Gemeente:
gemeente Goes
Plannaam:
Binnenstad
Status:
vastgesteld
Status Datum:
23-05-2022

Regels

 

behorende bij het bestemmingsplan 'Binnenstad'

 
Inhoudsopgave

 

Regels

Artikel 1 Begrippen

Artikel 2 Wijze van meten

Artikel 3 Bedrijf

Artikel 4 Centrum - 1

Artikel 5 Centrum - 2

Artikel 6 Cultuur en ontspanning

Artikel 7 Detailhandel

Artikel 8 Gemengd

Artikel 9 Groen

Artikel 10 Horeca

Artikel 11 Kantoor

Artikel 12 Maatschappelijk

Artikel 13 Recreatie

Artikel 14 Sport

Artikel 15 Verkeer

Artikel 16 Water

Artikel 17 Wonen

Artikel 18 Leiding - Gas

Artikel 19 Waarde - Archeologie - 1

Artikel 20 Waarde - Archeologie - 2

Artikel 21 Waarde - Cultuurhistorie

Artikel 22 Waarde - Natuur en landschap

Artikel 23 Waterstaat - Waterstaatkundige functie

Artikel 24 Anti-dubbeltelregel

Artikel 25 Algemene bouwregels

Artikel 26 Algemene gebruiksregels

Artikel 27 Algemene aanduidingsregels

Artikel 28 Algemene afwijkingsregels

Artikel 29 Algemene wijzigingsregels

Artikel 30 Algemene procedureregels

Artikel 31 Overgangsrecht

Artikel 32 Slotregel

 

HOOFDSTUK 1 Inleidende regels

 

Artikel 1 Begrippen

 

  1. Plan: het bestemmingsplan 'Binnenstad' met identificatienummer NL.IMRO.0664.BPGC01-VG99 van de gemeente Goes;

 

  1. Bestemmingsplan: de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;

 

  1. Aanduiding: een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

 

  1. Aanduidingsgrens: de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

 

  1. Aan huis gebonden beroeps- of bedrijfsactiviteit: een beroeps- of bedrijfsactiviteit, niet zijnde prostitutie, die in hoofdzaak niet-publieksaantrekkend is en die door een bewoner op kleine schaal in of bij een woning wordt uitgeoefend, bed & breakfast daaronder begrepen, waarbij de woning haar woonfunctie behoudt en de desbetreffende activiteit een ruimtelijke uitstraling heeft die in overeenstemming is met de woonfunctie, met inachtneming van de volgende regels:

  1. ten hoogste 40% van de netto vloeroppervlakte van de woning en bijbehorende bouwwerken gezamenlijk, met een maximum van 40 m², mag ten behoeve van beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten in gebruik zijn;

  2. het gebruik leidt niet tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimte;

  3. de uitoefening van detailhandel is niet toegestaan, tenzij de detailhandel een ondergeschikte nevenactiviteit is in verband met de beroeps- of bedrijfsmatige activiteit, dan wel de verkoop van goederen uitsluitend via internet plaatsvindt en ter plaatse opgeslagen goederen slechts op afspraak kunnen worden afgehaald, waarbij geen sprake is van een voor het publiek toegankelijke winkel- of uitstallingsruimte;

 

  1. Antennemast: een installatie bestaande uit een antenne, een antennedrager, de bedrading en de al dan niet in een techniekkast opgenomen apparatuur, met de daarbij behorende bevestigingsconstructie;

 

  1. Archeologische waarde: de aan een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door voorwerpen of bewoningssporen van vroegere samenlevingen direct onder het aardoppervlak;

 

  1. Architectonische waarde: de aan een gebouw toegekende waarde, gekenmerkt door de opbouw en/of indeling van de buitengevel, de dakopbouw en het materiaal en/of kleurgebruik, eventueel in samenhang met de omgeving;

 

  1. Bebouwing: één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

 

  1. Bed & breakfast: een kleinschalige overnachtingsaccommodatie in of bij een woning, gericht op het aanbieden van een toeristisch en kortdurend recreatief verblijf met het serveren van ontbijt;

 

  1. Bedrijf: een onderneming waarbij het accent ligt op het vervaardigen, bewerken, installeren, inzamelen en verhandelen van goederen, waarbij eventueel detailhandel uitsluitend plaatsvindt als ondergeschikt onderdeel van de onderneming in de vorm van verkoop c.q. levering van de ter plaatse vervaardigde, bewerkte of herstelde goederen, dan wel goederen die in rechtstreeks verband staan met de uitgeoefende handelingen;

 

  1. Bedrijfsgebouw: een gebouw dat dient voor de uitoefening van een of meer bedrijfsactiviteiten;

 

  1. Bedrijfsvloeroppervlakte: de vloeroppervlakte van een bedrijf, winkel of kantoor met inbegrip van de daartoe behorende magazijnen en overige dienstruimten;

 

  1. Bedrijfswoning: een gebouw in of bij een bedrijf of op een terrein behorende bij een bedrijf, dat dient voor de huisvesting van een huishouden of een persoon wiens huisvesting daar, gelet op de bestemming van de grond ter plaatse van het bedrijf of het terrein behorende bij het bedrijf, noodzakelijk is;

 

  1. Bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen en aantallen: afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen en aantallen, die op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan tot stand zijn gekomen of tot stand kunnen komen met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

 

  1. Bestaand kamerverhuurpand: een kamerverhuurpand dat voor 2 mei 2018 (het tijdstip van inwerkingtreding van het Voorbereidingsbesluit omzetten woning naar onzelfstandige bewoning) onzelfstandig wordt bewoond en waarvan dit gebruik niet voor een periode langer dan een jaar is onderbroken;

 

  1. Bestemmingsgrens: de grens van een bestemmingsvlak;

 

  1. Bestemmingsvlak: een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

 

  1. Bevi-inrichting: een bedrijf zoals bedoeld in artikel 2 lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen;

 

  1. Bouwen: het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;

 

  1. Bouwgrens: de grens van een bouwvlak;

 

  1. Bouwlaag: een doorlopend gedeelte van een gebouw, dat door op gelijke hoogte, of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van kelders, souterrains en kapconstructies;

 

  1. Bouwperceel: een aaneengesloten stuk grond waarop ingevolge de regels zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

 

  1. Bouwperceelgrens: de grens van een bouwperceel;

 

  1. Bouwvlak: een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten;

 

  1. Bouwwerk: elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die op de plaats van bestemming hetzij direct hetzij indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond, bedoeld om ter plaatse te functioneren;

 

  1. Bijbehorend bouwwerk: uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw of ander bouwwerk, met een dak;

 

  1. Cultuurhistorische waarde: de aan een bouwwerk of een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis heeft gemaakt van dat bouwwerk of dat gebied;

 

  1. Deskundige: een door burgemeester en wethouders aan te wijzen onafhankelijke deskundige of commissie van deskundigen inzake een specifiek aspect van de ruimtelijke ordening;

 

  1. Detailhandel: het bedrijfsmatig te koop aanbieden, hieronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan diegenen die deze goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

 

  1. Detailhandel als ondergeschikte nevenactiviteit: detailhandel binnen een andere bestemming, ten behoeve waarvan aansluitend op de hoofdfunctie een ruimte is ingericht, in oppervlakte ten hoogste 15% van de bedrijfsvloeroppervlakte van de hoofdfunctie tot ten hoogste 50 m², uitsluitend voor de verkoop van met de hoofdfunctie rechtstreeks verband houdende artikelen;

 

  1. Detailhandel in volumineuze goederen/perifere detailhandel: detailhandel in de volgende categorieën:

  1. fietsen, auto's, keukens, badkamers, boten, motoren, caravans, landbouwwerktuigen en grove bouwmaterialen;

  2. tuinbenodigdheden;

  3. meubels, al dan niet in combinatie met woninginrichting en stoffering;

en in combinatie daarmee rechtstreeks samenhangende artikelen zoals accessoires, onderdelen, onderhoudsmiddelen en/of materialen;

 

  1. Dienstverlening: het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen;

 

  1. Erf: al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw;

 

  1. Evenement: een gebeurtenis, gericht op maximaal 7.500 bezoekers, met betrekking tot kunst, sport, ontspanning en cultuur, die (inclusief opbouw en afbraak) niet langer duurt dan tien dagen en die maximaal vier keer per jaar plaats mag vinden op dezelfde locatie, met dien verstande dat evenementen op de Grote Markt gericht mogen zijn op maximaal 9.000 bezoekers en maximaal veertig keer per jaar plaats mogen vinden;

 

  1. Extended stay: het bedrijfsmatig aanbieden van logies anders dan in een woning voor kortstondig verblijf tot maximaal zes maanden aan natuurlijke personen die hun hoofdverblijf c.q. vaste woon- of verblijfplaats elders hebben;

 

  1. Gebouw: elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

 

  1. Gevellijn: een denkbeeldige dan wel op de verbeelding aangegeven lijn die strak loopt langs de gevel van een bouwwerk tot aan de perceelsgrenzen;

 

  1. Hoofdgebouw: gebouw of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;

 

  1. Horeca als ondergeschikte nevenactiviteit: een horecabedrijf binnen een andere bestemming, ten behoeve waarvan aansluitend op de hoofdfunctie een ruimte is ingericht, in oppervlakte ten hoogste 15% van de bedrijfsvloeroppervlakte van de hoofdfunctie tot ten hoogste 50 m²;

 

  1. Horecabedrijf: een bedrijf, gericht op één of meer van de navolgende activiteiten:

  1. het verstrekken van ter plaatse te nuttigen voedsel en dranken;

  2. het exploiteren van zaalaccommodatie;

  3. het verstrekken van nachtverblijf;

 

  1. Horecavloeroppervlakte: de vloeroppervlakte van het voor het publiek toegankelijke gedeelte van het horecabedrijf;

 

  1. Huishouden: een meerderjarige alleenstaande, dan wel twee of meer personen waarvan er ten minste één meerderjarig is, die in een vast verband samenleven en duurzaam een gemeenschappelijke huishouding voeren, waarbij sprake is van onderlinge verbondenheid en continuïteit in de samenstelling ervan. Het voeren van een huishouding gaat derhalve de enkele wil om gezamenlijk te wonen te boven en heeft de intentie in zich om langdurig samen te blijven;

 

  1. Kamerverhuur: de verhuur van een (deel van een) woning, anders dan door een zorginstelling, via kameruitgifte aan personen die geen gezamenlijk huishouden vormen, waarbij sprake is van woonruimte die geen eigen toegang heeft en waarbij de bewoner afhankelijk is van één of meer gedeelde wezenlijke voorzieningen (keuken, douche en/of toilet) buiten die woonruimte;

 

  1. Kamerverhuurpand: een pand dat wordt gebruikt ten behoeve van kamerverhuur en waarin zich meerdere onzelfstandige woonruimtes bevinden;

 

  1. Kantoor(ruimte): een gebouw of een gedeelte daarvan, dat dient voor het beroepsmatig/ bedrijfsmatig verlenen van diensten op financieel, administratief, juridisch en ontwerptechnisch of een hiermee naar aard gelijk te stellen gebied, waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen;

 

  1. Landschappelijke waarde: de aan een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het waarneembare deel van het aardoppervlak, die wordt bepaald door de onderlinge samenhang en beïnvloeding van de levende en niet-levende natuur;

 

  1. Maatschappelijke activiteit: een educatieve, medische, sociale, culturele, levensbeschouwelijke, sport- of recreatieve activiteit dan wel een activiteit ten behoeve van openbare dienstverlening;

 

  1. Maatvoeringsgrens: de grens van een maatvoeringsvlak;

 

  1. Maatvoeringsvlak: een geometrisch bepaald vlak waarmee de gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels voor bepaalde bouwwerken eenzelfde maatvoering geldt;

 

  1. Monumentencommissie: de gemeentelijke commissie op het gebied van de monumentenzorg als bedoeld in artikel 15 van de Monumentenwet 1988 of haar rechtsopvolger;

 

  1. Natuurwetenschappelijke waarde: de aan een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door geologische, geomorfologische, bodemkundige en biologische elementen, zowel afzonderlijk als in onderlinge samenhang;

 

  1. Nutsvoorziening: een voorziening ten behoeve van het openbaar nut, zoals een transformatorhuisje, schakelhuisje, duiker of gemaalgebouwtje;

 

  1. Onzelfstandige woonruimte: een woonruimte die geen eigen toegang heeft en waarbij de bewoner afhankelijk is van één of meer gedeelde wezenlijke voorzieningen (keuken, douche en/of toilet) buiten die woonruimte;

 

  1. Overkapping: een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een gesloten dak;

 

  1. Passend in het straat- en bebouwingsbeeld:

  1. een goede verhouding tussen bouwmassa en open ruimte;

  2. een goede hoogte-/breedteverhouding tussen de bebouwing onderling;

  3. een samenhang in bouwvorm/architectonisch beeld tussen bebouwing die ruimtelijk op elkaar georiënteerd is;

  4. de cultuurhistorische samenhang in de omgeving;

 

  1. Peil:

  1. voor gebouwen waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk grenst aan een weg: de hoogte van die weg (ter plaatse van de hoofdtoegang);

  2. bij ligging in het water: de gemiddelde hoogte van de aangrenzende oevers;

  3. in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het op het tijdstip van de inwerkingtreding van onderhavig bestemmingsplan bestaande aansluitende afgewerkte maaiveld;

 

  1. Seksinrichting: een voor publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in omvang alsof zij bedrijfsmatig is, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan: een prostitutiebedrijf, waaronder begrepen een erotische massagesalon, seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;

 

  1. Staat van Bedrijfsactiviteiten: de Staat van Bedrijfsactiviteiten die deel uitmaakt van deze regels;

 

  1. Staat van Horeca-activiteiten: de Staat van Horeca-activiteiten die deel uitmaakt van deze regels;

 

  1. Straatwand: een rij met aaneengesloten gevels aan één zijde van een straat;

 

  1. Supermarkt: een detailhandelsbedrijf met een grote verscheidenheid aan dagelijkse artikelen, merendeels in de branchegroepen voedings- en genotmiddelen en persoonlijke verzorging, waarbij sprake is van zelfbediening door klanten;

 

  1. Voorgevelrooilijn: een denkbeeldige dan wel op de verbeelding aangegeven lijn die strak loopt langs de voorgevel van een hoofdgebouw tot aan de perceelsgrenzen;

 

  1. Voorgevel van een hoofdgebouw: het naar de wegzijde gekeerde deel van een hoofdgebouw;

 

  1. Webshop: de bedrijfsmatige verkoop van goederen uitsluitend via internet, waarbij ter plaatse:

  1. verkoop en betaling van goederen plaatsvindt;

  2. uitsluitend een voor het publiek toegankelijke afhaalruimte en beperkte showroom aanwezig is, waarbij sprake is van ondergeschikte detailhandel;

 

  1. Wgh-inrichting: een bedrijf als bedoeld in artikel 2.1 lid 3 van het Besluit omgevingsrecht dat in belangrijke mate geluidshinder kan veroorzaken;

 

  1. Woning: een complex van ruimtes, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden, dan wel voor de huisvesting van maximaal twee personen die geen gezamenlijk huishouden voeren.

 

Artikel 2 Wijze van meten

 

Bij het toepassen van deze regels gelden de volgende aanwijzingen:

 

  1. Afstanden: afstanden van bouwwerken onderling alsmede afstanden van bouwwerken tot de perceelsgrens worden daar gemeten, waar deze afstanden het kleinst zijn;

 

  1. Bebouwd oppervlak: het bebouwd oppervlak van een bouwperceel of een ander terrein wordt bepaald door de oppervlakten van alle op een terrein gelegen bouwwerken bij elkaar op te tellen;

 

  1. Bebouwingspercentage: het bebouwingspercentage wordt berekend door het bebouwd oppervlak te delen door de oppervlakte van het bouwperceel of de oppervlakte van het maatvoeringsvlak waar het percentage is ingeschreven;

 

  1. Bedrijfsvloeroppervlakte: de bedrijfsvloeroppervlakte wordt binnenwerks gemeten op de vloer van de ruimtes die worden of kunnen worden gebruikt voor bedrijfsactiviteiten;

 

  1. Bouwhoogte van een bouwwerk: de bouwhoogte van een bouwwerk wordt gemeten vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een bouwwerk, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen zoals schoorstenen, antennes, liftopbouwen en naar aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

 

  1. Breedte en diepte van een gebouw of ander bouwwerk: de breedte en diepte worden gemeten tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en het hart van de scheidsmuren;

 

  1. Dakhelling: de dakhelling wordt gemeten langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

 

  1. Goothoogte van een bouwwerk: de goothoogte van een bouwwerk wordt gemeten vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

 

  1. Horecavloeroppervlakte: de horecavloeroppervlakte wordt binnenwerks gemeten op de vloer van de ruimtes die voor het publiek toegankelijk zijn;

 

  1. Inhoud van een bouwwerk: de inhoud van een bouwwerk wordt gemeten tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

 

  1. Oppervlakte van een bouwwerk: de oppervlakte van een bouwwerk wordt gemeten tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

 

  1. Vloeroppervlakte: de vloeroppervlakte (gebruiksoppervlakte) wordt gemeten volgens NEN 2580.

 

HOOFDSTUK 2 Bestemmingsplanregels

 

 

Artikel 3 Bedrijf

 

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. het uitoefenen van bedrijfsmatige activiteiten die voorkomen in de categorieën 1 en 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;

  2. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning': tevens een bedrijfswoning;

  3. ter plaatse van de aanduiding 'nutsvoorziening': uitsluitend een nutsvoorziening;

  4. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - steenhouwerij': uitsluitend een steenhouwerij;

  5. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - overkapping': tevens een overkapping;

  6. ter plaatse van de aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen met lpg': uitsluitend een verkooppunt van motorbrandstoffen, met dien verstande dat de verkoop van lpg is toegestaan;

  7. ter plaatse van de aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen zonder lpg': uitsluitend een verkooppunt van motorbrandstoffen, met dien verstande dat de verkoop van lpg niet is toegestaan;

  8. ter plaatse van de aanduiding 'wonen': tevens de huisvesting van personen;

  9. detailhandel en kantoren als ondergeschikte nevenactiviteit bij de ter plaatse uitgeoefende activiteiten;

  10. detailhandelsbedrijven die zijn gericht op de verkoop van auto’s, motorrijwielen, boten en caravans;

  11. webshops;

  12. aan huis gebonden beroeps- of bedrijfsactiviteiten;

  13. wegen, paden, parkeervoorzieningen, water, groenvoorzieningen, tuinen, erven, voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding, andere voorzieningen ten dienste van de bestemming en nutsvoorzieningen.

 

3.2 Bouwregels

Op de gronden mogen, met in achtneming van de op de verbeelding aangegeven aanduidingen, de volgende bouwwerken worden gebouwd:

  1. niet voor bewoning bestemde gebouwen;

  2. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning': maximaal één bedrijfswoning per bouwperceel;

  3. ter plaatse van de aanduiding 'wonen': gestapelde woningen;

  4. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

 

3.2.1 Algemeen

Voor het bouwen van bouwwerken gelden de volgende bepalingen:

  1. gebouwen en overkappingen mogen uitsluitend binnen het op de verbeelding aangegeven bouwvlak worden gebouwd;

  2. de totale oppervlakte van gebouwen en overkappingen op ieder bouwperceel bedraagt maximaal het met de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' aangegeven bebouwingspercentage van het maatvoeringsvlak;

  3. indien geen bebouwingspercentage is aangegeven, bedraagt de bebouwde oppervlakte van de gronden binnen het bouwvlak maximaal 100%.

 

3.2.2 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen, niet zijnde bedrijfswoningen, gelden de volgende bepalingen:

  1. de goot- en bouwhoogte van een gebouw bedragen maximaal de op de verbeelding aangegeven maten.

 

3.2.3 Bedrijfswoningen

Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende bepalingen:

  1. de inhoud van een bedrijfswoning bedraagt maximaal 750 m³;

  2. de goot- en bouwhoogte van een bedrijfswoning bedragen maximaal de op de verbeelding aangegeven maten;

  3. bij iedere bedrijfswoning mogen bijbehorende bouwwerken worden gebouwd met een gezamenlijke oppervlakte van maximaal 60 m²;

  4. de goot- en bouwhoogte van een bijbehorend bouwwerk bedragen maximaal 3,2 meter respectievelijk 5 meter.

 

3.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  1. de bouwhoogte van een overkapping ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - overkapping' bedraagt maximaal de op de verbeelding aangegeven maat;

  2. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt maximaal 2 meter;

  3. de bouwhoogte van lichtmasten en vlaggenmasten bedraagt maximaal 8 meter;

  4. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt maximaal 2 meter.

 

3.3 Nadere eisen

 

3.3.1 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen, nadere eisen te stellen ten aanzien van:

  1. de plaatsing van hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken ten opzichte van de perceelsgrens en ten opzichte van elkaar;

  2. de dakhelling van hellende dakvlakken van gebouwen;

  3. de plaatsing en vormgeving van bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

 

3.3.2 Voorwaarden

De in artikel 3.3.1 bedoelde nadere eisen mogen slechts worden gesteld met het doel te voorkomen dat de belangen van derden worden geschaad of afbreuk wordt gedaan aan de doeleinden van het plan en met het oog op de bereikbaarheid van gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en gronden in verband met calamiteiten.

 

3.4 Afwijken van de bouwregels

 

3.4.1 Gebouwen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in:

  1. artikel 3.2.2 sub a en artikel 3.2.3 sub b, mits deze maten met maximaal 1 meter worden overschreden.

 

3.4.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in:

  1. artikel 3.2.4 sub c tot een hoogte van maximaal 10 meter;

  2. artikel 3.2.4 sub d tot een hoogte van maximaal 10 meter.

 

3.4.3 Voorwaarden

Aan de afwijkingsbevoegdheid als bedoeld in de artikelen 3.4.1 en 3.4.2 wordt slechts toepassing gegeven indien:

  1. het samenhangend straat- en bebouwingsbeeld en de (verkeers)veiligheid niet worden aangetast;

  2. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.

 

3.5 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken gelden de volgende regels:

  1. de vestiging van zelfstandige kantoren is niet toegestaan;

  2. het in gebruik nemen van onbebouwde gronden ten behoeve van opslagdoeleinden tot een gezamenlijke hoogte van meer dan 3 meter is niet toegestaan;

  3. vuurwerkbedrijven zijn niet toegestaan;

  4. Bevi-inrichtingen zijn niet toegestaan;

  5. Wgh-inrichtingen zijn niet toegestaan;

  6. bij webshops mag maximaal 15% van het totale bedrijfsvloeroppervlak worden ingericht als showroom met een maximum van 50 m²;

  7. ter plaatse van de aanduiding 'wonen' is het uitoefenen van bedrijfsmatige activiteiten, anders dan aan huis gebonden beroeps- of bedrijfsactiviteiten, uitsluitend toegestaan op de begane grond;

  8. woningen en onzelfstandige woonruimtes zijn georiënteerd op de openbare weg;

  9. de vloeroppervlakte van een woning bedraagt minimaal 40 m².

 

3.6 Afwijken van de gebruiksregels

 

3.6.1 Afwijken gebruiksregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in:

  1. artikel 3.1 sub a voor de uitoefening van een bedrijfsactiviteit die voorkomt in een hogere categorie van de Staat van Bedrijfsactiviteiten, mits deze activiteit naar haar aard en invloed op de omgeving kan worden gelijkgesteld met een krachtens artikel 3.1 sub a ter plaatse toegelaten categorie bedrijfsactiviteiten;

  2. artikel 3.1 sub a voor de uitoefening van een bedrijfsactiviteit die niet in de Staat van Bedrijfsactiviteiten is genoemd, mits deze activiteit naar haar aard en invloed op de omgeving kan worden gelijkgesteld met een krachtens artikel 3.1 sub a ter plaatse toegelaten categorie bedrijfsactiviteiten.

 

3.6.2 Voorwaarden

Aan de afwijkingsbevoegdheid als bedoeld in artikel 3.6.1 wordt slechts toepassing gegeven indien:

  1. het samenhangend straat- en bebouwingsbeeld en de (verkeers)veiligheid niet worden aangetast;

  2. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;

  3. een milieudeskundige is gehoord met betrekking tot de vraag of aan de in dat artikel genoemde criteria voor het toepassen van de afwijkingsbevoegdheid is voldaan.

 

3.7 Wijzigingsbevoegdheid

 

3.7.1 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen in die zin dat de categorie-indeling van de Staat van Bedrijfsactiviteiten wordt gewijzigd, mits een wijziging van de belasting van de desbetreffende typen van bedrijven op het milieu als gevolg van technologische ontwikkelingen daartoe aanleiding geeft.

 

3.7.2 Voorwaarden

Bij het toepassen van de wijzigingsbevoegdheid als bedoeld in artikel 3.7.1 dient een milieudeskundige te worden gehoord met betrekking tot de vraag of aan de in dat artikel genoemde criteria voor het toepassen van de wijzigingsbevoegdheid is voldaan.

 

3.7.3 Procedureregel

Bij het toepassen van de wijzigingsbevoegdheid als bedoeld in artikel 3.7.1 zijn de algemene procedureregels van artikel 30 van toepassing.

 

Artikel 4 Centrum - 1

 

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Centrum - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. detailhandel;

  2. dienstverlening;

  3. maatschappelijke activiteiten;

  4. de huisvesting van personen, met dien verstande dat het wonen niet is toegestaan op de begane grond;

  5. ter plaatse van de aanduiding 'horeca tot en met categorie 1': tevens horecabedrijven die voorkomen in categorie 1 van de Staat van Horeca-activiteiten;

  6. ter plaatse van de aanduiding 'horeca tot en met categorie 2': tevens horecabedrijven die voorkomen in de categorieën 1 en 2 van de Staat van Horeca-activiteiten;

  7. ter plaatse van de aanduiding 'horeca tot en met categorie 3': tevens horecabedrijven die voorkomen in de categorieën 1, 2 en 3 van de Staat van Horeca-activiteiten;

  8. ter plaatse van de aanduiding 'horeca tot en met categorie 5': tevens horecabedrijven die voorkomen in de categorieën 1, 2, 3, 4 en 5 van de Staat van Horeca-activiteiten, met dien verstande dat de horecavloeroppervlakte niet meer mag bedragen dan de bestaande horecavloeroppervlakte op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan;

  9. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - brouwerij': tevens een bierbrouwerij;

  10. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van gemengd - extended stay': tevens een extended stay;

  11. ter plaatse van de aanduiding 'supermarkt': uitsluitend een supermarkt;

  12. ter plaatse van de aanduiding 'wonen': tevens het wonen op de begane grond;

  13. aan huis gebonden beroeps- of bedrijfsactiviteiten;

  14. parkeervoorzieningen, tuinen, erven, paden, voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding en andere voorzieningen ten dienste van de bestemming.

 

4.2 Bouwregels

Op de gronden mogen, met in achtneming van de op de verbeelding aangegeven aanduidingen, de volgende bouwwerken worden gebouwd:

  1. gebouwen;

  2. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

 

4.2.1 Algemeen

Voor het bouwen van bouwwerken gelden de volgende bepalingen:

  1. gebouwen en overkappingen mogen uitsluitend binnen het op de verbeelding aangegeven bouwvlak worden gebouwd;

  2. ter plaatse van de aanduiding 'onderdoorgang' mogen uitsluitend gebouwen worden gebouwd die voorzien in een onderdoorgang voor het verkeer;

  3. de totale oppervlakte van gebouwen en overkappingen op ieder bouwperceel bedraagt maximaal het met de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' aangegeven bebouwingspercentage van het maatvoeringsvlak;

  4. indien geen bebouwingspercentage is aangegeven, bedraagt de bebouwde oppervlakte van de gronden binnen het bouwvlak maximaal 100%.

 

4.2.2 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

  1. het aantal bouwlagen van een gebouw bedraagt maximaal het op de verbeelding aangegeven aantal, met dien verstande dat de hoogte van een bouwlaag maximaal 3,5 meter bedraagt.

 

4.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  1. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt maximaal 2 meter;

  2. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt maximaal 2 meter.

 

4.3 Nadere eisen

 

4.3.1 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen, nadere eisen te stellen ten aanzien van:

  1. de plaatsing van gebouwen ten opzichte van de perceelsgrens en ten opzichte van elkaar;

  2. de dakhelling van hellende dakvlakken van gebouwen;

  3. de plaatsing en vormgeving van bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

 

4.3.2 Voorwaarden

De in artikel 4.3.1 bedoelde nadere eisen mogen slechts worden gesteld met het doel te voorkomen dat de belangen van derden worden geschaad of afbreuk wordt gedaan aan de doeleinden van het plan en met het oog op de bereikbaarheid van gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en gronden in verband met calamiteiten.

 

4.4 Afwijken van de bouwregels

 

4.4.1 Algemeen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in:

  1. artikel 4.2.1 sub c voor een bebouwde oppervlakte tot maximaal 100%.

 

4.4.2 Gebouwen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in:

  1. artikel 4.2.2 sub a voor het toevoegen van een extra bouwplaag;

  2. artikel 4.2.2 sub a voor een hoogte van een bouwlaag van maximaal 4,5 meter.

 

4.4.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in:

  1. artikel 4.2.3 sub b tot een hoogte van maximaal 10 meter.

 

4.4.4 Voorwaarden

Aan de afwijkingsbevoegdheid als bedoeld in de artikelen 4.4.1, 4.4.2 en 4.4.3 wordt slechts toepassing gegeven indien:

  1. het samenhangend straat- en bebouwingsbeeld en de (verkeers)veiligheid niet worden aangetast;

  2. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.

 

4.5 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken gelden de volgende regels:

  1. woningen en onzelfstandige woonruimtes zijn georiënteerd op de openbare weg;

  2. de vloeroppervlakte van een woning bedraagt minimaal 40 m²;

  3. detailhandel in volumineuze goederen is niet toegestaan;

  4. detailhandel in en opslag van brand- en explosiegevaarlijke stoffen is niet toegestaan;

  5. het gebruik van achtererven en andere buitenruimtes van horecabedrijven als terras en/of speeltuin en voor opslag is niet toegestaan;

  6. ter plaatse van detailhandelsbedrijven is horeca toegestaan als ondergeschikte nevenactiviteit bij de ter plaatse uitgeoefende activiteiten, mits:

  1. het horecabedrijf voorkomt in categorie 1 van de Staat van Horeca-activiteiten;

  2. het horecabedrijf het detailhandelsbedrijf ondersteunt, wat betekent dat degene die de horeca-activiteiten uitvoert tevens de uitvoerder is van de detailhandelsactiviteiten;

  3. het horecabedrijf uitsluitend toegankelijk is via het detailhandelsbedrijf;

  4. de openingstijden van het horecabedrijf gelijk zijn aan de openingstijden van het detailhandelsbedrijf.

 

4.6 Afwijken van de gebruiksregels

 

4.6.1 Afwijken gebruiksregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in:

  1. artikel 4.1 voor het vestigen van een horecabedrijf dat voorkomt in categorie 1 van de Staat van Horeca-activiteiten, mits:

  1. het aantal zelfstandige horecabedrijven per straatwand niet meer bedraagt dan 33 procent van het totale aantal panden in die straatwand;

  2. het horecabedrijf een ondersteunend effect heeft op de winkelfunctie van de binnenstad;

  3. de openingstijden van het horecabedrijf aansluiten bij de winkelopeningstijden;

  1. artikel 4.1 sub d voor de huisvesting van personen op de begane grond;

  2. artikel 4.5 sub a voor het toestaan dat woningen en onzelfstandige woonruimtes niet zijn georiënteerd op de openbare weg;

  3. artikel 4.5 sub b voor een vloeroppervlakte van minimaal 30 m²;

  4. artikel 4.5 sub e voor het gebruik van achtererven en andere buitenruimtes als terras en/of speeltuin en voor opslag.

 

4.6.2 Voorwaarden

Aan de afwijkingsbevoegdheid als bedoeld in artikel 4.6.1 wordt slechts toepassing gegeven indien:

  1. het samenhangend straat- en bebouwingsbeeld en de (verkeers)veiligheid niet worden aangetast;

  2. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.

 

4.7 Wijzigingsbevoegdheid

 

4.7.1 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd functieaanduidingen binnen de bestemming 'Centrum - 1' te verwijderen of te wijzigen, indien:

  1. dit passend is in het straat- en bebouwingsbeeld;

  2. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden aangetast;

  3. de betreffende functie gedurende minimaal een jaar niet meer ter plaatse wordt uitgeoefend, tenzij sprake is van een verzoek van een belanghebbende.

 

4.7.2 Procedureregel

Bij het toepassen van de wijzigingsbevoegdheid als bedoeld in artikel 4.7.1 zijn de algemene procedureregels van artikel 30 van toepassing.

 

Artikel 5 Centrum - 2

 

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Centrum - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. detailhandel;

  2. dienstverlening;

  3. maatschappelijke activiteiten;

  4. de huisvesting van personen;

  5. ter plaatse van de aanduiding 'casino': tevens een casino en speelautomatenhal;

  6. ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel volumineus': tevens detailhandel in volumineuze goederen;

  7. ter plaatse van de aanduiding 'horeca tot en met categorie 1': tevens horecabedrijven die voorkomen in categorie 1 van de Staat van Horeca-activiteiten;

  8. ter plaatse van de aanduiding 'horeca tot en met categorie 2': tevens horecabedrijven die voorkomen in de categorieën 1 en 2 van de Staat van Horeca-activiteiten;

  9. ter plaatse van de aanduiding 'horeca tot en met categorie 3': tevens horecabedrijven die voorkomen in de categorieën 1, 2 en 3 van de Staat van Horeca-activiteiten;

  10. ter plaatse van de aanduiding 'horeca tot en met categorie 5': tevens horecabedrijven die voorkomen in de categorieën 1, 2, 3, 4 en 5 van de Staat van Horeca-activiteiten, met dien verstande dat de horecavloeroppervlakte niet meer mag bedragen dan de bestaande horecavloeroppervlakte op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan;

  11. ter plaatse van de aanduiding 'prostitutie': tevens een prostitutiebedrijf, met dien verstande dat de bedrijfsvloeroppervlakte niet meer mag bedragen dan de bestaande bedrijfsvloeroppervlakte op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan;

  12. aan huis gebonden beroeps- of bedrijfsactiviteiten;

  13. parkeervoorzieningen, tuinen, erven, paden, voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding en andere voorzieningen ten dienste van de bestemming.

 

5.2 Bouwregels

Op de gronden mogen, met in achtneming van de op de verbeelding aangegeven aanduidingen, de volgende bouwwerken worden gebouwd:

  1. gebouwen;

  2. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

 

5.2.1 Algemeen

Voor het bouwen van bouwwerken gelden de volgende bepalingen:

  1. gebouwen en overkappingen mogen uitsluitend binnen het op de verbeelding aangegeven bouwvlak worden gebouwd;

  2. ter plaatse van de aanduiding 'onderdoorgang' mogen uitsluitend gebouwen worden gebouwd die voorzien in een onderdoorgang voor het verkeer;

  3. de totale oppervlakte van gebouwen en overkappingen op ieder bouwperceel bedraagt maximaal het met de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' aangegeven bebouwingspercentage van het maatvoeringsvlak;

  4. indien geen bebouwingspercentage is aangegeven, bedraagt de bebouwde oppervlakte van de gronden binnen het bouwvlak maximaal 100%.

 

5.2.2 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

  1. het aantal bouwlagen van een gebouw bedraagt maximaal het op de verbeelding aangegeven aantal, met dien verstande dat de hoogte van een bouwlaag maximaal 3,5 meter bedraagt.

 

5.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  1. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt maximaal 2 meter;

  2. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt maximaal 2 meter.

 

5.3 Nadere eisen

 

5.3.1 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen, nadere eisen te stellen ten aanzien van:

  1. de plaatsing van gebouwen ten opzichte van de perceelsgrens en ten opzichte van elkaar;

  2. de dakhelling van hellende dakvlakken van gebouwen;

  3. de plaatsing en vormgeving van bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

 

5.3.2 Voorwaarden

De in artikel 5.3.1 bedoelde nadere eisen mogen slechts worden gesteld met het doel te voorkomen dat de belangen van derden worden geschaad of afbreuk wordt gedaan aan de doeleinden van het plan en met het oog op de bereikbaarheid van gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en gronden in verband met calamiteiten.

 

5.4 Afwijken van de bouwregels

 

5.4.1 Algemeen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in:

  1. artikel 5.2.1 sub c voor een bebouwde oppervlakte tot maximaal 100%.

 

5.4.2 Gebouwen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in:

  1. artikel 5.2.2 sub a voor het toevoegen van een extra bouwplaag;

  2. artikel 5.2.2 sub a voor een hoogte van een bouwlaag van maximaal 4,5 meter.

 

5.4.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in:

  1. artikel 5.2.3 sub b tot een hoogte van maximaal 10 meter.

 

5.4.4 Voorwaarden

Aan de afwijkingsbevoegdheid als bedoeld in de artikelen 5.4.1, 5.4.2 en 5.4.3 wordt slechts toepassing gegeven indien:

  1. het samenhangend straat- en bebouwingsbeeld en de (verkeers)veiligheid niet worden aangetast;

  2. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.

 

5.5 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken gelden de volgende regels:

  1. woningen en onzelfstandige woonruimtes zijn georiënteerd op de openbare weg;

  2. de vloeroppervlakte van een woning bedraagt minimaal 40 m²;

  3. detailhandel in volumineuze goederen is niet toegestaan, uitgezonderd ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel volumineus';

  4. detailhandel in en opslag van brand- en explosiegevaarlijke stoffen is niet toegestaan;

  5. het gebruik van achtererven en andere buitenruimtes van horecabedrijven als terras en/of speeltuin en voor opslag is niet toegestaan;

  6. het gebruik van de verdieping(en) van gebouwen voor detailhandel, dienstverlening en horeca is niet toegestaan;

  7. ter plaatse van detailhandelsbedrijven is horeca toegestaan als ondergeschikte nevenactiviteit bij de ter plaatse uitgeoefende activiteiten, mits:

  1. het horecabedrijf voorkomt in categorie 1 van de Staat van Horeca-activiteiten;

  2. het horecabedrijf het detailhandelsbedrijf ondersteunt, wat betekent dat degene die de horeca-activiteiten uitvoert tevens de uitvoerder is van de detailhandelsactiviteiten;

  3. het horecabedrijf uitsluitend toegankelijk is via het detailhandelsbedrijf;

  4. de openingstijden van het horecabedrijf gelijk zijn aan de openingstijden van het detailhandelsbedrijf.

 

5.6 Afwijken van de gebruiksregels

 

5.6.1 Afwijken gebruiksregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in:

  1. artikel 5.1 voor het vestigen van een horecabedrijf dat voorkomt in categorie 1 van de Staat van Horeca-activiteiten, mits:

  1. het aantal zelfstandige horecabedrijven per straatwand niet meer bedraagt dan 33 procent van het totale aantal panden in die straatwand;

  2. het horecabedrijf een ondersteunend effect heeft op de winkelfunctie van de binnenstad;

  3. de openingstijden van het horecabedrijf aansluiten bij de winkelopeningstijden;

  1. artikel 5.5 sub a voor het toestaan dat woningen en onzelfstandige woonruimtes niet zijn georiënteerd op de openbare weg;

  2. artikel 5.5 sub b voor een vloeroppervlakte van minimaal 30 m²;

  3. artikel 5.5 sub e voor het gebruik van achtererven en andere buitenruimtes als terras en/of speeltuin en voor opslag;

  4. artikel 5.5 sub f voor het vestigen van detailhandel, dienstverlening of horeca op de eerste verdieping, mits:

  1. het uit een oogpunt van volkshuisvesting aanvaardbaar is om de woonfunctie van het betreffende deel van het gebouw op te heffen;

  2. de functie op de verdieping een verruiming betreft van het oppervlak van de functie ter plekke op de begane grond.

 

5.6.2 Voorwaarden

Aan de afwijkingsbevoegdheid als bedoeld in artikel 5.6.1 wordt slechts toepassing gegeven indien:

  1. het samenhangend straat- en bebouwingsbeeld en de (verkeers)veiligheid niet worden aangetast;

  2. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.

 

5.7 Wijzigingsbevoegdheid

 

5.7.1 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd functieaanduidingen binnen de bestemming 'Centrum - 2' te verwijderen of te wijzigen, indien:

  1. dit passend is in het straat- en bebouwingsbeeld;

  2. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden aangetast;

  3. de betreffende functie gedurende minimaal een jaar niet meer ter plaatse wordt uitgeoefend, tenzij sprake is van een verzoek van een belanghebbende.

 

5.7.2 Procedureregel

Bij het toepassen van de wijzigingsbevoegdheid als bedoeld in artikel 5.7.1 zijn de algemene procedureregels van artikel 30 van toepassing.

 

Artikel 6 Cultuur en ontspanning

 

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Cultuur en Ontspanning' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. het verrichten van activiteiten gericht op spel, vermaak, ontspanning, kunst en cultuur, waaronder podiumkunsten;

  2. horeca als ondergeschikte nevenactiviteit bij de ter plaatse uitgeoefende activiteiten;

  3. wegen, paden, parkeervoorzieningen, water, groenvoorzieningen, tuinen, erven, voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding, andere voorzieningen ten dienste van de bestemming en nutsvoorzieningen.

 

6.2 Bouwregels

Op de gronden mogen, met in achtneming van de op de verbeelding aangegeven aanduidingen, de volgende bouwwerken worden gebouwd:

  1. niet voor bewoning bestemde gebouwen;

  2. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

 

6.2.1 Algemeen

Voor het bouwen van bouwwerken gelden de volgende bepalingen:

  1. gebouwen en overkappingen mogen uitsluitend binnen het op de verbeelding aangegeven bouwvlak worden gebouwd;

  2. de totale oppervlakte van gebouwen en overkappingen op ieder bouwperceel bedraagt maximaal het met de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' aangegeven bebouwingspercentage van het maatvoeringsvlak;

  3. indien geen bebouwingspercentage is aangegeven, bedraagt de bebouwde oppervlakte van de gronden binnen het bouwvlak maximaal 100%.

 

6.2.2 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

  1. de goot- en bouwhoogte van een gebouw bedragen maximaal de op de verbeelding aangegeven maten.

 

6.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  1. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt maximaal 2 meter;

  2. de bouwhoogte van vlaggenmasten bedraagt maximaal 8 meter;

  3. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt maximaal 2 meter.

 

6.3 Nadere eisen

 

6.3.1 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen, nadere eisen te stellen ten aanzien van:

  1. de plaatsing van gebouwen ten opzichte van de perceelsgrens en ten opzichte van elkaar;

  2. de dakhelling van hellende dakvlakken van gebouwen;

  3. de plaatsing en vormgeving van bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

 

6.3.2 Voorwaarden

De in artikel 6.3.1 bedoelde nadere eisen mogen slechts worden gesteld met het doel te voorkomen dat de belangen van derden worden geschaad of afbreuk wordt gedaan aan de doeleinden van het plan en met het oog op de bereikbaarheid van gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en gronden in verband met calamiteiten.

 

6.4 Afwijken van de bouwregels

 

6.4.1 Gebouwen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in:

  1. artikel 6.2.2 sub a, mits deze maten met maximaal 1 meter worden overschreden.

 

6.4.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in:

  1. artikel 6.2.3 sub b tot een hoogte van maximaal 10 meter;

  2. artikel 6.2.3 sub c tot een hoogte van maximaal 10 meter.

 

6.4.3 Voorwaarden

Aan de afwijkingsbevoegdheid als bedoeld in de artikelen 6.4.1 en 6.4.2 wordt slechts toepassing gegeven indien:

  1. het samenhangend straat- en bebouwingsbeeld en de (verkeers)veiligheid niet worden aangetast;

  2. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.

 

6.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  1. het gebruik van achtererven en andere buitenruimtes als terras en/of speeltuin en voor opslag.

 

6.6 Afwijken van de gebruiksregels

 

6.6.1 Afwijken gebruiksregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in:

  1. artikel 6.5 sub a voor het gebruik van achtererven en andere buitenruimtes als terras en/of speeltuin en voor opslag.

 

6.6.2 Voorwaarden

Aan de afwijkingsbevoegdheid als bedoeld in artikel 6.6.1 wordt slechts toepassing gegeven indien:

  1. het samenhangend straat- en bebouwingsbeeld en de (verkeers)veiligheid niet worden aangetast;

  2. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.

 

Artikel 7 Detailhandel

 

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Detailhandel' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel volumineus': uitsluitend detailhandel in volumineuze goederen;

  2. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van detailhandel - kringloopwinkel': uitsluitend een kringloopwinkel;

  3. ter plaatse van de aanduiding 'wonen': tevens de huisvesting van personen;

  4. aan huis gebonden beroeps- of bedrijfsactiviteiten;

  5. wegen, paden, parkeervoorzieningen, water, groenvoorzieningen, tuinen, erven, voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding, andere voorzieningen ten dienste van de bestemming en nutsvoorzieningen.

 

7.2 Bouwregels

Op de gronden mogen, met in achtneming van de op de verbeelding aangegeven aanduidingen, de volgende bouwwerken worden gebouwd:

  1. gebouwen;

  2. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

 

7.2.1 Algemeen

Voor het bouwen van bouwwerken gelden de volgende bepalingen:

  1. gebouwen en overkappingen mogen uitsluitend binnen het op de verbeelding aangegeven bouwvlak worden gebouwd;

  2. de totale oppervlakte van gebouwen en overkappingen op ieder bouwperceel bedraagt maximaal het met de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' aangegeven bebouwingspercentage van het maatvoeringsvlak;

  3. indien geen bebouwingspercentage is aangegeven, bedraagt de bebouwde oppervlakte van de gronden binnen het bouwvlak maximaal 100%.

 

7.2.2 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

  1. de goot- en bouwhoogte van een hoofdgebouw bedragen maximaal de op de verbeelding aangegeven maten.

 

7.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  1. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen tussen (het verlengde van) de voorgevel van een hoofdgebouw en de openbare weg bedraagt maximaal 1 meter;

  2. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen elders bedraagt maximaal 2 meter;

  3. de bouwhoogte van vlaggenmasten bedraagt maximaal 8 meter;

  4. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt maximaal 2 meter.

 

7.3 Nadere eisen

 

7.3.1 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen, nadere eisen te stellen ten aanzien van:

  1. de plaatsing van gebouwen ten opzichte van de perceelsgrens en ten opzichte van elkaar;

  2. de dakhelling van hellende dakvlakken van gebouwen;

  3. de plaatsing en vormgeving van bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

 

7.3.2 Voorwaarden

De in artikel 7.3.1 bedoelde nadere eisen mogen slechts worden gesteld met het doel te voorkomen dat de belangen van derden worden geschaad of afbreuk wordt gedaan aan de doeleinden van het plan en met het oog op de bereikbaarheid van gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en gronden in verband met calamiteiten.

 

7.4 Afwijken van de bouwregels

 

7.4.1 Gebouwen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in:

  1. artikel 7.2.2 sub a, mits deze maten met maximaal 1 meter worden overschreden.

 

7.4.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in:

  1. artikel 7.2.3 sub c tot een hoogte van maximaal 10 meter;

  2. artikel 7.2.3 sub d tot een hoogte van maximaal 10 meter.

 

7.4.3 Voorwaarden

Aan de afwijkingsbevoegdheid als bedoeld in de artikelen 7.4.1 en 7.4.2 wordt slechts toepassing gegeven indien:

  1. het samenhangend straat- en bebouwingsbeeld en de (verkeers)veiligheid niet worden aangetast;

  2. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.

 

7.5 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken gelden de volgende regels:

  1. woningen en onzelfstandige woonruimtes zijn georiënteerd op de openbare weg;

  2. de vloeroppervlakte van een woning bedraagt minimaal 40 m²;

 

7.6 Wijzigingsbevoegdheid

 

7.6.1 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de gronden met de bestemming 'Detailhandel' te wijzigen in de bestemming 'Wonen', als bedoeld in artikel 17, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. de detailhandelsactiviteiten zijn definitief beëindigd;

  2. de bodemkwaliteit is of wordt zodanig gemaakt, dat woonbebouwing kan worden toegestaan;

  3. voldaan wordt aan de normen met betrekking tot de Wet geluidhinder;

  4. voldaan wordt aan de normen met betrekking tot externe veiligheid;

  5. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken worden niet onevenredig aangetast;

  6. de samenstelling van de woningvoorraad wordt niet onevenredig verstoord;

  7. de te realiseren woning(en) past/passen binnen de geldende gemeentelijke woningbouwplanning;

  8. na toepassing van de wijzigingsbevoegdheid zijn de regels van artikel 17 van overeenkomstige toepassing.

 

7.6.2 Procedureregel

Bij het toepassen van de wijzigingsbevoegdheid als bedoeld in artikel 7.6.1 zijn de algemene procedureregels van artikel 30 van toepassing.

 

 

Artikel 8 Gemengd

 

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. dienstverlening;

  2. kantoren;

  3. maatschappelijke activiteiten;

  4. de huisvesting van personen, met dien verstande dat het wonen niet is toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'wonen uitgesloten';

  5. ter plaatse van de aanduiding 'cultuur en ontspanning': tevens het verrichten van activiteiten gericht op spel, vermaak, ontspanning, kunst en cultuur, waarbij horeca is toegestaan als ondergeschikte nevenactiviteit bij de ter plaatse uitgeoefende activiteiten;

  6. ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel': tevens detailhandel;

  7. ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel volumineus': tevens detailhandel in volumineuze goederen;

  8. ter plaatse van de aanduiding 'garagebox': uitsluitend garageboxen bedoeld voor de stalling van vervoermiddelen dan wel als huishoudelijke berg- en werkruimte;

  9. ter plaatse van de aanduiding 'horeca tot en met categorie 1': tevens horecabedrijven die voorkomen in categorie 1 van de Staat van Horeca-activiteiten;

  10. ter plaatse van de aanduiding 'horeca tot en met categorie 2': tevens horecabedrijven die voorkomen in de categorieën 1 en 2 van de Staat van Horeca-activiteiten;

  11. ter plaatse van de aanduiding 'horeca tot en met categorie 3': tevens horecabedrijven die voorkomen in de categorieën 1, 2 en 3 van de Staat van Horeca-activiteiten;

  12. ter plaatse van de aanduiding 'horeca tot en met categorie 5': tevens horecabedrijven die voorkomen in de categorieën 1, 2, 3, 4 en 5 van de Staat van Horeca-activiteiten, met dien verstande dat de horecavloeroppervlakte niet meer mag bedragen dan de bestaande horecavloeroppervlakte op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan;

  13. ter plaatse van de aanduiding 'horeca tot en met categorie 6': tevens horecabedrijven die voorkomen in de categorieën 1, 2, 3, 4, 5 en 6 van de Staat van Horeca-activiteiten, met dien verstande dat de horecavloeroppervlakte niet meer mag bedragen dan de bestaande horecavloeroppervlakte op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan;

  14. ter plaatse van de aanduiding 'parkeergarage': tevens een ondergrondse parkeergarage;

  15. ter plaatse van de aanduiding 'prostitutie': tevens een prostitutiebedrijf, met dien verstande dat de bedrijfsvloeroppervlakte niet meer mag bedragen dan de bestaande bedrijfsvloeroppervlakte op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan;

  16. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van gemengd - extended stay': tevens een extended stay;

  17. ter plaatse van de aanduiding 'supermarkt': tevens een supermarkt;

  18. aan huis gebonden beroeps- of bedrijfsactiviteiten;

  19. parkeervoorzieningen, tuinen, erven, paden, voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding en andere voorzieningen ten dienste van de bestemming.

 

8.2 Bouwregels

Op de gronden mogen, met in achtneming van de op de verbeelding aangegeven aanduidingen, de volgende bouwwerken worden gebouwd:

  1. hoofdgebouwen;

  2. bijbehorende bouwwerken;

  3. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

 

8.2.1 Algemeen

Voor het bouwen van bouwwerken gelden de volgende bepalingen:

  1. binnen het op de verbeelding aangegeven bouwvlak mogen hoofdgebouwen, bijbehorende bouwwerken en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;

  2. ter plaatse van de aanduiding 'erf' mogen uitsluitend bijbehorende bouwwerken en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, behorende bij het hoofdgebouw op hetzelfde bouwperceel;

  3. op gronden buiten het bouwvlak en zonder aanduiding 'erf' mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde en geen overkappingen zijnde, worden gebouwd;

  4. de totale oppervlakte van gebouwen en overkappingen op gronden binnen het bouwvlak bedraagt op ieder bouwperceel maximaal het met de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' aangegeven bebouwingspercentage van het maatvoeringsvlak;

  5. indien geen bebouwingspercentage is aangegeven, bedraagt de bebouwde oppervlakte van de gronden binnen het bouwvlak maximaal 100%;

  6. de totale oppervlakte van gebouwen en overkappingen op gronden ter plaatse van de aanduiding 'erf' bedraagt op ieder bouwperceel maximaal 50% met een maximum van 250 m².

 

8.2.2 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende bepalingen:

  1. de goot- en bouwhoogte van een hoofdgebouw bedragen maximaal de op de verbeelding aangegeven maten.

 

8.2.3 Bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende bepalingen:

  1. de goot- en bouwhoogte van een bijbehorend bouwwerk bedragen maximaal 3,2 meter respectievelijk 5 meter;

  2. de afstand tussen een bijbehorend bouwwerk en (het verlengde van) de voorgevel van een hoofdgebouw bedraagt minimaal 3 meter.

 

8.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  1. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen tussen (het verlengde van) de voorgevel van een hoofdgebouw en de openbare weg bedraagt maximaal 1 meter;

  2. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen elders bedraagt maximaal 2 meter;

  3. de bouwhoogte van vlaggenmasten bedraagt maximaal 8 meter;

  4. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt maximaal 2 meter.

 

8.3 Nadere eisen

 

8.3.1 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen, nadere eisen te stellen ten aanzien van:

  1. de plaatsing van hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken ten opzichte van de perceelsgrens en ten opzichte van elkaar;

  2. de dakhelling van hellende dakvlakken van gebouwen;

  3. de plaatsing en vormgeving van bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

 

8.3.2 Voorwaarden

De in artikel 8.3.1 bedoelde nadere eisen mogen slechts worden gesteld met het doel te voorkomen dat de belangen van derden worden geschaad of afbreuk wordt gedaan aan de doeleinden van het plan en met het oog op de bereikbaarheid van gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en gronden in verband met calamiteiten.

 

8.4 Afwijken van de bouwregels

 

8.4.1 Hoofdgebouwen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in:

  1. artikel 8.2.2 sub a, mits deze maten met maximaal 1 meter worden overschreden.

 

8.4.2 Bijbehorende bouwwerken

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in:

  1. artikel 8.2.3 sub a voor een goot- en bouwhoogte die maximaal de op de verbeelding aangegeven maat bedragen, mits het bijbehorend bouwwerk wordt gebouwd binnen het bouwvlak;

  2. artikel 8.2.3 sub b voor een kortere afstand tot op de voorgevelrooilijn.

 

8.4.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in:

  1. artikel 8.2.4 sub c tot een hoogte van maximaal 10 meter;

  2. artikel 8.2.4 sub d tot een hoogte van maximaal 10 meter.

 

8.4.4 Voorwaarden

Aan de afwijkingsbevoegdheid als bedoeld in de artikelen 8.4.1, 8.4.2 en 8.4.3 wordt slechts toepassing gegeven indien:

  1. het samenhangend straat- en bebouwingsbeeld en de (verkeers)veiligheid niet worden aangetast;

  2. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.

 

8.5 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken gelden de volgende regels:

  1. woningen en onzelfstandige woonruimtes zijn georiënteerd op de openbare weg;

  2. de vloeroppervlakte van een woning bedraagt minimaal 40 m²;

  3. detailhandel in volumineuze goederen is niet toegestaan, uitgezonderd ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel volumineus';

  4. detailhandel in en opslag van brand- en explosiegevaarlijke stoffen is niet toegestaan;

  5. het gebruik van achtererven en andere buitenruimtes van horecabedrijven als terras en/of speeltuin en voor opslag is niet toegestaan;

  6. het gebruik van de verdieping(en) van gebouwen voor detailhandel, dienstverlening en horeca is niet toegestaan.

 

8.6 Afwijken van de gebruiksregels

 

8.6.1 Afwijken gebruiksregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in:

  1. artikel 8.5 sub a voor het toestaan dat woningen en onzelfstandige woonruimtes niet zijn georiënteerd op de openbare weg;

  2. artikel 8.5 sub b voor een vloeroppervlakte van minimaal 30 m²;

  3. artikel 8.5 sub e voor het gebruik van achtererven en andere buitenruimtes als terras en/of speeltuin en voor opslag;

  4. artikel 8.5 sub f voor het vestigen van detailhandel, dienstverlening of horeca op de eerste verdieping, mits:

  1. het uit een oogpunt van volkshuisvesting aanvaardbaar is om de woonfunctie van het betreffende deel van het gebouw op te heffen;

  2. de functie op de verdieping een verruiming betreft van het oppervlak van de functie ter plekke op de begane grond.

 

8.6.2 Voorwaarden

Aan de afwijkingsbevoegdheid als bedoeld in artikel 8.6.1 wordt slechts toepassing gegeven indien:

  1. het samenhangend straat- en bebouwingsbeeld en de (verkeers)veiligheid niet worden aangetast;

  2. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.

 

8.7 Wijzigingsbevoegdheid

 

8.7.1 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd functieaanduidingen binnen de bestemming 'Gemengd' te verwijderen of te wijzigen, indien:

  1. dit passend is in het straat- en bebouwingsbeeld;

  2. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden aangetast;

  3. de betreffende functie gedurende minimaal een jaar niet meer ter plaatse wordt uitgeoefend, tenzij sprake is van een verzoek van een belanghebbende.

 

8.7.2 Procedureregel

Bij het toepassen van de wijzigingsbevoegdheid als bedoeld in artikel 8.7.1 zijn de algemene procedureregels van artikel 30 van toepassing.

 

Artikel 9 Groen

 

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' (G) aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. plantsoenen, groenvoorzieningen, speelvoorzieningen, beplanting, parken, bermstroken en bermsloten;

  2. waterpartijen, watergangen en andere voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding;

  3. (voet- en fiets)paden, bruggen, straatmeubilair, afvalverzamelvoorzieningen, nutsvoorzieningen en geluidwerende voorzieningen;

  4. voorwerpen van beeldende kunst en gedenktekens.

 

9.2 Bouwregels

Op de gronden mogen, met in achtneming van de op de verbeelding aangegeven aanduidingen, de volgende bouwwerken worden gebouwd:

  1. niet voor bewoning bestemde gebouwen;

  2. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

 

9.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

  1. de oppervlakte van een gebouw bedraagt maximaal 15 m²;

  2. de bouwhoogte van een gebouw bedraagt maximaal 3,5 meter.

 

9.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  1. de bouwhoogte van lichtmasten en vlaggenmasten bedraagt maximaal 8 meter;

  2. de bouwhoogte van speelvoorzieningen bedraagt maximaal 4 meter;

  3. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt maximaal 2 meter.

 

9.3 Nadere eisen

 

9.3.1 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen, nadere eisen te stellen ten aanzien van:

  1. de plaatsing van gebouwen ten opzichte van de perceelsgrens en ten opzichte van elkaar;

  2. de dakhelling van hellende dakvlakken van gebouwen;

  3. de plaatsing en vormgeving van bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

 

9.3.2 Voorwaarden

De in artikel 9.3.1 bedoelde nadere eisen mogen slechts worden gesteld met het doel te voorkomen dat de belangen van derden worden geschaad of afbreuk wordt gedaan aan de doeleinden van het plan en met het oog op de bereikbaarheid van gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en gronden in verband met calamiteiten.

 

9.4 Afwijken van de bouwregels

 

9.4.1 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in:

  1. artikel 9.2.2 sub a tot een hoogte van maximaal 15 meter;

  2. artikel 9.2.2 sub c tot een hoogte van maximaal 10 meter.

 

9.4.2 Voorwaarden

Aan de afwijkingsbevoegdheid als bedoeld in artikel 9.4.1 wordt slechts toepassing gegeven indien:

  1. de landschappelijke, natuurwetenschappelijke en/of cultuurhistorische waarden van aangrenzende gronden niet onevenredig worden aangetast;

  2. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.

 

9.5 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken gelden de volgende regels:

  1. evenementen zijn toegestaan;

  2. het in gebruik nemen van onbebouwde gronden ten behoeve van opslagdoeleinden is niet toegestaan, tenzij het betreft de opslag van bouwmaterialen, puin en specie in verband met normale onderhoudswerkzaamheden dan wel ter verwezenlijking van de bestemming.

 

9.6 Afwijken van de gebruiksregels

 

9.6.1 Afwijken gebruiksregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in:

  1. artikel 9.1 voor het realiseren van jongerenontmoetingsplaatsen;

  2. artikel 9.1 voor het gebruiken van maximaal 10% van het bestemmingsvlak voor parkeervoorzieningen.

 

9.6.2 Voorwaarden

Aan de afwijkingsbevoegdheid als bedoeld in artikel 9.6.1 wordt slechts toepassing gegeven indien:

  1. de landschappelijke, natuurwetenschappelijke en/of cultuurhistorische waarden van aangrenzende gronden niet onevenredig worden aangetast;

  2. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.

 

Artikel 10 Horeca

 

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Horeca' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. ter plaatse van de aanduiding 'horeca tot en met categorie 2': horecabedrijven die voorkomen in de categorieën 1 en 2 van de Staat van Horeca-activiteiten;

  2. ter plaatse van de aanduiding 'horeca tot en met categorie 3': horecabedrijven die voorkomen in de categorieën 1, 2 en 3 van de Staat van Horeca-activiteiten;

  3. ter plaatse van de aanduiding 'horeca tot en met categorie 4': horecabedrijven die voorkomen in de categorieën 1, 2, 3 en 4 van de Staat van Horeca-activiteiten;

  4. ter plaatse van de aanduiding 'horeca tot en met categorie 5': horecabedrijven die voorkomen in de categorieën 1, 2, 3, 4 en 5 van de Staat van Horeca-activiteiten;

  5. ter plaatse van de aanduiding 'horeca tot en met categorie 6': horecabedrijven die voorkomen in de categorieën 1, 2, 3, 4, 5 en 6 van de Staat van Horeca-activiteiten, met dien verstande dat de horecavloeroppervlakte niet meer mag bedragen dan de bestaande horecavloeroppervlakte op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan;

  6. ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel': tevens detailhandel;

  7. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - brouwerij': tevens een bierbrouwerij en bierbottelarij;

  8. de huisvesting van personen, met dien verstande dat het wonen niet is toegestaan op de begane grond;

  9. aan huis gebonden beroeps- of bedrijfsactiviteiten;

  10. parkeervoorzieningen, tuinen, erven, paden, voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding en andere voorzieningen ten dienste van de bestemming.

 

10.2 Bouwregels

Op de gronden mogen, met in achtneming van de op de verbeelding aangegeven aanduidingen, de volgende bouwwerken worden gebouwd:

  1. gebouwen;

  2. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

 

10.2.1 Algemeen

Voor het bouwen van bouwwerken gelden de volgende bepalingen:

  1. gebouwen en overkappingen mogen uitsluitend binnen het op de verbeelding aangegeven bouwvlak worden gebouwd;

  2. ter plaatse van de aanduiding 'onderdoorgang' mogen uitsluitend gebouwen worden gebouwd die voorzien in een onderdoorgang voor het verkeer;

  3. de totale oppervlakte van gebouwen en overkappingen op ieder bouwperceel bedraagt maximaal het met de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' aangegeven bebouwingspercentage van het maatvoeringsvlak;

  4. indien geen bebouwingspercentage is aangegeven, bedraagt de bebouwde oppervlakte van de gronden binnen het bouwvlak maximaal 100%.

 

10.2.2 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

  1. de goot- en bouwhoogte van een gebouw bedragen maximaal de op de verbeelding aangegeven maten.

 

10.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  1. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt maximaal 2 meter;

  2. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt maximaal 2 meter.

 

10.3 Nadere eisen

 

10.3.1 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen, nadere eisen te stellen ten aanzien van:

  1. de plaatsing van gebouwen ten opzichte van de perceelsgrens en ten opzichte van elkaar;

  2. de dakhelling van hellende dakvlakken van gebouwen;

  3. de plaatsing en vormgeving van bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

 

10.3.2 Voorwaarden

De in artikel 10.3.1 bedoelde nadere eisen mogen slechts worden gesteld met het doel te voorkomen dat de belangen van derden worden geschaad of afbreuk wordt gedaan aan de doeleinden van het plan en met het oog op de bereikbaarheid van gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en gronden in verband met calamiteiten.

 

10.4 Afwijken van de bouwregels

 

10.4.1 Gebouwen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in:

  1. artikel 10.2.2 sub a, mits deze maten met maximaal 1 meter worden overschreden.

 

10.4.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in:

  1. artikel 10.2.3 sub b tot een hoogte van maximaal 10 meter.

 

10.4.3 Voorwaarden

Aan de afwijkingsbevoegdheid als bedoeld in de artikelen 10.4.1 en 10.4.2 wordt slechts toepassing gegeven indien:

  1. het samenhangend straat- en bebouwingsbeeld en de (verkeers)veiligheid niet worden aangetast;

  2. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.

 

10.5 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken gelden de volgende regels:

  1. woningen en onzelfstandige woonruimtes zijn georiënteerd op de openbare weg;

  2. de vloeroppervlakte van een woning bedraagt minimaal 40 m²;

  3. detailhandel in volumineuze goederen is niet toegestaan;

  4. detailhandel in en opslag van brand- en explosiegevaarlijke stoffen is niet toegestaan;

  5. het gebruik van achtererven en andere buitenruimtes als terras en/of speeltuin en voor opslag is niet toegestaan.

 

10.6 Afwijken van de gebruiksregels

 

10.6.1 Afwijken gebruiksregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in:

  1. artikel 10.1 voor een horeca-activiteit die voorkomt in een hogere categorie van de Staat van Horeca-activiteiten, mits deze activiteit naar haar aard en invloed op de omgeving kan worden gelijkgesteld met een krachtens artikel 10.1 ter plaatse toegelaten categorie horeca-activiteiten;

  2. artikel 10.1 voor een horeca-activiteit die niet in de Staat van Horeca-activiteiten is genoemd, mits deze activiteit naar haar aard en invloed op de omgeving kan worden gelijkgesteld met een krachtens artikel 10.1 ter plaatse toegelaten categorie horeca-activiteiten;

  3. artikel 10.5 sub a voor het toestaan dat woningen en onzelfstandige woonruimtes niet zijn georiënteerd op de openbare weg;

  4. artikel 10.5 sub b voor een vloeroppervlakte van minimaal 30 m²;

  5. artikel 10.5 sub e voor het gebruik van achtererven en andere buitenruimtes als terras en/of speeltuin en voor opslag.

 

10.6.2 Voorwaarden

Aan de afwijkingsbevoegdheid als bedoeld in artikel 10.6.1 wordt slechts toepassing gegeven indien:

  1. het samenhangend straat- en bebouwingsbeeld en de (verkeers)veiligheid niet worden aangetast;

  2. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;

  3. een milieudeskundige is gehoord met betrekking tot de vraag of aan de in dat artikel genoemde criteria voor het toepassen van de afwijkingsbevoegdheid is voldaan.

 

10.7 Wijzigingsbevoegdheid

 

10.7.1 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen:

  1. in die zin dat de categorie-indeling van de van deze regels deel uitmakende Staat van Horeca-activiteiten wordt gewijzigd, indien en voor zover een wijziging van de belasting van de desbetreffende typen van horeca-activiteiten op het milieu als gevolg van technologische ontwikkelingen daartoe aanleiding geeft;

  2. voor het verwijderen of wijzigen van functieaanduidingen binnen de bestemming 'Horeca', indien:

  1. dit passend is in het straat- en bebouwingsbeeld;

  2. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden aangetast;

  3. de betreffende functie gedurende minimaal een jaar niet meer ter plaatse wordt uitgeoefend, tenzij sprake is van een verzoek van een belanghebbende.

 

10.7.2 Voorwaarden

Bij het toepassen van de wijzigingsbevoegdheid als bedoeld in artikel 10.7.1 sub a dient een milieudeskundige te worden gehoord met betrekking tot de vraag of aan de in dat artikel genoemde criteria voor het toepassen van de wijzigingsbevoegdheid is voldaan.

 

10.7.3 Procedureregel

Bij het toepassen van de wijzigingsbevoegdheid als bedoeld in artikel 10.7.1 zijn de algemene procedureregels van artikel 30 van toepassing.

 

Artikel 11 Kantoor

 

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Kantoor' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. het bedrijfsmatig uitoefenen van administratieve werkzaamheden ten behoeve van derden;

  2. wegen, paden, parkeervoorzieningen, water, groenvoorzieningen, tuinen, erven, voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding, andere voorzieningen ten dienste van de bestemming en nutsvoorzieningen.

 

11.2 Bouwregels

Op de gronden mogen, met in achtneming van de op de verbeelding aangegeven aanduidingen, de volgende bouwwerken worden gebouwd:

  1. niet voor bewoning bestemde gebouwen;

  2. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

 

11.2.1 Algemeen

Voor het bouwen van bouwwerken gelden de volgende bepalingen:

  1. gebouwen en overkappingen mogen uitsluitend binnen het op de verbeelding aangegeven bouwvlak worden gebouwd;

  2. de totale oppervlakte van gebouwen en overkappingen op ieder bouwperceel bedraagt maximaal het met de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' aangegeven bebouwingspercentage van het maatvoeringsvlak;

  3. indien geen bebouwingspercentage is aangegeven, bedraagt de bebouwde oppervlakte van de gronden binnen het bouwvlak maximaal 100%.

 

11.2.2 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

  1. de goot- en bouwhoogte van een gebouw bedragen maximaal de op de verbeelding aangegeven maten.

 

11.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  1. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen tussen (het verlengde van) de voorgevel van een hoofdgebouw en de openbare weg bedraagt maximaal 1 meter;

  2. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen elders bedraagt maximaal 2 meter;

  3. de bouwhoogte van vlaggenmasten bedraagt maximaal 8 meter;

  4. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt maximaal 2 meter.

 

11.3 Nadere eisen

 

11.3.1 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen, nadere eisen te stellen ten aanzien van:

  1. de plaatsing van gebouwen ten opzichte van de perceelsgrens en ten opzichte van elkaar;

  2. de dakhelling van hellende dakvlakken van gebouwen;

  3. de plaatsing en vormgeving van bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

 

11.3.2 Voorwaarden

De in artikel 11.3.1 bedoelde nadere eisen mogen slechts worden gesteld met het doel te voorkomen dat de belangen van derden worden geschaad of afbreuk wordt gedaan aan de doeleinden van het plan en met het oog op de bereikbaarheid van gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en gronden in verband met calamiteiten.

 

11.4 Afwijken van de bouwregels

 

11.4.1 Gebouwen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in:

  1. artikel 11.2.2 sub a, mits deze maten met maximaal 1 meter worden overschreden.

 

11.4.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in:

  1. artikel 11.2.3 sub c tot een hoogte van maximaal 10 meter;

  2. artikel 11.2.3 sub d tot een hoogte van maximaal 10 meter.

 

11.4.3 Voorwaarden

Aan de afwijkingsbevoegdheid als bedoeld in de artikelen 11.4.1 en 11.4.2 wordt slechts toepassing gegeven indien:

  1. het samenhangend straat- en bebouwingsbeeld en de (verkeers)veiligheid niet worden aangetast;

  2. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.

 

Artikel 12 Maatschappelijk

 

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk' (M) aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. maatschappelijke activiteiten;

  2. ter plaatse van de aanduiding 'horeca tot en met categorie 1': tevens horecabedrijven die voorkomen in categorie 1 van de Staat van Horeca-activiteiten;

  3. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - molen': uitsluitend een molen;

  4. ter plaatse van de aanduiding 'wonen': tevens de huisvesting van personen ten dienste van de bestemming;

  5. ter plaatse van de aanduiding 'zend-/ontvanginstallatie': tevens een antennemast:

  6. detailhandel en horeca als ondergeschikte nevenactiviteit bij de ter plaatse uitgeoefende activiteiten;

  7. parkeervoorzieningen, tuinen, erven, paden, voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding en andere voorzieningen ten dienste van de bestemming.

 

12.2 Bouwregels

Op de gronden mogen, met in achtneming van de op de verbeelding aangegeven aanduidingen, de volgende bouwwerken worden gebouwd:

  1. gebouwen;

  2. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

 

12.2.1 Algemeen

Voor het bouwen van bouwwerken gelden de volgende bepalingen:

  1. gebouwen en overkappingen mogen uitsluitend binnen het op de verbeelding aangegeven bouwvlak worden gebouwd;

  2. de totale oppervlakte van gebouwen en overkappingen op ieder bouwperceel bedraagt maximaal het met de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' aangegeven bebouwingspercentage van het maatvoeringsvlak;

  3. indien geen bebouwingspercentage is aangegeven, bedraagt de bebouwde oppervlakte van de gronden binnen het bouwvlak maximaal 100%.

 

12.2.2 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

  1. de goot- en bouwhoogte van een gebouw bedragen maximaal de op de verbeelding aangegeven maten.

 

12.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  1. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen tussen (het verlengde van) de voorgevel van een hoofdgebouw en de openbare weg bedraagt maximaal 1 meter;

  2. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen elders bedraagt maximaal 2 meter;

  3. de bouwhoogte van vlaggenmasten bedraagt maximaal 8 meter;

  4. de bouwhoogte van een antennemast ter plaatse van de aanduiding 'zend-/ontvanginstallatie' bedraagt maximaal 40 meter;

  5. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt maximaal 2 meter.

 

12.3 Nadere eisen

 

12.3.1 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen, nadere eisen te stellen ten aanzien van:

  1. de plaatsing van gebouwen ten opzichte van de perceelsgrens en ten opzichte van elkaar;

  2. de dakhelling van hellende dakvlakken van gebouwen;

  3. de plaatsing en vormgeving van bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

 

12.3.2 Voorwaarden

De in artikel 12.3.1 bedoelde nadere eisen mogen slechts worden gesteld met het doel te voorkomen dat de belangen van derden worden geschaad of afbreuk wordt gedaan aan de doeleinden van het plan en met het oog op de bereikbaarheid van gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en gronden in verband met calamiteiten.

 

12.4 Afwijken van de bouwregels

 

12.4.1 Gebouwen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in:

  1. artikel 12.2.2 sub a, mits deze maten met maximaal 1 meter worden overschreden.

 

12.4.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in:

  1. artikel 12.2.3 sub c tot een hoogte van maximaal 10 meter;

  2. artikel 12.2.3 sub e tot een hoogte van maximaal 10 meter.

 

12.4.3 Voorwaarden

Aan de afwijkingsbevoegdheid als bedoeld in de artikelen 12.4.1 en 12.4.2 wordt slechts toepassing gegeven indien:

  1. het samenhangend straat- en bebouwingsbeeld en de (verkeers)veiligheid niet worden aangetast;

  2. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.

 

12.5 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken gelden de volgende regels:

  1. evenementen zijn toegestaan;

  2. het gebruik van achtererven en andere buitenruimtes van horecabedrijven als terras en/of speeltuin en voor opslag is niet toegestaan.

 

12.6 Afwijken van de gebruiksregels

 

12.6.1 Afwijken gebruiksregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in:

  1. artikel 12.5 sub b voor het gebruik van achtererven en andere buitenruimtes als terras en/of speeltuin en voor opslag.

 

12.6.2 Voorwaarden

Aan de afwijkingsbevoegdheid als bedoeld in artikel 12.6.1 wordt slechts toepassing gegeven indien:

  1. het samenhangend straat- en bebouwingsbeeld en de (verkeers)veiligheid niet worden aangetast;

  2. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.

 

Artikel 13 Recreatie

 

13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Recreatie' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. een jachthaven ten behoeve van de watersport met de daarbij behorende botenhuizen, toiletgebouwen, ontspanningsgelegenheden, ondersteunende horeca en overige havenvoorzieningen, zoals aanlegsteigers;

  2. wegen, paden, parkeervoorzieningen, water, groenvoorzieningen, tuinen, erven, voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding, andere voorzieningen ten dienste van de bestemming en nutsvoorzieningen.

 

13.2 Bouwregels

Op de gronden mogen, met in achtneming van de op de verbeelding aangegeven aanduidingen, de volgende bouwwerken worden gebouwd:

  1. niet voor bewoning bestemde gebouwen;

  2. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

 

13.2.1 Algemeen

Voor het bouwen van bouwwerken gelden de volgende bepalingen:

  1. de totale oppervlakte van gebouwen en overkappingen bedraagt maximaal 25% van het bestemmingsvlak.

 

13.2.2 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

  1. de goot- en bouwhoogte van een gebouw bedragen maximaal 6 meter respectievelijk 10 meter;

  2. de afstand van gebouwen tot de perceelsgrens bedraagt minimaal 3 meter.

 

13.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  1. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt maximaal 2 meter;

  2. de bouwhoogte van vlaggenmasten bedraagt maximaal 8 meter;

  3. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt maximaal 2 meter.

 

13.3 Nadere eisen

 

13.3.1 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen, nadere eisen te stellen ten aanzien van:

  1. de plaatsing van gebouwen ten opzichte van de perceelsgrens en ten opzichte van elkaar;

  2. de dakhelling van hellende dakvlakken van gebouwen;

  3. de plaatsing en vormgeving van bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

 

13.3.2 Voorwaarden

De in artikel 13.3.1 bedoelde nadere eisen mogen slechts worden gesteld met het doel te voorkomen dat de belangen van derden worden geschaad of afbreuk wordt gedaan aan de doeleinden van het plan en met het oog op de bereikbaarheid van gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en gronden in verband met calamiteiten.

 

13.4 Afwijken van de bouwregels

 

13.4.1 Gebouwen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in:

  1. artikel 13.2.2 sub a, mits deze maten met maximaal 1 meter worden overschreden;

  2. artikel 13.2.2 sub b voor een kleinere afstand tot op de perceelsgrens.

 

13.4.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in:

  1. artikel 13.2.3 sub b tot een hoogte van maximaal 10 meter;

  2. artikel 13.2.3 sub c tot een hoogte van maximaal 10 meter.

 

13.4.3 Voorwaarden

Aan de afwijkingsbevoegdheid als bedoeld in de artikelen 13.4.1 en 13.4.2 wordt slechts toepassing gegeven indien:

  1. het samenhangend straat- en bebouwingsbeeld en de (verkeers)veiligheid niet worden aangetast;

  2. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.

 

Artikel 14 Sport

 

14.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Sport' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. het uitoefenen van sportactiviteiten;

  2. wegen, paden, parkeervoorzieningen, water, groenvoorzieningen, tuinen, erven, voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding, andere voorzieningen ten dienste van de bestemming en nutsvoorzieningen.

 

14.2 Bouwregels

Op de gronden mogen, met in achtneming van de op de verbeelding aangegeven aanduidingen, de volgende bouwwerken worden gebouwd:

  1. niet voor bewoning bestemde gebouwen;

  2. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

 

14.2.1 Algemeen

Voor het bouwen van bouwwerken gelden de volgende bepalingen:

  1. gebouwen en overkappingen mogen uitsluitend binnen het op de verbeelding aangegeven bouwvlak worden gebouwd;

  2. de totale oppervlakte van gebouwen en overkappingen op ieder bouwperceel bedraagt maximaal het met de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' aangegeven bebouwingspercentage van het maatvoeringsvlak;

  3. indien geen bebouwingspercentage is aangegeven, bedraagt de bebouwde oppervlakte van de gronden binnen het bouwvlak maximaal 100%.

 

14.2.2 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

  1. de goot- en bouwhoogte van een gebouw bedragen maximaal de op de verbeelding aangegeven maten.

 

14.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  1. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen tussen (het verlengde van) de voorgevel van een hoofdgebouw en de openbare weg bedraagt maximaal 1 meter;

  2. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen elders bedraagt maximaal 2 meter;

  3. de bouwhoogte van vlaggenmasten bedraagt maximaal 8 meter;

  4. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt maximaal 2 meter.

 

14.3 Nadere eisen

 

14.3.1 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen, nadere eisen te stellen ten aanzien van:

  1. de plaatsing van gebouwen ten opzichte van de perceelsgrens en ten opzichte van elkaar;

  2. de dakhelling van hellende dakvlakken van gebouwen;

  3. de plaatsing en vormgeving van bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

 

14.3.2 Voorwaarden

De in artikel 14.3.1 bedoelde nadere eisen mogen slechts worden gesteld met het doel te voorkomen dat de belangen van derden worden geschaad of afbreuk wordt gedaan aan de doeleinden van het plan en met het oog op de bereikbaarheid van gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en gronden in verband met calamiteiten.

 

14.4 Afwijken van de bouwregels

 

14.4.1 Gebouwen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in:

  1. artikel 14.2.2 sub a, mits deze maten met maximaal 1 meter worden overschreden.

 

14.4.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in:

  1. artikel 14.2.3 sub c tot een hoogte van maximaal 10 meter;

  2. artikel 14.2.3 sub d tot een hoogte van maximaal 10 meter.

 

14.4.3 Voorwaarden

Aan de afwijkingsbevoegdheid als bedoeld in de artikelen 14.4.1 en 14.4.2 wordt slechts toepassing gegeven indien:

  1. het samenhangend straat- en bebouwingsbeeld en de (verkeers)veiligheid niet worden aangetast;

  2. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.

 

Artikel 15 Verkeer

 

15.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. wegen, bruggen, straten en paden;

  2. ter plaatse van de aanduiding 'garagebox': uitsluitend garageboxen bedoeld voor de stalling van vervoermiddelen dan wel als huishoudelijke berg- en werkruimte;

  3. ter plaatse van de aanduiding 'parkeergarage': tevens een parkeergarage;

  4. ter plaatse van de aanduidig 'railverkeer': tevens spoorwegen met bijbehorende voorzieningen;

  5. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - bunker': tevens een ondergrondse bunker;

  6. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - busstation': tevens een busstation;

  7. ter plaatse van de aanduiding 'tunnel': tevens een onderdoorgang voor gemotoriseerd verkeer, fietsers en voetgangers;

  8. bij deze doeleinden behorende voorzieningen zoals pleinen, terrassen, markten, standplaatsen, parkeervoorzieningen, groen, water, waterhuishoudkundige voorzieningen, nutsvoorzieningen, sport- en speelvoorzieningen, jongerenontmoetingsplaatsen, straatmeubilair, geluidwerende voorzieningen, kiosken, afvalverzamelvoorzieningen, openbare toiletten, reclame-uitingen, voorwerpen van beeldende kunst en gedenktekens.

 

15.2 Bouwregels

Op de gronden mogen, met in achtneming van de op de verbeelding aangegeven aanduidingen, de volgende bouwwerken worden gebouwd:

  1. niet voor bewoning bestemde gebouwen;

  2. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

 

15.2.1 Algemeen

Voor het bouwen van bouwwerken gelden de volgende bepalingen:

  1. gebouwen en overkappingen mogen uitsluitend binnen het op de verbeelding aangegeven bouwvlak worden gebouwd;

  2. in afwijking van het bepaalde onder a. mogen gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen en openbare toiletten met een oppervlakte van maximaal 15 m² buiten het bouwvlak worden gebouwd.

 

15.2.2 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

  1. de goot- en bouwhoogte van een gebouw bedragen maximaal 3,5 meter, tenzij op de verbeelding anders is aangegeven;

  2. ter plaatse van de aanduiding 'garagebox' bedraagt de breedte van een garagebox maximaal 3,5 meter.

 

15.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  1. de bouwhoogte van lichtmasten en vlaggenmasten bedraagt maximaal 8 meter;

  2. de bouwhoogte van speelvoorzieningen bedraagt maximaal 4 meter;

  3. de bouwhoogte van bovenleidingen bedraagt maximaal 10,5 meter;

  4. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt maximaal 2 meter.

 

15.3 Nadere eisen

 

15.3.1 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen, ten behoeve van de verkeersveiligheid nadere eisen te stellen ten aanzien van de plaats en afmetingen van bebouwing.

 

15.4 Afwijken van de bouwregels

 

15.4.1 Gebouwen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in:

  1. artikel 15.2.2 sub a, mits deze maten met maximaal 1 meter worden overschreden.

 

15.4.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in:

  1. artikel 15.2.3 sub a tot een hoogte van maximaal 15 meter;

  2. artikel 15.2.3 sub d tot een hoogte van maximaal 10 meter.

 

15.4.3 Voorwaarden

Aan de afwijkingsbevoegdheid als bedoeld in de artikelen 15.4.1 en 15.4.2 wordt slechts toepassing gegeven indien:

  1. het samenhangend straat- en bebouwingsbeeld en de (verkeers)veiligheid niet worden aangetast;

  2. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.

 

15.5 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken gelden de volgende regels:

  1. evenementen zijn toegestaan;

  2. het in gebruik nemen van onbebouwde gronden ten behoeve van opslagdoeleinden is niet toegestaan, tenzij het betreft de opslag van bouwmaterialen, puin en specie in verband met normale onderhoudswerkzaamheden dan wel ter verwezenlijking van de bestemming.

 

Artikel 16 Water

 

16.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. wateraanvoer en -afvoer, waterberging, waterhuishouding, paden, waterpartijen, vijvers en (primaire) waterlopen, alsmede voor bruggen, dammen, groenvoorzieningen, speelvoorzieningen, voorzieningen ten dienste van de waterkering en nutsvoorzieningen;

  2. ter plaatse van de aanduiding 'jachthaven': tevens een jachthaven met de daarbij behorende havenvoorzieningen, zoals aanlegsteigers;

  3. bij deze doeleinden behorende voorzieningen, zoals bermen, bermsloten en beplantingen.

 

16.2 Bouwregels

Op de gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:

  1. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

 

16.2.1 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  1. de bouwhoogte van lichtmasten en vlaggenmasten bedraagt maximaal 8 meter;

  2. de bouwhoogte van speelvoorzieningen bedraagt maximaal 4 meter;

  3. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt maximaal 2 meter.

 

16.3 Nadere eisen

 

16.3.1 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen, ten behoeve van de verkeersveiligheid nadere eisen te stellen ten aanzien van de plaats en afmetingen van bebouwing.

 

16.4 Afwijken van de bouwregels

 

16.4.1 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in:

  1. artikel 16.2.1 sub a tot een hoogte van maximaal 15 meter;

  2. artikel 16.2.1 sub c tot een hoogte van maximaal 10 meter.

 

16.4.2 Voorwaarden

Aan de afwijkingsbevoegdheid als bedoeld in artikel 16.4.1 wordt slechts toepassing gegeven indien:

  1. het samenhangend straat- en bebouwingsbeeld en de (verkeers)veiligheid niet worden aangetast;

  2. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.

 

16.5 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken gelden de volgende regels:

  1. evenementen zijn toegestaan;

  2. het innemen van ligplaatsen voor woonboten is niet toegestaan.

 

Artikel 17 Wonen

 

17.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. de huisvesting van personen in een woning;

  2. ter plaatse van de aanduiding 'bed & breakfast': tevens een bed & breakfastaccommodatie;

  3. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf aan huis': tevens aan huis gebonden beroeps- of bedrijfsactiviteiten met een netto vloeroppervlak van maximaal 60 m²;

  4. ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel': tevens detailhandel, met dien verstande dat detailhandel uitsluitend is toegestaan op de begane grond;

  5. ter plaatse van de aanduiding 'dienstverlening': tevens dienstverlening, met dien verstande dat dienstverlening uitsluitend is toegestaan op de begane grond;

  6. ter plaatse van de aanduiding 'garagebox': uitsluitend garageboxen bedoeld voor de stalling van vervoermiddelen dan wel als huishoudelijke berg- en werkruimte;

  7. ter plaatse van de aanduiding 'parkeergarage': tevens een ondergrondse parkeergarage;

  8. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - schuur': uitsluitend de opslag en berging van goederen en stoffen waarvoor geen melding hoeft te worden gedaan dan wel een vergunning is vereist op grond van milieuwetgeving, dan wel de stalling van vervoermiddelen;

  9. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - verzorgd wonen': uitsluitend een vorm van wonen, al dan niet in geclusterde vorm, in combinatie met zorg;

  10. aan huis gebonden beroeps- of bedrijfsactiviteiten;

  11. parkeervoorzieningen, tuinen, erven, paden, voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding en andere voorzieningen ten dienste van de bestemming.

 

17.2 Bouwregels

Op de gronden mogen, met in achtneming van de op de verbeelding aangegeven aanduidingen, de volgende bouwwerken worden gebouwd:

  1. hoofdgebouwen;

  2. bijbehorende bouwwerken;

  3. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

 

17.2.1 Algemeen

Voor het bouwen van bouwwerken gelden de volgende bepalingen:

  1. ter plaatse van de aanduiding 'aaneengebouwd' zijn uitsluitend minimaal drie aaneengebouwde woningen toegestaan;

  2. ter plaatse van de aanduiding 'gestapeld' zijn uitsluitend gestapelde woningen toegestaan;

  3. ter plaatse van de aanduiding 'twee-aaneen' zijn twee-aaneen gebouwde en vrijstaande woningen toegestaan;

  4. ter plaatse van de aanduiding 'vrijstaand' zijn uitsluitend vrijstaande woningen toegestaan;

  5. ter plaatse van de aanduiding 'onderdoorgang' mogen uitsluitend gebouwen worden gebouwd die voorzien in een onderdoorgang voor het verkeer;

  6. binnen het op de verbeelding aangegeven bouwvlak mogen hoofdgebouwen, bijbehorende bouwwerken en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;

  7. ter plaatse van de aanduiding 'erf' mogen uitsluitend bijbehorende bouwwerken en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, behorende bij het hoofdgebouw op hetzelfde bouwperceel;

  8. op gronden buiten het bouwvlak en zonder aanduiding 'erf' mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde en geen overkappingen zijnde, worden gebouwd;

  9. de totale oppervlakte van gebouwen en overkappingen op ieder bouwperceel bedraagt maximaal het met de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' aangegeven bebouwingspercentage van het maatvoeringsvlak;

  10. indien geen bebouwingspercentage is aangegeven, bedraagt de bebouwde oppervlakte van de gronden binnen het bouwvlak en ter plaatse van de aanduiding 'erf' op ieder bouwperceel gezamenlijk maximaal 60% met een maximum van 250 m².

 

17.2.2 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende bepalingen:

  1. de goot- en bouwhoogte van een hoofdgebouw bedragen maximaal de op de verbeelding aangegeven maten;

  2. de breedte van een hoofdgebouw - bijbehorende bouwwerken niet meegerekend - bedraagt op de gronden met de volgende aanduidingen minimaal:

- 'vrijstaand' en 'twee-aaneen': 6 meter;

- 'aaneengebouwd': 5 meter;

  1. de afstand tussen een hoofdgebouw en de zijdelingse perceelsgrens bedraagt op de gronden met de volgende aanduidingen minimaal:

- 'vrijstaand': 3 meter;

- 'twee-aaneen': aan één zijde 3 meter.

 

17.2.3 Bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende bepalingen:

  1. de goot- en bouwhoogte van een bijbehorend bouwwerk bedragen maximaal 3,2 meter respectievelijk 5 meter;

  2. de afstand tussen een bijbehorend bouwwerk en (het verlengde van) de voorgevel van een hoofdgebouw bedraagt minimaal 3 meter.

 

17.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  1. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen tussen (het verlengde van) de voorgevel van een hoofdgebouw en de openbare weg bedraagt maximaal 1 meter;

  2. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen elders bedraagt maximaal 2 meter;

  3. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt maximaal 2 meter.

 

17.3 Nadere eisen

 

17.3.1 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen, nadere eisen te stellen ten aanzien van:

  1. de plaatsing van hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken ten opzichte van de perceelsgrens en ten opzichte van elkaar;

  2. de dakhelling van hellende dakvlakken van gebouwen;

  3. de plaatsing en vormgeving van bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

 

17.3.2 Voorwaarden

De in artikel 17.3.1 bedoelde nadere eisen mogen slechts worden gesteld met het doel te voorkomen dat de belangen van derden worden geschaad of afbreuk wordt gedaan aan de doeleinden van het plan en met het oog op de bereikbaarheid van gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en gronden in verband met calamiteiten.

 

17.4 Afwijken van de bouwregels

 

17.4.1 Hoofdgebouwen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in:

  1. artikel 17.2.2 sub a, mits deze maten met maximaal 1 meter worden overschreden;

  2. artikel 17.2.2 sub c voor een kortere afstand tot op de zijdelingse perceelsgrens.

 

17.4.2 Bijbehorende bouwwerken

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in:

  1. artikel 17.2.3 sub a voor een goot- en bouwhoogte die maximaal de op de verbeelding aangegeven maten bedragen, mits het bijbehorend bouwwerk wordt gebouwd binnen het bouwvlak;

  2. artikel 17.2.3 sub b voor een kortere afstand tot op de voorgevelrooilijn.

 

17.4.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in:

  1. artikel 17.2.4 sub c tot een hoogte van maximaal 10 meter.

 

17.4.4 Voorwaarden

Aan de afwijkingsbevoegdheid als bedoeld in de artikelen 17.4.1, 17.4.2 en 17.4.3 wordt slechts toepassing gegeven indien:

  1. het samenhangend straat- en bebouwingsbeeld en de (verkeers)veiligheid niet worden aangetast;

  2. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.

 

17.5 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken gelden de volgende regels:

  1. het gebruiken of in gebruik geven van woningen als kamerverhuurpand is niet toegestaan;

  2. het bepaalde onder a. is niet van toepassing op bestaande kamerverhuurpanden.

 

17.6 Afwijken van de gebruiksregels

 

17.6.1 Afwijken gebruiksregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in:

  1. artikel 17.5 sub a voor het gebruiken of in gebruik geven van een woning als kamerverhuurpand, mits wordt voldaan aan de volgende eisen:

  1. in de woning is sprake van maximaal vier onzelfstandige woonruimtes;

  2. elke onzelfstandige woonruimte wordt door maximaal één persoon bewoond, tenzij sprake is van partners;

  3. op eigen terrein wordt voorzien in minimaal twee parkeerplaatsen, die ook in stand worden gehouden;

  4. binnen een straal van 250 meter rondom het kamerverhuurpand is geen ander kamerverhuurpand aanwezig.

 

17.7 Wijzigingsbevoegdheid

 

17.7.1 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bouwaanduidingen binnen de bestemming 'Wonen' te wijzigen en functieaanduidingen te verwijderen, indien:

  1. dit passend is in het straat- en bebouwingsbeeld;

  2. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden aangetast;

  3. de samenstelling van de woningvoorraad niet onevenredig wordt verstoord;

  4. de te realiseren woning(en) past/passen binnen de geldende gemeentelijke woningbouwplanning;

  5. in het geval van verwijdering van een functieaanduiding: de betreffende functie gedurende minimaal een jaar niet meer ter plaatse wordt uitgeoefend, tenzij sprake is van een verzoek van een belanghebbende.

 

17.7.2 Procedureregel

Bij het toepassen van de wijzigingsbevoegdheid als bedoeld in artikel 17.7.1 zijn de algemene procedureregels van artikel 30 van toepassing.

 

Artikel 18 Leiding - Gas

 

 

18.1 Bestemmingsomschrijving

De voor “Leiding - Gas” aangewezen gronden zijn, naast de daarvoor aangewezen andere bestemming(en), primair bestemd voor de aanleg, het beheer en de instandhouding van een gasleiding, met de daarbij behorende belemmerende strook en andere voorzieningen ten behoeve van de bestemming.

 

In geval van strijdigheid van bepalingen gaan de regels van dit artikel vóór de bepalingen die ingevolge andere artikelen op de desbetreffende gronden van toepassing zijn.

 

18.2 Bouwregels

Voor het bouwen van bouwwerken gelden de volgende bepalingen:

  1. op of in deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd ten behoeve van de gasleiding;

  2. ten behoeve van andere voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder het peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.

 

18.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in artikel 18.2, met inachtneming van de volgende bepalingen:

  1. de bij de betrokken bestemming behorende regels worden in acht genomen;

  2. het belang van de leiding wordt door de bouwactiviteiten niet onevenredig geschaad;

  3. de oppervlakte van gebouwen ten behoeve van de bestemming bedraagt maximaal 15 m² en de bouwhoogte maximaal 3,5 meter;

  4. alvorens te beslissen omtrent een omgevingsvergunning winnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies in bij de betreffende leidingenbeheerder(s) over de vraag of door de voorgenomen activiteiten het leidingbelang geen onevenredige schade wordt toegebracht en de eventueel te stellen voorwaarden.

 

18.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden

 

18.4.1 Verbod voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden zonder vergunning

Het is verboden zonder of in afwijking van een vergunning van burgemeester en wethouders de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  1. het aanbrengen van diepwortelende beplanting en bomen;

  2. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanbrengen van drainage;

  3. het aanleggen van wegen, paden, parkeergelegenheden en andere verhardingen;

  4. het aanbrengen van boven- en ondergrondse transport-, energie- en telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur, ten behoeve van andere dan in de bestemmingsomschrijving aangegeven doeleinden;

  5. het indrijven van voorwerpen in de bodem;

  6. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van (reeds bestaande) watergangen;

  7. het opslaan van goederen, (brandbare) stoffen en materialen.

 

18.4.2 Uitzondering op het verbod voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden

Het in artikel 18.4.1 vervatte verbod geldt niet voor het uitvoeren van:

  1. werken en/of werkzaamheden die normaal beheer of onderhoud betreffen;

  2. werken en/of werkzaamheden die op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan in uitvoering zijn;

  3. werken en/of werkzaamheden die mogen worden uitgevoerd krachtens een verleende omgevingsvergunning.

 

18.4.3 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden

  1. Werken en/of werkzaamheden als bedoeld in artikel 18.4.1 zijn slechts toelaatbaar indien deze verband houden met de doeleinden die aan de desbetreffende bestemming zijn toegekend en hierdoor, dan wel door de te verwachten gevolgen, het leidingbelang geen onevenredige schade wordt toegebracht.

  2. Alvorens te beslissen omtrent een omgevingsvergunning winnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies in bij de betreffende leidingenbeheerder(s) over de vraag of door de voorgenomen activiteiten het leidingbelang geen onevenredige schade wordt toegebracht en de eventueel te stellen voorwaarden.

 

Artikel 19 Waarde - Archeologie - 1

 

19.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie - 1' aangewezen gronden zijn primair bestemd voor het behoud van het ter plaatse aanwezige archeologisch waardevol gebied en van de ter plaatse aanwezige vindplaatsen, voor zover niet beschermd van rijkswege.

 

19.2 Bouwregels

 

19.2.1 Algemeen

Voor het bouwen van bouwwerken gelden de volgende bepalingen:

  1. op deze gronden mogen ten behoeve van de in artikel 19.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van maximaal 2 meter;

  2. ten behoeve van andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien:

  1. burgemeester en wethouders beschikken over een verklaring van een archeologisch deskundige waaruit blijkt dat het opstellen van een rapport met daarin een beschrijving van de archeologische waarden van de betrokken locatie niet nodig is;

  2. niet is voldaan aan het bepaalde onder 1: de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld;

  3. de betrokken archeologische waarden, gelet op het onder 2 genoemde rapport, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het bouwen regels te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologisch deskundige;

  1. het bepaalde in sub b is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op één of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:

  1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;

  2. een bouwwerk waarvan de oppervlakte van de verstoring maximaal 50 m² bedraagt;

  3. een bouwwerk dat niet dieper dan 40 cm beneden het maaiveld wordt geplaatst.

 

19.3 Specifieke gebruiksregels

 

19.3.1 Verhouding tot andere dubbelbestemmingen

Voor zover de in artikel 19.1 bedoelde dubbelbestemming samenvalt met een of meer andere dubbelbestemmingen, worden – ook ten opzichte van de in artikel 19.1 bedoelde dubbelbestemming – de regels in acht genomen die bij deze andere dubbelbestemming(en) behoren.

 

19.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden

 

19.4.1 Verbod voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden zonder vergunning

Het is verboden zonder of in afwijking van een vergunning van burgemeester en wethouders de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  1. het uitvoeren van grondbewerkingen op een grotere diepte dan 40 cm, waartoe worden gerekend het afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen en aanleggen van drainage, tenzij deze werkzaamheden noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarvoor met toepassing van artikel 19.2.1 sub b of sub c een omgevingsvergunning voor het bouwen is verleend;

  2. het verlagen of verhogen van het waterpeil, tenzij dit een maatregel is van de bevoegde waterbeheerder;

  3. het planten of rooien van bomen waarbij de stobben worden verwijderd;

  4. het aanbrengen van ondergrondse kabels en leidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.

 

19.4.2 Uitzondering op het verbod voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden

Het in artikel 19.4.1 vervatte verbod geldt niet voor het uitvoeren van:

  1. werken en/of werkzaamheden die normaal beheer of onderhoud betreffen;

  2. werken en/of werkzaamheden die op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan in uitvoering zijn;

  3. werken en/of werkzaamheden die mogen worden uitgevoerd krachtens een verleende omgevingsvergunning voor het bouwen of een ontgrondingsvergunning;

  4. werken en/of werkzaamheden waarbij geen grondbewerkingen plaatsvinden dieper dan 40 cm beneden het maaiveld;

  5. werken en/of werkzaamheden waarvan de oppervlakte van de verstoring maximaal 50 m² bedraagt;

  6. archeologisch onderzoek.

 

19.4.3 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden

De werken en werkzaamheden, zoals in artikel 19.4.1 bedoeld, zijn slechts toelaatbaar, indien de aanvrager van de omgevingsvergunning aan de hand van nader archeologisch onderzoek kan aantonen dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden aanwezig zijn. Voorts wordt een omgevingsvergunning in ieder geval verleend indien:

  1. de aanvrager van de omgevingsvergunning aan de hand van archeologisch onderzoek heeft aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden aanwezig zijn;

  2. de aanvrager van de omgevingsvergunning een rapport heeft overgelegd waarin wordt aangetoond dat de archeologische waarden van het betrokken terrein in voldoende mate worden veiliggesteld;

  3. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de activiteiten niet worden geschaad of mogelijke schade wordt voorkomen door aan de omgevingsvergunning regels te verbinden, gericht op:

  1. het treffen van maatregelen waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;

  2. het doen van opgravingen;

  3. begeleiding van de activiteiten door een archeologisch deskundige;

  1. alvorens omtrent het verlenen van een omgevingsvergunning te beslissen, winnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies in bij een archeologisch deskundige.

 

19.5 Wijzigingsbevoegdheid

 

19.5.1 Wijzigen bestemming

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming van archeologisch waardevolle gebieden, met inachtneming van de volgende regels, wijzigen voor:

  1. het toekennen van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - rijksmonument' aan gronden die ingevolge artikel 3.1 van de Erfgoedwet zijn of worden beschermd;

  2. het toekennen van een lagere waarde aan gronden met de bestemming 'Waarde - Archeologie - 1' indien uit archeologisch onderzoek blijkt dat deze gronden van een lagere archeologische waarde zijn.

 

19.5.2 Geheel of gedeeltelijk verwijderen archeologische bestemming

Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsvlak verwijderen, met inachtneming van de volgende regels:

  1. uit archeologisch onderzoek is gebleken dat ter plaatse geen archeologische waarden aanwezig zijn;

  2. op grond van archeologisch onderzoek wordt het niet meer noodzakelijk geacht dat het bestemmingsplan ter plaatse in bescherming en veiligstelling van archeologische waarden voorziet;

  3. alvorens omtrent de vaststelling van een wijziging te beslissen, winnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies in bij een archeologisch deskundige.

 

19.5.3 Wijzigen vorm bestemmingsvlak

Burgemeester en wethouders kunnen de vorm van het bestemmingsvlak veranderen, met inachtneming van de volgende regels:

  1. wijziging is op grond van archeologisch onderzoek noodzakelijk of gewenst met het oog op de bescherming of de veiligstelling van de ter plaatse aanwezige archeologische waarden;

  2. zonder verandering van de vorm van het bestemmingsvlak kan de bebouwing ten behoeve van de voor de gronden geldende andere bestemming niet of niet doelmatig worden gerealiseerd;

  3. er wordt geen onevenredige afbreuk gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;

  4. alvorens omtrent de vaststelling van een wijziging te beslissen, winnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies in bij een archeologisch deskundige.

 

19.5.4 Procedureregel

Bij het toepassen van de bevoegdheid als bedoeld in de artikelen 19.5.1, 19.5.2 en 19.5.3 zijn de algemene procedureregels van artikel 30 van toepassing.

 

Artikel 20 Waarde - Archeologie - 2

 

20.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie - 2' aangewezen gronden zijn primair bestemd voor het behoud van het ter plaatse aanwezige archeologisch waardevol gebied en van de ter plaatse aanwezige vindplaatsen, voor zover niet beschermd van rijkswege.

 

20.2 Bouwregels

 

20.2.1 Algemeen

Voor het bouwen van bouwwerken gelden de volgende bepalingen:

  1. op deze gronden mogen ten behoeve van de in artikel 20.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van maximaal 2 meter;

  2. ten behoeve van andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien:

  1. burgemeester en wethouders beschikken over een verklaring van een archeologisch deskundige waaruit blijkt dat het opstellen van een rapport met daarin een beschrijving van de archeologische waarden van de betrokken locatie niet nodig is;

  2. niet is voldaan aan het bepaalde onder 1: de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld;

  3. de betrokken archeologische waarden, gelet op het onder 2 genoemde rapport, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het bouwen regels te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologisch deskundige;

  1. het bepaalde in sub b is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op één of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:

  1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;

  2. een bouwwerk waarvan de oppervlakte van de verstoring maximaal 250 m² bedraagt in gebieden met de bestemming 'Waarde - Archeologie - 2';

  3. een bouwwerk dat niet dieper dan 40 cm beneden het maaiveld wordt geplaatst.

 

20.3 Specifieke gebruiksregels

 

20.3.1 Verhouding tot andere dubbelbestemmingen

Voor zover de in artikel 20.1 bedoelde dubbelbestemming samenvalt met een of meer andere dubbelbestemmingen, worden – ook ten opzichte van de in artikel 20.1 bedoelde dubbelbestemming – de regels in acht genomen die bij deze andere dubbelbestemming(en) behoren.

 

20.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden

 

20.4.1 Verbod voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden zonder vergunning

Het is verboden zonder of in afwijking van een vergunning van burgemeester en wethouders de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  1. het uitvoeren van grondbewerkingen op een grotere diepte dan 40 cm, waartoe worden gerekend het afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen en aanleggen van drainage, tenzij deze werkzaamheden noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarvoor met toepassing van artikel 20.2.1 sub b of sub c een omgevingsvergunning voor het bouwen is verleend;

  2. het verlagen of verhogen van het waterpeil, tenzij dit een maatregel is van de bevoegde waterbeheerder;

  3. het planten of rooien van bomen waarbij de stobben worden verwijderd;

  4. het aanbrengen van ondergrondse kabels en leidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.

 

20.4.2 Uitzondering op het verbod voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden

Het in artikel 20.4.1 vervatte verbod geldt niet voor het uitvoeren van:

  1. werken en/of werkzaamheden die normaal beheer of onderhoud betreffen;

  2. werken en/of werkzaamheden die op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan in uitvoering zijn;

  3. werken en/of werkzaamheden die mogen worden uitgevoerd krachtens een verleende omgevingsvergunning voor het bouwen of een ontgrondingsvergunning;

  4. werken en/of werkzaamheden waarbij geen grondbewerkingen plaatsvinden dieper dan 40 cm beneden het maaiveld;

  5. werken en/of werkzaamheden waarvan de oppervlakte van de verstoring maximaal 250 m² bedraagt in gebieden met de bestemming 'Waarde - Archeologie - 2';

  6. archeologisch onderzoek.

 

20.4.3 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden

De werken en werkzaamheden, zoals in artikel 20.4.1 bedoeld, zijn slechts toelaatbaar, indien de aanvrager van de omgevingsvergunning aan de hand van nader archeologisch onderzoek kan aantonen dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden aanwezig zijn. Voorts wordt een omgevingsvergunning in ieder geval verleend indien:

  1. de aanvrager van de omgevingsvergunning aan de hand van archeologisch onderzoek heeft aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden aanwezig zijn;

  2. de aanvrager van de omgevingsvergunning een rapport heeft overgelegd waarin wordt aangetoond dat de archeologische waarden van het betrokken terrein in voldoende mate worden veiliggesteld;

  3. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de activiteiten niet worden geschaad of mogelijke schade wordt voorkomen door aan de omgevingsvergunning regels te verbinden, gericht op:

  1. het treffen van maatregelen waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;

  2. het doen van opgravingen;

  3. begeleiding van de activiteiten door een archeologisch deskundige;

  1. alvorens omtrent het verlenen van een omgevingsvergunning te beslissen, winnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies in bij een archeologisch deskundige.

 

20.5 Wijzigingsbevoegdheid

 

20.5.1 Wijzigen bestemming

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming van archeologisch waardevolle gebieden, met inachtneming van de volgende regels, wijzigen voor:

  1. het toekennen van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - rijksmonument' aan gronden die ingevolge artikel 3.1 van de Erfgoedwet zijn of worden beschermd;

  2. het toekennen van een lagere waarde aan gronden met de bestemming 'Waarde - Archeologie - 2' indien uit archeologisch onderzoek blijkt dat deze gronden van een lagere archeologische waarde zijn.

 

20.5.2 Geheel of gedeeltelijk verwijderen archeologische bestemming

Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsvlak verwijderen, met inachtneming van de volgende regels:

  1. uit archeologisch onderzoek is gebleken dat ter plaatse geen archeologische waarden aanwezig zijn;

  2. op grond van archeologisch onderzoek wordt het niet meer noodzakelijk geacht dat het bestemmingsplan ter plaatse in bescherming en veiligstelling van archeologische waarden voorziet;

  3. alvorens omtrent de vaststelling van een wijziging te beslissen, winnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies in bij een archeologisch deskundige.

 

20.5.3 Wijzigen vorm bestemmingsvlak

Burgemeester en wethouders kunnen de vorm van het bestemmingsvlak veranderen, met inachtneming van de volgende regels:

  1. wijziging is op grond van archeologisch onderzoek noodzakelijk of gewenst met het oog op de bescherming of de veiligstelling van de ter plaatse aanwezige archeologische waarden;

  2. zonder verandering van de vorm van het bestemmingsvlak kan de bebouwing ten behoeve van de voor de gronden geldende andere bestemming niet of niet doelmatig worden gerealiseerd;

  3. er wordt geen onevenredige afbreuk gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;

  4. alvorens omtrent de vaststelling van een wijziging te beslissen, winnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies in bij een archeologisch deskundige.

 

20.5.4 Procedureregel

Bij het toepassen van de bevoegdheid als bedoeld in de artikelen 20.5.1, 20.5.2 en 20.5.3 zijn de algemene procedureregels van artikel 30 van toepassing.

 

Artikel 21 Waarde - Cultuurhistorie

 

21.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Cultuurhistorie' aangewezen gronden zijn, naast de daarvoor aangewezen andere bestemming(en), primair bestemd voor het behoud, het herstel en de versterking van de cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het beschermde stadsgezicht, met dien verstande dat:

  1. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - cultuurhistorie A' de volgende kwalitatieve kenmerken worden onderscheiden:

  • concentratie van monumenten en beeldbepalende panden in een entourage die als geheel de eigen identiteit van de Goese binnenstad definieert;

  • stedenbouwkundig patroon van straten en pleinen mede bepaald door de haven;

  • profilering en inrichting van de openbare ruimte;

  • situering, afmetingen en vormgeving van de bebouwing waaronder zeer karakteristieke monumenten en individueel herkenbare identiteit van de gevels in de gevelwanden;

  • samenhang in de maatvoering tussen de gevels horizontaal (percelering), verticaal (gevelhoogte) en de openbare ruimte;

  1. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - cultuurhistorie B' de volgende kwalitatieve kenmerken worden onderscheiden:

  • regelmaat van beeldbepalende panden en gebouwen met ondersteunende beeldkwaliteit;

  • stedenbouwkundig patroon van straten en andere ruimten in relatie tot de haven, vroegere vestigingwal en singels;

  • profilering en inrichting van de openbare ruimte;

  • situering en afmeting van de bebouwing, waaronder concentraties van monumenten;

  • individueel herkenbare identiteit van de gevels in de gevelwanden;

  • samenhang in de maatvoering tussen de gevels horizontaal (percelering), verticaal (gevelhoogte) en de openbare ruimte;

  1. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - cultuurhistorie C' de volgende kwalitatieve kenmerken worden onderscheiden:

  • stedenbouwkundig patroon van straten, pleinen en de groene ruimte in relatie ook met de vroegere vestingwal en singels;

  • profilering en inrichting van de openbare ruimte;

  • samenhang in maatvoering tussen de gevels horizontaal (percelering), verticaal (gevelhoogte) en de openbare ruimte;

  1. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - cultuurhistorie D' de volgende kwalitatieve kenmerken worden onderscheiden:

  • ruimtelijke hoofdstructuur die wordt bepaald door de langs de Oostvest slingerende Oostsingel, tot stand gekomen naar aanleiding van de herontwikkeling van de geslechte vestingwerken;

  • vrijwel aaneengesloten bebouwing die wordt gekarakteriseerd door een afwisselende verschijningsvorm van de woningen met één tot twee bouwlagen en een kap en overwegend uitgevoerd in baksteen;

  • panden die vooral in het meest noordelijke deel direct aan het trottoir liggen en meer naar het zuiden overwegend zijn voorzien van voortuinen.

 

21.2 Bouwregels

 

21.2.1 Algemeen

Voor het bouwen van bouwwerken gelden de volgende bepalingen:

  1. ten behoeve van andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, met dien verstande dat:

  1. de hoofdgebouwen worden gebouwd met de voorgevel in de voorgevelrooilijn;

  2. de bestaande gesloten gevelwanden behouden blijven;

  3. de oorspronkelijke positie en oriëntatie van gebouwen behouden blijven;

  4. de samenstelling van de hoofdmassa gerespecteerd wordt;

  5. bij renovatie of verbouwing de oorspronkelijke verticale gevelgeleding behouden blijft;

  6. de individuele herkenbaarheid van gevels behouden blijft, ook bij samenvoeging van meerdere panden.

 

21.3 Nadere eisen

 

21.3.1 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, ten behoeve van de instandhouding en versterking van de cultuurhistorische en ruimtelijke waarden, bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen nadere eisen te stellen aan het materiaal- en kleurgebruik van gebouwen.

 

21.4 Afwijken van de bouwregels

 

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in artikel 21.2.1 sub a, met inachtneming van de volgende bepalingen:

  1. omgevingsvergunning wordt slechts verleend indien en voor zover geen onevenredige schade wordt toegebracht aan dan wel herstel is verzekerd van de cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het beschermde stadsgezicht;

  2. alvorens te beslissen omtrent een omgevingsvergunning winnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies in bij de monumentencommissie over de vraag of door de voorgenomen bouwactiviteiten de waarden van het beschermde stadsgezicht niet onevenredig worden geschaad en over de eventueel te stellen voorwaarden.

 

21.5 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk

 

21.5.1 Verbod voor het slopen van een bouwwerk

Het is verboden op of in voor 'Waarde - Cultuurhistorie' aangewezen gronden zonder of in afwijking van een vergunning van burgemeester en wethouders hoofdgebouwen geheel of gedeeltelijk te slopen.

 

21.5.2 Uitzondering op het verbod voor het slopen van een bouwwerk

Het in artikel 21.5.1 vervatte verbod geldt niet voor het uitvoeren van:

  1. sloopwerkzaamheden die normaal beheer of onderhoud betreffen;

  2. inpandige sloopwerkzaamheden;

  3. sloopwerkzaamheden aan een achtergevel of achterdakvlak, mits die gevel of dat dakvlak niet naar openbaar toegankelijk gebied is gekeerd;

  4. sloopwerkzaamheden die op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan in uitvoering zijn;

  5. sloopwerkzaamheden die mogen worden uitgevoerd krachtens een verleende omgevingsvergunning voor het bouwen of een vergunning ingevolge de Erfgoedwet.

 

21.5.3 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk

  1. Sloopwerkzaamheden als bedoeld in artikel 21.5.1 zijn slechts toelaatbaar indien en voor zover geen onevenredige schade wordt toegebracht aan dan wel herstel is verzekerd van de cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het beschermde stadsgezicht;

  2. alvorens te beslissen omtrent een omgevingsvergunning winnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies in bij de monumentencommissie over de vraag of door de voorgenomen sloopwerkzaamheden de waarden van het beschermde stadsgezicht niet onevenredig worden geschaad en over de eventueel te stellen voorwaarden.

 

Artikel 22 Waarde - Natuur en landschap

 

22.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Natuur en landschap' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. het behoud en de versterking van de landschappelijke en/of natuurwetenschappelijke waarden;

  2. water, verkeersdoeleinden en groenvoorzieningen.

 

22.2 Bouwregels

 

22.2.1 Algemeen

Voor het bouwen van bouwwerken gelden de volgende bepalingen:

  1. op de gronden mogen ten behoeve van de in artikel 22.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van maximaal 2 meter;

  2. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voorzover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.

 

22.3 Afwijken van de bouwregels

 

22.3.1 Algemeen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in:

  1. artikel 22.2.1 sub a voor een hoogte tot maximaal 10 meter;

  2. artikel 22.2.1 sub b voor het bouwen van een nieuw bouwwerk of het vergroten van een bestaand bouwwerk, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, wordt uitgebreid en/of geen gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.

 

22.3.2 Voorwaarden

Aan de afwijkingsbevoegdheid als bedoeld in artikel 22.3.1 wordt slechts toepassing gegeven indien:

  1. de landschappelijke en/of natuurwetenschappelijke van aangrenzende gronden niet onevenredig worden aangetast;

  2. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.

 

22.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden

 

22.4.1 Verbod voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden zonder vergunning

Het is verboden zonder of in afwijking van een vergunning van burgemeester en wethouders de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  1. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend het afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen en aanleggen van drainage, tenzij deze werkzaamheden noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarvoor met toepassing van artikel 22.2 een omgevingsvergunning voor het bouwen is verleend;

  2. het verlagen of verhogen van het waterpeil, tenzij dit een maatregel is van de bevoegde waterbeheerder;

  3. het planten of rooien van bomen waarbij de stobben worden verwijderd;

  4. het aanbrengen, verleggen en verbreden van paden, wegen en parkeergelegenheden alsmede het aanbrengen van oppervlakteverhardingen;

  5. het aanbrengen van ondergrondse kabels en leidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.

 

22.4.2 Uitzondering op het verbod voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde of werkzaamheden

Het in artikel 22.4.1 vervatte verbod geldt niet voor het uitvoeren van:

  1. werken en/of werkzaamheden voor normaal onderhoud en beheer, mits deze niet leiden tot onevenredige schade aan en/of onomkeerbare gevolgen voor de landschappelijke en/of natuurwetenschappelijke waarden;

  2. werken en/of werkzaamheden die noodzakelijk zijn ten behoeve van de instandhouding van de waterkering.

 

22.4.3 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde of werkzaamheden

  1. werken en/of werkzaamheden als bedoeld in artikel 22.4.1 zijn slechts toelaatbaar indien hierdoor de in lid 22.1 genoemde waarden:

  1. niet worden aangetast of

  2. niet significant worden of kunnen worden aangetast, danwel de mogelijkheden voor het herstel van de waarden niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind en indien mitigerende en zonodig compenserende maatregelen worden getroffen;

  1. alvorens te beslissen omtrent een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden die betrekking heeft op gronden die blijkens de bestemming een waterstaatkundige functie hebben, winnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies in van de waterkeringbeheerder omtrent de vraag of door het verlenen van die omgevingsvergunning de waterstaatkundige functie niet onevenredig wordt geschaad.

 

Artikel 23 Waterstaat - Waterstaatkundige functie

 

23.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waterstaat - Waterstaatkundige functie' aangewezen gronden zijn, naast de daarvoor aangewezen andere bestemming(en), primair bestemd voor:

  1. waterkering, waterbeheersing, kaden, sloten, watergangen en singels;

  2. opslag en onderhoud ten behoeve van vaar- en waterwegen, verkeersdoeleinden en groenvoorzieningen;

  3. havens en sluizen ten dienste van de scheepvaart, de waterstaat en de landbouw.

 

23.2 Bouwregels

 

23.2.1 Algemeen

Voor het bouwen van bouwwerken gelden de volgende bepalingen:

  1. op de gronden mogen ten behoeve van de in artikel 23.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van maximaal 3,5 meter, met dien verstande dat de bouwhoogte van masten maximaal 10 meter bedraagt;

  2. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voorzover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.

 

23.3 Afwijken van de bouwregels

 

23.3.1 Afwijken

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in:

  1. artikel 23.2.1 sub a voor een hoogte tot maximaal 10 meter;

  2. artikel 23.2.1 sub b voor het bouwen van een nieuw bouwwerk of het vergroten van een bestaand bouwwerk, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, wordt uitgebreid en/of geen gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.

 

23.3.2 Voorwaarden

Aan de afwijkingsbevoegdheid als bedoeld in artikel 23.3.1 wordt slechts toepassing gegeven indien:

  1. de waterstaatkundige belangen niet onevenredig worden geschaad;

  2. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.

 

23.3.3 Procedureregel

Alvorens te beslissen omtrent een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 23.3.1 winnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies in bij de beheerder van de waterkering omtrent de vraag of door het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen de waterstaatkundige belangen niet onevenredig worden geschaad.

 

 

HOOFDSTUK 3 Algemene regels

 

 

Artikel 24 Anti-dubbeltelregel

 

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

 

Artikel 25 Algemene bouwregels

 

25.1 Bestaande maten

  1. de bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen die meer bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen als ten hoogste toelaatbaar worden aangehouden;

  2. de bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen die minder bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen als ten minste toelaatbaar worden aangehouden;

  3. in geval van herbouw is het bepaalde onder a. en b. uitsluitend van toepassing, indien de herbouw op dezelfde plaats plaatsvindt.

 

25.2 Overschrijding bouwgrenzen

De bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, mogen in afwijking van de verbeelding en hoofdstuk 2 uitsluitend worden overschreden door:

  1. tot gebouwen behorende reclameborden, stoepen, stoeptreden, trappen(huizen), galerijen, hellingbanen, erkers, funderingen, balkons, entreeportalen, veranda's en afdaken, alsmede andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen, mits de overschrijding niet meer dan 1,5 meter bedraagt, met dien verstande dat reclameborden ook bestemmingsgrenzen mogen overschrijden.

 

25.3 Parkeergelegenheid en laad- en losruimte

Bij de uitoefening van de bevoegdheid tot het verlenen van een omgevingsvergunning voor een bouwactiviteit geldt in het geval van de nieuwbouw van een hoofdgebouw de regel dat voldoende parkeergelegenheid voor auto’s wordt gerealiseerd, alsook, indien de bestemming van een gebouw daartoe aanleiding geeft, voldoende ruimte voor het laden en lossen van goederen, met dien verstande dat:

  1. voldoende parkeergelegenheid betekent dat wordt voldaan aan de normen in het ‘Parkeerbeleidsplan 2009 - 2020' (vastgesteld door de gemeenteraad d.d. 18 februari 2010), zoals opgenomen in bijlage 3 bij de regels, of, indien dit document gedurende de planperiode wordt gewijzigd, aan de normen die in deze wijziging worden opgenomen;

  2. indien het bedoelde onder a. onvoldoende uitsluitsel geeft over het te realiseren aantal parkeerplaatsen, de parkeerkencijfers van het CROW worden toegepast;

  3. parkeergelegenheid en laad- en losruimte op eigen terrein wordt gerealiseerd en in stand wordt gehouden.

 

25.4 Afwijkingsbevoegdheid

 

25.4.1 Afwijken

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in:

  1. artikel 25.3, indien het voldoen aan de parkeernormen door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit;

  2. artikel 25.3, indien op een andere wijze in voldoende parkeergelegenheid, dan wel laad- en losruimte wordt voorzien.

 

25.4.2 Voorwaarden

Aan de afwijkingsbevoegdheid als bedoeld in artikel 25.4.1 wordt slechts toepassing gegeven indien:

  1. het samenhangend straat- en bebouwingsbeeld en de (verkeers)veiligheid niet worden aangetast;

  2. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.

 

Artikel 26 Algemene gebruiksregels

 

Het is verboden de in de dit plan begrepen gronden, gebouwen en bouwwerken te gebruiken, te doen of te laten gebruiken op een wijze of tot een doel strijdig met de in dit plan aan de grond gegeven bestemming.

 

Tot het verboden gebruik wordt in ieder geval gerekend:

  1. recreatieve verhuur van (delen van) woningen, anders dan als bed & breakfastaccommodatie in de vorm van een aan huis gebonden beroeps- of bedrijfsactiviteit of ter plaatse van de aanduiding 'bed & breakfast';

  2. het gebruiken, te doen of te laten gebruiken van gronden voor de exploitatie van een seksinrichting, een escortbedrijf en raam- en straatprostitutie, anders dan ter plaatse van de aanduiding 'prostitutie';

  3. onbebouwde gronden te gebruiken of te laten gebruiken:

  1. als opslagplaats voor bagger en grondspecie;

  2. als opslagplaats voor vaten, kisten, al dan niet voor gebruik geschikte werktuigen en machines of onderdelen daarvan, oude en nieuwe (bouw)materialen, afval, puin, grind of brandstoffen.

 

Artikel 27 Algemene aanduidingsregels

 

27.1 Geluidzone - industrie

Ter plaatse van de aanduiding 'geluidzone - industrie' zijn de gronden, naast de andere voor die gronden aangewezen bestemmingen, tevens bestemd voor het tegengaan van een te hoge geluidsbelasting op nieuwe geluidgevoelige bebouwing als gevolg van industrielawaai en mede bestemd voor de bescherming en instandhouding van de geluidsruimte.

 

27.1.1 Bouwregels

Binnen de als 'geluidzone - industrie' aangewezen gronden is het bouwen van nieuwe geluidsgevoelige bebouwing, in overeenstemming met het bepaalde in hoofdstuk 2 van dit plan, uitsluitend toegestaan, indien is gebleken dat de geluidsbelasting vanwege het industrieterrein op de gevels van de bebouwing niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde of een verkregen hogere grenswaarde.

 

27.1.2 Wijzigen gebiedsaanduiding

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen door:

  1. het wijzigen van de geluidzone, waarbij aangetoond dient te worden dat de geluidsbelasting in het gebied dat ophoudt deel uit te maken van de geluidzone lager is dan 50 dB(A);

  2. het opheffen van de geluidzone, met dien verstande dat opheffing uitsluitend kan plaatsvinden wanneer de bestemming van het betrokken terrein zodanig is gewijzigd dat het geen zoneplichtig industrieterrein meer is.

 

27.1.3 Procedureregel

Bij het toepassen van de bevoegdheid als bedoeld in artikel 27.1.2 zijn de algemene procedureregels van artikel 30 van toepassing.

 

27.2 Veiligheidszone - gas

 

27.2.1 Bouwregels

Ongeacht de bestemming zijn op de gronden ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone - gas' geen nieuwe beperkt kwetsbare of kwetsbare objecten toegestaan.

 

27.2.2 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in artikel 27.2.1 teneinde:

  1. een beperkt kwetsbaar object toe te laten dat is toegestaan overeenkomstig de ter plaatse geldende bestemming, mits de afstand van het gasdrukmeet- en regelstation tot het beperkt kwetsbare object niet minder bedraagt dan 4 meter bij een kast en 6 meter bij een kaststation en de belangen en de veiligheid van het gasdrukmeet- en regelstation niet worden geschaad.

Bij strijdigheid tussen deze bepalingen prevaleren de bepalingen van de dubbelbestemming.

 

27.2.3 Procedureregel

Voorafgaand aan een beslissing omtrent afwijking als bedoeld in artikel 27.2.2 winnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies in bij de betreffende leidingenbeheerder(s) over de vraag of door de voorgenomen activiteiten de belangen en de veiligheid van het gasdrukmeet- en regelstation niet worden geschaad.

 

27.3 Vrijwaringszone - molenbiotoop

 

27.3.1 Bouwregels

Binnen de als 'vrijwaringszone - molenbiotoop' aangewezen gronden mag uitsluitend worden gebouwd met inachtneming van de volgende regels:

  1. binnen een afstand van 100 meter vanaf de molen mag geen bebouwing, hoger dan de onderste punt van de verticaal staande wiek, worden opgericht;

  2. buiten een afstand vanaf 100 meter van de molen mag geen bebouwing, hoger dan de onder a. genoemde hoogte vermeerderd met 1/30 van de afstand tussen het bouwwerk en de molen, worden opgericht.

 

27.3.2 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in artikel 27.3.1 teneinde:

  1. een bouwwerk toe te laten dat, gezien vanuit de molen, aan de achterzijde van bestaande bebouwing wordt opgericht en waarbij de hoogte en de breedte binnen de hoogte en breedte blijven van de bestaande bebouwing waarachter het bedoelde bouwwerk wordt opgericht;

  2. een bouwwerk toe te laten dat strekt ter vervanging van bestaande bebouwing en dat al dan niet wordt gebouwd ten behoeve van een andere functie dan de functie van de bestaande bebouwing, voor zover de bebouwingsmogelijkheden, krachtens het vigerende bestemmingsplan waarin de bestaande bebouwing is toegelaten, niet worden vergroot.

Voor zowel de afwijking onder a. als b. geldt dat de windvang, het functioneren en de zichtbaarheid van de molen niet onevenredig mogen worden aangetast.

 

27.3.3 Procedureregel

Voorafgaand aan een beslissing omtrent afwijking als bedoeld in artikel 27.3.2 winnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies in bij een molendeskundige instantie over de vraag of bij het bouwplan de belangen van de molen als werktuig en beeldbepalend element voldoende worden ontzien en over de eventueel te stellen voorwaarden.

 

Artikel 28 Algemene afwijkingsregels

 

28.1 Afwijkingsbevoegdheid

 

28.1.1 Afwijkingsregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij een omgevingsvergunning af te wijken van de regels in dit plan voor:

  1. het oprichten van antennes en masten tot een hoogte van maximaal 15 meter;

  2. geringe afwijkingen, die in het belang zijn van een ruimtelijk of technisch beter verantwoorde plaatsing van bouwwerken of die noodzakelijk zijn in verband met de werkelijke toestand van het terrein;

  3. overschrijdingen van maten (waaronder percentages) met ten hoogste 10%, met dien verstande dat deze bepaling niet van toepassing is op de inhoudsmaat van bedrijfswoningen.

 

28.1.2 Voorwaarden

Aan de afwijkingsbevoegdheid als bedoeld in artikel 28.1.1 wordt slechts toepassing gegeven indien:

  1. het samenhangend straat- en bebouwingsbeeld en de (verkeers)veiligheid niet worden aangetast;

  2. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.

 

Artikel 29 Algemene wijzigingsregels

 

29.1 Wijzigingsbevoegdheid

 

29.1.1 Geringe afwijkingen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen ten behoeve van geringe afwijkingen, die in het belang zijn van een ruimtelijke of technisch beter verantwoorde plaatsing van gebouwen of bouwwerken, geen gebouwen zijnde, of die noodzakelijk zijn in verband met de werkelijke toestand van het terrein. Hierbij zijn verschuivingen van de bestemmingsgrens met maximaal 5 meter toelaatbaar.

 

29.1.2 Procedureregel

Bij het toepassen van de bevoegdheid als bedoeld in artikel 29.1.1 zijn de algemene procedureregels van artikel 30 van toepassing.

 

Artikel 30 Algemene procedureregels

 

30.1 Procedure bij toepassing wijzigingsbevoegdheid

Indien in de regels naar deze bepaling is verwezen, is op de voorbereiding van een besluit tot wijziging van een bestemmingsplan de in afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht geregelde procedure van toepassing.

 

 

HOOFDSTUK 4 Overgangs- en slotregels

 

Artikel 31 Overgangsrecht

 

31.1 Overgangsrecht gebruik

  1. het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;

  2. het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld onder a., te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;

  3. indien het gebruik, bedoeld onder a., na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;

  4. het bepaalde onder a. is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsregels van dat plan.

 

31.2 Overgangsrecht bouwwerken

  1. een bouwwerk dat op het tijdstip van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

- gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;

- na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk teniet is gedaan;

  1. burgemeester en wethouders kunnen eenmalig afwijken van het bepaalde onder a. voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a. met maximaal 10%;

  2. het bepaalde onder a. is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

 

Artikel 32 Slotregel

 

Deze regels worden aangehaald als: regels van het bestemmingsplan 'Binnenstad'.

 

 
BIJLAGEN

 

 

Bijlage 1: Staat van Bedrijfsactiviteiten

 

Bijlage 2: Staat van Horeca-activiteiten

 

Bijlage 3: Parkeerbeleidsplan 2009-2020