorens omtrent de vaststelling van een wijziging te beslissen, winnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies in bij de archeologisch deskundige.
8.4.2 Wijzigen vorm bestemmingsvlak
Burgemeester en wethouders kunnen de vorm van het bestemmingsvlak veranderen, met inachtneming van de volgende regels:
-
wijziging is op grond van archeologisch onderzoek noodzakelijk of gewenst met het oog op de bescherming of de veiligstelling van de ter plaatse aanwezige archeologische waarden;
-
zonder verandering van de vorm van het bestemmingsvlak kan de bebouwing ten behoeve van de voor de gronden geldende andere bestemming niet of niet doelmatig worden gerealiseerd;
-
er wordt geen onevenredige afbreuk gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;
-
alvorens omtrent de vaststelling van een wijziging te beslissen, winnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies in bij de archeologisch deskundige.
HOOFDSTUK 3 Algemene regels
Artikel 9 Anti- dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering
is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten
beschouwing.
Artikel 10 Algemene bouwregels
10.1 Bestaande maten
-
De bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen die meer bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen als ten hoogste toelaatbaar worden aangehouden.
-
De bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen die minder bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen als ten minste toelaatbaar worden aangehouden.
-
In geval van herbouw is het bepaalde onder a en b uitsluitend van toepassing, indien de herbouw op dezelfde plaats plaatsvindt.
10.2 Overschrijding bouwgrenzen
De bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, mogen in afwijking van de verbeelding en hoofdstuk 2 uitsluitend worden overschreden door:
-
tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, trappen(huizen), galerijen, hellingbanen, erkers, funderingen, balkons, entreeportalen, veranda's en afdaken, alsmede andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen, mits de overschrijding niet meer dan 3.00 meter bedraagt;
-
de bouw van andere bouwwerken ten dienste van nutsvoorzieningen, mits deze voorzieningen van geringe horizontale en verticale afmetingen zijn en de bouwhoogte in ieder geval niet meer dan 10.00 meter bedraagt; in afwijking van het in vorige zin bepaalde bedraagt de bouwhoogte van voorzieningen voor telecommunicatie ten behoeve van privé-gebruik maximaal 15 m en voor gemeenschappelijk gebruik maximaal 30 m;
-
voor de bouw van kleine niet voor bewoning bestemde gebouwtjes ten dienste van nutsvoorzieningen; de inhoud van deze gebouwtjes bedraagt ten hoogste 50 m³ en de bouwhoogte ten hoogste 3.00 meter.
Artikel 11 Algemene gebruiksregels
11.1 Gebruiksverbod
Het is verboden gronden en bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken op een wijze of tot een
doel strijdig met de aan de grond gegeven bestemming, de bestemmingsomschrijving en de overige
regels.
Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan:
-
onbebouwde gronden te gebruiken of te laten gebruiken;
-
-
-
als opslagplaats voor bagger en grondinspectie;
-
het gebruiken, te doen of laten gebruiken van gronden ten behoeve van straatprostitutie.
Artikel 12 Algemene afwijkingssregels
12.1 Afwijkingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd af te wijken van de regels in dit plan voor:
-
het oprichten van antennes en masten tot een hoogte van 12.00 meter;
-
geringe afwijkingen, die in het belang zijn van een ruimtelijk of technisch beter verantwoorde plaatsing van bouwwerken of die noodzakelijk zijn in verband met de werkelijke toestand van het terrein;
-
het afwijken van hoogte- en oppervlaktematen voor bebouwing tot maximaal 10% van de voorgeschreven maten.
12.2 Procedureregels
Er kan slechts worden afgeweken zoals bedoeld in lid 12.1 mits:
-
Dit passend is in het straat- en bebouwingsbeeld;
-
geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken.
Artikel 13 Algemene wijzigingsregels
13.1 Geringe afwijkingen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen ten behoeve van geringe afwijkingen,
die in het belang van een ruimtelijke of technisch beter verantwoorde plaatsing van gebouwen of
bouwwerken geen gebouwen zijnde of die noodzakelijk zijn in verband met de werkelijke toestand van
het terrein. Hierbij zijn verschuivingen van de bestemmingsgrens met maximaal 5.00 meter
toelaatbaar.
Artikel 14 Algemene procedureregels
14.1 Procedure bij toepassen wijzigingsbevoegdheid
Indien in de voorschriften naar deze bepaling is verwezen, is op de voorbereiding van een besluit tot
wijziging van een bestemmingsplan de in afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht geregelde
procedure van toepassing.
HOOFDSTUK 4 Overgangs- en slotregels
Artikel 15 Overgangsrecht
15.1 Overgangsrecht gebruik
-
het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
-
het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
-
indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
-
het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsregels van dat plan.
15.2 Overgangsrecht bouwwerken
-
een bouwwerk dat op het tijdstip van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot, gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
-
de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk teniet is gedaan;
-
Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig afwijken van het eerste lid voor het vergoten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%;
-
Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
15.3 Afwijken van overgangsrecht
Voor zover toepassing van het overgangsrecht gebruik of bouwwerken leidt tot een onbillijkheid van
overwegende aard jegens een of meer natuurlijk personen kunnen burgemeester en wethouders af
wijken van dat overgangsrecht ten behoeve van die persoon of personen.
Artikel 16 Slotregel
De regels bij dit bestemmingsplan kunnen worden aangehaald als de regels behorende bij het bestemmingsplan "De Weitjes Zuid".
Bijlage bij de regels
'Parkeerbeleidsplan 2009 - 2020' (vastgesteld door de gemeenteraad d.d. 18 februari 2010)
|