direct naar inhoud van Artikel 3 Agrarisch
Plan: Kern Borssele 2012
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0654.BPBS2012-vo02

Artikel 3 Agrarisch

3.1 Bestemmingsomschrijving
3.1.1 Bestemming

De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. de bedrijfsvoering van grondgebonden agrarische bedrijven;
  • b. ter plaatse van de aanduiding “bedrijfswoning”: het wonen ten dienste van het bepaalde onder a;
  • c. verhardingen, wegen, parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen, waterhuishoudkundige voorzieningen en andere voorzieningen ten dienste van de bestemming.

3.1.2 Toelaatbare bebouwing

Op deze gronden mogen, met inachtneming van de op de kaart aangegeven aanduidingen, uitsluitend ten dienste van de in lid 3.1.1 genoemde bestemming worden gebouwd:

  • a. bedrijfsgebouwen;
  • b. ter plaatse van de aanduiding “bedrijfswoning”: één bedrijfswoning met aan- en uitbouwen en bijgebouwen;
  • c. bouwwerken, geen gebouw zijnde.

3.2 Bouwregels
3.2.1 Bedrijfsgebouwen

Bedrijfsgebouwen worden gebouwd met inachtneming van de volgende regels:

  • a. bedrijfsgebouwen mogen uitsluitend binnen het op de kaart aangegeven bouwvlak worden opgericht;
  • b. de goothoogte van een bedrijfsgebouw bedraagt maximaal de op de kaart aangegeven maat;
  • c. de afstand tussen vrijstaande gebouwen bedraagt minimaal 5 meter;
  • d. ter plaatse van de "specifieke bouwaanduiding - nokrichting - 1" dient de nokrichting evenwijdig aan de voorgevel te worden gebouwd.

3.2.2 Bedrijfswoning met aan- en uitbouwen en bijgebouwen

Bedrijfswoningen met aan- en uitbouwen en bijgebouwen worden gebouwd met inachtneming van de volgende regels:

  • a. bedrijfswoningen worden met de voorgevel gebouwd in de op de kaart aangegeven voorgevellijn, daar waar een dergelijke lijn op de kaart is aangegeven;
  • b. het bewoonbaar vloeroppervlak van een bedrijfswoning inclusief aan- en uitbouwen bedraagt maximaal 200 m², de inhoud bedraagt maximaal 750 m³;
  • c. bij iedere bedrijfswoning mogen bijgebouwen worden gebouwd met een gezamenlijke oppervlakte van maximaal 40 m²;
  • d. de goothoogte van de bedrijfswoning bedraagt maximaal 6 meter en de totale hoogte maximaal 10 meter;
  • e. de goothoogte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen bedraagt maximaal 3,25 meter en de totale hoogte maximaal 7 meter;
  • f. bij toepassing van hellende dakvlakken bedraagt de dakhelling minimaal 30o;
  • g. ter plaatse van de "specifieke bouwaanduiding - nokrichting - 2" dient de nokrichting loodrecht op de voorgevel te worden gebouwd.

3.2.3 Bouwwerken, geen gebouw zijnde

Bouwwerken, geen gebouw zijnde mogen worden gebouwd met inachtneming van de volgende regels:

  • a. bouwwerken, geen gebouwen zijnde mogen uitsluitend binnen het op de kaart aangegeven bouwvlak worden opgericht dan wel worden aangelegd;
  • b. in afwijking van het bepaalde in lid 3.2.3, sub a mogen buiten het bouwvlak bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd dan wel worden aangelegd, met uitzondering van silo's, mestbassins, mestplaten, waterbassins, teeltondersteunende voorzieningen, bassins ten behoeve van aquacultuur en open hangars;
  • c. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde bedraagt maximaal 2 meter;
  • d. in afwijking van het bepaalde in lid 3.2.3, sub c bedraagt de bouwhoogte van:
    • 1. een silo, geen mestsilo zijnde, maximaal 10 meter;
    • 2. een mestbassin maximaal 5 meter;
    • 3. een waterbassin maximaal 5 meter;
    • 4. teeltondersteunende voorzieningen maximaal 4,5 meter;
    • 5. een bassin ten behoeve van aquacultuur maximaal 1,5 meter;
    • 6. een open hangar maximaal 10 meter, met dien verstande dat de goothoogte maximaal 7 meter bedraagt;
  • e. de gezamenlijke inhoud van mestbassins mag per bedrijf maximaal 1.500 m3 bedragen.

3.3 Specifieke gebruiksregels
3.3.1 Verboden gebruik

Tot het verboden gebruik als bedoeld in artikel 2.1, lid 1, sub c Wabo wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van gronden ten behoeve van nieuwbouw en uitbreiding van veestallen ten behoeve van intensieve veehouderij;
  • b. het gebruik van gronden als opslagplaats voor bagger en specie.

3.3.2 Toelaatbaar gebruik
  • a. per bouwvlak is één agrarisch bedrijf toegestaan;
  • b. het gebruik van bestaande agrarische bedrijfsgebouwen voor de verkoop van agrarische producten, mits de totale oppervlakte ten behoeve van deze voorziening maximaal 40m? per bedrijf bedraagt;
  • c. het gebruik van een bedrijfswoning met de bijbehorende aan-, uit- en aangebouwde bijgebouwen ten behoeve van het bieden van logies met ontbijt tot een maximum vloeroppervlakte van 40 m²;
  • d. het gebruik van een bedrijfswoning met de bijbehorende aan-, uit- en bijgebouwen en/of de agrarische bedrijfsgebouwen ten behoeve van kleinschalige plattelandshoreca tot een maximum vloeroppervlakte van 40 m².

3.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
3.4.1 Vergunningvereiste

Het is verboden om zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de navolgende werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het planten van fruitteeltbomen op niet bestaande boomgaarden binnen een zone van 50 meter rondom woon- en verblijfsrecreatiegebieden.

3.4.2 Uitzonderingsregel

Het in lid 3.4.1 vervatte verbod geldt niet voor het uitvoeren van:

  • a. werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden voor normaal onderhoud en beheer;
  • b. werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden die op het tijdstip van de inwerkingtreding van dit plan in uitvoering zijn.

3.4.3 Werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden

De in een omgevingsvergunning opgenomen werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden als bedoeld in lid 3.4.1 zijn slechts toelaatbaar indien:

  • a. deze verband houden met de doeleinden die aan de bestemming zijn toegekend;
  • b. hierdoor, dan wel door de te verwachten gevolgen, de landschappelijke, geomorfologische en/of archeologische waarden en kwaliteiten van de gronden niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind.