1.1 plan
het bestemmingsplan Nieuw Staringh van de Gemeente Ouderkerk
1.2 bestemmingsplan
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0644.BP1322GO007-VG01 met de bijbehorende regels.
1.3 (plan)kaart
De (digitale) kaart deel uitmakende van het plan, bestaande uit één kaartblad.
1.4 aan- en uitbouw
een aan een hoofdgebouw gebouwd gebouw dat in bouwkundig en estethisch opzicht te onderscheiden is van het hoofdgebouw.
1.5 aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of een figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waarvoor ingevolge dit bestemmingsplan regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
1.6 aanduidingsgrens
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
1.7 aaneengebouwd
okken van meer dan twee aaneengebouwde woningen.
1.8 aan-huis-gebonden beroepen
een dienstverlenend beroep, dat in een woning door de bewoner wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en voor zover deze beroepen een ruimtelijke uitstraling hebben die met de woonfunctie in overeenstemming is.
1.9 achtererf
de gronden die behoren bij het hoofdgebouw en gelegen zijn achter de achtergevel van het hoofdgebouw of achter een denkbeeldige lijn in het verlengde daarvan.
1.10 afhankelijke woonruimte
een bijgebouw dat qua ligging een ruimtelijke eenheid vormt met de woning en waarin een gedeelte van de huishouding uit het oogpunt van mantelzorg gehuisvest is.
1.11 antenne-installaties
een installatie bestaande uit een antenne, een antennedrager, de bedrading en de al dan niet in een techniekkast opgenomen apparatuur, met de daarbij behorende bevestigingsconstructie.
1.12 archeologisch onderzoek
onderzoek verricht door of namens een dienst of instelling die over een opgravingsvergunning beschikt.
1.13 archeologische waarde
de aan een gebied toegekende waarde in verband met de in dat gebied voorkomende overblijfselen uit oude tijden.
1.14 bebouwing
een of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
1.15 bedrijfsactiviteiten in of bij een woning
Het bedrijfsmatig verlenen van diensten, geen zakelijke dienstverlening zijnde, en ambtelijke bedrijvigheden, geheel of overwegend door middel van handwerk, waarbij de aard (qua milieuplanologische hinder) en omvang van bedrijfsactiviteiten in een woning en de daarbij behorende aan- of uitbouwen en bijgebouwen kunnen worden uitgeoefend en de activiteiten geen onevenredige afbreuk doen aan het woon- en leefmilieu in de directe omgeving.
1.16 beroepsactiviteiten in of bij een woning
Het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, medisch, juridisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee naar de aard gelijk te stellen beroep dat door zijn aard en omvang in een woning zodanig is dat deze activiteiten in een woning en de daarbij behorende aan- of uitbouwen en bijgebouwen kunnen worden uitgeoefend en de activiteiten geen onevenredige afbreuk doen aan het woon- en leefmilieu in de directe omgeving.
1.17 bestaand
Ten tijde van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan.
1.18 bijgebouw
Een bij een woning behorend gebouw, zoals een garage, huishoudelijke bergruimte of hobbyruimte, dat niet in directe verbinding staat met de woning en dat niet voor bewoning is bestemd;
1.19 bestemmingsgrens
de grens van een bestemmingsvlak.
1.20 bestemmingsvlak
Een bedrijf dat in zijn algemeenheid is gericht op het verstrekken het ter plaatse nuttigen van voedsel en dranken en/of op het exploiteren van zaalaccommodatie.
1.21 bevoegd gezag
bevoegd gezag zoals bedoeld in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.
1.22 bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk bouwen, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.
1.23 bouwgrens
de grens van een bouwvlak.
1.24 bouwlaag
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat is begrensd door op (nagenoeg) gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen en dat zodanige afmetingen en vormen heeft dat dit gedeelte zonder ingrijpende voorzieningen voor woonfuncties geschikt of geschikt te maken is.
1.25 bouwperceel
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge deze regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
1.26 bouwperceelgrens
een grens van een bouwperceel.
1.27 bouwvlak
Een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.
1.28 bouwwerk
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.
1.29 cultuurhistorische waarde
de aan een bouwwerk of gebied toegekende waarde in verband met ouderdom en/of historische gaafheid.
1.30 deskundige
een door het bevoegd gezag te erkennen onafhankelijke deskundige of commissie van deskundigen inzake archeologie, natuur, landschap en/of cultuurhistorie.
1.31 detailhandel
het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), verkopen, verhuren en leveren van goederen aan personen die die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroep of bedrijf.
1.32 dienstverlening
het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen, zoals reis- en uitzendbureaus, kapsalons, pedicures, wasserettes, makelaarskantoren, internetwinkels en bankfilialen.
1.33 erf
Al dan niet omheind stuk grond dat in ruimtelijk opzicht direct behoort bij, in functioneel opzicht ten dienste staat van, en in feitelijk opzicht direct aansluit aan een gebouw en dat, blijkens de kadastrale gegevens behoort tot het perceel waarop dat gebouw is geplaatst.
1.34 gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
1.35 gebruiken
Gebruiken, doen gebruiken of laten gebruiken.
1.36 hoofdgebouw
een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn constructie, afmetingen of functie als het belangrijkste bouwwerk valt aan te merken.
1.37 karakteristieke bebouwing
Bebouwing met bijzondere kenmerken, welke kunnen zijn gelegen in de situering op de kavel, de kapvorm, dakhelling en kaprichting, de gevelindeling/bouwstijl, het materiaalgebruik en de kleur, het gebruik van versieringen en ornamenten, de massa en de verspringingen in de gevels.
1.38 nutsvoorzieningen
voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling en apparatuur voor telecommunicatie.
1.39 onderkomen
Een voor verblijf geschikt, al dan niet aan zijn bestemming onttrokken, vaar- of voertuig, ark of caravan, voorzover dat/die niet als een bouwwerk is aan te merken, alsook een tent.
1.40 overkapping
een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een dak.
1.41 peil
- voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg, ter plaatse van die hoofdtoegang;
- voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de gemiddelde hoogte van het bestaande terrein, zoals aanwezig ten tijde van het in ontwerp ter inzage leggen van het plan, ter plaatse van die hoofdtoegang;
- het Nieuw Amsterdams Peil (NAP) indien het gebouw of het bouwwerk, geen gebouw zijnde, is gelegen in of op de grens van het water.
1.42 seksinrichting
De voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of op een daarmee vergelijkbare wijze, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan: een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub of een prostitutiebedrijf waaronder tevens begrepen een erotische-massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar.
1.43 stedenbouwkundige
Een door burgemeester en wethouders aan te wijzen deskundige of commissie van deskundigen inzake stedenbouw.
1.44 straatmeubilair
Bouwwerken, geen gebouw zijnde, zoals draagconstructies voor reclame, voorwerpen van beeldende kunst, vitrines, zitbanken, bloemen- of plantenbakken, gedenktekens, speeltoestellen, straatverlichting of bewegwijzering; verkooppunten voor motorbrandstoffen worden niet begrepen onder straatmeubilair.
1.45 twee-aan-een
Blokken van twee aaneen gebouwde woningen die door middel van één gemeenschappelijke wand met elkaar zijn verbonden.
1.46 voorgevel
de gevel van het hoofdgebouw die door zijn aard, functie, constructie of uitstraling als belangrijkste gevel kan worden aangemerkt.
1.47 voorgevelrooilijn
Denkbeeldige lijn die strak loopt langs de voorgevel van een gebouw tot aan de perceelsgrenzen.
1.48 vrij beroep
Een beroep of beroepsmatige dienstverlening op administratief, juridisch, medisch, paramedisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch en daarmee gelijk te stellen gebied.
1.49 vrijstaand
Een woning zonder gemeenschappelijke wand met een andere woning;
1.50 zijerf
de gronden die behoren bij het hoofdgebouw en gelegen zijn aan de zijkant(en) van dat hoofdgebouw tussen de denkbeeldige lijnen in het verlengde van de voor- en achtergevel.
1.51 woning
Een hoofdgebouw dat dient voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden.
Artikel 2 Wijze van meten
2.1 de afstand van een gebouw tot de zijdelingse perceelsgrens
Vanaf het dichtst bij de perceelsgrens gelegen punt van het gebouw en haaks op de perceelsgrens
2.2 de breedte van een gebouw
Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of tot het hart van de scheidingsmuren, met dien verstande, dat wanneer de betreffende gevelvlakken niet evenwijdig lopen of verspringen, het gemiddelde wordt genomen van de kleinste en de grootste maat.
2.3 de dakhelling
Langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.
2.4 de goothoogte van een bouwwerk
Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
2.5 de inhoud van een bouwwerk
Tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
2.6 de bouwhoogte van een bouwwerk
Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
2.7 de oppervlakte van een bouwwerk
Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor "Verkeer" aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- straten, voet- en fietspaden, rabatten, parkeerterreinen, speelvoorzieningen, straatmeubilair, afvalverzamelvoorzieningen, geluidwerende voorzieningen, groenvoorzieningen, terrassen, waterhuishoudkundige voorzieningen, taluds, oevers, bruggen en voorzieningen ten behoeve van het openbare nut.
3.2 Bouwregels
Op deze gronden mogen met inachtneming van de op de verbeelding aangegeven aanduidingen, uitsluitend ten dienste van de in
artikel 3 lid 1 genoemde bestemming worden gebouwd:
- gebouwen;
- bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
De gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met inachtneming van de volgende regels:
- de oppervlakte van gebouwen voor nutsvoorzieningen bedraagt per perceel maximaal 15 m2;
- de goothoogte en bouwhoogte van een gebouw of bouwwerk geen gebouw zijnde, bedragen ten hoogste:
| max. bouwhoogte |
antennes | 5 m |
speeltoestellen | 3 m |
openbare nutsvoorzieningen | 4 m |
lichtmasten en overige masten | 10 m |
overige bouwwerken geen gebouwen zijnde | 2 m |
- het bepaalde in artikel 8 Algemene bouwregels
3.3 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in
artikel 3 lid 2 sub b[2] tot een bouwhoogte van maximaal 10 meter, mits de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden aangetast.
Bij het verlenen deze ontheffing zijn de algemene procedureregels van toepassing zoals opgenomen in
artikel 12 van deze regels.
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor "Water – 2" aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- waterpartijen en (primaire) waterlopen, zoals sloten, watergangen, taluds, bermstroken, oevers, bruggen,ondergeschikte groenvoorzieningen en andere tot de bestemming behorende watervoorzieningen;
- ter plaatse van de aanduiding "steiger" een steiger.
4.2 Bouwregels
Op deze gronden mogen met inachtneming van de op de verbeelding aangegeven aanduidingen, uitsluitend ten dienste van de in
artikel 4 lid 1 genoemde bestemming worden gebouwd:
- bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
De bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met inachtneming van de volgende regels:
- de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 2 meter.
4.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
4.3.1 Omgevingsvergunningvereiste
Het is verboden om zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning) de navolgende werken en/of werkzaamheden uit te voeren:
- het aanleggen, dempen, verdiepen of verleggen van waterlopen;
- het aanleggen van dammen.
4.3.2 Uitzonderingsbepaling
- normaal onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming;
- werken en/of werkzaamheden die op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan in uitvoering zijn;
- werken en/of werkzaamheden die reeds mogen worden uitgevoerd krachtens een verleende vergunning.
4.3.3 Toelaatbaarheid
Werken en werkzaamheden als bedoeld in
artikel 4 lid 3.1 zijn slechts toelaatbaar, indien door die werken of werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, één of meer waarden of functies van de in die artikelen bedoelde gronden welke het plan beoogt te beschermen niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast, dan wel de mogelijkheden voor het herstel van die waarden of functies niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind.
4.3.4 Procedureregel
Alvorens te beslissen omtrent een aanvraag met betrekking tot een omgevingsvergunning verkrijgen burgemeester en wethouders een advies van het Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard.
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor "Wonen" aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- woningen, met inbegrip van beroepsactiviteiten in en bij de woning;
- aan- of bijgebouwen en andere bouwwerken, zoals pergola's en erfafscheidingen;
- wegen, parkeervoorzieningen, waterlopen, tuinen en andere voorzieningen ten dienste van de bestemming; met dien verstande dat:
- de gezamenlijke brutovloeroppervlakte ten behoeve van de uitoefening van beroepsactiviteiten binnen de woning en de daarbij horende aan- of uitbouwen en bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 35% van de totale brutovloeroppervlakte van de betreffende woning en de daarbij behorende aan- of uitbouwen en bijgebouwen, en in ieder geval niet meer dan 50 m2; alsmede voor:
- ter plaatse van de aanduiding "bijgebouwen": aan- en uitbouwen en/of bijgebouwen;
5.2 Bouwregels
Op deze gronden mogen, met inachtneming van de op de verbeelding aangegeven aanduidingen, uitsluitend ten dienste van de in
artikel 5 lid 1 genoemde bestemming worden gebouwd:
- hoofdgebouwen;
- aan- en uitbouwen en bijgebouwen;
- bouwwerken, geen gebouw zijnde;
- overkappingen
5.2.1 hoofdgebouwen
De hoofdgebouwen worden gebouwd met inachtneming van de volgende regels:
- de hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen het op de verbeelding aangegeven bouwvlak worden opgericht;
- de goothoogte van een hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan is aangegeven op de verbeelding;
- de bouwhoogte van een hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan is aangegeven op de verbeelding;
- ter plaatse van de aanduiding "aaneengebouwd" mogen uitsluitend aaneengesloten hoofdgebouwen, minimaal twee aaneen, worden gebouwd;
- ter plaatse van de aanduiding "gestapeld" mogen uitsluitend gestapelde hoofdgebouwen worden gebouwd;
- ter plaatse van de aanduiding "vrijstaand" mogen uitsluitend vrijstaande hoofdgebouwen worden gebouwd;
- ter plaatse van de aanduiding "twee-aaneen" mogen uitsluitend twee aangebouwde hoofdgebouwen worden gebouwd;
de afstand tussen het hoofdgebouwen – een aan- of uitbouw en/of aangebouwd bijgebouw als genoemd in artikel
artikel 5 lid 2 sub b niet meegerekend – en de zijdelingse perceelsgrens bedraagt minimaal ter plaatse van aanduiding:
- vrijstaand: 3 meter;
- twee-aan-een: 3 meter (aan één zijde).
- aaneengebouwd: niet nader bepaald;
- gestapeld: niet nader bepaald;
5.2.2 aan- en uitbouwen en bijgebouwen
De aan- en uitbouwen en bijgebouwen, geen gebouw zijnde worden gebouwd met inachtneming van de volgende regels:
- de aan- en uitbouwen en bijgebouwen mogen uitsluitend binnen het op de verbeelding aangegeven bouwvlak alsmede ter plaatse van de aanduiding "bijgebouwen" worden opgericht;
- bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen zowel binnen als buiten de op de verbeelding aangegeven bouwvlakken en aanduidingen worden opgericht, met dien verstande dat buiten het bouwvlak en de aanduiding "bijgebouwen" geen overkappingen mogen worden opgericht;
- de gezamenlijke oppervlakte van de bijgebouwen, uit- of aanbouwen en van de overkappingen mag niet meer bedragen dan 50 m2, mits de oppervlakte van het bijbehorende erf voor niet minder dan 50% onbebouwd en onoverdekt zal blijven;
- de diepte van aan- en uitbouwen, gemeten vanuit de gevel van het hoofdgebouw waaraan de aan- of uitbouw wordt gebouwd, bedraagt ten hoogste 3 m;
- de afstand van aan- en uitbouwen en bijgebouwen tot de voorgevel van het hoofdgebouw bedraagt ten minste 1 m;
- de goothoogte en bouwhoogte van aan- of uitbouwen, bijgebouwen, overkappingen en bouwwerken geen gebouwen zijnde mogen bedragen ten hoogste:
| max. goothoogte | max. bouwhoogte |
aan- of uitbouwen en bijgebouwen | 3 m | 3 m |
overkappingen en pergola's | n.v.t. | 3 m |
erfafscheidingen achter de voorgevelrooilijn van de woning | n.v.t. | 2 m |
overige erfafscheidingen | n.v.t. | 1 m |
overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde | n.v.t. | 2 m |
g. het bepaalde in artikel 18 Algemene bouwregels.
5.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, bij het verlenen van een bouwvergunning nadere eisen te stellen ten aanzien van de situering, de vorm, de afmetingen,dakbeëindiging, kapvorm en bouwhoogte van bebouwing.
Deze nadere eisen mogen slechts worden gesteld indien dit naar hun oordeel noodzakelijk is, vanuit:
- het voorkomen van aantasting van karakteristieke bebouwing ter plaatse van de aanduiding "karakteristiek";
- het behoud van de bebouwingskarakteristiek van de omgeving;
- het behoud van de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken.
5.4 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van:
- van het bepaalde in artikel 5 lid 2.1 sub h voor het bouwen van een hoofdgebouw op een kortere afstand dan wel het bouwen van een hoofdgebouw in de zijdelingse perceelsgrens;
- van het bepaalde in artikel 5 lid 2.2 sub c voor een gezamenlijk oppervlak van ten hoogste 60 m2, mits het totale bouwperceel bebouwd wordt tot ten hoogste 50%;
- van het bepaalde in artikel 5 lid 2.2 sub c voor de bouw van bijgebouwen ten behoeve van kantoor en/of praktijkruimten ten behoeve van een "vrij" beroep tot een gezamenlijk oppervlak van ten hoogste 60 m2, met dien verstande dat:
- het bebouwingspercentage van het bouwperceel ten hoogte 50% bedraagt;
- er geen onevenredige verkeersoverlast te verwachten is;
- van het bepaalde in artikel 5 lid 2.2 sub c voor de bouw van bijgebouwen ten behoeve van mindervalide tot een gezamenlijk oppervlak van ten hoogste 100 m2, met dien verstande dat het bebouwingspercentage van het bouwperceel ten hoogste 60% bedraagt;
- van het bepaalde in artikel 5 lid 2.2 sub c voor het bouwen van aan- en uitbouwen en bijgebouwen van de woning op een kortere afstand dan wel het bouwen in de voorgevelrooilijn van de woningen waar aan- of bijgebouwd wordt.
Bij het verlenen van de hierboven bedoelde omgevingsvergunning zijn de algemene procedureregels van toepassing zoals opgenomen in
artikel 12 van deze regels.
5.5 Specifieke gebruiksregels
De uitoefening van bedrijfsactiviteiten in of bij een woning en de daarbij behorende aan- of uitbouwen, bijgebouwen is uitsluitend toegestaan indien:
- de bedrijfsactiviteiten deel passen binnen categorie 1 van de bij deze regels behorende Staat van Bedrijfsactiviteiten (zoals deze is bijgevoegd bij het bestemmingsplan Kern Gouderak), dan wel daarmee gelijk kunnen worden gesteld wat betreft de gevolgen voor de omgeving;
- maximaal 35% van het totale bruto vloeroppervlak van de woning en de bijgebouwen tot ten hoogste 50 m², mag worden gebruikt voor de bedrijfsactiviteiten;
- degene die de activiteiten uitvoert, is tevens bewoner van de woning;
- de bedrijfsactiviteiten dienen qua aard, omvang en uitstraling te passen in een woonomgeving;
- de bedrijfsactiviteiten mogen door hun aard en visuele aspecten, zoals reclame-uitingen en technische installaties het woonkarakter van de omgeving niet onevenredig aantasten;
- er ontstaat geen ernstige of onevenredige hinder voor het woonmilieu en er vinden geen activiteiten plaats die vergunningsplichtig zijn ingevolge de Wet milieubeheer;
in de omgeving van de betreffende woning geen onevenredige vergroting van de verkeers- en parkeerdruk optreedt, met dien verstande dat
- het parkeren ten behoeve van de bedrijfsactiviteiten zoveel mogelijk op eigenterrein dient plaats te vinden;
- behoudens in- en uitladen, geen bedrijfsactiviteiten in de openbare ruimte rond de betreffende woning mogen plaatsvinden;
Artikel 6 Waarde - Archeologie
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor "Waarde – Archeologie" aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:
- bescherming van de archeologische (verwachtings)waarden.
Voor zover op de kaart dubbelbestemmingen samenvallen, geldt de volgende volgorde:
- primair geldt het bepaalde in de dubbelbestemmingen "Waterstaat – Waterstaatkundige functie" en "Waterstaat – Waterkering";
- secundair geldt het bepaalde in de dubbelbestemming "Waarde – Archeologie";
- tertiair geldt het bepaalde in de dubbelbestemming "Waarde – Natuur en landschap";
- quartair geldt het bepaalde in de onderliggende bestemming.
6.2 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
6.2.1 Omgevingsvergunningvereiste
Het is verboden om zonder of in afwijking van een schriftelijke omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders de navolgende werken en/of werkzaamheden ter plaatsen van de uit te voeren:
- het ophogen, egaliseren en ontginnen van gronden;
- het verlagen van de bodem of afgraven van gronden;
- het uitvoeren van grondbewerkingen dieper dan 30 cm;
- het aanleggen van boomgaarden;
- het bebossen van gronden;
- het aanleggen of verharden van wegen, rijwielpaden, banen of parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
- het aanbrengen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie-, of telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur (voor zover geen bouwwerken zijnde);
- het graven of dempen van sloten, watergangen en vijvers;
6.2.2 Uitzonderingsbepalingen
- normaal onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming;
- werken en/of werkzaamheden die op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan in uitvoering zijn;
- werken en/of werkzaamheden die reeds mogen worden uitgevoerd krachtens een verleende vergunning.
6.2.3 Toelaatbaarheid
Een vergunning zoals bedoeld in
artikel 6 lid 2.1 is slecht toelaatbaar indien door initiatiefnemer een rapport wordt overlegd waaruit blijkt dat geen archeologische waarden worden geschaad en een afweging van de in het geding zijnde belangen tot uitkomst heeft, dat een aanlegvergunning in redelijkheid niet kan worden geweigerd, eventueel nadat wetenschappelijk onderzoek is gedaan en/of de mogelijkheid bestaat tot het doen van oudheidkundige waarnemingen;
6.2.4 Procedureregels
Alvorens te beslissen over een vergunning als bedoeld in
artikel 6 lid 2.1 wordt door burgemeester en wethouders schriftelijk advies ingewonnen bij een archeologisch deskundige met betrekking tot de vraag of door het verlenen van een aanlegvergunning, de in bedoelde gronden aanwezige archeologische waarden niet of slechts in geringe mate worden aangetast.
6.3 Wijzigingsbevoegdheid
Wijzigingsbevoegdheid archeologische waarden:
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, betreffende de voor "Waarde – Archeologie" aangewezen gronden, de verbeelding en regels van het plan te wijzigen zodanig dat:
- de dubbelbestemming naar ligging wordt verschoven of naar omvang wordt vergroot of verkleind en in voorkomend geval van de verbeelding wordt verwijderd, voorzover de geconstateerde aanwezigheid of afwezigheid van archeologische waarden, in voorkomend geval na beëindiging van opgravingen, daartoe aanleiding geeft;
- dit artikel wordt gewijzigd of vervalt, voorzover regelingen van een hogere orde dan een bestemmingsplan daartoe aanleiding geven.
Bij het toepassen van de bevoegdheid als hierboven bedoeld zijn de algemene procedureregels van toepassing zoals opgenomen in
artikel 12 van deze regels.
Artikel 7 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing
Artikel 8 Algemene bouwregels
8.1 Bebouwingsvrije zone langs het water
Onverminderd het overigens in deze regels met betrekking tot het bouwen bepaalde, mag op en in gronden:
- die zijn gelegen binnen een afstand van 20 m vanuit de bestemming "Water – 1";
- die zijn gelegen binnen een afstand van 5 m vanuit de bestemming "Water – 2";
gemeten vanaf de bovenkant van de taluds, niet worden gebouwd zonder voorafgaande ontheffing van burgemeester en wethouders, zoals bedoeld in het hiernavolgende lid.
8.2 Algemene ontheffing
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, na advies te hebben ingewonnen bij het Rijkswaterstaat voor zover het betrekking heeft op bestemming "Water – 1" of bij het Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard voor zover het betrekking heeft op bestemming "Water – 2", ontheffing te verlenen van het bepaalde in
artikel 8 lid 1 ten behoeve van het bouwen tot aan de bestemmingsgrens van desbetreffende gronden.
8.3 Procedureregel
Bij het verlenen van ontheffing als bedoeld in
artikel 8 lid 2 zijn de algemene procedureregels van toepassing zoals opgenomen in
artikel 12 van deze regels.
Artikel 9 Algemene gebruiksregels
9.1 Algemeen verbod op strijdig gebruik
Het is verboden gronden en bouwwerken te gebruiken, in gebruik te geven of te laten gebruiken op een wijze of tot een doel strijdig met de bestemming.
9.2 Bijzonder gebruiksverbod
Het is in ieder geval verboden bouwwerken en gronden te gebruiken, in gebruik te geven of te laten gebruiken:
- als seksinrichting;
- als standplaats voor onderkomens, alsmede wagens, geschikt en bestemd voor de uitoefening van detailhandel;
- als kampeerterrein, caravanterrein en dagcamping;
- als opslag-, stort-, lozings- of bergplaats van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijk gebruik onttrokken voorwerpen, stoffen en materialen, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de gronden;
- als opslagplaats van hout en aannemersmaterialen, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de gronden;
- als terrein voor het al dan niet ten verkoop opslaan en opstellen van ongebruikte en/of gebruikte, danwel geheel of ten dele uit gebruikte onderdelen samengestelde motorvoertuigen of aanhangwagens c.q. onderdelen daarvan, welke bruikbaar en niet aan hun oorspronkelijk gebruik onttrokken zijn;
- voor het beoefenen van de modelvliegtuigsport, alsmede voor het crossen met motorvoertuigen en bromfietsen;
- voor volkstuinen;
- voor (mest)bassins;
- voor zelfstandige bewoning ter plaatse van bijgebouwen, aan- of uitbouwen.
9.3 Uitzonderingen bijzonder gebruiksverbod
- het (tijdelijke) gebruik ten behoeve van de realisering en/of handhaving van de bestemmingen of het normale onderhoud van de gronden;
9.4 Algemene ontheffing
Burgemeester en wethouders verlenen ontheffing van het bepaalde onder
artikel 9 lid 1 indien strikte toepassing van die bepalingen zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik die niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.
9.5 Procedureregel
Bij het verlenen van ontheffing als bedoeld in
artikel 9 lid 4 zijn de algemene procedureregels van toepassing zoals opgenomen in
artikel 12 van deze regels.
Artikel 10 Algemene afwijkingsregels
10.1 Afwijkingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van de regels in dit bestemmingsplan voor:
afwijkingen van eisen, gesteld ten aanzien van maten en percentages, mits
- e afwijkingen beperkt blijven tot ten hoogste 10% van de in het plan aangegeven maten en percentages en
- het aanbrengen van geringe aanpassingen in de plaats en de richting van bouwgrenzen, geen bestemmingsgrens zijnde, mits deze nodig zijn in verband met afwijkingen en onnauwkeurigheden van de kaart ten opzichte van de feitelijke situatie, dan wel nodig zijn in verband met de juiste inpassing van de gebouwen binnen bouwvlakken, waarbij de grenzen met niet meer dan 5 m worden verschoven;
het overschrijden van de grenzen van het bouwvlak naar iedere zijde grenzend aan het openbare gebied door:
- erkers, balkons en bordessen tot maximaal 2 m;
- ingangspartijen tot maximaal 2 m, mits de bebouwde oppervlakte maximaal 6 m2 en de bouwhoogte maximaal 3 m zal bedragen;
- voor zover deze overschrijding van grenzen niet leidt tot wijziging van bestemmingen of onevenredige aantasting van het straat- en bebouwingsbeeld, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
- de bouw van niet voor bewoning bestemde gebouwen met een oppervlakte van ten hoogste 25 m2 en een goothoogte van niet meer dan 4 m ten dienste van het openbaar nut, zoals schakelhuisjes, wachthuisjes, telefooncellen en gasdrukregel- en gasdrukmeetstations;
- het oprichten van antennes en masten tot een bouwhoogte van 15 meter.
10.2 Procedureregels
- Bij de verlenen van ontheffing als bedoeld in artikel 10 lid 1 kunnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies inwinnen bij een stedenbouwkundige.
- Bij het verlenen van ontheffing als bedoeld in artikel 10 lid 1 zijn de algemene procedureregels van toepassing zoals opgenomen in artikel 12 van deze regels.
Artikel 11 Algemene wijzigingsregels
11.1 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, overeenkomstig het bepaalde in de Wet ruimtelijke ordening, het plan wijzigen ten behoeve van:
- een enigszins andere situering en/of begrenzing van de bouwpercelen dan wel bouwvlakken, indien bij de uitvoering van het plan mocht blijken, dat verschuivingen in verband met de ingekomen bouwaanvragen nodig zijn, ter uitvoering van een bouwplan, mits de oppervlakte van het betreffende bouwvlak, met niet meer dan 10% wordt gewijzigd;
- het in geringe mate aanpassen van het plan, ten einde enig onderdeel van het plan, zoals een bestemmingsgrens, behalve die van de bestemmingen "Verkeer", te veranderen, indien bij definitieve uitmeting en verkaveling blijkt, dat deze aanpassing in het belang van een juiste verwerkelijking van het plan redelijk gewenst of noodzakelijk is, mits de grenzen met niet meer dan 10 m worden verschoven.
11.2 Procedureregels
- Bij de toepassing van de wijzigingsbevoegdheid als bedoeld in artikel 11 lid 1 kunnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies inwinnen bij een stedenbouwkundige.
- Bij de toepassing van de wijzigingsbevoegdheid als bedoeld in artikel 11 lid 1 is het bepaalde in artikel 12 van toepassing.
Artikel 12 Algemene procedureregels
Op de voorbereiding van een besluit tot het verlenen van een ontheffing dan wel het toepassen van een wijzigingsbevoegdheid en voor zover in deze planregels wordt verwezen naar dit artikel is de in afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht geregelde procedure van toepassing.
4 Overgangs- en slotregels
Artikel 13 Overgangsrecht
13.1 Overgangsrecht bouwwerken
Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, danwel gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
- gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
- Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig ontheffing verlenen van het eerste lid voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10 %.
- Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
13.2 Overgangsrecht gebruik
- Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
- Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
- Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
- Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
13.3 Persoonsgebonden overgangsrecht
Voor zover toepassing van het overgangsrecht bouwwerken of gebruik leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard jegens een of meer natuurlijke personen kunnen burgemeester en wethouders ten behoeve van die persoon of personen van dat overgangsrecht ontheffing verlenen.
13.4 Ten aanzien van bestaande maten en andere maten
- Indien afstanden ten tijde van de tervisielegging van het ontwerp van het plan meer dan wel minder bedragen dan ingevolge Hoofdstuk 2 is toegestaan, mogen de bestaande afstanden als maximaal respectievelijk minimaal toelaatbaar worden aangehouden.
- In die gevallen dat hoogten, inhoud, aantallen en/of oppervlakten van bestaande bouwwerken op de dag van de ter inzage legging van het ontwerp van het plan meer of minder bedragen dan ingevolge Hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen de bestaande maten en hoeveelheden als maximaal respectievelijk minimaal worden aangehouden.
- In het geval van (her)oprichting van gebouwen is het bepaalde bovenstaande uitsluitend van toepassing indien het geschiedt op dezelfde plaats.
Artikel 14 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als:
Regels van het bestemmingsplan "Nieuw Staringh " van de gem Gemeente Ouderkerk eente Ouderkerk.
Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de raad der Gemeente Ouderkerk ,
De griffier,
De voorzitter,