Type plan: bestemmingsplan
Naam van het plan: Middelblok
Status: vastgesteld
Plan identificatie: NL.IMRO.0644.BP1022MI002-VG01

2 Lijst van inrichtingen als bedoeld in artikel 41 van de Wet geluidhinder

Lijst van inrichtingen als bedoeld in artikel 41 van de Wet geluidhinder die in belangrijke mate geluidhinder kunnen veroorzaken (voormalige A-inrichtingen), ten aanzien waarvan Gedeputeerde Staten het bevoegd gezag zijn. Als categorieën van inrichtingen, als bedoeld in artikel 41 van de Wet geluidhinder,  worden aangewezen de volgende categorieën van inrichtingen welke genoemd zijn in artikel 2.4 juncto bijlage I van het per 1 maart 1993 in werking getreden Inrichtingen en vergunnin­genbesluit milieubeheer (Ivb):
  1. inrichtingen waar een of meer elektromotoren of verbrandingsmo­toren aanwezig zijn met een totaal geïnstalleerd motorisch vermogen van 15 MW of meer;
  2. inrichtingen voor het verstoken van brandstoffen met een thermisch vermogen van 50 MW of meer;
  3. inrichtingen voor het beproeven van:
    1. verbrandingsmotoren waarbij voorzieningen of installaties aanwezig zijn met een totaal geïnstalleerd vermogen van 15 MW of meer;
    2. straalmotoren of -turbines met een stuwkracht van 9 kN of meer;
  4. inrichtingen voor het vervaardigen van petrochemische producten of chemicaliën met een niet in een gesloten gebouw geïnstal­leerd motorisch vermogen van 1 MW of meer;
  5. inrichtingen voorzover het betreft:
    1. gasbehandelingsinstallaties bij aardgaswinputten en verzamelin­richtingen, met een capaciteit ten aanzien daarvan van 10.106 m3 per dag (bij 1 bar en 273 K) of meer;
    2. luchtscheidingsbedrijven, met een benodigde hoeveelheid lucht ten behoeve van het eindproduct van 10.103 kg per uur of meer;
  6. inrichtingen voor het vervaardigen, bewerken of verwerken van methanol met een capaciteit ten aanzien daarvan van 100.106 kg per jaar of meer;
  7. inrichtingen voor het raffineren, kraken of vergassen van aardolie of aardoliefracties met een capaciteit ten aanzien daarvan van 1.109 kg per jaar of meer;
  8. inrichtingen voor het vervaardigen van:
    1. oliën en vetten uit dierlijke of plantaardige grondstoffen met een capaciteit ten aanzien daarvan van 250.106 kg per jaar of meer;
    2. vetzuren of alkanolen uit dierlijke of plantaardige oliën of vetten met een capaciteit ten aanzien daarvan 50.106 kg per jaar of meer;
  9. inrichtingen voor:
    1. het vervaardigen van melkpoeder, weipoeder of andere gedroogde zuivelproducten met een capaciteit ten aanzien daarvan van 1,5.103 kg per uur of meer;
    2. het vervaardigen van consumptiemelk, consumptiemelkproducten of geëvaporiseerde melk of -melkproducten met een melkverwer­kingscapaciteit ten aanzien daarvan van 55.106 kg per jaar of meer;
    3. het concentreren van melk of melkproducten door middel van indamping met een waterverdampingscapaciteit ten aanzien daarvan van 20.103 kg per uur of meer;
    4. het vervaardigen van veevoeder met een capaciteit ten aanzien daarvan van 100.103 kg per uur of meer;
    5. het drogen van groenvoer met een waterverdampingscapaciteit ten aanzien daarvan van 10.103 kg per uur of meer;
    6. het opslaan of overslaan van veevoeder met een verwerkings­capaciteit ten aanzien daarvan van 0,5.106 kg per uur of meer;
    7. het vervaardigen van suiker uit suikerbieten met een capaciteit ten aanzien daarvan van 2,5.106 kg suikerbieten per dag of meer;
    8. het vervaardigen van gist met een capaciteit ten aanzien daarvan van 5.106 kg per jaar of meer;
    9. het vervaardigen van zetmeel of zetmeelderivaten met een capaciteit met een capaciteit ten aanzien daarvan van 10.103 kg per uur of meer;
    10. het opslaan of overslaan van granen, meelsoorten, zaden, gedroogde peulvruchten, maïs, of derivaten daarvan met een verwerkingscapaci­teit ten aanzien daarvan van 0,5.106 kg per uur of meer.
  10. inrichtingen voor:
    1. het opslaan of overslaan van ertsen, mineralen of derivaten van ertsen of mineralen met een oppervlakte voor de opslag daarvan van 2000 m2 of meer;
    2. het malen, roosten, pelletiseren of doen sinteren van ertsen of derivaten daarvan met een capaciteit ten aanzien daarvan van 1.106 kg per jaar of meer;
    3. het vervaardigen van:
      1. cement of cementklinker met een capaciteit ten aanzien daarvan van 100.106 kg per jaar of meer;
      2. cement- of betonmortel met een capaciteit ten aanzien daarvan van 100.103 kg per uur of meer;
      3. cement- of betonwaren met behulp van persen, triltafels of bekistingstrillers met een capaciteit ten aanzien daarvan van 100.103 kg per dag of meer;
      4. glasvezel, glazuren, emailes, glaswol of steenwol met een capaciteit ten aanzien daarvan van 5.106 kg per jaar of meer;
      5. asfalt of asfaltproducten met een capaciteit ten aanzien daarvan van 100.103 kg per uur of meer;
      6. cokes uit steenkool met een capaciteit ten aanzien daarvan van 100.106 kg per jaar of meer;
    4. het vergassen van steenkool met een capaciteit ten aanzien daarvan van 100.106 kg per jaar of meer;
    5. het vervaardigen, bewerken of verwerken van glas of glazen voorwerpen met een capaciteit ten aanzien daarvan van 10.103 per uur of meer;
    6. het winnen van steen, met uitzondering van grind en mergel, met een capaciteit ten aanzien daarvan van 100.103 kg per uur of meer;
    7. het breken, malen, zeven of drogen van:
      1. zand, grond, grind, steen of puin, met uitzondering van mergel;
      2. kalkzandsteen, kalk;
      3. steenkolen of andere mineralen of derivaten daarvan, met een capaciteit ten aanzien daarvan van 100.106 kg per jaar of meer, indien zodanige inrichting niet een inrichting is voor zand- of grindwinning, waarvoor op grond van artikel 3 van de Ontgrondingenwet een vergunning is vereist.
  11. inrichtingen:
    1. voor het vervaardigen van ruw ijzer, ruw staal of primaire non-ferrometalen met een capaciteit ten aanzien daarvan van 1.106 kg per jaar of meer;
    2. waar een of meer warmband- of koudwalsen aanwezig zijn voor het tot platen omvormen van metalen of hun legeringen, waarvan het smeltpunt hoger is dan 800 K, en waarbij de dikte van het aangevoerde metaal groter is dan 1 mm en waar het productieoppervlak ten aanzien daarvan 2000 m2 of meer bedraagt;
    3. waar een of meer wals- of trekinstallaties aanwezig zijn voor het tot profiel- of stafmateriaal omvormen van metalen of hun legeringen, waarvan het smeltpunt hoger is dan 800 K en waar het productieoppervlak ten aanzien daarvan 2000 m2 of meer bedraagt;
    4. waar een of meer wals-, trek- of lasinstallaties aanwezig zijn voor het produceren van metalen buizen en waar het productieoppervlak ten aanzien daarvan 2000 m2 of meer bedraagt;
    5. voor het smeden van ankers of kettingen en waar het productieoppervlak ten aanzien daarvan 2000 m2 of meer bedraagt;
    6. voor het produceren, renoveren of schoonmaken van metalen ketels, vaten, tanks of containers en waar het productieoppervlak ten aanzien daarvan 2000 m2 of meer bedraagt;
    7. voor het samenvoegen van plaat-, profiel-, staf- of buis- materialen door middel van smeden, klinken, lassen of monteren en waar het niet in een gesloten gebouw ondergebrachte produc­tieoppervlak ten aanzien daarvan 2000 m2 of meer bedraagt;
    8. voor het smelten of gieten van metalen of hun legeringen met een capaciteit ten aanzien daarvan van 4.106 kg per jaar of meer, voor zover het smeltpunt van de metalen of hun legeringen hoger is dan 800 K;
  12. inrichtingen voor het bouwen, onderhouden, repareren of behandelen van de oppervlakte van metalen schepen met een langs de waterlijn te meten lengte van 25 m of meer;
  13. inrichtingen, voor zover het betreft spoorwegemplacementen met een capaciteit voor het samenstellen van 20 of meer goederenwagons per dag tot treinen of treinonderdelen met gebruikmaking van een of meer locomotieven, en voor zover een rangeerheuvel aanwezig is;
  14. inrichtingen waar 50 of meer weefgetouwen met schietspoelen aanwezig zijn;
  15. inrichtingen voor het vervaardigen van papier of celstof met een capaciteit ten aanzien daarvan van 3.103 kg per uur of meer;
  16. inrichtingen, voor zover het betreft terreinen, geen openbare weg zijnde die bestemd of ingericht zijn voor het in wedstrijd­verband, ter voorbereiding van wedstrijden of voor recreatieve doeleinden rijden met gemotoriseerde voertuigen, waaronder begrepen bromfietsen, motorvoertui­gen of andere gemotoriseerde voer- of vaartuigen, en die daartoe acht uren per week of meer opengesteld zijn;
  17. inrichtingen voor het omzetten van transformatorstations, met niet in een gesloten gebouw ondergebrachte transformatoren, met een maximaal gelijktijdig in te schakelen elektrisch vermogen van 200 MVA of meer;
  18. inrichtingen voor het vervaardigen van koolelektroden met een capaciteit ten aanzien daarvan van 50.106 kg per jaar of meer;
  19. inrichtingen voor het reinigen van afvalwater door middel van waterstraal- of oppervlaktebeluchters met een capaciteit van 100.103 of meer inwonerequivalenten als bedoeld in artikel 19, lid 3 en 4 van de Wet verontreiniging oppervlaktewateren.